direct naar inhoud van Regels
Plan: Kom St. Willebrord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.2584M0002-DEF1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan “Kom St. Willebrord” met identificatienummer NL.IMRO.0840.2584M0002-DEF1 van de gemeente Rucphen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwd

blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

1.6 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.7 achtergevel van een gebouw

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;

1.8 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de omringende grond van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 afwijken

afwijken als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo;

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.14 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfsmatig gebruik

bedrijfsmatig gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend;

1.17 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.18 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;

1.19 berging

bijbehorend bouwwerk bij een woning ten behoeve van de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen en als stalling van voertuigen;

1.20 beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van bedrijvigheid waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door de bewoner van de woning als ondergeschikte activiteit in of in een bijbehorend bouwwerk bij de woning wordt uitgeoefend.

1.21 bestaand
  • 1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, mits dat bouwwerk legaal tot stand is gekomen, dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • 2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, mits dat gebruik legaal tot stand is gekomen, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.28 bouwperceel

aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;

1.29 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.31 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.32 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.33 cultuurhistorische waarden

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.34 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping;

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder tevens internetbedrijven worden verstaan, waarbij producten ter plaatse bezichtigd, geretourneerd en/of afgehaald kunnen worden. Hieronder wordt niet verstaan volumineuze detailhandel.

1.36 dienstverlening

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals kapperszaken, schoonheidsinstituten, bankfilialen, reisbureaus en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;

1.37 discotheek

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van drank voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dans een wezenlijk onderdeel vormen;

1.38 erf

al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.39 erker

de grondgebonden uitbreiding van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel;

1.40 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;

1.41 evenement

gebeurtenis, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning, cultuur en detailhandel;

1.42 extensieve recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;

1.43 extensief recreatief medegebruik

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met inbegrip van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden met wegbewijzering en rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair;

1.44 garage

bijbehorend bouwwerk bij een woning ten behoeve van de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen en als stalling van voertuigen;

1.45 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.46 geluidwerende voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de wering of reducering van geluid(overlast), zoals een geluidwal en een geluidscherm;

1.47 gesloten verharding

een verharding dat bestaat uit materiaal dat na het aanbrengen een solide geheel vormt en niet zonder meer op te delen is;

1.48 gestapeld

een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is;

1.49 gevellijn

denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen;

1.50 glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen of in permanent aanwezige tunnels met een hoogte van 1,5 m of meer;

1.51 grondgebonden woning

woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld;

1.52 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.53 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccomodaties;

1.54 hospice

een instelling die zorg biedt in de laatste levensfase van mensen die om medische redenen niet thuis kunnen worden verzorgd;

1.55 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.56 kantine

verblijfslokaal ten behoeve van de recreatieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen;

1.57 kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congressen en vergaderaccommodaties;

1.58 kap

een constructie van één of meer dakvlakken;

1.59 kas

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m;

1.60 KNA - conform archeologisch onderzoeksrapport

een rapport dat verslag doet van het archeologisch onderzoek en voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.61 kunstwerken

bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.62 kwetsbaar object

onder een kwetsbaar object worden verstaan:

  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  • b. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    • 4. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
      • kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.500 m2;
      • complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlakte meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
      • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.63 landschappelijke inpassing

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing en/of gebruik die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap;

1.64 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, natuurwaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.65 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

1.66 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt;

1.67 nevenactiviteit

een ondergeschikte activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kan worden uitgeoefend;

1.68 nok

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.69 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.70 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.71 ondergeschikte detailhandel

detailhandelsactiviteiten die qua uitstraling passen bij de hoofdfunctie, ter ondersteuning dienen van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of los toegankelijk zijn, los van de hoofdfunctie;

1.72 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte beroepsmatige, bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

1.73 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.74 overige teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen die niet vallen onder de categorie permanente teeltondersteunende voorzieningen, zoals stellages, met regenkappen bij grondgebonden teelt van zacht fruit en boomteelthekken;

1.75 overkapping

een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;

1.76 paardenhouderij

een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op het houden en fokken van paarden, het africhten, opleiden en trainen van paarden, het geven van instructies met paarden en/of het beoefenen van paardensport, nader te onderscheiden in:

  • a. productiegerichte paardenhouderij: een overig agrarisch bedrijf, uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het fokken van paarden, het houden/stallen van paarden en/of het africhten, opleiden en trainen van paarden, al dan niet in combinatie met het als nevenactiviteit geven van lessen en/of het verzorgen van instructies; voorbeelden van productiegerichte paardenhouderijen zijn een paardenfokkerij, een hengsten- en/of merriehouderij, een paardenmelkerij , een africhtingsstal, een trainingsstal, een handelsstal, een stalhouderij en een pensionstalling;
  • b. gebruiksgerichte paardenhouderij/manege: een agrarisch verwant bedrijf, uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het geven van instructies aan derden met gebruikmaking van paarden in eigendom van het bedrijf of eigen paarden, het beoefenen van de paardensport, het organiseren van hippische evenementen en/of het houden/stallen van paarden, alsook ondergeschikte horeca;

1.77 peil
  • 1. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;

1.78 permanente teeltondersteunende voorzieningen

permanente voorzieningen zijn teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, zoals bakken op stellingen (hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen) en containervelden (lage permanente teeltondersteunende voorzieningen). Deze voorzieningen hebben geen directe relatie met het grondgebruik;

1.79 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.80 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.81 recreatie

het ondernemen van activiteiten voor diens plezier;

1.82 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.83 seksautomatenhal

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.84 seksbioscoop en/of –theater

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door vertoningen van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.85 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.86 sociaal-medische voorzieningen

voorzieningen inzake volksgezondheid (medisch en paramedisch) met daaraan ondergeschikte detailhandel;

1.87 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals die van deze regels onderdeel uitmaakt en is gebaseerd op de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering 2009;

1.88 Staat van Horeca-activiteiten

de Staten van Horeca-activiteiten zoals deze van deze regels onderdeel uitmaken;

1.89 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.90 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.91 statische opslag

opslag van goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel en mag niet plaatsvinden voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

1.92 teeltondersteunende kas

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (hoger dan 1,5 m) worden beschouwd als een kas;

1.93 teeltondersteunende voorzieningen

een voorziening in, op of boven de grond die door de agrarisch bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • 1. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • 2. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • 3. bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water). Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeientafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kas, schaduwhallen en vraatnetten;

1.94 tijdsduur periode dag, avond, nacht

aaneengesloten tijdsperiode, onderdeel van één etmaal vormende; hierbij worden de volgende tijdsperiodes onderscheiden:

      • dagperiode: van 07.00 uur tot 19.00 uur;
      • avondperiode: van 19.00 uur tot 23.00 uur;
      • nachtperiode: van 23.00 uur tot 07.00 uur.

1.95 tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders

het huisvesten van seizoenarbeiders (tijdelijke arbeidsmigranten), die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op het eigen agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

1.96 twee-aaneen

blokken van twee-aaneen gebouwde woningen, waarbij de hoofdgebouwen met elkaar zijn verbonden;

1.97 veehouderij

een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren, nader te onderscheiden in:

  • a. intensieve veehouderij: een veehouderij met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en waarvan de productie (nagenoeg) niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel, zoals een rundveemesterij, een varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier- of geitenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
  • b. niet-intensieve veehouderij: een veehouderij waarvan de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel, in die zin dat het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij;

en tevens nader te onderscheiden in:

  • c. grondgebonden veehouderij: een veehouderij die voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Interim omgevingsverordening door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
  • d. niet-grondgebonden veehouderij: een veehouderij die niet voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Interim omgevingsverordening door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;

1.98 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond;

1.99 volumineuze detailhandel

Onder volumineuze detailhandel worden bedrijven die handelen in producten verstaan die veel ruimte in beslag nemen. Producten die je niet zo snel 'onder de arm' mee de winkel uit neemt en daardoor minder geschikt zijn voor de verkoop in de woonkern. Hieronder wordt verstaan de detailhandel in auto's, boten, caravans, keukens, badkamers en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen.

1.100 voorgevel van een gebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.101 voorgevellijn

de gevellijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.102 vrijstaand

een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander hoofdgebouw;

1.103 waterberging

gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;

1.104 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.105 weekmarkt

een door het college van burgemeester en wethouders ingestelde markt die eens in de week op een vaste dag en op een vaste plaats gehouden wordt;

1.106 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.107 zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.108 zijgevel van een gebouw

een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw;

2.2 het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein

door de oppervlakten van alle op een bouwperceel/terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen, zoals goten van dakkapellen niet meegerekend;

2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 het bewoonbaar vloeroppervlak

binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.10 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.11 de verticale diepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals funderingen, rioleringen, kabels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.12 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’: uitsluitend een glastuinbouwbedrijf;
  • d. ter plaatse de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' zijn teeltondersteunende voorzieningen toegestaan;
  • e. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemming worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
  • c. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65°.

3.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van agrarisch grondgebruik, bedraagt maximaal 1,50 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten voor zover die voorkomen in categorie 1 en 2 van de in bijlage 1 van deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': tevens een benzinestation met de verkoop van lpg;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een benzinestation zonder de verkoop van lpg;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemers-/bouwbedrijf': tevens een aannemersbedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - broodfabriek': tevens een broodfabriek;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf 'grafisch bedrijf/hoogdrukkerij': tevens een grafisch bedrijf/hoogdrukkerij;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf': tevens een garagebedrijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf 'houtgroothandel': tevens een houtgroothandel;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - interieurafwerking': tevens een interieurafwerking;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - isolatiebedrijf': tevens een isolatiebedrijf;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - pluimveeslachterij en conservenfabriek': tevens een pluimveeslachterij en conservenfabriek;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - taxi-touringcarbedrijf': tevens een taxi- en touringcarbedrijf;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf': tevens een transportbedrijf;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': uitsluitend kantoorruimten;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend parkeerplaatsen ten behoeve van de kantoor- en bedrijfsruimten;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast': een reclamemast;
  • q. wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen, verhardingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

4.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de (verlengde van de) gevellijn. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven maat;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maat;
  • f. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, mag ter plaatse van de aanduiding 'minimum afstand bedrijfsbebouwing (m)' niet minder bedragen dan de aangegeven maat;
  • g. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65°.

4.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • b. de bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt maximaal 2,50 meter;
  • c. de bouwhoogte van een reclamemast bedraagt maximaal 15,00 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1, sub b. voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de (verlengde van de) gevellijn, mits
    • 1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
  • b. lid 4.2.1, sub c. mits deze maat met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Gebruiksregels

Opslag van goederen en materialen op onbebouwde gronden is tot een gezamenlijke hoogte van maximaal 4,00 meter toegestaan, mits een afstand van 3,00 meter tot de bouwperceelsgrens in acht wordt genomen.

4.4.2 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte activiteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kilo consumentenvuurwerk;
  • c. het oprichten van Bevi-inrichtingen en Wgh-inrichtingen.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1.1 voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 4.1.1 ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;
  • b. lid 4.1.1 om bedrijven toe te laten uit maximaal 1 categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals genoemd in lid 4.1.1;
  • c. lid 4.4.1 voor de opslag van goederen en materialen op onbebouwde gronden tot op de bouwperceelsgrens.

4.6 Wijzigingsbevoegdheden
4.6.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin, dat de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten kan worden gewijzigd indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.

4.6.2 Wijziging in 'Wonen' met 'Tuin'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in 'Wonen' met 'Tuin', met dien verstande dat:

  • a. de regels behorende bij de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de te realiseren woning(en) passen binnen het geldende gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • c. er aantoonbaar geen milieuhygiënische of overige belemmeringen zijn.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meet- en regelstation' een nutsvoorziening in de vorm van een meet- en regelstation.

5.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 genoemde bestemming worden opgericht:

  • a. gebouwen;
  • b. andere bouwwerken; geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • c. in afwijking van sub b bedraagt de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meet- en regelstation' 3,50 meter.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

Artikel 6 Centrum - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemming

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. centrumvoorzieningen, zoals zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, detailhandel en kantoren;
  • b. het wonen, met per woning de huisvesting van één huishouden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor de uitoefening van horeca-activiteiten voor zover die voorkomen in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-activiteiten',
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'hotel': tevens een hotel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages als huishoudelijke berg- en werkruimte, voor de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen, en als stalling van voertuigen;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', tevens voor een supermarkt;
  • g. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

6.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde hoofdgebouwen worden opgericht;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag ten hoogste het aangegeven aantal woningen worden gebouwd;
  • e. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is opgenomen. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
  • f. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • h. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65°.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. in afwijking van het sub a bepaalde mogen bijbehorende bouwwerken ook buiten het bouwvlak worden opgericht als het hoofdgebouw een woning betreft, mits de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, overkappingen meegerekend, per bouwperceel maximaal 100 m² bedraagt én de bebouwde oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken maximaal 50% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 respectievelijk 6 meter, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte bijgebouwen' waar een maximale bouwhoogte geldt van 3,5 meter;
  • d. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65°;
  • e. in afwijking van het voorgaande mag, ter plaatse van de aanduiding 'garage', het bouwvlak volledig worden bebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3,00 meter en een maximaal oppervlak van 30 m² per garage.

6.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • b. de bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt maximaal 2,50 meter.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2.1, sub e voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de (verlengde van de) gevellijn, mits
    • 1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
  • b. lid 6.2.1, sub f, mits deze maten met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

Artikel 7 Centrum - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Bestemming

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. centrumvoorzieningen, zoals zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, detailhandel en kantoren;
  • b. tevens voor de uitoefening van horeca-activiteiten voor zover die voorkomen in categorie 1 van de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-activiteiten', waarbij het gezamenlijke oppervlakte aan horeca maximaal 600 m2 bvo bedraagt;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens voor een supermarkt;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats': tevens voor het laden en lossen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor bovenwoningen, met per bovenwoning de huisvesting van één huishouden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - geluidscherm': mede voor een geluidwerende voorziening in de vorm van een geluidscherm;
  • g. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

7.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.1.3 Parkeervoorzieningen

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden conform de bestemming 'Centrum - 2' is alleen toegestaan wanneer voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van de in artikel 7.1.1 genoemde functies wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden, behalve ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' waar het aangegeven percentage als maximum geldt;
  • c. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is opgenomen. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • e. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken van maximaal 65°.

7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. in afwijking van het sub a bepaalde mogen bijbehorende bouwwerken ook buiten het bouwvlak worden opgericht als het hoofdgebouw een woning betreft, mits de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, overkappingen meegerekend, per bouwperceel maximaal 100 m² bedraagt én de bebouwde oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken maximaal 50% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 respectievelijk 6,00 meter;
  • d. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º.

7.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • b. de bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt maximaal 2,50 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2.1, sub c voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de (verlengde van de) gevellijn, mits
    • 1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
  • b. lid 7.2.1, sub d, mits deze maten met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Bestemming

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens voor het wonen op de verdieping ten behoeve van de huisvesting van één huishouden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - wonen toegestaan' tevens voor wonen met per woning de huisvesting van één huishouden;
  • d. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

8.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is opgenomen. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is maximaal één bovenwoning toegestaan. Bewoning vindt plaats boven de eerste bouwlaag.

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 respectievelijk 6,00 meter;
  • c. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º.

8.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • b. de bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt maximaal 2,50 meter.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de (verlengde van de) gevellijn, mits
    • 1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
  • b. lid 8.2.1, sub c mits deze maat met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid
8.4.1 Wijziging in 'Wonen' met 'Tuin'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in 'Wonen' met 'Tuin', met dien verstande dat:

  • a. de regels behorende bij de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de te realiseren woning(en) passen binnen het geldende gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • c. er aantoonbaar geen milieuhygiënische of overige belemmeringen zijn.

Artikel 9 Dienstverlening

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Bestemming

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlenende bedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens voor het wonen op de verdieping ten behoeve van de huisvesting van één huishouden;
  • c. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

9.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is opgenomen. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is maximaal één bovenwoning toegestaan. Bewoning vindt plaats boven de eerste bouwlaag.

9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 respectievelijk 6,00 meter;
  • c. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º.

9.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • b. de bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt 2,50 meter.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de (verlengde van de) gevellijn, mits
    • 1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
  • b. lid 9.2.1, sub c, mits deze maat met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte activiteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1 Wijziging in 'Wonen' met 'Tuin'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in 'Wonen' met 'Tuin' met dien verstande dat:

  • a. de regels behorende bij de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de te realiseren woning(en) passen binnen het geldende gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • c. er aantoonbaar geen milieuhygiënische of overige belemmeringen zijn.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Bestemming

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. langzaamverkeersroutes, park, plantsoen, bermstroken, bermsloten, paden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen;
  • b. extensief recreatief gebruik;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': een speelvoorziening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterretentiegebied': tevens een waterberging;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' de instandhouding en bescherming van het rijksmonument;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - verkeer' tevens straten, pleinen en parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.

10.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 10.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen;
  • b. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.

10.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 meter.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 voor het oprichten van Jeugd Ontmoetingsplaatsen (JOP's) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ontmoetingsplaats', mits:

  • a. de afstand tot woningen minimaal 25 meter bedraagt;
  • b. het oppervlak van het te plaatsen onderkomen maximaal 25 m2 bedraagt;
  • c. de hoogte van het te plaatsen onderkomen maximaal 3,00 meter bedraagt.

10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 voor het aanleggen van parkeervoorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het stedenbouwkundig beeld wordt niet in onevenredige mate geschaad;
  • b. het aanleggen van parkeervoorzieningen noodzakelijk is vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid;
  • c. de aanleg van de parkeervoorzieningen heeft geen zodanige invloed op de aanwezige groenvoorziening, dat deze groenstructuur daardoor onevenredige schade wordt toegebracht en de gebruiksmogelijkheden ervan in overwegende mate wordt beperkt;
  • d. er wordt rekening gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).

Artikel 11 Groen - Landschapselement

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Bestemming

De voor 'Groen - Landschapselement' ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurlijke en/of cultuurhistorische en/of landschappelijke waardevolle landschapselementen;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. bijbehorende wegen, paden en verhardingen;
  • e. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.

11.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in lid 11.1.1 genoemde bestemmingen.

11.2 Bouwregels

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 meter.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen van houtgewas wat niet overeenkomt met de duurzame ontwikkeling of instandhouding van de bij de bestemming behorende landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
  • d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • e. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • f. het aanbrengen van voorzieningen van geringe omvang ten behoeve van extensieve recreatie;
  • g. het aanbrengen van halfverhardingen.

11.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 11.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, als afzetten, knotten, dunnen, waarbij de in 11.1.1 sub a genoemde waarden duurzaam worden veiliggesteld;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond, waaronder de realisatie van landschapselementen;
  • c. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

11.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 11.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  • b. een deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Bestemming

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van horeca-activiteiten voor zover die voorkomen in categorie 1 en 2 van de bij deze regels opgenomen 'Staat van Horeca-activiteiten';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens voor het wonen op de verdieping ten behoeve van de huisvesting van één huishouden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' tevens voor kamerverhuur op de verdieping;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – zalenverhuur' is zalenverhuur toegestaan, overeenkomstig categorie 3c in de staat van horeca-activiteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens wonen in één bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van één huishouden;
  • f. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

12.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 12.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is opgenomen. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is maximaal één bovenwoning toegestaan. Bewoning vindt plaats boven de eerste bouwlaag.

12.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 respectievelijk 6,00 meter;
  • c. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º.

12.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • b. de bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt 2,50 meter.

12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de (verlengde van de) gevellijn, mits
    • 1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
  • b. lid 12.2.1, sub c, mits deze maat met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte activiteit bij ter plaatse uitgeoefende horeca-activiteiten.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.1.1 voor de uitoefening van een horeca-activiteit die niet in de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-activiteiten' is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 12.1.1 ter plaatse toegelaten categorie horeca-activiteiten.

12.6 Wijzigingsbevoegdheid
12.6.1 Wijziging in Wonen met Tuin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in 'Wonen' met 'Tuin' met dien verstande dat:

  • a. de regels behorende bij de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de te realiseren woning(en) passen binnen het geldende gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • c. er aantoonbaar geen milieuhygiënische of overige belemmeringen zijn.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Bestemming

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - mortuarium': tevens een mortuarium;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - medisch centrum': uitsluitend een medisch centrum;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs': uitsluitend een onderwijsvoorziening en/of brede school;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'peuterspeelzaal': tevens een peuterspeelzaal;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': tevens een vereniging;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': een zorginstelling;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'verzorgingshuis': uitsluitend een verzorgingshuis;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling': tevens een zorginstelling;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - hospice': een hospice;
  • l. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

13.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 13.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht;

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de gebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is opgenomen. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • e. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' geldt het ter plaatse opgenomen bebouwingspercentage als maximum.

13.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • b. de bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt maximaal 2,50 meter.

13.3 Afwijking van de bouwregels
13.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 13.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de (verlengde van de) gevellijn, mits
    • 1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
  • b. lid 13.2.1, sub c mits deze maat met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte activiteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Bestemming

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': een sportveld, inclusief kleedgebouwen en een kantine;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - fitness': uitsluitend een fitness-studio;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

14.1.2 Toelaatbare bestemming

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 14.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 14.2.1, sub a mag ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' buiten het bouwvlak worden gebouwd mits:
    • 1. het aangegeven bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet wordt overschreden;
    • 2. elk gebouw een maximaal bebouwd oppervlak heeft van 200 m2; 
    • 3. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt.

14.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • b. de bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt maximaal 2,50 meter;
  • c. de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten en ballenvangers bedraagt maximaal 15 meter.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte activiteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Bestemming

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, erven en verhardingen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.

15.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 15.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bijbehorende bouwwerken;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er mogen erkers, balkons of luifels ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
    • 2. de afstand tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan 2,00 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,00 meter;
    • 4. de oppervlakte van de erker niet meer bedraagt dan 6,00 m2.

15.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt:
    • 1. pergola's/tuinmeubilair maximaal 2,50 meter;
    • 2. speeltoestellen maximaal 2,50 meter;
    • 3. lichtmasten maximaal 2,50 meter;
    • 4. vlaggenmasten, één per erf maximaal 6,00 meter;
    • 5. erf- en terreinafscheidingen maximaal 1,00 meter;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,00 meter.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Bestemming

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en nutsvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidswerende voorziening' uitsluitend een geluidwerende voorziening;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'water': mede een singelloop;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens voor het houden van evenementen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - standplaats'; tevens het gebruik als standplaats;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - standplaats weekmarkt': tevens het gebruik als standplaats voor een weekmarkt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit', voor een inrit ten behoeve van de bereikbaarheid van de aangrenzende laad- en losplaats;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - reclamezuil', mede voor een reclamezuil';
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - geluidscherm', mede voor een geluidwerende voorziening in de vorm van een geluidscherm;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm': tevens geluidswerende voorzieningen;
  • k. overige tot de bestemming behorende voorzieningen.

16.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 16.1.1 genoemde bestemming worden opgericht:

  • a. gebouwen;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.

16.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt:
    • 1. antennes maximaal 5,00 meter;
    • 2. openbare nutsvoorzieningen maximaal 3,00 meter;
    • 3. speeltoestellen maximaal 4,00 meter;
    • 4. masten maximaal 8,00 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2,00 meter.
  • b. in afwijking van sub a bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamezuil' de bouwhoogte van een reclamezuil maximaal 5,5 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm' gelden de volgende regels:
    • 1. een geluidswerende voorziening wordt op 3,5 m van de buitenste rand van de rijstrook gerealiseerd en in stand gehouden;
    • 2. de bouwhoogte van een geluidwerende voorziening bedraagt ten minste 3 m.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 voor het oprichten van Jeugd Ontmoetingsplaatsen (JOP's) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontmoetingsplaats', mits:

  • a. de afstand tot woningen minimaal 25 meter bedraagt;
  • b. het oppervlak van het te plaatsen onderkomen maximaal 25 m2 bedraagt;
  • c. de hoogte van het te plaatsen onderkomen maximaal 3,00 meter bedraagt.

16.4 Specifieke gebruiksregel
16.4.1 Geluidwerende voorziening

Voor het oprichten van een geluidwerende voorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening' gelden de volgende regels:

  • a. de oprichting van een geluidwerende voorziening van een gesloten constructie ten behoeve van het weren van stemgeluid, waarbij de minimale bouwhoogte niet mag afwijken van het bepaalde op de verbeelding met de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m)';
  • b. de geluidwerende voorziening als bedoeld in lid 16.4.1 sub a, onder 1, dient voor ingebruikname van de gronden ter plaatse van de naastgelegen bestemming 'Wonen' te zijn opgericht en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden;
  • c. de geluidwerende voorziening als bedoeld in 16.4.1 sub a dient kierdicht te worden uitgevoerd en een minimale massa van 10 kg/m2 te bezitten en dient voor ingebruikname van de naastgelegen gronden met de bestemming 'Wonen' opgericht te zijn en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden.

16.4.2 Verlengde Vosdonkseweg

Het is niet toegestaan de Verlengde Vosdonkseweg in gebruik te nemen voor autoverkeer indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm' geen geluidswerende voorziening is gerealiseerd en in stand wordt gehouden die de geluidsbelasting ten gevolge van de weg op de gevel van de volgende woningen beperkt tot ten hoogste:

  • a. Spechtendonk 30 tot en met 40: maximaal 48 dB;
  • b. Ravendonk 21 tot en met 27A: maximaal 48 dB;
  • c. Mezendonk 18 tot en met 24: maximaal 48 dB;
  • d. Fazantendonk 2 tot en met 22: maximaal 48 dB;
  • e. Kerkeheidstraat 55 tot en met 57: maximaal 48 dB;
  • f. Koekoekstraat 97: maximaal 48 dB.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Bestemming

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. waterberging;
  • c. waterlopen en waterwegen;
  • d. retentievijvers;
  • e. bergbezinkbassins;
  • f. extensieve recreatie;
  • g. overige tot de bestemming behorende voorzieningen.

17.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 17.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tofheffing bedraagt:
    • 1. bruggen en viaducten 8,00 meter
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4,00 meter.

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met per woning de huisvesting van één huishouden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages als huishoudelijke berg- en werkruimte, voor de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen, en als stalling van voertuigen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - reisbureau' is op de begane grond tevens een reisbureau toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens een aan huis verbonden beroep;
  • e. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

18.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 18.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het aangegeven aantal woningen worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde hoofdgebouwen, van ten minste twee-aaneen, worden opgericht;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde hoofdgebouwen worden opgericht;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden opgericht;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 'chalet' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio' mogen uitsluitend patiowoningen worden opgericht;
  • j. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is opgenomen. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
  • k. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • l. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio' bedraagt het bebouwingspercentage voor het perceel ten hoogste 80%;
  • n. de breedte van een hoofdgebouw, een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw niet meegerekend, bedraagt ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. aaneengebouwd: minimaal 5,40 meter;
    • 2. gestapeld: maximaal 20,00 meter;
    • 3. twee-aaneen: minimaal 5,40 meter;
    • 4. vrijstaand: minimaal 6,00 en maximaal 20,00 meter;
    • 5. specifieke bouwaanduiding - chalet: minimaal 6,00 meter;
  • o. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º;
  • p. de afstand van een hoofdgebouw, een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meegerekend, tot de zijdelingse perceelsgrens, bedraagt ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. aaneengebouwd: niet nader bepaald;
    • 2. gestapeld: niet nader bepaald;
    • 3. twee-aaneen: minimaal 2,00 meter aan één zijde;
    • 4. vrijstaand: minimaal 2,00 meter.
    • 5. specifieke bouwaanduiding - chalet: niet nader bepaald.

18.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen in het achtererfgebied worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt, overkappingen meegerekend, per bouwperceel maximaal 100 m2, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken maximaal 50% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 18.2.2 sub c is maximaal 20 m2 toegestaan voor een gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - chalet';
  • d. bijbehorende bouwwerken mogen tevens binnen het bouwvlak van de hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
  • e. in afwijking van het bepaalde in lid 18.2.2 sub d mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio' bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% bedraagt;
  • f. uitsluitend bij vrijstaande hoofdgebouwen mogen slechts aan één en dezelfde zijgevel bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
  • g. de breedte van een met de zijgevel van een hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk bedraagt op gronden met de aanduiding:
    • 1. aaneengebouwd: maximaal 4,00 meter;
    • 2. gestapeld: maximaal 4,00 meter;
    • 3. twee-aaneen: maximaal 4,00 meter;
    • 4. vrijstaand: maximaal 6,00 meter;
    • 5. specifieke bouwaanduiding - chalet: maximaal 4,00 meter.
  • h. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 respectievelijk 6,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - chalet' een maximum goothoogte geldt van 4,50 meter;
  • i. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º;
  • j. de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn te worden opgericht;
  • k. de diepte van een woning en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt, te meten vanaf (het verlengde van de) gevellijn, maximaal 15 meter. In afwijking hiervan is de diepte van een woning en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet gemaximaliseerd, indien:
    • 1. het bijbehorend bouwwerk wordt geplaatst tegen een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk, waardoor de bijbehorende bouwwerken worden verbonden met de achtergevel dan wel zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het bijbehorend bouwwerk past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    • 3. door de bouw van het bijbehorend bouwwerk geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastliggende percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
    • 4. het maximale bebouwde oppervlak niet wordt overschreden;
  • l. in afwijking van het voorgaande mag ter plaatse van de aanduiding 'garage' het bouwvlak volledig worden bebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3,00 meter en een maximaal oppervlak van 30 m² per garage.

18.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen in het achtererfgebied worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt:
    • 1. pergola's/tuinmeubilair maximaal 2,50 meter;
    • 2. speeltoestellen maximaal 2,50 meter;
    • 3. lichtmasten maximaal 2,50 meter;
    • 4. vlaggenmasten, één per erf maximaal 6,00 meter;
    • 5. erf- en terreinafscheidingen maximaal 2,00 meter;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,00 meter.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 18.2.1, sub j, voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de (verlengde van de) gevellijn, mits
    • 1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
  • b. lid 18.2.1, sub k en l, mits deze maat met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden;
  • c. lid 18.2.1, sub p, voor een kleinere afstand.

18.3.2 Woningtypologie

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2.1 sub d, e, f en g teneinde medewerking te verlenen aan de uitwisseling van de genoemde woningtypologieën. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. er geen sprake is van woningvermeerdering;
  • b. de woningtypologie passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden.

18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast;
  • b. het gebruik van gronden voor andere vormen van wonen dat de huisvesting van één afzonderlijk huishouden per woning, zoals bedrijfsmatige kamerverhuur of de huisvesting van (groepen) personen die geen huishouden vormen;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • d. het gebruik van gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' voor het wonen zonder dat de geluidswerende voorziening zoals opgenomen in artikel 16.4.1 opgericht en aldus in stand gehouden.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.4.1 sub a voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in het hoofdgebouw en/of in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 50 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig is (zijn) op grond van milieuwetgeving;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. de activiteit(en) niet leid(en) tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • h. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • j. de uitoefening van seksinrichtingen niet zijn toegestaan;
  • k. de uitoefening van horeca-activiteiten niet zijn toegestaan;
  • l. in afwijking van 18.5.1 sub k is een bed and breakfast accommodatie toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
    • 2. de vloeroppervlakte van de bed and breakfast bedraagt maximaal 40% van het totale woonoppervlak;
    • 3. er maximaal 4 bed and breakfast kamers gerealiseerd mogen worden. Hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk gerealiseerd worden voor in totaal maximaal 4 personen;
    • 4. de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
    • 5. in een voormalige mantelzorgwoning kan een bed and breakfast gerealiseerd worden wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening verwijderd is waarbij een pantry wel toegestaan is;
    • 6. de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.

18.6 Wijzigingsbevoegdheid
18.6.1 Wetgevingsgebied wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' ten behoeve van de realisatie van één nieuwe vrijstaande woning, met dien verstande dat:

  • a. de maximale goothoogte van het hoofdgebouw 6,00 meter bedraagt;
  • b. een passend bouwvlak wordt opgenomen ten behoeve van het hoofdgebouw;
  • c. er aantoonbaar geen milieuhygiënische of overige belemmeringen zijn;
  • d. de regels behorende bij de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 19 Wonen - 1

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Bestemming
  • a. wonen, met per woning de huisvesting van één huishouden;
  • b. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

19.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 19.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • c. hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand worden opgericht met een maximaal bebouwd oppervlak van 250 m² per hoofdgebouw;
  • d. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in of maximaal 3,00 meter achter de (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is opgenomen. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin of maximaal 3,00 meter daarachter te worden gebouwd;
  • e. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • f. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º;
  • g. de afstand van een hoofdgebouw, een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meegerekend, tot de zijdelingse perceelsgrens, bedraagt minimaal 5,00 meter.

19.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen in het achtererfgebied worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. slechts aan één en dezelfde zijgevel van een hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 respectievelijk 6,00 meter;
  • c. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º;
  • d. de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn te worden opgericht.

19.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen in het achtererfgebied worden opgericht, waarbij de maximale bouwhoogte 2,00 meter bedraagt.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 19.2.1, sub d, voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de (verlengde van de) gevellijn, mits
    • 1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
  • b. lid 19.2.1, sub e, mits deze maat met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden;
  • c. lid 19.2.1, sub g, voor een kleinere afstand.

19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte;
  • c. het gebruik van gronden voor andere vormen van wonen dan de huisvesting van één afzonderlijk huishouden per woning, zoals bedrijfsmatige kamerverhuur of de huisvesting van (groepen) personen die geen huishouden vormen.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.4.1 sub a voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in het hoofdgebouw en/of in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 50 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig is (zijn) op grond van milieuwetgeving;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. de activiteit(en) niet leid(en) tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • h. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • j. de uitoefening van seksinrichtingen niet zijn toegestaan;
  • k. de uitoefening van horeca-activiteiten niet zijn toegestaan;
  • l. in afwijking van 19.5.1 sub k is een bed and breakfast accommodatie toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
    • 2. de vloeroppervlakte van de bed and breakfast bedraagt maximaal 40% van het totale woonoppervlak;
    • 3. er maximaal 4 bed and breakfast kamers gerealiseerd mogen worden. Hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk gerealiseerd worden voor in totaal maximaal 4 personen;
    • 4. de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
    • 5. in een voormalige mantelzorgwoning kan een bed and breakfast gerealiseerd worden wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening verwijderd is waarbij een pantry wel toegestaan is;
    • 6. de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.

Artikel 20 Wonen - 2

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met per woning de huisvesting van één huishouden;
  • b. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

20.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 20.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met in achtneming van het ter plaatse aangegeven bebouwingspercentage;
  • b. een hoofdgebouw mag een maximale inhoud van 450 m3 hebben;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag ten hoogste het aangegeven aantal woningen worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde hoofdgebouwen, van ten minste twee-aaneen, worden opgericht;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde hoofdgebouwen worden opgericht;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen maximaal twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden opgericht;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 'chalet' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vier-aan-een' mogen maximaal vier aaneengesloten hoofdgebouwen worden opgericht;
  • j. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is opgenomen. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
  • k. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • l. ter plaats van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - chalet' bedraagt de afstand tussen de zijgevels van de hoofdbebouwing 5 meter;
  • m. de afstand van een hoofdgebouw, een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meegerekend, tot de zijdelingse perceelsgrens, bedraagt ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. vrijstaand: minimaal 2,50 meter;
    • 2. twee-aan-een, drie-aan-een of vier-aan-een en tevens eindwoning van het blok: 2,50 meter aan de zijde waar het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw op het naastgelegen perceel is gebouwd;
  • n. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30º en maximaal 65º.

20.3 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan ter plaatse van het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'
  • b. de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel bedraagt maximaal 50%;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 60 m2;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 20.3 sub c is maximaal 20 m2 toegestaan voor een gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - chalet';
  • e. uitsluitend bij vrijstaande hoofdgebouwen mogen slechts aan één en dezelfde zijgevel bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
  • f. de breedte van een met de zijgevel van een hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk bedraagt op gronden met de aanduiding:
    • 1. aaneengebouwd: maximaal 4,00 meter;
    • 2. gestapeld: maximaal 4,00 meter;
    • 3. twee-aaneen: maximaal 4,00 meter;
    • 4. specifieke bouwaanduiding - vieraan: maximaal 4.00 meter;
    • 5. vrijstaand: maximaal 6,00 meter;
  • g. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 respectievelijk 6,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - chalet' een maximum goothoogte geldt van 4,50 meter;
  • h. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30º en maximaal 65º;
  • i. de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn te worden opgericht;
  • j. de diepte van een woning en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt, te meten vanaf (het verlengde van de) gevellijn, maximaal 15 meter. In afwijking hiervan is de diepte van een woning en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet gemaximaliseerd, indien:
    • 1. het bijbehorend bouwwerk wordt geplaatst tegen een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk, waardoor de bijbehorende bouwwerken worden verbonden met de achtergevel dan wel zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het bijbehorend bouwwerk past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    • 3. door de bouw van het bijbehorend bouwwerk geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastliggende percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
    • 4. het maximale bebouwde oppervlak niet wordt overschreden.

20.3.1 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte achter (het verlengde van) de gevellijn bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. de bouwhoogte voor (het verlengde van) de gevellijn bedraagt voor licht- en vlaggenmasten maximaal 2,5 meter en voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 1 meter.

20.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 20.2.1 sub j voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de (verlengde van de) gevellijn, mits
    • 1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
  • b. lid 20.2.1 sub m voor een kleinere afstand.

20.5 Specieke gebruiksregels
20.5.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
  • b. aan huis verbonden beroepen in bijbehorende bouwwerken;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

20.6 Afwijken van de gebruiksregels
20.6.1 Uitoefenening van een aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.6.1 sub a voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in het hoofdgebouw en/of in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 50 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig is (zijn) op grond van milieuwetgeving;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. de activiteit(en) niet leid(en) tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • h. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • j. de uitoefening van seksinrichtingen niet zijn toegestaan;
  • k. de uitoefening van horeca-activiteiten niet zijn toegestaan;
  • l. in afwijking van 20.6.1 sub k is een bed and breakfast accommodatie toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
    • 2. de vloeroppervlakte van de bed and breakfast bedraagt maximaal 40% van het totale woonoppervlak;
    • 3. er maximaal 4 bed and breakfast kamers gerealiseerd mogen worden. Hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk gerealiseerd worden voor in totaal maximaal 4 personen;
    • 4. de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
    • 5. in een voormalige mantelzorgwoning kan een bed and breakfast gerealiseerd worden wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening verwijderd is waarbij een pantry wel toegestaan is;
    • 6. de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.

Artikel 21 Wonen - 3

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in grondgebonden woningen;
  • b. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', mede voor de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden.

21.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 21.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. per bouwvlak is het toegestaan om één hoofdgebouw op te richten;
  • c. hoofdgebouwen worden uitsluitend vrijstaand opgericht met een maximaal bebouwd oppervlak van 250 m² per hoofdgebouw;
  • d. hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in of maximaal 3,00 meter achter de op de verbeelding aangegeven (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de verbeelding is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin of maximaal 3,00 meter daarachter te worden gebouwd;
  • e. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
  • f. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º.

21.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen in het achtererfgebied en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt, overkappingen meegerekend, per bouwperceel maximaal 100 m²;
  • b. slechts aan één en dezelfde zijgevel van een hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 respectievelijk 6,00 meter;
  • d. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º;
  • e. de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn te worden opgericht;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mogen geen geurgevoelige objecten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij worden gerealiseerd.

21.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen in het achtererfgebied worden opgericht, waarbij de maximale bouwhoogte 2,00 meter bedraagt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd in de vorm van omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte ten hoogste 2 meter mag bedragen.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 21.2.1, sub d, voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de (verlengde van de) gevellijn, mits
    • 1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
  • b. lid 21.2.1, sub e, mits deze maat met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden.

21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

21.4.2 Landschappelijke inpassing ontwikkeling Hazelaarstraat
  • a. tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 7.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, conform het in Bijlage 3 opgenomen 'Plan landschappelijke inpassing' van 17 augustus 2017, nr. 141903.01, zoals is ontworpen voor het bestemmingsplan "Buitengebied Rucphen 2012, Hazelaarstraat - Lijsterbesstraat te St. Willebrord", vastgesteld op 24 oktober 2018;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 21.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van een woning op een perceel uitvoering is gegeven aan de bedoelde aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 3 opgenomen landschappelijke inpassingsplan, ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • c. het bevoegd gezag kan de in lid b genoemde voorwaarde opnemen in een omgevingsvergunning.

21.5 Afwijken van de gebruiksregels
21.5.1 Uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf en een aan huis verbonden beroep in bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.4.1 sub a voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in het hoofdgebouw en/of in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 50 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig is (zijn) op grond van milieuwetgeving;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. de activiteit(en) niet leid(en) tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • h. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • j. de uitoefening van seksinrichtingen niet zijn toegestaan;
  • k. de uitoefening van horeca-activiteiten niet zijn toegestaan;
  • l. in afwijking van 21.5.1 sub k is een bed and breakfast accommodatie toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
    • 2. de vloeroppervlakte van de bed and breakfast bedraagt maximaal 40% van het totale woonoppervlak;
    • 3. er maximaal 4 bed and breakfast kamers gerealiseerd mogen worden. Hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk gerealiseerd worden voor in totaal maximaal 4 personen;
    • 4. de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
    • 5. in een voormalige mantelzorgwoning kan een bed and breakfast gerealiseerd worden wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening verwijderd is waarbij een pantry wel toegestaan is;
    • 6. de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.

Artikel 22 Wonen - 4

22.1 Bestemmingsomchrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 22.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

22.2.2 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven aanduidingsvlak binnen het bouwvlak worden opgericht, met inachtneming het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage daar waar een dergelijk percentage op de verbeelding is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;
  • c. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de verbeelding aangegeven (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de verbeelding is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd. Een uitzondering hierop vormt het oprichten van erkers en portalen vóór de voorgevellijn mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer dan 6 m² bedraagt;
    • 2. de diepte niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
    • 3. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • d. de goot- en/of bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
  • e. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens is minimaal 2 meter;
  • f. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°.

22.2.3 Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden opgericht;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 100 m², met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel maximaal 50% bedraagt;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 respectievelijk 6 meter. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30° en maximaal 65°;
  • d. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de diepte van een woning en een aangebouwd bijgebouw bedraagt, te meten vanaf (het verlengde van de) gevellijn, maximaal 15 meter. In afwijking hiervan is de diepte van een woning en een aangebouwd bijgebouw niet gemaximaliseerd, indien:
    • 1. het bijgebouw wordt geplaatst tegen een bestaand vrijstaand bijgebouw, waardoor de bijgebouwen, aan- en uitbouwen worden verbonden met de achtergevel danwel zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het bijgebouw past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    • 3. door de bouw van het bijgebouw geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastliggende percelen niet onevenredig mogen worden geschaad of monumentale panden worden aangetast;
    • 4. het maximale bebouwde oppervlak niet wordt overschreden.

22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte achter (het verlengde van de) gevellijn bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. de bouwhoogte voor (het verlengde van de) gevellijn bedraagt voor licht- en vlaggenmasten maximaal 2,5 meter en voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 1 meter.

22.3 Voorwaardelijke verplichting stikstofdepositie

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het bouwen van gebouwen, wordt slechts verleend indien bij de aanvraag is aangetoond dat het in te zetten bouwmaterieel en/of bouwverkeer niet leidt tot een negatief effect op de Natura 2000-gebieden als gevolg van de stikstofdepositie.

22.4 Afwijken van de bouwregels

22.4.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 22.2.2 sub c voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de (verlengde van de) gevellijn, mits
    • 1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
  • b. lid 22.2.2 sub d mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden.

22.5 Specifieke gebruiksregels
22.5.1 Uitoefening van beroepsmatige activiteiten in een woning

De uitoefening van beroepsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Reclame-uitingen dienen geminimaliseerd te worden;
  • b. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;
  • c. geen vergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wm, Wabo of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
  • d. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • e. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. de uitoefening van detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende beroep of bedrijf.

Artikel 23 Leiding - water

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Bestemming

De voor 'Leiding - water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse waterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.

met de bij a tot en met c behorende:

  • d. beschermingszones aan weerszijden van de aanduiding 'hartlijn leiding - water';
  • e. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. (on)bebouwde gronden;

23.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 18.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter;

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 en toestaan dan overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

23.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitveoren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
23.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

23.4.2 Uitzonderingsregel

Het is lid 23.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

23.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 23.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de leiding;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 24 Waarde - Archeologie

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1 Bestemming
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, bescherming en het behoud van archeologische waarden of verwachtingswaarden;
  • b. in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

24.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, waarbij de verstoorde oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en/of gebruik wordt gemaakt van de diepte van de bestaande fundering zonder daarbij de bestaande fundering dieper uit te graven;
  • b. gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet leiden tot een verstoring dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld en:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 2' met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 3' met een oppervlakte kleiner dan 500 m2;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4' met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2.

24.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming gebouwen, dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits de indiener bij de omgevingsvergunningaanvraag ter beoordeling een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige die hiervoor gecertificeerd is conform de Erfgoedwet, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. indien dit een gravend archeologisch onderzoek betreft, het verplicht is om een Programma van Eisen conform de vigerende KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag, en;
    • 2. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
    • 3. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
    • 4. geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad.
  • b. In de situatie als bedoeld in lid 24.3 sub a, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht;
  • c. Bij de beoordeling van archeologische rapporten, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontgronden, ontginnen, vergraven, afgraven, verwijderen van bestaande funderingen, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen van gronden;
    • 2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
    • 3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
    • 5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het vellen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 6. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet, die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a geldt niet werken en/of werkzaamheden, die:
    • 1. niet leiden tot een verstoring dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld en:
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 2' met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 3' met een oppervlakte kleiner dan 500 m2;
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4' met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 4. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 28.2 van toepassing is;
    • 5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
    • 6. worden uitgevoerd op de plaats van een verwijderde of nog te verwijderen fundering waarbij geen diepere verstoringen worden veroorzaakt;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a mits de indiener bij de omgevingsvergunningaanvraag een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. indien dit een gravend archeologisch onderzoek betreft, het verplicht is om een Programma van Eisen conform de vigerende KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag, en;
    • 2. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
    • 3. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
    • 4. geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad zijn.
  • d. In de situatie als bedoeld in lid 24.4 sub c, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet, die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.;
  • e. Bij de beoordeling van archeologische rapporten, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene bouwregels

26.1 Nadere eisen
26.1.1 Plaatsbepaling, straatbeeld en dakhelling

Het bevoegd gezag kan, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen.

26.1.2 Voorwaarden

De in lid 26.1.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

26.2 Bestaande afstanden en andere maten
26.2.1 Bestaande afstanden

Indien afstanden op de datum van de ter inzage legging van de vaststelling van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge op basis van hoofdstuk 2 van dit plan is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

26.2.2 Bestaande andere maten

In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde op de dag van de vaststelling van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge de hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.

26.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen de contouren van woningen en bedrijfswoningen;
  • b. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 meter onder peil;
  • c. in de berekening van de inhoud van woningen en bedrijfswoningen wordt de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet meegenomen.

Artikel 27 Algemene gebruiksregels

27.1 Bestaand gebruik
27.1.1 Bestaand gebruik gronden en bouwwerken

In afwijking van hetgeen bepaald in Hoofdstuk 2 is bestaand gebruik van gronden en bouwwerken niet in strijd met dit bestemmingsplan.

27.1.2 Verleende vergunningen

Onder bestaand gebruik, waaronder eveneens bouwen is begrepen, wordt tevens verstaan het gebruik van gronden of bouwwerken overeenkomstig de besluiten bij of krachtens artikel 3.22 Wet ruimtelijke ordening (Wro), dan wel artikel 2.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief.

27.2 Verboden gebruik

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;
  • b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  • c. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de productie, opslag, stalling en dumping van:
    • 1. een middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
    • 2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet.

27.3 Voorwaardelijke bepaling laden en lossen

Het is in de nachtperiode niet toegestaan om ter plaatse van de binnen de bestemming 'Centrum - 2' opgenomen aanduiding 'laad- en losplaats' aangeduide laad- en losplaats, met zwaar vrachtverkeer te betreden via de in de bestemming 'Verkeer' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit' aangeduide inrit.

27.4 Voorwaardelijke gebruiksbepaling akoestiek

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden is alleen toegestaan wanneer ter plaatse van de in de bestemmingen 'Centrum - 2' en 'Verkeer' opgenomen aanduiding 'specifieke vorm van centrum - geluidscherm', een geluidwerende voorziening in de vorm van een geluidscherm van minimaal 1,5 m hoog gerealiseerd is.

27.5 Voorwaardelijke verplichtingen landschappelijke inpassing

27.5.1 Irenestraat naast 83a

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Irenestraat naast 83a' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 4 bij deze regels.

27.5.2 Irenestraat tussen 91 en 95

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Irenestraat 91 - 95' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels.

Artikel 28 Algemene aanduidingsregels

28.1 geluidzone - luchtvaart 48 dB(A) Lden
28.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - luchtvaart 48 dB(A) Lden' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de ligging binnen de 48 dB(A) Lden geluidcontour vanwege het luchtverkeer.

28.2 luchtvaartverkeerzone
28.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de vliegveiligheid in verband met de ligging binnen de obestakelbeheervlakken vanwege het luchtvaartverkeer.

28.2.2 Bouwregels

Al dan niet in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mag de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer bedragen dan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 3': 54,14 m boven NAP;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 4': de hoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van 54,14 m boven NAP en 109,14 m boven NAP.

 

28.3 milieuzone - boringsvrije zone
28.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

28.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag de verticale diepte van een bouwwerk niet meer dan 10 m bedragen.

28.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.3.2 voor het bouwen van een bouwwerk met een verticale diepte van meer dan 10 m, met dien verstande dat:

  • a. het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van Gedeputeerde Staten waarbij het bevoegd gezag het advies van het Gedeputeerde Staten als afweging meeneemt bij de verlening of weigering van de omgevingsvergunning.

28.3.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn de rechtstreeks werkende regels voor de boringsvrije zone zoals opgenomen in de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant van toepassing.
 

28.4 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
28.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

28.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag de verticale diepte van een bouwwerk niet meer dan 3 m bedragen.

28.4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.4.2 voor het bouwen van een bouwwerk met een verticale diepte van meer dan 3 m, met dien verstande dat:

  • a. het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van Gedeputeerde Staten waarbij het bevoegd gezag het advies van het Gedeputeerde Staten als afweging meeneemt bij de verlening of weigering van de omgevingsvergunning.

28.4.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn de rechtstreeks werkende regels voor het grondwaterbeschermingsgebied zoals opgenomen in de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant van toepassing.

 

28.5 overige zone - beperkingen veehouderij
28.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' zijn, behalve voor de aldaar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regeling met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet-intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij. Voor zover de aanduiding op de verbeelding samenvalt met de bestemming 'Agrarisch' wordt verwezen naar de regels in Artikel 3.

28.6 veiligheidszone - LPG
28.6.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - LPG' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie.

28.6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden opgericht.

28.6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.6.2 voor het bouwen van nieuwe kwetsbare objecten overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

28.6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

    • 1. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - LPG' in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt dan wel het verkleinen van de LPG-doorzet als aangeduid, mits woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
    • 2. het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone - LPG', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.

28.7 vrijwaringszone - obstakelbeheerzone
28.7.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - obstakelbeheerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht en radarstation Herwijnen, teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen en bescherming van de obstakelbeheerzones van Vliegbasis Woensdrecht.

28.7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 24):

  • a. mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een hoogte van meer dan 88 meter;
  • b. geldt voor windturbines, in aanvulling op het bepaalde onder a en naast de bouwregels zoals opgenomen in de artikelen 3 tot en met 24, dat geen windturbines mogen worden opgericht met een tiphoogte hoger dan 90 m + NAP.

28.7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.7.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. de Minister van Defensie ingestemd heeft met de ontwikkeling.

28.8 vrijwaringszone - weg
28.8.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de verkeersfunctie, het onderhoud en de ruimtereservering van de aangrenzende Rijksweg.

28.8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen een afstand van 50 m vanuit de rand van de meest nabijgelegen rijbaan, met uitzondering van bouwwerken en voorzieningen die nodig zijn voor het wegverkeer.

28.8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.8.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. de bescherming van de verkeersfunctie, het onderhoud en de ruimtereservering voor de aangrenzende Rijksweg niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van de wegbeheerder.

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels

29.1 Algemeen
  • a. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%, met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan voor de vergroting van de inhoud van woningen en bedrijfswoningen en vergroting van de oppervlakte van recreatiewoningen en enkel in de onderstaande gevallen waarbij aangetoond is dat afwijking noodzakelijk is:
    • 1. ten gevolge van de technische eisen als opgenomen in het Bouwbesluit;
    • 2. ten gevolge van een woningaanpassing in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
    • 3. ter optimalisering van de bedrijfsvoering.
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, met dien verstande dat de overschrijding maximaal 2,5 m bedraagt en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-/ontvangstinstallaties en/of sirenemasten wordt verhoogd tot maximaal 40 m;

met dien verstande dat:

  • 1. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad;
  • 3. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 30 Algemene wijzigingsregels

30.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:

  • a. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 31 Overige regels

31.1 Parkeerregeling

Met betrekking tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid geldt de volgende regeling:

  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen' d.d. 31 mei 2017;
  • b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is bedoeld in sub a;
  • c. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging;
  • d. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

32.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • 3. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

32.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord"