3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 juncto lid 3.4.2 sub e voor:
-
a. het inrichten van een bijbehorend bouwwerk als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
-
2. er sprake is van één huishouden, waarvan een gedeelte in een bijbehorend bouwwerk is gehuisvest;
-
3. er geen zelfstandige woning ontstaat;
-
4. de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken in lid 3.2.1 sub d in acht dienen te worden genomen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% bedraagt;
-
5. het betreffende bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend voor mantelzorg worden gebruikt indien het via minimaal één doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;
-
6. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als afhankelijke woonruimte beëindigd en worden de woonvoorzieningen verwijderd.
-
b. het plaatsen van één tijdelijke vrijstaande woonunit ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
-
2. er sprake is van één huishouden, waarvan een gedeelte in een tijdelijke woonunit is gehuisvest;
-
3. er geen zelfstandige woning ontstaat;
-
4. plaatsing van een tijdelijke woonunit uitsluitend binnen het bouwvlak en minimaal 2 meter achter de voorgevel van de woning is toegestaan;
-
5. de goothoogte van een tijdelijke woonunit maximaal 3 meter bedraagt;
-
6. de bouwhoogte van een tijdelijke woonunit maximaal 5 meter bedraagt;
-
7. de oppervlakte van een tijdelijke woonunit maximaal 70 m² bedraagt, met dien verstande dat:
- door het plaatsen van de tijdelijke woonunit de in lid 3.2.1 sub d genoemde maximale gezamenlijke oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken niet wordt overschreden;
- het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% bedraagt;
-
8. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik van de tijdelijke woonunit als afhankelijke woonruimte beëindigd en wordt de tijdelijke woonunit verwijderd.
3.5.2 Carnavals- of corsowagens
Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 juncto lid 3.4.1 sub a voor:
-
a. het oprichten van statische opslag voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen, met dien verstande dat:
-
1. de opslag plaatsvindt binnen een bestaand bouwvlak bij een bestaand bedrijf;
-
2. de hoogte van de opslag maximaal 3 meter bedraagt;
-
b. het oprichten van tijdelijke bouwwerken, dan wel een tent, voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen, met dien verstande dat:
-
1. deze worden opgericht binnen een bestaand bouwvlak bij een bestaand bedrijf;
-
2. de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt;
-
3. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 300 m² bedraagt;
-
4. deze tijdelijke bouwwerken maximaal gedurende 5 maanden per jaar worden geplaatst en na afloop van die termijn worden verwijderd.
3.5.3 Tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 juncto lid 3.4.2 sub f voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders op het eigen bedrijf, met dien verstande dat:
-
a. huisvesting is toegestaan in bestaande agrarische bedrijfsgebouwen, in stacaravans of in tijdelijke woonunits;
-
b. het maximum aantal te huisvesten personen per agrarisch bedrijf 40 bedraagt;
-
c. de huisvesting uitsluitend seizoensarbeiders betreft die binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, ook werkzaamheden verrichten;
-
d. de huisvesting niet meer dan maximaal 2 perioden van gezamenlijk maximaal 8 maanden per kalenderjaar duurt;
-
e. per agrarisch bedrijf maximaal 10 stacaravans of tijdelijke woonunits mogen worden geplaatst;
-
f. de stacaravans of tijdelijke woonunits binnen het bouwvlak worden gesitueerd;
-
g. de stacaravans of tijdelijke woonunits niet direct steun vinden in de grond of direct met de grond verbonden mogen zijn;
-
h. de afstand tussen stacaravans of tijdelijke woonunits onderling minimaal 5 meter bedraagt;
-
i. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
-
j. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan.
3.5.4 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 juncto lid 3.4.2 sub g voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
-
a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
-
b. het uitoefenen van de actviteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
-
c. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken dat wordt gebruikt voor de activiteiten maximaal 50 m² bedraagt;
-
d. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
-
e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
-
f. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
-
g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.
3.5.5 Nevenactiviteiten
a Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 voor het gebruik van bebouwing voor de hieronder genoemde nevenactiviteiten, met dien verstande dat naast de per nevenactiviteit in lid 3.5.5 sub b tot en met sub f opgenomen specifieke regels, tevens de volgende algemene regels gelden:
-
a. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit afzonderlijk aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;
-
b. om te waarborgen dat de nevenactiviteiten ondergeschikt blijven aan het bedrijf wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten (twee of meer nevenactiviteiten per bedrijf) advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);
-
c. nevenactiviteiten mogen uitsluitend binnen bestaande bebouwing worden opgericht;
-
d. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
-
e. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;
-
f. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;
-
g. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;
-
h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
-
i. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
b Dagrecreatieve nevenactiviteiten
Naast de in lid 3.5.5 onder a genoemde algemene regels geldt voor het gebruik van bebouwing voor dagrecreatieve nevenactiviteiten de volgende aanvullende specifieke regels:
-
a. de bovengrens voor kleinschalige dagactiviteiten wordt gesteld op 45% van de bestaande bebouwing met een oppervlakte van maximaal 500 m², tenzij onder d tot en met g anders is bepaald;
-
b. ondersteunende horeca is mogelijk tot 20% van de bestaande vloeroppervlakte met een minimum van 35 m² en een maximum van 100 m²;
-
c. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan;
-
d. voor dagrecreatie in de vorm van een theeschenkerij:
-
1. maximaal 100 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt.
-
e. voor dagrecreatie in de vorm van een congres- en/of vergaderruimte:
-
1. deze nevenfunctie is uitsluitend toegestaan bij een cultuurhistorisch waardevol pand als opgenomen in bijlage 2 van deze regels.
-
f. voor dagrecreatie in de vorm van verhuur:
-
1. verhuur mag uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van extensieve dagrecreatie en de verhuurmiddelen zijn niet gemotoriseerd.
-
g. voor dagrecreatie in de vorm van boerengolf / poldersport:
-
1. maximaal 2 hectare van de aaneengesloten gronden direct grenzend aan het bouwvlak worden ten behoeve van boerengolf / poldersport gebruikt;
-
2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van reclameborden en/of neonreclame, lichtmasten en/of lichtbakken is niet toegestaan;
-
3. de benodigde attributen dienen verplaatsbaar te zijn.
c Verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten
Naast de in lid 3.5.5 sub a genoemde algemene regels geldt voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten de volgende aanvullende specifieke regels:
-
a. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
-
b. permanente bewoning is niet toegestaan;
-
c. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan;
-
d. voor verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen bij de boer:
-
1. het aantal kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, bedraagt maximaal 25;
-
2. kamperen is uitsluitend toegestaan in of direct aansluitend aan het bouwvlak;
-
3. maximaal één sanitaire voorziening mag worden opgericht, met dien verstande dat:
- de goothoogte maximaal 3,5 meter bedraagt;
- de bouwhoogte maximaal 4,5 meter bedraagt;
- de oppervlakte maximaal 50 m² bedraagt;
-
4. kamperen is alleen toegestaan in het kampeerseizoen;
-
5. deze nevenactiviteit is niet toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'openheid'.
-
e. voor verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerboerderij / groepsaccomodatie:
-
1. maximaal 500 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt;
-
2. het maximum aantal toegestane woningen mag niet worden uitgebreid;
-
3. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.
-
f. voor verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers / appartementen:
-
1. maximaal 500 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt;
-
2. het aantal boerderijkamers / appartementen bedraagt maximaal 4;
-
3. de oppervlakte van één boerderijkamer / appartement bedraagt maximaal 60 m²;
-
g. voor verblijfsrecreatie in de vorm van trekkershutten:
-
1. de trekkershut dient te bestaan uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;
-
2. de oppervlakte bedraagt per trekkershut maximaal 30 m².
-
h. voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed and breakfast:
-
1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;
-
2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;
-
3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed-and-breakfast wordt gevestigd, moet wonen blijven;
-
4. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken bedraagt maximaal 10;
-
5. maximaal vier kamers mogen worden gebruikt als bed and breakfast kamer;
-
6. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren.
d Verkoop van producten als nevenactiviteit
Naast de in lid 3.5.5 onder a genoemde algemene regels geldt voor het gebruik van bebouwing voor de verkoop van producten als nevenactiviteit, de volgende aanvullende specifieke regels:
-
a. er moet sprake zijn van een winkel die aan de agrarische functie is verbonden;
-
b. maximaal 100 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt voor de verkoop van producten, daaronder niet begrepen de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten voor zover het betreft de verkoop van eigen vervaardigde producten dan wel de verkoop van streekeigen en/of biologische producten.
e Zorglandbouw als nevenactiviteit
Naast de in lid 3.5.5 onder a genoemde algemene regels geldt voor het gebruik van bebouwing voor zorglandbouw als nevenactiviteit, de volgende aanvullende specifieke regels:
-
a. ondersteunende horeca is niet toegestaan;
-
b. inwoning is niet toegestaan.
f Het houden van paarden als nevenactiviteit
Voor het niet-bedrijfsmatig houden van paarden als nevenactiviteit gelden geen specifieke regels en zijn uitsluitend de in lid 3.5.5 onder a genoemde algemene regels van toepassing.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Permanente teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen door middel van vormverandering en vergroting van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lage teeltondersteunende voorziening' en/of aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hoge teeltondersteunende voorziening' al dan niet in combinatie met vormverandering en vergroting van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:
-
a. de omvang van het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal:
-
1. voor lage permanente teeltondersteunende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 1 meter: 4 hectare;
-
2. voor hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter: 2 hectare;
met dien verstande dat maximaal 1,5 hectare van het bouwvlak mag worden gebruikt voor bouwwerken, niet zijnde permanente teeltondersteunende voorzieningen, en dat het overige deel van het bouwvlak wordt voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening';
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening' zijn uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen en erf- en terreinafscheidingen toegestaan;
-
c. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
-
d. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
-
e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
-
f. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.6.2 Hervestiging van en omschakeling naar grondgebonden agarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen voor de hervestiging van en omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf binnen een bestaand bouwvlak, met dien verstande dat:
-
a. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
-
b. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf dienen te worden geconcentreerd binnen het bouwvlak;
-
c. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
-
d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
-
e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.6.3 Hervestiging van en omschakeling naar een overig niet grondgebonden agarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen voor de hervestiging van en omschakeling naar een overig niet grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij, binnen een bestaand bouwvlak, met dien verstande dat:
-
a. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
-
b. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf dienen te worden geconcentreerd binnen het bouwvlak;
-
c. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
-
d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
-
e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.6.4 Hervestiging van en omschakeling naar een intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen voor de hervestiging van en omschakeling naar een intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
-
a. wijziging uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone- verwevingsgebied' voor zover het een duurzame locatie voor intensieve veehouderij betreft;
-
b. de omvang van het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 1,5 hectare;
-
c. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
-
d. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
-
e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
-
f. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.6.5 Productiegerichte paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen door de aanduiding 'paardenhouderij' toe te voegen, met dien verstande dat:
-
a. het een productiegerichte paardenhouderij betreft;
-
b. ondergeschikt aan een productiegerichte paardenhouderij in de vorm van een paardenfokkerij dan wel een hengsten- of merriehouderij is tevens toegestaan het opleiden, trainen en verhandelen van paarden en/of pony's uit eigen fokprogramma;
-
c. het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege is niet toegestaan;
-
d. ondergeschikt aan de productiegerichte paardenhouderij een kantoorruimte is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 50 m²;
-
e. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 3.2;
-
f. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
-
g. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.6.6 Bergbezinkbassin
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin' toe te voegen voor de realisatie een bergbezinkbassin, met dien verstande dat:
-
a. de inhoud van zich beneden peil bevindende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bergbezinkbassin bedraagt maximaal 500 m³;
-
b. de inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, boven peil bedraagt maximaal 3 m³;
-
c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1,5 meter;
-
d. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
-
e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
-
f. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3.6.7 Water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van de realisatie van een waterberging, met dien verstande dat:
-
a. het agrarisch gebruik van de gronden dient te zijn beëindigd;
-
b. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.