Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Kom Schijndel 2013
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0844.BPKomschijndel2013-VG01

Artikel 18 Tuin

 
18.1 Bestemmingsomschrijving
 
De gronden met de bestemming ‘Tuin’ zijn bestemd voor:
  1. tuin en dan wel groenvoorzieningen;
  2. een voor het publiek opengestelde tuin uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - wandeltuin’;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. instandhouding en versterking van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’.
18.2 Bouwregels
 
18.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 
18.2.2 Specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwregeling
In afwijking van het bepaalde in lid 18.2.1 mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende bouwregeling’ bebouwing worden gebouwd ten behoeve van de aangrenzende bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De hoogte van de bebouwing in de naar de openbare weg gekeerde grens van het aanduidingsvlak mag niet meer bedragen dan 3 m.
  2. De hoogte dient vanaf de naar de openbare weg gekeerde grens van het aanduidingsvlak tot aan de woning in gelijke mate met de afstand tot de voorgevel van de woning toe te nemen.
  3. De hoogte van de bebouwing aan de zijde van de woning mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de woning.
  4. De breedte van de bebouwing mag maximaal 3 m bedragen.
18.2.3 Aanbouwen, overkappingen en carports
Binnen deze bestemming mag uitsluitend een aanbouw en overkapping aan de gevel van een hoofdgebouw, gelegen op hetzelfde perceel, worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De bouw- en goothoogte van de aanbouw en overkapping mag niet meer bedragen dan 3,25 m.
  2. De breedte van de aanbouw mag niet meer bedragen dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw.
  3. De breedte van een aanbouw in combinatie met een overkapping mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de breedte van de aanbouw niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt.
  4. De diepte van een aanbouw of overkapping mag niet meer bedragen dan 1 m uit de voorgevel van het hoofdgebouw binnen de aangrenzende bestemming.
  5. De afstand van de aanbouw of overkapping tot de voorste perceelgrens moet tenminste 1 m bedragen.
  6. Een carport dient tenminste 1 m achter de voorgevellijn te zijn gesitueerd en is afgedekt met een plat dak met een hoogte van niet meer dan 3 m. De oppervlakte telt mee bij de totale oppervlakte aan erfbebouwing zoals dat geldt voor de aangrenzende bestemming.
18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
 
18.3 Nadere eisen
 
18.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:
  1. de situering en de afmetingen van de bebouwing;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen;
  3. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’.
18.4 Afwijken van de bouwregels
 
18.4.1 Hoogte erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.4 ten behoeve van een erfafscheiding met een hoogte van niet meer dan 2 m aan de naar de weg gekeerde zijkant van een hoekwoning, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De erfafscheiding heeft een open karakter (gaaswerk of iets dergelijks), die uitsluitend in combinatie met beplanting een dicht karakter mag hebben.
  2. De erfafscheiding moet passen binnen de beeldkwaliteit in de naaste omgeving.
  3. De erfafscheiding mag niet tot een verslechtering van de verkeersveiligheid leiden.
  4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afstand van de erfafscheiding tot het openbaar gebied.
18.5 Specifieke gebruiksregels
 
18.5.1 Parkeervoorzieningen
Behoudens op de oprit voor een carport of garage mogen binnen de bestemming ‘Tuin’ tussen het verlengde van de zijgevellijnen van het hoofdgebouw geen parkeervoorzieningen worden aangelegd, tenzij:
  1. de breedte van het bouwperceel ten minste 10 m bedraagt;
  2. de afstand tussen hoofdgebouw en de bestemming ‘Verkeer’ ten minste 5 m bedraagt;
  3. de aanleg van de parkeervoorziening niet ten koste gaat van parkeerruimte in de openbare ruimte.
18.5.2 Strijdig gebruik
Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
  4. het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen;
  5. het gebruik van gronden voor het stallen van aanhangers, tenten, campers, caravans, voer- en vaartuigen en andere verblijfsmiddelen.