In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan “
Kloostertuin – Sint Jozefklooster” van de gemeente Schijndel;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0844.BPKloostertuin-VG01.gml met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan huis verbonden bedrijf(sactiviteiten):
het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van
handwerk, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteiten in de
woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter
plaatse, kan worden uitgeoefend;
1.4 aan huis verbonden beroep:
het uitoefenen van een beroep dan wel het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of
uiterlijke verzorgingsgebied, c.q. een naar de aard en de invloed op de omgeving
daarmee gelijk te stellen activiteit, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of
het daarbij behorende bijgebouw, met behoud van de woonfunctie in ruimtelijk en
visuele zin, kan worden uitgeoefend;
1.5 aan- of uitbouw:
een gebouw, dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw maar functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw en van daaruit
toegankelijk is;
1.6 aanduiding:
een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 afhankelijke woonruimte:
een aanbouw c.q. een vrijstaand gebouw waarin één of meerdere hulpbehoevenden
vanuit het oogpunt van mantelzorg zijn gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke
eenheid vormt met de woning;
1.8 archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van
vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van
wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
1.9 balkon:
een balkon is een open platform dat, niet op de begane grond, voor een muur is
aangebracht. Verder is een balkon voorzien van een balustrade of borstwering en
toegankelijk uit de daaraan grenzende binnenruimte door middel van een deur;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijf:
een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief de daarbij behorende voorzieningen
ten behoeve van opslag en administratie;
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.13 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde
voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden
gehouden;
1.14 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de binnen- en buitenruimte die wordt gebruikt voor een
bedrijf of een aan huis verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en
administratieruimten en dergelijke;
1.15 bestaande situatie:
- v. bebouwing: legale bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
- v. gebruik: het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat functioneel en in bouwkundig opzicht qua
massa en vorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw
en ten dienste staat van het hoofdgebouw, vrijstaand dan wel aangebouwd;
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.22 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak:
een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolgde de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke
hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in
of op de grond;
1.26 dakopbouw:
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand van het
dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
1.28 dienstverlening:
een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een dienstverlenende of verzorgende taak met
een publieksgericht karakter. Onder dienstverlening wordt verstaan administratieve
dienstverlening (bijvoorbeeld assurantiekantoor, bank, etc.), publieksgerichte
dienstverlening (bijvoorbeeld stomerij, reisbureau, etc.) en ambachtelijke dienstverlening
(bijvoorbeeld schoenmaker, kapper, etc.);
1.29 erfbebouwing:
gebouwen die door de ligging, constructie en/of afmeting (architectonisch) ondergeschikt
zijn aan het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel, waaronder in ieder geval begrepen
aangebouwde gedeelten van dat hoofdgebouw (aanbouwen) en niet voor bewoning
bestemde bijgebouwen, alsmede carports en overkappingen;
1.30 erker:
uitbouw aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
1.31 gebruik:
gebruiken, het doen gebruiken of het laten gebruiken dan wel het in gebruik geven;
1.32 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 gestapelde bebouwing:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende
zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;
1.34 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel in bouwkundig opzicht qua massa en vorm, dan wel
gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.35 huishouden:
een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die
gezamenlijk één eenheid vormen en als zodanig ook gebruik maken van één woning;
1.36 kantoor:
voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel,
architectonisch, advisering, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied,
waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt
gestaan en geholpen;
1.37 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een
grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald,
die in acht moet worden genomen;
1.38 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, scouting en
recreatieve voorzieningen, kinderopvang, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en
voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder niet begrepen
seksuele dienstverlening;
1.39 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of
sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.40 milieuhygiënisch inpasbaar:
een situatie waarin voor een nieuwe functie is vastgesteld dat deze voldoet aan alle ter
plaatse geldende eisen en voorwaarden ten aanzien van de kwaliteit van de leefomgeving
c.q. waarvoor is vastgesteld dat een nieuwe activiteit kan voldoen aan alle daaraan
gestelde milieunormen;
1.41 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed
beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming
behoren;
1.42 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel in combinatie met een groothandel waarbij verkoop plaatsvindt van
goederen uit het grondhandelassortiment of detailhandel in ter plaatse vervaardigde
producten, die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk
ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De
detailhandelsactiviteit is van beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang -
maximaal 10% van het netto vloeroppervlak tot een maximum van 150 m
2 en vindt op één locatie plaats-, zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard,
omvang en verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.43 overkapping:
een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien
van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
1.44 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig
verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;
1.45 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen
van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder
geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie
met elkaar;
1.46 standplaats:
een stuk grond aangewezen voor het bouwen van één woonwagen alsmede bijbehorende
voorzieningen, danwel een locatie die is aangewezen voor een marktkraam of
kraamwagen voor ambulante handel;
1.47 verbeelding:
- is analoge plan (dus de print), NL.IMRO.0844.BPKloostertuin-VG01;
- is pdf van de plankaart, NL.IMRO.0844.BPKloostertuin-VG01.pdf;
- is het IMRO bestand, NL.IMRO.0844.BPKloostertuin-VG01.gml;
1.48 voorgevel:
de meest gezichtsbepalende, naar de openbare weg of openbaar groen gekeerde en
meest evenwijdig daaraan liggende gevel(s) van een hoofdgebouw;
1.49 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de
perceelsgrenzen;
1.50 voorgevelrooilijn:
de voorgevelrooilijn is de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel
mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een
zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg
geeft;
1.51 vrijstaande (hoofd)bebouwing:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn
gebouwd;
1.52 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en
andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer,
waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan
duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke;
1.53 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;