Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Kom Schijndel 2013
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0844.BPKomschijndel2013-VG01

Artikel 17 Sport

 
17.1 Bestemmingsomschrijving
 
17.1.1 Algemeen
De gronden met de bestemming ‘Sport’ zijn bestemd voor:
  1. sportvelden met bijbehorende kleedruimtes, kantines, tribunes, opslag;
  2. sporthallen;
  3. sportscholen en bewegingsruimten;
  4. aan de functie ondergeschikte horeca;
  5. recreatieve- en speelvoorzieningen;
  6. fiets- en voetpaden;
  7. verhardingen, verkeers- en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 36;
  8. groenvoorzieningen;
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
 
17.1.2 Nadere detaillering
Voor zover sprake is van uitbreiding of wijziging van de functie zoals beschreven in lid 17.1.1 wordt naast het bepaalde in in dit artikel, tevens verwezen naar artikel 36.
 
17.2 Bouwregels
 
17.2.1 Hoofdgebouwen
Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gesitueerd.
  2. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders aangegeven op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.
17.2.2 Erfbebouwing
Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:
  1. Erfbebouwing dient tenminste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.
  2. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden bebouwd met een maximum oppervlak van 60 m2;
  3. De goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.
  4. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ mag geen erfbebouwing buiten het bouwvlak worden gebouwd.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. De hoogte van afrasteringen en erfafscheidingen vóór een voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m.
  2. De hoogte van afrasteringen en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 2 m.
  3. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen ten behoeve van het realiseren van de bestemming zoals tribunes, ballenvangers en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m.
  4. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  5. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
17.3 Nadere eisen
 
17.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:
  1. de situering en de afmetingen van de bebouwing;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen;
17.4 Afwijken van de bouwregels
 
17.4.1 Afrastering
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.3 onder a ten behoeve van een afrastering van sportvelden met een hoogte van niet meer dan 2 m.
 
17.4.2 Situering erfbebouwing
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.2 onder a voor het oprichten van erfbebouwing behorende bij sportvelden vóór de voorgevellijn van een hoofdgebouw.
 
17.5 Specifieke gebruiksregels
 
17.5.1 Strijdig gebruik
Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, behoudens het bepaalde in lid 17.1 onder d;
  5. het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwde deel van het bouwperceel, met uitzondering van voorzieningen voor afval.
  6. het gebruik van gronden voor het stallen van aanhangers, tenten, campers, caravans, voer- en vaartuigen en andere verblijfsmiddelen.