3.2 Provinciaal beleid
Structuurvisie
De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.
In het licht van het opstellen van de structuurvisie is het vigerende ruimtelijke beleid nader beschouwd. De conclusie is dat een groot deel van het provinciale ruimtelijke beleid actueel is en daarom ongewijzigd blijft. Voorbeelden daarvan zijn:
- het principe van concentratie van verstedelijking;
- zorgvuldig ruimtegebruik;
- het verantwoord omgaan met de natuurlijke basis;
- het streven naar robuuste en aaneengeschakelde natuurgebieden;
- het concentratiebeleid voor glastuinbouw en intensieve veehouderij.
De structuurvisie bestaat uit vier delen. Voor dit project zijn deel A en B relevant.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang.
Deel B
In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Het plangebied is op de visiekaart gesitueerd binnen:
De opgave is om een goede balans te vinden tussen rode en groene ontwikkelingen en het contrast tussen stad en land, het mozaïek, te behouden en verder te ontwikkelen (groene geledingszones) en door meer in te zetten op verstedelijking die de eigen identiteit van stad of dorp in relatie tot het landschap versterkt.
Op de structuurkaart is het plangebied aangeduid als gemengd agrarisch gebied. In het gemengd landelijk gebied wordt voldaan aan de vraag naar kleinschalige stedelijke voorzieningen, recreatie, toerisme en ondernemen in een groene omgeving.
Toetsing
Het project past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie.
- In het kader van het project is onderzoek uitgevoerd (zie hoofdstuk 4) waarin aandacht is besteed aan onder andere archeologie, bodem, ecologie, water. Uit dit onderzoek zijn geen belemmeringen gebleken.
- Er is sprake van bundeling en intensivering van bestaand (recreatief) gebied. Er is sprake van zuinig ruimtegebruik, zonder dat de landschappelijke kwaliteit in de gemeente onevenredig wordt aangetast. Er wordt voorzien in een nieuwe landschappelijke inpassing.
- Het gebied waarin de ontwikkeling plaats vindt, is aangewezen als gemengd agrarisch gebied. Binnen dergelijke gebieden kan ruimte worden geboden aan de groeiende vraag naar ruimte voor recreatief medegebruik. Ter plaatse heeft de context van het gebied in belangrijke mate reeds een recreatieve betekenis (Skidôme, sportcentrum de Vijfsprong, hockey, manege). Uitbreiding van de schietbaan, ook reeds aanwezig in het gebied, past daarbij.
- De landschappelijke kwaliteit in het gebied bestaat uit een omgeving van (veelal gebouwde) recreatieve voorzieningen met daartussen enkele groensingels. De gebouwde voorzieningen presenteren zich aan de Baanvelden. Een deel van het bosperceel tussen manege en schietbaan wordt ten behoeve van de uitbreiding gerooid. Uitgangspunt is dat dit te rooien bos binnen de locatie, aansluitend aan de locatie of de directe omgeving hiervan, of, indien dit niet anders kan, elders binnen de gemeente, wordt gecompenseerd. Hiervoor is door de gemeente een overeenkomst gesloten met de schietvereniging. In deze overeenkomst is de hoogte van het bedrag voor compensatie vastgelegd. Het overige deel van het bosperceel blijft behouden. Er resteert een aanzienlijk deel van het bosperceel. De karakteristieke groene dooradering van het gebied wordt dus niet onevenredig aangetast.
- Op het perceel wordt voorzien in adequate landschappelijke inpassing (zie ook 2.2 en 4.1). Deze landschappelijke inpassing bestaat uit:
-
1. het aanbrengen van een grondwal met beplanting;
-
2. beplanting in een groenzone rondom het perceel (uitgezonderd de voorzijde).
- De landschappelijke inpassing wordt zowel vastgelegd met een bestemming Groen (publiekrechtelijk) als privaatrechtelijk in de vorm van de genoemde overeenkomst.
Verordening Ruimte (VR) Noord Brabant 2011
- Het plangebied is gesitueerd buiten het bestaand stedelijk gebied of zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling.
- Het plangebied heeft geen vermelding op de kaarten natuur en landschap, cultuurhistorie, niet agrarische ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied.
- De kaarten ten aanzien van agrarische ontwikkelingen en intensieve veehouderij zijn niet relevant.
Van belang zijn de artikelen:
- zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
- kwaliteitsverbetering van het landschap.
Artikel 2.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit
In art. 2.1 VR is het principe van zorgvuldig ruimtegebruik vastgelegd. Dit houdt het volgende in.
- Voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling gebruik wordt gemaakt van bestaand bestemmingsvlak of bouwblok.
- Uitbreiding is slechts mogelijk mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de ruimtelijke ontwikkeling binnen bestaand ruimtebeslag te doen plaatsvinden.
Artikel 2.2 Kwaliteitsverbetering van het landschap
In art. 2.2 VR staat dat juridisch, feitelijk en financieel verzekerd moet zijn dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare fysieke verbetering van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of extensieve recreatieve mogelijkheden. Deze verbetering kan onder meer betreffen:
- het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen;
- het wegnemen van verharding of slopen van bebouwing.
Als kwaliteitsverbetering niet is verzekerd, moet een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds zijn verzekerd.
Toetsing
Artikel 2.1
Planontwikkeling vindt plaats direct aansluitend aan het bestaande gebouw van de schietvereniging. Een verticale uitbreiding (extra bouwlaag) is niet mogelijk in verband met:
- het beoogd programma;
- technische mogelijkheden van de bestaande bebouwing;
- de ruimtelijke uitstraling binnen de context.
Voorts wordt de context van het gebied (zie 2.1) gekenmerkt als een gemengd recreatiegebied. Verplaatsing is omwille van financiële en functionele aard niet mogelijk. Ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied is in een overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente vastgelegd:
- de te realiseren landschappelijke inpassing (zie ook 4.1);
- de investering samenhangend met het deels rooien van een groenzone.
Artikel 2.2
Met de initiatiefnemer is in een overeenkomst vastgelegd op welke wijze er in de kwaliteit van het landschap wordt geïnvesteerd. Dit is tweeledig.
- Investering in de kwaliteit van de locatie (zie ook 4.1). Er wordt aan drie zijden voorzien in een groenstrook met knip- en scheerheggen en opgaande beplanting. Hiermee wordt de accommodatie op een goede wijze ingepast in de bestaande recreatieve structuur van de context.
- Compensatie. In een overeenkomst is de hoogte van de vergoeding voor de compensatie van de bosstrook vastgelegd. De gemeente benut deze compensatie om elders in de gemeente landschap te realiseren.