Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Kom Schijndel 2013
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0844.BPKomschijndel2013-VG01

Artikel 22 Wonen

 
22.1 Bestemmingsomschrijving
 
22.1.1 Algemeen
De gronden met de bestemming ‘Wonen’ zijn bestemd voor;
  1. wonen;
  2. aan-huis-verbonden beroepen;
  3. internetverkoop;
  4. bed & breakfast;
  5. aan de woonfunctie ondergeschikte nevenactiviteit uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – nevenactiviteit’;
  6. een zorgpunt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg';
  7. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  8. een groothandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘groothandel’;
  9. ondergeschikte detailhandel bij een groothandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
  10. een voor het publiek opengestelde tuin uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - wandeltuin’;
  11. tuinen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 36;
  12. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  13. instandhouding en versterking van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ of ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’.
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
 
22.1.2 Nadere detaillering
Voor zover sprake is van uitbreiding of wijziging van de functie zoals beschreven in lid 22.1.1 wordt naast het bepaalde in in dit artikel, tevens verwezen naar artikel 36.
 
22.2 Bouwregels
 
22.2.1 Hoofdgebouwen
Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.
  2. Ter plaatse van de aanduiding:
    1. ‘aaneengebouwd’;
    2. ‘specifieke bouwaanduiding - geschakeld’;
    3. 'gestapeld’;
    4. 'twee-aaneen';
    5. 'vrijstaand'; mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd.
  3. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of splitsing is niet toegestaan.
  4. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
  5. Indien de goot- en bouwhoogte niet is aangegeven op de verbeelding mag de bestaande goot- en bouwhoogte niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.
  6. Ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – weegschaal’ zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan, waarvoor in afwijking van het bepaalde onder d en e, ten aanzien van de bouwhoogtes de volgende regeling geldt:
    1. Het hoofdgebouw bestaat uit ten minste 3 lagen, afgedekt met een plat dak.
    2. Maximaal 40 % van het hoofdgebouw heeft een bouwhoogte van 12 m.
    3. Het laagste deel van het hoofdgebouw beslaat ten minste 25% van het oppervlak van het hoofdgebouw.
    4. De bouwhoogte van het laagste deel bedraagt ten minste 3 m.
    5. De lagen verspringen onderling met ten minste 1,5 m.
22.2.2 Erfbebouwing
Voor het bouwen van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:
  1. Erfbebouwing is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de oppervlakte aan erfbebouwing gelegen binnen het bouwvlak niet wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte genoemd onder b.
  2. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden bebouwd met een maximale oppervlakte van 100 m2.
  3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - berging' mag erfbebouwing uitsluitend worden opgericht ter plaatse van het aanduidingsvlak.
  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ mag geen erfbebouwing buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  5. Bij het bepalen van de oppervlakte aan erfbebouwing wordt een niet overdekt zwembad met een oppervlakte van niet meer dan 50 m2 buiten beschouwing gelaten, mits het perceel, met inbegrip van het zwembad, voor niet meer dan 50% is bebouwd.
  6. Bij vrijstaande hoofdgebouwen mag slechts aan één zijde van het hoofdgebouw erfbebouwing worden gebouwd.
  7. De goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw;
  8. Een carport dient op ten minste 1 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.
  9. In afwijking van het bepaalde onder g mag de hoogte van een carport niet meer bedragen dan 3 m en dient de carport afgedekt te zijn met een plat dak.
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.
  2. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.
  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
22.2.4 Dakopbouw
Voor het bouwen van een dakopbouw gelden de volgende bepalingen:
  1. De hoofdmassa van de dakopbouw is aan de achterzijde van de woning gesitueerd.
  2. De dakhelling is gelijk aan die van het bestaande dak.
  3. De kozijnhoogte bedraagt ten hoogste 0,9 m.
  4. Onverminderd het bepaalde onder a, b en c mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m.
  5. Het bevoegd gezag kan met betrekking tot deze bepalingen advies vragen aan de welstandscommissie.
22.2.5 Ondergronds bouwen
Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3 m onder het plaatselijke maaiveld.
 
22.3 Nadere eisen
 
22.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:
  1. de situering en de afmetingen van de bebouwing;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen;
  3. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’, of ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’.
22.3.2 Ontwerp
Het bevoegd gezag kan eisen stellen aan het ontwerp van een bouwwerk indien dit is gelegen in een gebied dat in de gemeentelijke welstandsnota ‘Welstand op Maat’ van 2012, als gebied 2 is aangemerkt, waarvoor een beeldkwaliteitsplan geldt.
 
22.4 Afwijken van de bouwregels
 
22.4.1 Aanbouw
Het bevoegd gezag kan bij vrijstaande woningen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2.2 onder f, ten behoeve van een aanbouw aan de andere zijgevel van het hoofdgebouw mits:
  1. de aanbouw niet meer bedraagt dan 50% van de lengte van de zijgevel van de hoofdmassa;
  2. de diepte vanuit de tweede zijgevel niet meer bedraagt dan 2 m;
  3. de bouwhoogte niet meer bedraagt 3,25 m;
  4. de afstand van de aanbouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder bedraagt dan 3 m.
22.4.2 Goot- en bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2.1 onder d en e ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan respectievelijk 6 m en 10 m. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.
  2. De aanpassing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld lichtinval).
  3. Wanneer het hoofdgebouw is gelegen binnen de vrijwaringszone – molenbiotoop moet zijn aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende kan worden tegemoetgekomen. Hierbij moet vooraf advies worden ingewonnen van de beheerder van de molen.
  4. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen bij onafhankelijke deskundigen.
22.5 Specifieke gebruiksregels
 
22.5.1 Algemeen
Voor aan-huis-verbonden beroepen, aan de woonfunctie ondergeschikte nevenactiviteiten, bed & breakfrast en internetverkoop gelden de volgende bepalingen:
  1. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.
  2. Het gebruik blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de woonfunctie.
  3. De bruto vloeroppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van de oppervlakte van de woning met een maximum van 25 m2.
  4. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.
  5. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
22.5.2 Aan-huis-verbonden beroepen
In aanvulling op het bepaalde in lid 22.5.1 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende bepalingen:
  1. Er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van de Wet Milieubeheer.
  2. Er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
  3. Indien het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.
22.5.3 Aan de woonfunctie ondergeschikte nevenactiviteit
In aanvulling op het bepaalde in lid 22.5.1 is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – nevenactiviteit’ een aan de woonfunctie ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan, waarbij geldt dat:
  1. de activiteit in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt is aan de woonfunctie gelegen op hetzelfde bouwperceel;
  2. verandering van de soort of uitbreiding van de omvang van de activiteit als genoemd in bijlage 3 niet is toegestaan.
22.5.4 Bed & breakfast
In aanvulling op het bepaalde in lid 22.5.1 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:
  1. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.
  2. De uitoefening van een bed & breakfast vindt plaats in het hoofdgebouw.
  3. In afwijking van het bepaalde in lid 22.5.1 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per locatie.
  4. In afwijking van het bepaalde in lid 22.5.1 onder e dient het parkeren op eigen terrein plaats te vinden.
22.5.5 Internetverkoop
In aanvulling op het bepaalde in lid 22.5.1 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:
  1. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.
  2. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.
  3. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen van goederen.
  4. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse betalen van goederen.
  5. Indien de internetverkoop wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.
22.5.6 Ondergeschikte detailhandel
Ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ is uitsluitend ondergeschikte detailhandel bij een groothandel toegestaan waarbij de volgende bepalingen gelden:
  1. Detailhandel is alleen toegestaan in artikelen uit het groothandelsassortiment.
  2. De winkelvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 40 m2 en is gesitueerd aan de achterzijde van het gebouw. Hieronder wordt verstaan de zijde van het gebouw ter plaatse van de van de weg gekeerde zijde van het bouwvlak.
  3. De woonuitstraling dient behouden te blijven.
22.5.7 Strijdig gebruik
Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van detailhandel:
    1. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’, voor zover het artikelen of goederen uit het groothandelsassortiment betreft;
    2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – nevenactiviteit’ voor zover sprake is van bestaande detailhandel zoals toegelaten in bijlage 3;
    3. bij aan-huis-verbonden beroepen, voor zover ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
    4. door middel van internetverkoop;
  4. het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen, met uitzondering van het stallen van voor verkoop bestemde auto’s ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - nevenactiviteit’ voor zover de betreffende functie op grond van bijlage 3 wordt toegelaten en voor zover de stalling plaats vindt achter de voorgevellijn;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.
22.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
22.6.1 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.5.7 onder a ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte voor mantelzorg, mits:
  1. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden of bedrijven;
  3. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m2, onverminderd het bepaalde in lid 22.2.2 onder b.
  4. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.
22.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
22.7.1 Verwijderen aanduiding `specifieke vorm van wonen - nevenactiviteit'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen in die zin dat de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – nevenactivitiet’ wordt verwijderd indien de betreffende gronden gedurende 2 jaar niet zijn gebruikt voor de betreffende activiteiten.
 
22.7.2 Verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’ te verwijderen of te wijzigen in de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’.
 
22.7.3. wro-zone - wijzgingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de toevoeging van een bouwvlak voor één woning in de bebouwingstype 'vrijstaand' en de toevoeging van de bestemming 'Tuin' ter plaatse van de ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De toevoeging van de woning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende bestemmingen en functies.
  2. De (milieuhygiënische, waterhuishoudkundige, archeologische, landschappelijke en planologische) haalbaarheid en aanvaardbaarheid van de nieuwe ontwikkeling en de effecten ervan op het gebied en de omgeving dienen in voldoende mate onderzocht en gemotiveerd te zijn.
  3. Er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.