Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kloostertuin – Sint Jozefklooster
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0844.BPKloostertuin-VG01

Artikel 5 Waarde - Archeologie

 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van
de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte
van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
 
5.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,5 meter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Indien uit het sub a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning :
    1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. Indien uit het sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de grnden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de sub b. genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
  4. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
 
5.3.1
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten
uitvoeren:
  1. het aanleggen van diepwortelende beplanting of bomen;
  2. het vellen of rooien van diepwortelende beplanting of bomen;
  3. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  4. het verbreden, verdiepen, dempen of anderszins herprofileren van sloten, vijvers en andere wateren;
  5. het ophogen van de bodem;
  6. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt het diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;
  7. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  8. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  9. het uitvoeren van grondwerk;
  10. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij de grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt of graszodenteelt;
  11. het scheuren van grasland.
5.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.3.2 Toelaatbaarheid
  1. De in artikel 5.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien is gebleken dat de in artikel 5.2 genoemde werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  2. Voor zover de in artikel 5.2 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  4. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen en de
bestemming ‘Waarde – Archeologie’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op
basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen
archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.