direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Rucphen 2020, Zegge-Oost
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.9000B0054-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

in deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2020, Zegge-Oost, met identificatienummer NL.IMRO.0840.9000B0054-ON01 van de Gemeente Rucphen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;

1.3 verbeelding

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.9000B0054-ON01;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwd

blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 achtergevel van een gebouw

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;

1.9 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond;

1.10 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo;

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.14 bed and breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie, waarbij een pantry toegestaan is, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf (maximumverblijfsduur zes aaneengesloten nachten) met het serveren van ontbijt. Hieronder wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.15 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis daaronder niet begrepen;

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.17 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;

1.18 berging

bijbehorend bouwwerk bij een woning ten behoeve van de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen en als stalling van voertuigen;

1.19 beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van bedrijvigheid waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door de bewoner van de woning als ondergeschikte activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk bij de woning wordt uitgeoefend;

1.20 bestaand

bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, mits dat bouwwerk legaal tot stand is gekomen, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, mits dat gebruik legaal tot stand is gekomen, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 Bevi

Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dat luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.24 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.28 bouwperceel

aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;

1.29 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.31 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.32 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping;

1.33 dakopbouw

ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties, balkonhekken, ornamenten, privacyschermen en reclame-uitingen;

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder tevens internetbedrijven worden verstaan, waarbij producten ter plaatse bezichtigd, geretourneerd en/of afgehaald kunnen worden;

1.35 dienstverlenend bedrijf

Bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, bankfilialen, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;

1.36 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.37 erker

de grondgebonden uitbreiding van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel;

1.38 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;

1.39 evenement

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning, cultuur en detailhandel;

1.40 garage

bijbehorend bouwwerk bij een woning ten behoeve van de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen en als stalling van voertuigen;

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.42 geschakeld

blokken van twee-aaneen gebouwde woningen, waarbij de bijgebouwen met elkaar zijn verbonden;

1.43 gevellijn

denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen;

1.44 grondgebonden woning

woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld;

1.45 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.46 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccomodaties;

1.47 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.48 kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congressen en vergaderaccommodaties;

1.49 kap

een constructie van één of meer dakvlakken;

1.50 KNA - conform archeologisch onderzoeksrapport

een rapport dat verslag doet van het archeologisch onderzoek en voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.51 kunstwerken

bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.52 kwetsbaar object

onder een kwetsbaar object worden verstaan:

  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  • b. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    • 4. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
      • kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.500 m2;
      • complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlakte meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
      • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.53 landschappelijke inpassing

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing en/of gebruik die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap;

1.54 landschapselement

ecologische, cultuurhistorische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 hectare;

1.55 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt;

1.56 nok

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.57 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.58 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.59 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte beroepsmatige, bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

1.60 ondergeschikte detailhandel

detailhandelsactiviteiten die qua uitstraling passen bij de hoofdfunctie, ter ondersteuning dienen van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of los toegankelijk zijn, los van de hoofdfunctie;

1.61 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.62 overkapping

een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;

1.63 patio woning

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen (bouw)perceel aanwezige gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.64 pantry

kleine keuken voorzien van onder andere warm en koud water, de mogelijkheid tot zetten koffie/thee, aanwezigheid van een koelkast, koffieautomaat, etc. Een pantry is niet bedoeld om maaltijden te bereiden middels fornuizen of kookplaten;

1.65 peil
  • 1. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.66 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.67 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.68 seksautomatenhal

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.69 seksbioscoop en/of -theater

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door vertoningen van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.70 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.71 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.72 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.73 twee-aaneen

blokken van twee-aaneen gebouwde woningen, waarbij de hoofdgebouwen met elkaar zijn verbonden;

1.74 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond;

1.75 voorgevel van een gebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.76 voorgevellijn

de gevellijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.77 vrijstaand

een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander hoofdgebouw;

1.78 waterberging

gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;

1.79 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.80 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.81 woonunit

een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het tijdelijke woon-, dag of nachtverblijf van één of meer personen;

1.82 zijgevel van een gebouw

een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw;

2.2 het bebouwde oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein

door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen, zoals goten van dakkapellen niet meegerekend;

2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

2.6 de verticale diepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals funderingen, rioleringen, kabels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 het bewoonbaar vloeroppervlak

binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;

2.9 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.11 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.12 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van een (vollegronds)teeltbedrijf;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van zandwegen en andere on- of halfverharde wegen;
  • e. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen worden opgericht:

  • c. in de vorm van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

  • a. Buiten het bouwvlak

Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen buiten het bouwvlak worden opgericht:

  • a. erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van agrarisch gebruik, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m bedraagt;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m bedraagt;
  • d. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
  • e. teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boomteelthekken, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt, en in de vorm van boomteeltstokken, waarvan de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt.
3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Gebruiksregels teeltondersteunende voorzieningen, geen bouwwerken zijnde

Het gebruik van gronden voor teeltondersteunende voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. op de gronden buiten het bouwvlak uitsluitend tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;

3.3.2 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - spuitzone' is het toepassen van chemishe gewasbeschermingsmiddelen verboden;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van wedstrijden of als sportterrein;
  • d. verhardingen buiten het bouwvlak, met uitzondering bijbehorende (erf)verhardingen

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3.2 onder a en toestaan dat chemische gewasbeschermingsmiddelden mogen worden toegepast, onder voorwaarden dat:

  • a. voldoende is aangetoond dat er ter plaatse van de naastgelegen woonpercelen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

3.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

3.5.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verharden van zandwegen en andere on- of halfverharde wegen.

3.5.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

3.5.3 Voorwaarden

De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Bestemming

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. park, plantsoen, bermstroken, bermsloten, paden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, parkeerplaatsen;
  • b. extensief recreatief gebruik;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waterberging' (sg-wb) dient waterberging gerealiseerd dan wel in stand gehouden te worden;
  • e. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.

4.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 4.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.

4.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 meter.

Artikel 5 Groen - Landschapselement

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming

De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding van natuurlijke en/of cultuurhistorisch en/of landschappelijk waardevolle landschapselementen;
  • b. extensief recreatief gebruik;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. bijbehorende wegen, paden en verhardingen;
  • e. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Het is verboden om op deze gronden te bouwen.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het gebruik van gronden voor het grazen van dieren;
  • c. het gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van permanente bewoning.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;
  • b. het vellen van houtgewas wat niet overeenkomt met de duurzame ontwikkeling of instandhouding van de bij de bestemming behorende landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
  • e. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • f. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • g. het aanbrengen van voorzieningen van geringe omvang ten behoeve van extensieve recreatie;
  • h. het aanbrengen van halfverhardingen.
5.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, als afzetten, knotten, dunnen, waarbij de in lid 5.1.1 sub a genoemde waarden duurzaam worden veiliggesteld;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
5.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  • b. een deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1.1 Bestemming

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, erven en verhardingen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.

6.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 6.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht;

  • a. bijbehorende bouwwerken;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.2.1 bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels;

  • a. er mogen erkers, balkons, of luifels ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
    • 2. de afstand tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan 2,00 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter;
    • 4. de oppervlakte van de erker niet meer bedraagt dan 6,00 m2.
6.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt
    • 1. pergola's/tuinmeubilair, maximaal 2,50 meter;
    • 2. speeltoestel, maximaal 2,50 meter;
    • 3. lichtmasten, maximaal 2,50 meter;
    • 4. vlaggenmasten, één per erf, maximaal 6,00 meter;
    • 5. erf- en terreinafscheidingen, maximaal 1,00 meter;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,00 meter.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.1.1 Bestemming

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en nutsvoorzieningen;
  • b. overige tot de bestemming behorende voorzieningen.

7.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 7.1.1 genoemde bestemming worden opgericht:

  • a. gebouwen;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouw zijnde.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m², met dien verstande dat een groter oppervlak is toegestaan als daartoe een bouwvlak is opgenomen;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.

7.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouw zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt:
antennes   maximaal 5,00 meter  
openbare nutsvoorzieningen   maximaal 3,00 meter  
speeltoestellen   maximaal 4,00 meter  
masten   maximaal 8,00 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 2,00 meter  

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met per woning de huisvesting van één huishouden;
  • b. groenvoorzieninigen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ter dienste van de bestemming.

8.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 8.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' mogen niet meer wooneenheden worden opgericht dan aangegeven op de verbeelding;
  • c. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in of maximaal 3 meter achter de op de verbeelding aangegeven (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de verbeelding is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder 8.2.1 onder c mag ten behoeve van gestapelde woningbouw het hoofdgebouw tot maximaal 5 meter achter de op de verbeelding aangegeven gevellijn bedragen;
  • e. ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen (specifieke) bouwaanduidingen zijn uitsluitend de aangegeven woningtypen toegestaan;
  • f. de goot- en bouwhoogte bedragen de minimaal en maximaal de op de verbeelding aangegeven maten;
  • g. de breedte van een hoofdgebouw, een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw niet meegerekend bedraagt ter plaatse van de bouwaanduiding:
    • 1. aaneengebouwd: minimaal 4,80 meter;
    • 2. gestappelde woningen: niet nader bepaald;
    • 3. twee-aaneen en/of geschakeld: minimaal 5,40 meter;
    • 4. vrijstaand: minimaal 6,00 meter en maximaal 20,00 meter;
    • 5. patio: minimaal 4,80 meter.
  • h. de dakhelling bedraagt minimaal 30o en maximaal 65o;
  • i. In afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.1 onder h mag gestapelde woningbouw plat worden afgedekt;
  • j. de afstand van een hoofdgebouw, een aangebouwd bijbehorend bouwwerken niet meegerekend, tot de zijdelingse perceelsgrens, bedraagt ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. aaneengebouwd: niet nader bepaald;
    • 2. gestapeld: niet nader bepaald
    • 3. twee-aaneen of geschakeld: minimaal 2,00 meter aan een zijde;
    • 4. vrijstaand: minimaal 2,00 meter;
    • 5. patio: niet nader bepaald.

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het achtererfgebied worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt, overkappingen meegerekend, per bouwperceel maximaal 100 m2, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken maximaal 50% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt;
  • b. in afwijking op het bepaalde onder a mag in geval van patiowoningen het bebouwde oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken maximaal 80% van het bouwperceel bedragen;
  • c. in afwijking op het bepaalde onder a mag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', het gehele bouwperceel worden bebouwd ten behoeve van de bouw van uitsluitend aaneengebouwde woningen;
  • d. uitsluitend bij vrijstaande hoofdgebouwen mogen slechts aan één en dezelfde zijgevel bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
  • e. de breedte van een met de zijgevel van een hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk bedraagt op gronden met woningtype:
    • 1. aaneengebouwd: maximaal 4,00 meter;
    • 2. gestapeld: maximaal 4,00 meter;
    • 3. twee-aaneen / geschakeld: maximaal 4,00 meter;
    • 4. vrijstaand: maximaal 6,00 meter;
    • 5. patio: niet nader bepaald.
  • f. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 respectievelijk 6,00 meter, tenzij anders op de verbeelding weergeven;
  • g. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65o;
  • h. de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevel te worden opgericht;
  • i. de diepte van een woning en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt, te meten vanaf (het verlengde van de) voorgevel, maximaal 15 meter. In afwijking hiervan is de diepte van een woning en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk net gemaximaliseerd, indien:
    • 1. het bijbehorende bouwwerk geplaatst tegen een bestaand vrijstaand behorende bouwwerk, waardoor de bijbehorende bouwwerken worden verbonden met de achtergevel dan wel zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het bijbehorende bouwwerk past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    • 3. door de bouw van het bijbehorende bouwwerk geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Dit betekend onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastliggende percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
    • 4. het maximaal bebouwde oppervlak niet wordt overschreden.

8.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen in het achtererfgebied worden opgericht, waarbij de maximale bouwhoogte 2,00 meter bedraagt.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.3.1 Afwijkingen ten aanzien van het aantal woningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van de op de verbeelding aangegeven maximale aantal woningen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het maximaal bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 50% bedragen;
  • b. er dient voldaan te worden aan de geldende gemeentelijke parkeernorm, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels.

8.3.2 Afwijkingen ten aanzien van de situering van gebouwen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.1 sub c, voor het oprichten van maximaal 50% van de voorgevel achter de op de verbeelding aangegeven (het verlengde van de) gevellijn;
  • b. lid 8.2.1 sub f, mits deze maat met maximaal 1,00 meter wordt overschreden;

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast;
  • b. het gebruik van gronden voor andere vormen van wonen dat de huisvesting van één afzonderlijk huishouden per woning, zoals bedrijfsmatige kamerverhuur of de huisvesting van (groepen) personen die geen huishouden vormen;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

8.5.1 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4.1 sub a voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in het hoofdgebouw en/of in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 50 m2 bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig is (zijn) op grond van milieuwetgeving;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. de activiteit(en) niet leid(en) tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • h. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • j. de uitoefening van seksinrichtingen niet zijn toegestaan;
  • k. de uitoefening van horeca-activiteiten niet zijn toegestaan;
  • l. in afwijking van 8.5.1 sub k is een bed and breakfast accommodatie toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
    • 2. de vloeroppervlakte van de bed and breakfast bedraagt maximaal 40% van het totale woonoppervlak;
    • 3. er maximaal 4 bed and breakfast kamers gerealiseerd mogen worden. Hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend gerealiseerd mogen worden voor in totaal maximaal 4 personen;
    • 4. de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
    • 5. in een voormalige mantelzorgwoning kan een bed and breakfast gerealiseerdd worden wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening verwijderd is waarbij een pantry wel toegestaan is;
    • 6. de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding, bescherming en het behoud van archeologische waarden of verwachtingswaarden.
9.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 7) mogen op of in deze gronden geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, waarbij de verstoorde oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en/of gebruik wordt gemaakt van de diepte van de bestaande fundering zonder daarbij de bestaande fundering dieper uit te graven;
  • b. gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet leiden tot een verstoring dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld en:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 2' met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 3' met een oppervlakte kleiner dan 500 m2.

9.3 Afwijken van de bouwregels

  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming gebouwen, dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits de indiener bij de omgevingsvergunning- aanvraag ter beoordeling een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige die hiervoor gecertificeerd is conform de Erfgoedwet, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. indien dit een gravend archeologisch onderzoek betreft, het verplicht is om een Programma van Eisen conform de vigerende KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag, en;
    • 2. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
    • 3. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
    • 4. geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad.
  • b. In de situatie als bedoeld in lid 9.3 sub a, kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
  • c. Bij de beoordeling van archeologische rapporten, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door het bevoegd gezag van de gemeente Rucphen.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4.1 Omgevingsvergunningvereiste
  • a. Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontgronden, ontginnen, vergraven, afgraven, verwijderen van bestaande funderingen, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen van gronden;
    • 2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
    • 3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
    • 5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het vellen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 6. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, tenzij verricht door een ter zake deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet, die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a geldt niet voor werken en/of werkzaamheden, die:
    • 1. niet leiden tot een verstoring dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld en:
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 2' met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 3' met een oppervlakte kleiner dan 500 m2;

9.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 9.2 van toepassing is;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd op de plaats van een verwijderde of nog te verwijderen fundering waarbij geen diepere verstoringen worden veroorzaakt;
  • f. worden uitgevoerd in het kader van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen alsmede werken en/of werkzaamheden binnen de bestaande tracés van kabels en leidingen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte.
9.4.3 Rapport

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4.1 kan door het bevoegd gezag slechts worden verleend indien de indiener bij de omgevingsvergunningsaanvraag een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. indien dit een gravend archeologisch onderzoek betreft, het verplicht is om een Programma van Eisen conform de vigerende KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag, en;
  • b. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
  • c. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
  • d. geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad.

9.4.4 Beoordeling rapport

Bij de beoordeling van archeologische rapporten als bedoeld in lid 9.4.3, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door het bevoegd gezag van de gemeente Rucphen.

9.4.5 Voorwaarden

In de situatie als bedoeld in lid 9.4.3 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet, die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Nadere eisen
11.1.1 Plaatsbepaling, straatbeeld en dakhelling

Het bevoegd gezag kan, bij het verlenen van een omgevingsvergunning tot bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen.
11.1.2 Voorwaarden

De in artikel 11.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

11.2 Bestaande afstanden en maten
11.2.1 Bestaande afstanden

Indien afstanden op de datum van de ter inzage legging van de vaststelling van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge op basis van Hoofdstuk 2 van dit plan is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

11.2.2 Bestaande andere maten

In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde op de dag van de vaststelling van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge de Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.

11.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen de contouren van woningen en bedrijfswoningen;
  • b. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 meter onder peil;
  • c. in de berekening van de inhoud van woningen en bedrijfswoningen wordt de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet meegenomen.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Bestaand gebruik

12.1.1 Bestaand gebruik gronden en bouwwerken

In afwijking van hetgeen bepaald in Hoofdstuk 2 is bestaand gebruik van gronden en bouwwerken niet in strijd met dit bestemmingsplan.

12.1.2 Verleende vergunningen

Onder bestaand gebruik, waaronder eveneens bouwen is begrepen, wordt tevens verstaan het gebruik van gronden of bouwwerken overeenkomstig de besluiten bij of krachtens artikel 3.22 Wet ruimtelijke ordening (Wro), dan wel artikel 2.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief.

12.2 Verboden gebruik

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;
  • b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  • c. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de productie, opslag, stalling en dumping van:
    • 1. een middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
    • 2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Voorwaardelijke verplichting

13.1.1 overige zone - voorwaardelijke verplichting waterberging

Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting waterberging' geldt dat:

  • a. Bij verharding van het bestemmingsvlak ‘Wonen’ dient voldaan te worden aan de regels conform de Keur van het waterschap de Brabantse Delta. Er dient te worden voorzien in de aanleg van voldoende waterberging op basis van de rekenregel: Benodigde retentiecapaciteit (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid als het realiseren van de waterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.

13.1.2 overige zone - voorwaardelijke verplichting fasering

Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting fasering' geldt dat:

  • a. De woningen in fase 2 (zoals aangegeven in de afbeelding van bijlage 1 van de regels 'Fasering') mogen worden gebouwd wanneer minimaal 70% van de woningen in fase 1 (zoals aangegeven in de afbeelding van bijlage 1 van de regels 'Fasering') aantoonbaar zijn verkocht.

13.1.3 overige zone - voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing' geldt dat:

  • a. Het gebruiken en doen (laten) gebruiken van de voor 'Wonen' aangewezen gronden conform het bepaalde in artikel 8.1.1 onder a. slechts is toegestaan indien gestart is met de realisatie van de landschappelijke inpassing vervolgens als zodanig wordt beheerd en in stand gehouden.
  • b. De landschappelijke inpassing dient te worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Groen'.

13.2 Luchtvaartverkeerzone
13.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de vliegveiligheid in verband met de ligging binnen de obestakelbeheervlakken vanwege het luchtvaartverkeer.

13.2.2 Bouwregels

Al dan niet in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer bedragen dan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 5' van 49.14 m en 54.14 m boven NAP;

13.3 Vrijwaringszone - obstakelbeheerzone
13.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - obstakelbeheerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen.

13.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen windturbines, gebouwen en/of andere bouwwerken worden opgericht hoger dan 90 m + NAP.

13.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.3.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van de beheerder van het radarverstoringsgebied.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Algemeen
  • a. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%, met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan voor de vergroting van de inhoud van woningen en bedrijfswoningen en vergroting van de oppervlakte van recreatiewoningen en enkel in de onderstaande gevallen waarbij aangetoond is dat afwijking noodzakelijk is:
    • 1. ten gevolge van de technische eisen als opgenomen in het Bouwbesluit;
    • 2. ten gevolge van een woningaanpassing in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
    • 3. ter optimalisering van de bedrijfsvoering.
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, met dien verstande dat de overschrijding maximaal 2,5 m bedraagt en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-/ontvangstinstallaties en/of sirenemasten wordt verhoogd tot maximaal 40 m;

met dien verstande dat:

    • 1. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad;
    • 3. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:

  • a. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Parkeerregeling

Om te kunnen voorzien in voldoende parkeergelegenheid geldt de volgende regeling:

  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' d.d. 31 mei 2017;
  • b. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. indien wordt voorzien in een parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld in sub a.;
  • c. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze verwijzing;
  • d. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

16.2 Bluswatervoorziening

  • a. Een bouwwerk heeft een adequate bluswatervoorziening.
  • b. Er is sprake van een adequate bluswatervoorziening als bedoeld onder a, wanneer wordt voldaan aan de Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening als vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Midden en West Brabant februari 2016.
  • c. Ten aanzien van het bepaalde onder a wordt advies ingewonnen bij de veiligheidsregio alvorens de vergunning wordt verleend, tenzij de veiligheidsregio categorieën gevallen heeft aangewezen waarin geen advies noodzakelijk is en sprake is van een dergelijk geval;
  • d. Als de onder b bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

  

16.3 Bereikbaarheid bouwwerken en terreinen voor hulpdiensten

  • a. Tussen de openbare weg en de toegang tot een bouwwerk voor het verblijf van personen wordt een verbindingsweg aangelegd die geschikt is voor hulpverleningsdiensten, indien die afstand meer bedraagt dan 10 meter.
  • b. Er is sprake van een verbindingsweg die geschikt is voor hulpverleningsdiensten wanneer wordt voldaan aan de Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening als vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Midden en West Brabant februari 2016.
  • c. Bestaande verbindingswegen en overeenkomstig het bepaalde onder a aangelegde wegen worden in stand gehouden met minimaal de oorspronkelijke afmetingen.
  • d. Ten aanzien van het bepaalde onder a wordt advies ingewonnen bij de veiligheidsregio alvorens de vergunning wordt verleend, tenzij de veiligheidsregio categorieën gevallen heeft aangewezen waarin geen advies noodzakelijk is en sprake is van een dergelijk geval;
  • e. Als de onder b bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden. 

 

16.4 Opstelplaats voor brandweervoertuigen

  • a. Bij een bouwwerk voor het verblijven van personen zijn zodanige opstelplaatsen voor brandweervoertuigen aanwezig dat een doeltreffende verbinding tussen die voertuigen en de bluswatervoorziening kan worden gelegd.
  • b. Er is sprake van een doeltreffende verbinding als bedoeld onder a, wanneer wordt voldaan aan de Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening als vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Midden en West Brabant februari 2016.
  • c. Bestaande en overeenkomstig het bepaalde onder a aangelegde opstelplaatsen worden in stand gehouden met minimaal de oorspronkelijke afmetingen.
  • d. Ten aanzien van het bepaalde onder a wordt advies ingewonnen bij de veiligheidsregio alvorens de vergunning wordt verleend, tenzij de veiligheidsregio categorieën gevallen heeft aangewezen waarin geen advies noodzakelijk is en sprake is van een dergelijk geval;
  • e. Als de onder b bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Rucphen 2020, Zegge-Oost" van de Gemeente Rucphen.

Bijlagen bij regels

Bijlage 1. Fasering

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0054-ON01_0022.png"