Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kenbelstraatje ong., St. Willebrord
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0840.2584K0039-DEF1

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan:
het bestemmingsplan “Kenbelstraatje ong., St. Willebrord” met identificatienummer NL.IMRO.0840.2584.K0039-DEF1 van de gemeente Rucphen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 Achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.5 Achtergevel van een gebouw:
het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;
1.6 Afwijken:
afwijken als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo;
1.7 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 Bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.9 Bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.10 Begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
1.11 Berging:
bijbehorend bouwwerk bij een woning ten behoeve van de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen en als stalling van voertuigen;
1.12 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van bedrijvigheid waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door de bewoner van de woning als ondergeschikte activiteit in of in een bijbehorend bouwwerk bij de woning wordt uitgeoefend.
1.13 Bestaand:
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, mits dat bouwwerk legaal tot stand is gekomen, dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, mits dat gebruik legaal tot stand is gekomen, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.14 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;
1.17 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 Bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.20 Bouwperceel:
aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;
1.21 Bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.22 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.23 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 Dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping;
1.25 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder tevens internetbedrijven worden verstaan, waarbij producten ter plaatse bezichtigd, geretourneerd en/of afgehaald kunnen worden. Hieronder wordt niet verstaan volumineuze detailhandel.
1.26 Erf:
al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
1.27 Erker:
de grondgebonden uitbreiding van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel;
1.28 Escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;
1.29 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 Geluidwerende voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van de wering of reducering van geluid(overlast), zoals een geluidwal en een geluidscherm;
1.31 Gevellijn:
denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen;
1.32 Hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.33 Huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
1.34 Kunstwerken:
bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;
1.35 Nevenactiviteit:
een ondergeschikte activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kan worden uitgeoefend;
1.36 Nok:
het snijpunt van twee hellende vlakken;
1.37 Nutsvoorziening:
voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.38 Omgevingsvergunning:
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.39 Ondergeschikte activiteit:
een activiteit van zeer beperkte beroepsmatige, bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;
1.40 Opslag:
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
1.41 Overkapping:
een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;
1.42 Peil:
  1. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.43 Prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.44 Raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.45 Seksautomatenhal:
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
1.46 Seksbioscoop en/of -theater:
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door vertoningen van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
1.47 Seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.48 Straatprostitutie:
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.49 Standplaats:
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
1.50 Vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond;
1.51 Volumineuze detailhandel:
Onder volumineuze detailhandel worden bedrijven die handelen in producten verstaan die veel ruimte in beslag nemen. Producten die je niet zo snel 'onder de arm' mee de winkel uit neemt en daardoor minder geschikt zijn voor de verkoop in de woonkern. Hieronder wordt verstaan de detailhandel in auto's, boten, caravans, keukens, badkamers en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen.
1.52 Voorgevel van een gebouw:
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;
1.53 Vrijstaand:
een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander hoofdgebouw;
1.54 Waterberging:
gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;
1.55 Waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;
1.56 Woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.57 Zijgevel van een gebouw:
een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw;
2.2 Het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein
door de oppervlakten van alle op een bouwperceel/terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen, zoals goten van dakkapellen niet meegerekend;
2.5 De breedte en diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;
2.6 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 Het bewoonbaar vloeroppervlak
binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;
2.8 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.10 De hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
2.11 De verticale diepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals funderingen, rioleringen, kabels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.12 Ondergeschikte bouwdelen
bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. langzaamverkeersroutes, park, plantsoen, bermstroken, bermsloten, paden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen;
  2. extensief recreatief gebruik;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
3.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. gebouwen;
  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m2;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
3.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 4,00 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 meter.
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
3.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het aanleggen van parkeervoorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het stedenbouwkundig beeld wordt niet in onevenredige mate geschaad;
  2. het aanleggen van parkeervoorzieningen noodzakelijk is vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid;
  3. de aanleg van de parkeervoorzieningen heeft geen zodanige invloed op de aanwezige groenvoorziening, dat deze groenstructuur daardoor onevenredige schade wordt toegebracht en de gebruiksmogelijkheden ervan in overwegende mate wordt beperkt;
  4. er wordt rekening gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen, erven en verhardingen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
4.1.2 Toelaatbare bestemming
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. bijbehorende bouwwerken;
  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. er mogen erkers, balkons of luifels ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd, mits:
    1. de horizontale diepte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
    2. de afstand tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan 2,00 meter;
    3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,00 meter;
    4. de oppervlakte van de erker niet meer bedraagt dan 6,00 m2.
4.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt:
    1. pergola's/tuinmeubilair maximaal 2,50 meter;
    2. speeltoestellen maximaal 2,50 meter;
    3. lichtmasten maximaal 2,50 meter;
    4. vlaggenmasten, één per erf maximaal 6,00 meter;
    5. erf- en terreinafscheidingen maximaal 1,00 meter;
    6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,00 meter.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en nutsvoorzieningen;
  2. overige tot de bestemming behorende voorzieningen.
5.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 genoemde bestemming worden opgericht:
  1. gebouwen;
  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m², met dien verstande dat een groter oppervlak is toegestaan als daartoe een bouwvlak is opgenomen;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
5.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt:
    1. antennes: maximaal 5,00 meter;
    2. openbare nutsvoorzieningen: maximaal 3,00 meter;
    3. speeltoestellen: maximaal 4,00 meter;
    4. masten: maximaal 8,00 meter;
    5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: maximaal 2,00 meter.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemming
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met per woning de huisvesting van één huishouding;
  2. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. ter plaatse is per bouwvlak 1 vrijstaande woning toegestaan;
  3. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn is opgenomen. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
  4. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  6. de breedte van een hoofdgebouw, een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw niet meegerekend, bedraagt ter plaatse van vrijstaande woningen minimaal 6,00 en maximaal 20,00 meter;
  7. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º;
  8. de afstand van een hoofdgebouw, een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meegerekend, tot de zijdelingse perceelsgrens, bedraagt ter plaatse van vrijstaande woningen minimaal 2,00 meter;
  9. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - dove gevel’ geldt dat deze gevel vanaf een hoogte van 3 meter uitgevoerd dient te worden als een dove gevel, tenzij aan deze gevel geen geluidgevoelige ruimtes grenzen. Dit geldt voor de volgende percelen:
    1. ter plaatse van kadastrale gemeente RPN, sectie M, nummer 2920 de noord- en westgevel;
    2. ter plaatse van kadastrale gemeente RPN, sectie M, nummer 2895 de noordgevel;
    3. ter plaatse van kadastrale gemeente RPN, sectie M, nummer 2896 de noordgevel;
    4. ter plaatse van kadastrale gemeente RPN, sectie M, nummer 2887 de noord- en westgevel.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen in het achtererfgebied worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt, overkappingen meegerekend, per bouwperceel maximaal 100 m2, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken maximaal 50% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt;
  2. bijbehorende bouwwerken mogen tevens binnen het bouwvlak van de hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
  3. uitsluitend bij vrijstaande hoofdgebouwen mogen slechts aan één en dezelfde zijgevel bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
  4. de breedte van een met de zijgevel van een hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk bedraagt op gronden met vrijstaande woningen maximaal 6,00 meter;
  5. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 respectievelijk 6,00 meter;
  6. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º;
  7. de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn te worden opgericht;
  8. de diepte van een woning en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt, te meten vanaf (het verlengde van de) gevellijn, maximaal 15 meter. In afwijking hiervan is de diepte van een woning en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet gemaximaliseerd, indien:
    1. het bijbehorend bouwwerk wordt geplaatst tegen een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk, waardoor de bijbehorende bouwwerken worden verbonden met de achtergevel dan wel zijgevel van het hoofdgebouw;
    2. het bijbehorend bouwwerk past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    3. door de bouw van het bijbehorend bouwwerk geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastliggende percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
    4. het maximale bebouwde oppervlak niet wordt overschreden;
6.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen in het achtererfgebied worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt:
    1. pergola's/tuinmeubilair maximaal 2,50 meter;
    2. speeltoestellen maximaal 2,50 meter;
    3. lichtmasten maximaal 2,50 meter;
    4. vlaggenmasten, één per erf maximaal 6,00 meter;
    5. erf- en terreinafscheidingen maximaal 2,00 meter;
    6. geluidwal maximaal 3 meter;
    7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,00 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijkingen
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 6.2.1, sub c, voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de (verlengde van de) gevellijn, mits
    1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
  2. lid 6.2.1, sub e, mits deze maat met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden;
  3. lid 6.2.1, sub h, voor een kleinere afstand.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast;
  2. het gebruik van gronden voor andere vormen van wonen dat de huisvesting van één afzonderlijk huishouden per woning, zoals bedrijfsmatige kamerverhuur of de huisvesting van (groepen) personen die geen huishouden vormen;
  3. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning.
  4. bij verharding van het bestemmingsvlak ‘Wonen’ dient voldaan te worden aan de regels conform de Keur van het waterschap de Brabantse Delta. Indien er een toename van de verhard oppervlakte meer dan 500 m2 bedraagt, dienen er compenserende maatregelen te worden getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, in de vorm van een voorziening met een minimale retentiecapaciteit conform de rekenregel: Benodigde retentiecapaciteit (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 sub a voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van de volgende regels:
  1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt; 
  2. door de uitoefening van de activiteiten wijzigt het uiterlijk van de woning niet zodanig, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest; 
  3. de vloeroppervlakte van de activiteiten in de woning en bijbehorende bouwwerken bedraagt gezamenlijk maximaal 50 m²;
  4. de activiteiten zijn niet vergunnings- of meldingsplichtig op grond van milieuwetgeving; 
  5. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerk uitvoert is tevens de bewoner van de woning;  
  6. het geen verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer en er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte plaatsvindt;  
  7. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit en gerelateerd aan de desbetreffende activiteit; 
  8. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  9. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  10. de uitoefening van seksinrichtingen niet zijn toegestaan;
  11. de uitoefening van horeca-activiteiten niet zijn toegestaan;
  12. in afwijking van 6.5.1 sub k is een bed and breakfast accommodatie toegestaan, met dien verstande dat:
    1. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
    2. de vloeroppervlakte van de bed and breakfast bedraagt maximaal 40% van het totale woonoppervlak;
    3. er maximaal 4 bed and breakfast kamers gerealiseerd mogen worden. Hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk gerealiseerd worden voor in totaal maximaal 4 personen;
    4. de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
    5. in een voormalige mantelzorgwoning kan een bed and breakfast gerealiseerd worden wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening verwijderd is waarbij een pantry wel toegestaan is;
    6. de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.
 
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Nadere eisen
8.1.1 Plaatsbepaling, straatbeeld en dakhelling
Het bevoegd gezag kan, bij het verlenen van een omgevingsvergunning tot bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:
  1. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  2. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  5. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen.
8.1.2 Voorwaarden
De in lid 8.1.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
8.2 Bestaande afstanden en andere maten
8.2.1 Bestaande afstanden
Indien afstanden op de datum van de ter inzage legging van de vaststelling van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge op basis van hoofdstuk 2 van dit plan is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
8.2.2 Bestaande andere maten
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde op de dag van de vaststelling van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge de hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.
8.3 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
 
  1. ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen de contouren van opgerichte hoofdgebouwen;
  2. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 meter onder peil.
8.4 Waterretentie
Bij verharding van het bestemmingsvlak ‘Wonen’ dient voldaan te worden aan de regels conform de Keur van het waterschap de Brabantse Delta en het beleid van de gemeente Rucphen. Indien er een toename van de verhard oppervlakte meer dan 500 m2 bedraagt, dienen er compenserende maatregelen te worden getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, in de vorm van een voorziening met een minimale retentiecapaciteit conform de rekenregel: Benodigde retentiecapaciteit (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Bestaand gebruik
9.1.1 Bestaand gebruik gronden en bouwwerken
In afwijking van hetgeen bepaald in hoofdstuk 2 is bestaand gebruik van gronden en bouwwerken niet in strijd met dit bestemmingsplan.
9.1.2 Verleende vergunningen
Onder bestaand gebruik, waaronder eveneens bouwen is begrepen, wordt tevens verstaan het gebruik van gronden of bouwwerken overeenkomstig de besluiten bij of krachtens artikel 3.22 Wet ruimtelijke ordening (Wro), dan wel artikel 2.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief.
9.2 Verboden gebruik
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;
  2. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  3. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de productie, opslag, stalling en dumping van:
    1. een middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
    2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet.
9.3 Voorwaardelijke gebruiksbepaling akoestiek
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Wonen' aangewezen gronden is alleen toegestaan wanneer ter plaatse van de in de bestemming 'Wonen' opgenomen aanduiding 'specifieke vorm van wonen – geluidwal 2', een geluidwerende voorziening van minimaal 2 meter hoog gerealiseerd is en ter plaatse van de opgenomen aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – geluidwal 3’ een geluidwerende voorziening van minimaal 3 meter hoog gerealiseerd is.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 Geluidzone – luchtvaart 48 dB(A) Lden
10.1.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - luchtvaart 48 dB(A) Lden' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de ligging binnen de 48 dB(A) Lden geluidcontour vanwege het luchtverkeer.
10.2 Luchtvaartverkeerzone
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone (met nummer)' dat ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van:
 
  1. ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 5' van 49.14 m en 54.14 m boven NAP;
 
in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.
10.3 Milieuzone - boringsvrije zone
10.3.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - boringsvrije zone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
10.3.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 6) mag de verticale diepte van een bouwwerk niet meer dan 10 m bedragen.
10.3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.3.2 voor het bouwen van een bouwwerk met een verticale diepte van meer dan 10 m, met dien verstande dat:
  1. het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
  2. schriftelijk advies is verkregen van Gedeputeerde Staten waarbij het bevoegd gezag het advies van het Gedeputeerde Staten als afweging meeneemt bij de verlening of weigering van de omgevingsvergunning.
10.3.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn de rechtstreeks werkende regels voor de boringsvrije zone zoals opgenomen in de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant van toepassing.
10.4 Vrijwaringszone - obstakelbeheerzone
10.4.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - obstakelbeheerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht en radarstation Herwijnen, teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen en bescherming van de obstakelbeheerzones van Vliegbasis Woensdrecht.
10.4.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 6):
  1. mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een hoogte van meer dan 88 meter;
  2. geldt voor windturbines, in aanvulling op het bepaalde onder a en naast de bouwregels zoals opgenomen in de artikelen 3 tot en met 24, dat geen windturbines mogen worden opgericht met een tiphoogte hoger dan 90 m + NAP.
10.4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:
  1. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  2. de Minister van Defensie ingestemd heeft met de ontwikkeling.
10.5 Vrijwaringszone - weg
10.5.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de verkeersfunctie, het onderhoud en de ruimtereservering van de aangrenzende Rijksweg.
10.5.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen een afstand van 50 m vanuit de rand van de meest nabijgelegen rijbaan, met uitzondering van bouwwerken en voorzieningen die nodig zijn voor het wegverkeer.
10.5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.8.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:
  1. de bescherming van de verkeersfunctie, het onderhoud en de ruimtereservering voor de aangrenzende Rijksweg niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  2. schriftelijk advies is verkregen van de wegbeheerder.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Algemeen
  1. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%, met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan voor de vergroting van de inhoud van woningen en bedrijfswoningen en vergroting van de oppervlakte van recreatiewoningen en enkel in de onderstaande gevallen waarbij aangetoond is dat afwijking noodzakelijk is:
    1. ten gevolge van de technische eisen als opgenomen in het Bouwbesluit;
    2. ten gevolge van een woningaanpassing in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
    3. ter optimalisering van de bedrijfsvoering.
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, met dien verstande dat de overschrijding maximaal 2,5 m bedraagt en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-/ontvangstinstallaties en/of sirenemasten wordt verhoogd tot maximaal 40 m;
met dien verstande dat:
  1. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad;
  3. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
12.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
  1. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Parkeerregeling
Tenzij in de genoemde bestemmingsplannen als opgenomen in bijlage 1 bij de regels expliciet is voorzien in een andere regel ten aanzien van de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid, geldt de volgende regeling:
 
  1. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' d.d. 31 mei 2017;
  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld in sub a;
  3. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging.
  4. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan "Kenbelstraatje ong., St. Willebrord".