direct naar inhoud van Regels
Plan: Leisuregebied Binnentuin
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.5000M0001-DEF1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Leisuregebied Binnentuin' met identificatienummer NL.IMRO.0840.5000M0001-DEF1 van de gemeente Rucphen;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwd

blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

1.6 aan-huis-verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden;

1.7 aan-huis-verbonden beroep

een beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar hoofdfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 achtergevel van een gebouw

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;

1.10 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond;

1.11 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo;

1.12 Awb

de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bed and breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf (maximumverblijfsduur zes aaneengesloten nachten) met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Hieronder wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Aanverwante voorzieningen, zoals speeltuintjes, stallingen, detailhandel, horeca en dergelijke zijn niet toegestaan;

1.15 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningenterrein of kampeerterreinen, gericht op het bieden van – permanent wisselend – recreatief nachtverblijf, alsmede het beheer en onderhoud en van de daarbij behorende groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen en overige voorzieningen ten behoeve van de exploitatie van het recreatieterrein. Indien sprake is van een vereniging dienen appartementsrechten te worden gebruikt;

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor de bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.17 beeldkwaliteit

waardering en herkenning van alle visuele waarnemingen vanaf een bepaalde locatie;

1.18 beeldkwaliteitplan(nen)

geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitplan(nen) en als bijlage 4 onlosmakelijk verbonden met dit bestemmingsplan;

1.19 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.27 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.28 bouwplan

een krachtens artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening aangewezen bouwplan;

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 brutovloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een (bedrijfs)gebouw(en) met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

1.32 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.33 dagrecreatieve voorzieningen

recreatie-elementen, zoals een heemtuin, wandelparken, lig- en speelweiden, dierenweiden, dagkampeerterreinen, midgetgolfbanen, jeux-de-boules banen, trimbanen, recreatie te water, uitzichtheuvels, speelvijvers en picknickplaatsen;

1.34 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping;

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.36 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.37 exploitatiegebied

gebied als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder a Wro juncto artikel 7c, elfde lid, onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet;

1.38 extensieve dagrecreatie

de niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;

1.39 garage

een gebouw dat bedoeld is voor het stallen van motorvoertuigen;

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.41 geluidswerende voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de wering of reducering van geluid(soverlast), zoals een geluidswal en een geluidsscherm;

1.42 gesloten verharding

een verharding opgebouwd uit een materiaal dat na het aanbrengen een solide geheel vormt en niet zonder meer op te delen is;

1.43 groepsrecreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend bedoeld is voor een groep van meer dan 20 personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar wordt bewoond;

1.44 heemtuin

educatief landschapselement bedoelt om de inheemse wilde flora en fauna te laten zien;

1.45 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.46 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse;

1.47 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

1.48 kampeermiddel

een tent, een vouwwagen, een camper of een caravan;

1.49 kantoor

een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.50 kap

een constructie van één of meer dakvlakken;

1.51 kosten van de grondexploitatie

de kosten zoals bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c Wro, die worden verhaald binnen het exploitatiegebied;

1.52 KNA-conform archeologisch onderzoekrapport

een rapport dat verslag doet van het archeologisch onderzoek en voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.53 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

1.54 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt;

1.55 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen;

1.56 mantelzorg

alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.57 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes;

1.58 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.59 ondergeschikte nevenactiviteit

een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kan worden uitgeoefend;

1.60 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.61 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.62 overkapping

een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;

1.63 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.64 peil
  • voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;

1.65 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.66 publieksgerichte dienstverlening

een met een winkel vergelijkbaar bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan diegene die deze diensten afnemen voor publiek;

1.67 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar wordt bewoond;

1.68 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.69 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen;

1.70 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten zoals die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.71 statische opslag

de opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld worden. Hieronder wordt o.a. verstaan de opslag van (antieke) auto's, boten en caravans;

1.72 standplaats

een kavel welke zich bevindt op een recreatiepark, bestemd voor het plaatsen van een recreatiewoning;

1.73 verblijfsdoeleinden

gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;

1.74 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.75 vrijstaand

een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander hoofdgebouw;

1.76 Wabo

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.77 weg

een weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.78 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.79 Wro

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.80 zijgevel van een gebouw

een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw;

2.2 het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein

door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijkt te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen, zoals goten van dakkapellen niet meegerekend;

2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 het bewoonbaar vloeroppervlak

binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.10 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt:

erf- en terreinafscheidingen   2 meter  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van agrarisch grondgebruik, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen   1,5 meter  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van extensief recreatief medegebruik   2 meter  
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend toegestaan voor een maximum van 6 maanden, of zoveel korter dan de teelt vereist   4 meter  
boomteeltstokken   5 meter  
boomteelthekken en overige teeltondersteunende voorzieningen   2,5 meter  

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming te verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege of een paardenhouderij met een grote publieks- en verkeersaantrekkende werking;
  • c. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van statische opslag;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van wedstrijden of als sportterrein;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor teeltondersteunende voorzieningen langer dan 6 maanden.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Bergbezinkbassin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin' toe te voegen voor de realisatie een bergbezinkbassin, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van zich beneden peil bevindende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bergbezinkbassin maximaal 500 m³ bedraagt;
  • b. de inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, boven peil maximaal 3 m³ bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 1,5 m bedraagt;
  • d. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds- en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • f. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

3.4.2 Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van de realisatie van een waterberging, met dien verstande dat:

  • a. het agrarisch gebruik van de gronden dient te zijn beëindigd;
  • b. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen.

4.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor sport en leisurevoorzieningen in de vorm van:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. cultuur en ontspanning;
  • d. ondergeschikte detailhandel, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' waar een detailhandelsactiviteit is toegestaan met een brutovloeroppervlakte van 3.000 m2;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad'; tevens een binnenzwembad;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'hotel'; tevens een hotel met casino zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 2 van deze regels met een maximum van 40 hotelkamers;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is zelfstandige horeca toegestaan met een oppervlakte van 820 m2;
  • h. verblijfsdoeleinden;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' het wonen in een woning of bedrijfswoning, met per woning de huisvesting van één huishouding en met daaraan ondergeschikt een aan-huis-gebonden beroep, met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • j. ondergeschikte horeca;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
  • l. groenvoorzieningen, infrastructurele en parkeervoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven maat;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is één woning/bedrijfswoning toegestaan.

5.2.2 Woning/bedrijfswoning

Een woning/bedrijfswoning mag worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'wonen' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • d. de inhoud bedraagt maximaal 750 m³;
  • e. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • f. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 7 m;
  • g. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.

5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht bij de woning binnen de aanduiding 'wonen' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt maximaal 100 m², met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel maximaal 40% bedraagt;
  • e. bijbehorende bouwwerken dienen op minimaal 1 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • f. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 4 m;
  • b. de bouwhoogte buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 2,5 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Specifiek gebruik

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel is uitsluitend toegestaan in samenhang met sport en leisure;
  • b. ondergeschikte horeca is toegestaan in de vorm van een clubhuis of kantine bij een sportvoorziening, dan wel bij een dagrecreatieve voorziening. Het aantal vestigingen bedraagt maximaal 3, de brutovloeroppervlakte per vestiging bedraagt maximaal 650 m²;
  • c. uitsluitend in combinatie met een hotel is één casino toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'hotel', de maximale brutovloeroppervlakte van het casino bedraagt 200 m2;
  • d. huisvesting van arbeidsmigranten en/of asielzoekers is niet toegestaan.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' voor het verhogen van de maximaal toegestane bouwhoogte van 5 meter naar 10 meter, met dien verstande dat:

  • a. de behoefte aan het verhogen van de toegestane bouwhoogte is aangetoond;
  • b. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, houtgewas, bermen en beplanting;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - heemtuin': tevens een heemtuin;
  • c. extensief recreatief gebruik;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. bijbehorende wegen, paden en verhardingen;
  • f. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - heemtuin' mogen uitsluitend gebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Bestemming

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' en 'specifieke vorm van natuur - ontsluiting 1': tevens een ontsluiting ten behoeve van het naastgelegen perceel;
  • e. andere tot de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen voor wandel- en fietspaden en noodontsluitingen.

7.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend ten behoeve van het bijdragen aan natuurbehoud worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het beoefenen van hondensport en het trainen van honden;
  • b. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

7.3.2 Regels voor ontsluiting percelen

Het gebruik van de gronden binnen de bestemming 'Natuur' als ontsluiting voor de aangrenzende percelen is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. ter plaatse van de aanduiding één ontsluiting wordt voorzien ten behoeve van het ontsluiten van de bestemmingen 'Recreatie - Dagrecreatie', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' of 'Wonen';
  • b. een ontsluiting uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' en 'specifieke vorm van natuur - ontsluiting 1';
  • c. de breedte van de ontsluiting maximaal 6 meter bedragen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ontsluiting -1' waar de ontsluiting 10 meter mag bedragen.

7.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder houtgewas;
  • b. het vellen van houtgewas;
  • c. het blijvend omzetten van grasland;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • e. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. diepploegen vanaf 0,5 m;
  • g. het aanleggen, verbreden en verharden van verharde wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van lichtmasten.

7.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. verband houden met de natuurontwikkeling zoals bedoeld in lid 26.2, 26.3, 26.4, 26.5 en 26.6.

7.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 7.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  • b. een schriftelijk deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 8 Recreatie - Dagrecreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Bestemming

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en dagrecreatieve voorzieningen in milieucategorie 1, 2 en 3.1, zoals opgenomen in de lijst van sport- en recreatieve voorzieningen als opgenomen in bijlage 1 van de regels;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - geluidwerende voorziening': tevens geluidwerende voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': een binnenzwembad, buitenzwembad en bijbehorende ligweide;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - modelautoracebaan': tevens een modelautoracebaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - indoorschietbaan': uitsluitend een indoorschietbaan, SBI-code 926;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hondenvereniging': tevens een hondenvereniging;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - skidome' de bestaande dagrecreatieve activiteiten bestaande uit icekarten, skieën, escaperoom en bowling;
  • i. ondergeschikte detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - skidome';
  • j. zelfstandige horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - skidome' in categorie 1 en 2, zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  • k. ondergeschikte horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - indoorschietbaan' en 'zwembad';
  • l. groenvoorzieningen, infrastructurele en parkeervoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

8.2.2 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven maat;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m) maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de minimale en maximale bouwhoogte niet minder en niet meer dan de aangegeven maat, met dien verstande dat het hellingspercentage minimaal 5% moet verdragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' is een binnenzwembad toegestaan van maximaal 2.500 m2.

 

8.2.3 Bedrijfswoning
  • a. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³.

8.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

8.2.5 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt:
erf- en terreinafscheidingen   maximaal 2 m  
geluidswerende voorzieningen   maximaal 10 m  
vlaggen- en lichtmasten, ballenvangers   maximaal 15 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (binnen bouwvlak)   maximaal 4 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (buiten bouwvlak)   2,5 meter  

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.3.1 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - skidome', 'specifieke vorm van recreatie - indoorschietbaan' en 'zwembad' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - skidome' bedraagt de oppervlakte aan zelfstandige horeca maximaal 3.000 m2;
  • a. het brutovloeroppervlak van ondergeschikte horeca bedraagt maximaal:
    • 1. 100 m² ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - indoorschietbaan';
    • 2. 820 m2 ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
  • b. het brutovloeroppervlak van overige ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 750 m².

8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Ander type dagrecreatieve activiteit

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor het toestaan van een andere dagrecreatieve activiteit dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de recreatieve activiteit is opgenomen in de categorieën 1, 2 of 3.1 van de bij deze regels behorende lijst van sport- en recreatieve voorzieningen, dan wel het een recreatieve activiteit betreft dat wat betreft aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een recreatieve activiteit genoemd in categorie 1, 2 of 3.1;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • c. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

8.5.1 Overkluizing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'overkluizing' voor het realiseren van een overkluizing als verbinding tussen twee gebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de overkluizing dient te voorzien in een vrije doorrijhoogte van minimaal 4,20 m boven maaiveld;
  • b. de breedte van de overkluizing bedraagt maximaal 4 meter en de hoogte maximaal 5 meter;
  • c. de behoefte aan de overkluizing is aangetoond;
  • d. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  • f. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden.

8.5.2 Verplaatsen bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en het bouwvlak binnen de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' te verplaatsen, met dien verstande dat:

  • a. de verplaatsing van het bouwvlak noodzakelijk is vanwege de bedrijfsvoering;
  • b. de verplaatsing van het bouwvlak mag niet leiden tot belemmeringen in het kader van de ontsluiting;
  • c. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  • e. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden.

Artikel 9 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Bestemming

Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning uitgesloten' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor maximaal 30 kampeermiddelen;
  • c. bijbehorende en ondergeschikte gemeenschappelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, beheergebouwen en speelvelden;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': tevens een inpandige speelvoorziening;
  • e. opslagmogelijkheid ten behoeve van de watersportactiviteiten;
  • f. groenvoorzieningen, infrastructurele en parkeervoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. het maximaal aantal toegestane recreatiewoningen bedraagt 122 recreatiewoningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' maximaal 19 recreatiewoningen zijn toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - 2' maximaal 103 recreatiewoningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - a', 'specifieke bouwaanduiding - b' en 'specifieke vorm van recreatie - groepswoningen' zijn grondgebonden recreatiewoningen toegestaan. De oppervlakte van een grondgebonden recreatiewoning bedraagt maximaal 25% van de oppervlakte van de standplaats, tot een maximum van 100 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van een standplaats minimaal 350 m2 bedraagt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - b' zijn grondgebonden recreatiewoningen toegestaan. De oppervlakte van een grondgebonden recreatiewoning bedraagt maximaal 25% van de oppervlakte van de standplaats, tot een maximum van 264 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van een standplaats minimaal 450 m2 bedraagt;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepswoningen' zijn groepsrecreatiewoningen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' m mag niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd ten behoeve van de groepswoningen en/of de dagrecreatieve voorziening;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dat de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • g. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 2 m;
  • h. onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan;
  • i. nutsvoorzieningen hebben een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • j. uitsluitend ten behoeve van opslag van de recreatieve activiteiten op het water is bebouwing toegestaan met een oppervlakte van 80 m2.

9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • a. per recreatiewoning is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de oppervlakte van het bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 10 m².

9.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt:
erf- en terreinafscheidingen   maximaal 2 m;  
vlaggen- en lichtmasten   maximaal 10 m;  
antennemasten   maximaal 25 m;  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 4 m.  

9.2.4 Akoestisch onderzoek industrielawaai

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen dient door middel van een akoestisch onderzoek industrielawaai aangetoond te worden dat ter plaatse van de recreatiewoningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat conform de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'.

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Specifiek gebruik

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' is de ontwikkelng van recreatiewoningen uitsluitend toegestaan in de vorm van één centrale bedrijfsmatige exploitatie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - 2' is de ontwikkeling van de recreatiewoningen uitsluitend toegestaan in de vorm van één centrale bedrijfsmatige exploitatie;
  • c. het gebruik van recreatiewoningen en andere geurgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning uitgesloten' is niet toegestaan;
  • d. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning is niet toegestaan;
  • e. huisvesting van arbeidsmigranten en/of asielzoekers is niet toegestaan.

9.3.2 Kavelinrichting

Ten aanzien van de inrichting van een bouwperceel van een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. ten minste 25% van de standplaats wordt ingericht met hoogopgaande beplanting;
  • b. ten hoogste 25% van het perceel mag worden verhard, met uitzondering van bebouwing.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' met de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - 2' voor het realiseren van een ontvangstruimte met horecagelegenheid ten behoeve van de bedrijfsmatige exploitatie van de recreatiewoningen, met dien verstande dat:

  • a. het gebouw een oppervlakte heeft van maximaal 250 m2;
  • b. de behoefte aan de voorziening is aangetoond;
  • c. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  • e. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden.

Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. bijbehorende en ondergeschikte gemeenschappelijke voorzieningen, zoals beheergebouwen en speelvelden;
  • c. groenvoorzieningen, infrastructurele en parkeervoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. het maximaal aantal toegestane recreatiewoningen bedraagt 16 woningen;
  • c. de oppervlakte van een grondgebonden recreatiewoning bedraagt maximaal 100 m2;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dat de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • e. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 2 m;
  • f. onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan;
  • g. in afwijking van het gestelde onder f is onderkeldering uitsluitend toegestaan indien dit noodzakelijk is voor de zuurstofscrubber;
  • h. nutsvoorzieningen hebben een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 meter.

10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • a. per recreatiewoning is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de oppervlakte van het bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 10 m².

10.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt:
erf- en terreinafscheidingen   maximaal 2 m;  
vlaggen- en lichtmasten   maximaal 10 m;  
antennemasten   maximaal 25 m;  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 4 m.  

10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Specifiek gebruik

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het uitbaten van recreatiewoningen is uitsluitend in de vorm van een bedrijfsmatige exploitatie toegestaan;
  • b. het gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van permanente bewoning is niet toegestaan;
  • c. huisvesting van arbeidsmigranten en/of asielszoekers is niet toegestaan.

Artikel 11 Sport-1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen in milieucategorie 1, 2, en 3.1, zoals opgenomen in de Lijst van sport- en recreatievoorzieningen zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  • b. ondergeschikte horeca;
  • c. groenvoorzieningen, infrastructurele en parkeervoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) aangegeven maat.

11.2.2 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a:
    • 1. geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven bouwhoogte;
  • c. de afstand van bedrijfsgebouwen tot aan de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • d. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende bouwhoogtes:
erf- en terreinafscheidingen   maximaal 2 m;  
vlaggen- en lichtmasten, ballenvangers   maximaal 15 m;  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 4 m.  

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Ondergeschikte horeca

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. het brutovloeroppervlak van ondergeschikte horeca bedraagt maximaal 500 m2.

Artikel 12 Sport-2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen in milieucategorie 1, 2, en 3.1, zoals opgenomen in de Lijst van sport- en recreatievoorzieningen zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'manege': tevens een manege;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'tennis': tennisbanen en padelbanen inclusief bijbehorende voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak': een rijbak;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • f. een aan huis verbonden beroep;
  • g. ondergeschikte horeca;
  • h. groenvoorzieningen, infrastructurele en parkeervoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

12.2.2 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven maat.

12.2.3 Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning mag uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³.

12.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Bij een bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen op minimaal 1 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.

12.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. de afstand tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende bouwhoogtes:
erf- en terreinafscheidingen   maximaal 2 m;  
vlaggen- en lichtmasten, ballenvangers   maximaal 15 m;  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 4 m.  

12.3 Specifieke gebruiksregels

12.3.1 Ondergeschikte horeca

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'tennis' bedraagt het brutovloeroppervlak aan ondergeschikte horeca maximaal 175 m2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'manege' bedraagt het brutovloeroppervlak aan ondergeschikte horeca maximaal 100 m2.

12.3.2 Aan huis verbonden beroep

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep is toegestaan, mits:

  • a. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
  • b. door de uitoefening van de activiteiten wijzigt het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt, zulks met inbegrip van bijbehorende bouwwerken;
  • d. degene die de bedrijfsvoering van het aan huis verbonden beroep uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • f. er geen sprake is van een zodanige verkeersaantrekkende werking die kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

12.4 Afwijken van de gebruiksregels
12.4.1 Uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in de woning en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • b. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken dat wordt gebruikt voor de activiteiten maximaal 70 m² bedraagt ;
  • d. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

12.4.2 Bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten in de vorm van een bed and breakfast, met dien verstande dat:

  • a. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;
  • b. de woning door de hoofdgebruiker dient te worden bewoond;
  • c. de hoofdfunctie van de woning, waarin een bed and breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;
  • d. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken bedraagt maximaal 10;
  • e. maximaal vier kamers mogen worden gebruikt als bed and breakfast kamer;
  • f. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  • g. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • h. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  • j. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, binnen het bestaande bouwvlak;
  • k. er mogen geen aanverwante voorzieningen gerealiseerd worden;
  • l. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, groenvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en nutsvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens opslag;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': tevens een ijsbaan;
  • e. overige tot de bestemming behorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.

13.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt:
antennes   maximaal 5 m;  
openbare nutsvoorzieningen   maximaal 3 m;  
speeltoestellen   maximaal 4 m;  
masten   maximaal 8 m;  
geluidswerende voorzieningen   maximaal 10 m;  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 2 m.  

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. waterberging en waterlopen;
  • c. retentievijvers;
  • d. bergbezinkbassins;
  • e. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
  • f. recreatie;
  • g. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen in de vorm van bruggen, taluds en viaducten, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

14.2 Bouwregels

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. waterrecreatie met gemotoriseerde vaartuigen is niet toegestaan;
  • b. waterrecreatie met elektrische vaartuigen is wel toegestaan.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder houtgewas;
  • b. het vellen van houtgewas;
  • c. het blijvend omzetten van grasland;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • e. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. diepploegen vanaf 0,5 m;
  • g. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van lichtmasten.

14.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 14.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

14.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 14.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  • b. een schriftelijk deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met per woning de huisvesting van één huishouding en met daaraan ondergeschikt een aan-huis-gebonden beroep, met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. een aan huis verbonden beroep;
  • c. groenvoorzieningen, infrastructurele en parkeervoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

15.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 15.1.1 genoemde bestemming worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • e. de inhoud bedraagt maximaal 750 m³;
  • f. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • g. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • h. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.

15.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt maximaal 100 m², met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel maximaal 40% bedraagt;
  • e. bijbehorende bouwwerken dienen op minimaal 1 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • f. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.

15.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen in het achtererfgebied worden opgericht, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij een woning mag maximaal één niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. de afstand tot de voorgevellijn van de woning minimaal 3 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de woning maximaal 20 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van pergola's en tuinmeubilair bedraagt maximaal 2,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1 Algemeen gebruik

In aanvulling op het bepaalde in lid 15.1.1 is tevens ondergeschikt aan deze bestemming toegestaan:

  • a. het gebruik van gronden voor het oprichten van een paardenbak.

15.3.2 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van opstallen voor statische opslag;
  • c. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsmatige activiteiten dan wel een bed and breakfast;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

15.4 Aan huis verbonden beroep

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep is toegestaan, mits:

  • a. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
  • b. door de uitoefening van de activiteiten wijzigt het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt, zulks met inbegrip van bijbehorende bouwwerken;
  • d. degene die de bedrijfsvoering van het aan huis verbonden beroep uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • f. er geen sprake is van een zodanige verkeersaantrekkende werking die kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1.1 voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in de woning en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • b. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken dat wordt gebruikt voor de activiteiten maximaal 70 m² bedraagt ;
  • d. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

15.5.2 Bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1.1 voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten in de vorm van een bed and breakfast, met dien verstande dat:

  • a. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;
  • b. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;
  • c. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed and breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;
  • d. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt ;
  • e. maximaal vier kamers mogen worden gebruikt als bed and breakfast kamer;
  • f. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  • g. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • h. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  • j. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, binnen het bestaande bouwvlak;
  • k. er mogen geen aanverwante voorzieningen gerealiseerd worden;
  • l. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 16 Leiding - Gas

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Bestemming

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoofdtransportgasleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met de bij a tot en met c behorende:

  • 1. beschermingszones aan weerszijden van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • 2. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • 3. (on)bebouwde gronden.

16.1.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt, voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

16.1.3 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 16.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 6, 8, 9 en 15) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. de veiligheid van de gasleiding niet mag worden geschaad;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
  • d. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen  6, 8, 9 en 15) zijn op de in lid 16.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

16.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
16.5.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • f. het permanent opslaan van goederen binnen een zone van 4 respectievelijk 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leidingen (belemmeringenstrook).

16.5.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 16.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

16.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 16.5.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de leiding;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

16.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', indien de betreffende leiding als zodanig niet meer in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden genomen.

Artikel 17 Leiding - Water

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Bestemming

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse waterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met de bij a tot en met c behorende:

  • 1. beschermingszones aan weerszijden van de aanduiding 'hartlijn leiding - water';
  • 2. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • 3. (on)bebouwde gronden.

17.1.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt, voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Water' voorrang krijgt.

17.1.3 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 17.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 6 en 9) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

17.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
17.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

17.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 17.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

17.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 17.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de leiding;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Water', indien de betreffende leiding als zodanig niet meer in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden genomen.

Artikel 18 Waarde - Archeologie

18.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, bescherming en het behoud van archeologische waarden;
  • b. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

18.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, waarbij de verstoorde oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en/of gebruik wordt gemaakt van de diepte van de bestaande fundering;
  • b. gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet leiden tot een verstoring dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld en:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 2' met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 4' met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2.

18.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming gebouwen, dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits de indiener bij de omgevingsvergunningaanvraag een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
    • 2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
    • 3. geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad.
  • b. In de situatie als bedoeld in lid 18.3 sub a, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontgronden, ontginnen, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen van gronden;
    • 2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
    • 3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
    • 5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het vellen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd.
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a geldt niet werken en/of werkzaamheden, die:
    • 1. niet leiden tot een verstoring dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld en:
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 2' met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 4' met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 4. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 18.2 van toepassing is;
    • 5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
    • 6. worden uitgevoerd op de plaats van een verwijderde of nog te verwijderen fundering.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a mits de indiener bij de omgevingsvergunningaanvraag een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
    • 2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
    • 3. geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad zijn.
  • d. In de situatie als bedoeld in lid 18.4 sub c, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

19.2 Bouwregels

Op of in de gronden als bedoeld in 19.1.1 is uitsluitend bestaande bebouwing toegestaan.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve van het aan-, ver- of nieuwbouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met dien verstande dat geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke en functionele karakteristiek.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het vellen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd.

19.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 19.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene bouwregels

21.1 Toets beeldkwaliteitplan

Ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen dient getoetst te worden aan het beeldkwaliteitplan zoals opgenomen in bijlage 4.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder c Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;
  • b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  • c. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen, tenzij expliciet toegestaan in de bestemmingsregels;
  • d. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca, tenzij expliciet toegestaan in de bestemmingsregels;
  • f. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

23.1 Luchtvaartverkeerzone

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone (met nummer)' dat ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door de lineaire interpolatie van:

  • a. ter plaatse van de aanduiding Luchtvaartverkeerzone - 5' van 49.14 m en 54.14 m boven NAP;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 6' van 54.14 m en 64.14 m boven NAP;

in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

23.2 Milieuzone - boringvrije zone
23.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - boringvrije zone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening.

23.2.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
  • a. Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het doorboren van de beschermende kleilaag.

  • b. Uitzonderingsregel

Het in lid 23.2.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • 1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

  • c. Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 23.2.2 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend nadat schriftelijk advies is verkregen van het waterwinbedrijf.

23.3 Vrijwaringszone - radar
23.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van de radar Herwijnen teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen.

23.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 15) mogen geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte van 90 m en meer.

23.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.3.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van de Minister van Defensie, de Dienst Gebouwen, Werken & Terreinen, directie Brabant.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

24.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels in dit plan voor:

  • a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;
  • b. het oprichten van antennes en masten met een bouwhoogte van maximaal 15 m.

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

25.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in dit plan te wijzigen voor:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een hoogte van maximaal 3,5 m;
  • b. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 m toelaatbaar.

25.2 Wijzigen bestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' gedeeltelijk of geheel te wijzigen in 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Van deze wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen niet binnen 3 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan wordt aangevraagd.

Artikel 26 Overige regels

26.1 Parkeerregeling
  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen' d.d. 31 mei 2017;
  • b. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging.
  • c. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

26.2 Voorwaardelijke bepaling landschappelijke inpassing 1

Het gebruiken en doen (laten) gebruiken van de gronden binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' of 'specifieke bouwaanduiding - 2' is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. binnen 2 jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt voorzien in een landschappelijke inpassing ter plaatse van de bestemmingen 'Natuur' met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschappelijke inpassing 1' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' indachtig het landschapsplan, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels inclusief het in stand houden van deze landschapsstructuur.

26.3 Voorwaardelijke bepaling landschappelijke inpassing 2

Het gebruiken en doen (laten) gebruiken van de gronden binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. binnen 2 jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt voorzien in een landschappelijke inpassing ter plaatse van de bestemmingen 'Natuur' met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschappelijke inpassing 2' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' indachtig het landschapsplan, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels inclusief het in stand houden van deze landschapsstructuur.

26.4 Voorwaardelijke bepaling landschappelijke inpassing 3

Het gebruiken en doen (laten) gebruiken van de gronden binnen de bestemming 'Gemengd' ter plaatse van de aanduiding 'hotel' is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. binnen 2 jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt voorzien in een landschappelijke inpassing ter plaatse van de bestemmingen 'Natuur' met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschappelijke inpassing 3' en 'Gemengd' indachtig het landschapsplan, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels inclusief het in stand houden van deze landschapsstructuur.

26.5 Voorwaardelijke bepaling landschappelijke inpassing 4

Het gebruiken en doen (laten) gebruiken van de gronden binnen de bestemming 'Gemengd' ter plaatse van de aanduiding 'hotel', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. binnen 2 jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt voorzien in een landschappelijke inpassing ter plaatse van de bestemmingen 'Natuur' met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschappelijke inpassing 4' indachtig het landschapsplan, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels inclusief het in stand houden van deze landschapsstructuur;
  • b. deze voorwaardelijke verplichting is ook van toepassing op het gebruiken van gronden ten behoeve van kampeermiddelen.

26.6 Voorwaardelijke bepaling landschappelijke inpassing

Het gebruiken en doen (laten) gebruiken van de voor 'Sport-1' aangewezen gronden is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. binnen 2 jaar na 11 oktober 2018 wordt voorzien in een passende landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschappelijke inpassing' indachtig de uitgangspunten zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels inclusief het in stand houden van deze landschapsstructuur.

26.7 Voorwaardelijke bepaling milieuzonering

Het gebruik en doen (laten) gebruiken van de gronden binnen de bestemming 'Gemengd', zoals bedoeld in artikel 4.1, met de aanduiding 'hotel' is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. wordt aangetoond dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.

26.8 Kostenverhaal en locatie-eisen
  • a. De kosten van de grondexploitatie worden verhaald ten laste van de gronden gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop bouwplannen zijn voorzien.
  • b. Het exploitatiegebied is als zodanig aangewezen met de aanduiding 'overige zone - exploitatiegebied';
  • c. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht bouwwerken

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 27.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 27.1 onder a met maximaal 10%;
  • c. Het in lid 27.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

27.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 27.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid 27.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

het in lid 27.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan "Leisuregebied Binnentuin".