Plan: | Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0840.2581B0018-DEF1 |
Algemeen
In de gemeente Rucphen staat de leefbaarheid in de centra van de kernen Rucphen, Sprundel en St. Willebrord als gevolg van verkeersoverlast onder druk. Verspreid over de genoemde kernen zorgt verkeer voor algemene hinder (zie ook figuur 1.1).
Nut en noodzaak van een omlegging
Samengevat vormen de volgende knelpunten de noodzaak voor de gewenste verbetering van de wegenstructuur:
De knelpunten zijn samengevat in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Knelpunten kernen (bron: verkorte planstudie)
Gewenste oplossingen
Algemeen zijn in het gemeentelijk en provinciaal beleid twee uitgangspunten geformuleerd ter verbetering van de huidige verkeerssituatie en het beperken van de verkeersoverlast.
Planproces
West van de A16 (2001) en Visie ontsluitingsstructuur (2002)
De gemeente is reeds in het begin van de 21e eeuw gestart met studies naar de verbetering van de ontsluitingsstructuur van de gemeente (zie ook 3.1.). In de Studie West van de A16 (gemeente en provincie) (2001) zijn de situatie en knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen in beeld gebracht. De visie op de ontsluitingsstructuur (2002) heeft tot doel:
Een en ander heeft geresulteerd in een tracé dat 'Kort om de kom' is genoemd. Beide studies hebben er uiteindelijk in geresulteerd dat door de gemeenteraad van Rucphen het tracé 'kort om de kom' is vastgesteld als voorkeurstracé (27 maart 2003) voor de omleiding Rucphen N638 en is opgenomen in de Structuurvisie-plus.
Kort om de kom
Het tracé 'Kort om de kom' loopt vanaf de A58 via de Rucphenseweg, achter de Bernhardstraat langs en over de Bosheidestraat naar de Sprundelseweg. Vanaf daar loopt het alternatief via de Dennenweg naar de Zundertseweg. Het gehele tracé gaat uit van een 80 km/h-weg buiten de bebouwde kom.
De aansluitpunten liggen bij de Sint Martinusstraat, Bernhardstraat, Sprundelseweg en de Zundertseweg. Ter hoogte van de Jan Vermeerstraat komt een ongelijkvloerse fietsoversteek (fietstunnel).
MER 2009
In sommige gevallen is de aanleg van een weg (autoweg of autosnelweg) 'mer-plichtig'. Mer staat voor milieueffectrapportage. Er moet dan een gedetailleerd onderzoek uitgevoerd worden naar de effecten die de plannen hebben op het milieu.
'Kort om de kom' was mer-plichtig. De milieueffectrapportage (MER) is op 12 februari 2009 door de raad vastgesteld. Deze MER is getoetst door de landelijke Commissie voor de m.e.r. De Commissie heeft geconstateerd dat het regionaal belang van de nieuwe infrastructuur in het MER niet voldoende is onderbouwd en heeft geadviseerd (kort samengevat) te zoeken naar oplossingen die:
Daarom heeft de gemeenteraad op 11 februari 2010 besloten:
Verkorte Planstudie 2010
Naar aanleiding van de conclusie uit de MER heeft de Gemeenteraad van Rucphen besloten een nieuwe, verkorte planstudie te doorlopen. Binnen deze studie wordt in nauwe samenwerking met de provincie gezocht naar minder omvangrijke (niet-mer plichtige)oplossingen voor de huidige verkeersproblematiek. Adviesbureau Royal Haskoning heeft de verkorte planstudie uitgevoerd.
In de Verkorte Planstudie 2010 (zie samenvatting in bijlage 1) zijn 3 alternatieven beoordeeld. De voorkeursvariant (variant 6) uit de Verkorte Planstudie wordt nu (gefaseerd) door de gemeente ten uitvoer gebracht. Hiertoe is op 31 maart 2011 besloten.
Het voorkeursalternatief uit de Verkorte Planstudie voorziet in drie nieuwe tracédelen:
Vooralsnog wenst de gemeenteraad invulling te geven aan de realisering van fase 1 van de verbetering van de verkeersstructuur. Deze eerste fase betekent de aanleg van:
De planvorming van beide tracédelen loopt gelijk op, de financiering en ingebruikname is aan elkaar gekoppeld. Tracédeel C/Zuid zal van de Sprundelseweg in een later stadium mogelijk worden gemaakt en niet voor 2020 worden gerealiseerd.
In dit bestemmingsplan wordt onder de namen deeltracé A/Oost (Verlengde Vosdonkseweg) en deeltracé B/West (Verlengde Helakkerstraat) naar de tracés verwezen.
Besluit Provinciale Staten
Op 16-11-2012 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de begroting voor 2013 vastgesteld. Hierin is een bijdrage opgenomen voor de realisatie van de Verlengde Helakkerstraat en de Verlengde Vosdonkseweg. Daarmee is de financiële uitvoerbaarheid gewaarborgd.
Herijking onderzoeken
Recent is naar voren gekomen dat de verkeerscijfers die zijn gebruikt in de Verkorte Planstudie en waarop onder meer de onderzoeken naar de verschillende omgevingsaspecten in het vorige voorontwerpbestemmingsplan zijn gebaseerd, geen goede weergave zijn van de werkelijke situatie. In het voor de Verkorte Planstudie gebruikte verkeersmodel zijn enkele flankerende maatregelen niet goed doorgevoerd. Zodoende is het effect van de aanleg van de randweg op de routekeuze van het verkeer in de Verkorte Planstudie onderschat. In werkelijkheid zullen de aan te leggen nieuwe tracédelen meer verkeer verwerken dan uit de Verkorte Planstudie blijkt en de kernen beter ontzien dan waarvan in de Verkorte Planstudie werd uitgegaan.
Mobiliteitstoets
Het verkeersmodel is daarom ten behoeve van de verdere planvorming aangepast. Op basis daarvan is een Mobiliteitstoets opgesteld die toegesneden is op de bestemmingsplannen die de nieuwe tracédelen A/Oost en B/West mogelijk maken. In deze mobiliteitstoets wordt onderbouwd op welke wijze de verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid, verkeersleefbaarheid en bereikbaarheid wordt gewaarborgd. Daarbij ziet de Mobiliteitstoets toe op de volgende twee situaties:
De Mobiliteitstoets is integraal opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting.
Geen mer-verplichting
Voor de bestemmingsplannen die de deeltracés A/Oost en B/West mogelijk maken, geldt geen mer-verplichting. In de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen welke activiteiten MER-plichtig zijn. Met betrekking tot de infrastructuur zijn de volgende activiteiten MER-plichtig:
Daar hier geen sprake is van deze activiteiten moet worden gesteld dat de aanleg van de Verlengde Vosdonkseweg niet MER-plichtig is. Ook niet wanneer alle drie de deeltracés 2, 4 en 6 bij elkaar worden opgeteld qua kilometers. De Europese MER-richtlijn leidt eveneens niet tot een andere conclusie. De aanleg van de drie deeltracés leiden – gelet op de aard en de ligging van de activiteiten- niet tot een MER-plicht. Een nadere toelichting is opgenomen in paragraaf 4.9.
Doelstellingen van het bestemmingsplan Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat dat tegelijkertijd met het bestemmingsplan voor Deeltracé A/Oost wordt opgesteld zijn de volgende.
De opzet van de toelichting is als volgt.
Algemeen
De gemeente Rucphen bestaat uit de kernen:
De gemeente ligt (met uitzondering van Zegge) ten zuiden van de A58 tussen Roosendaal en Breda. Te midden van de kernen Rucphen, St. Willebrord en Sprundel ligt in het gebied 'Binnentuin' met daarin bedrijventerrein 'De Nijverhei', de ontwikkelingslocatie voor de uitbreiding van bedrijventerrein De 'Nijverhei' het voorzieningencluster 'Binnentuin' en het sport- en vrijetijdscentrum 'de Vijfsprong' met het 'Sneeuwattractiepark Skidôme' en overige recreatieve en sportactiviteiten (onder andere manage, schietbaan, atletiek, hockey).
In de kernen van Rucphen, Sprundel en St. Willebrord staat de leefbaarheid onder druk als gevolg van de verkeersoverlast. Vooral geluidsoverlast, een gevoel van verkeersonveiligheid en barrièrewerking zorgen voor hinder. De verkeersonveiligheid en barrièrewerking worden vooral veroorzaakt door:
Bestaande bebouwing en ruimtelijke ontwikkelingen
De huidige bebouwing van de gemeente Rucphen is weergegeven als bestaand stedelijk gebied (figuur 2.1).
Aan de randen van de kern Rucphen zijn locaties gereserveerd voor woningbouw. Daarnaast wordt het centrumplan Rucphen ontwikkeld en zullen er ontwikkelingen plaatsvinden in het gebied 'Binnentuin', gelegen tussen de kernen van Rucphen, Sprundel en St. Willebrord. Hierbij gaat het om uitbreiding van bedrijventerrein 'Nijverhei' en Skidôme (Vijfsprong) en om ontwikkeling van de 'Binnentuin' waarvan het nieuwe gemeentehuis al gerealiseerd is.
Figuur 2.1 Bestaande bebouwing en ruimtelijke ontwikkelingen (bron: verkorte planstudie)
Algemeen
Deeltracé B/West is gesitueerd:
Figuur 2.2 Luchtfoto plangebied (bron: microsoft)
Het plangebied betreft uitsluitend het beoogde wegtracé, inclusief de aansluitingen op de bestaande infrastructuur en bijbehorende groenstroken, waterpartijen en keervoorzieningen. Het gaat hierbij om gronden aan of tussen:
Navolgend is ingegaan op het ruimtelijk karakter van deze verschillende gebiedsdelen.
Kozijnenhoek
Figuur 2.3 Aansluiting Kozijnenhoek en achterliggend gebied
De Kozijnenhoek kenmerkt zich door het volgende.
`
Bernhardstraat
Figuur 2.4 Bernhardstraat
De Bernhardstraat laat zich als volgt beschrijven.
Buitengebied
Figuur 2.5 Buitengebied
Het Buitengebied tussen de Kozijnenhoek en de Bernhardstraat laat zich als volgt beschrijven.
Er lopen diverse doorgaande verkeersroutes door de kernen Rucphen, Sprundel en St. Willebrord. De gemeente heeft drie aansluitingen op de A58, maar geen van deze aansluitingen biedt een goede regionaal verbindende route richting Zundert. Het interlokale verkeer rijdt daardoor door deze kernen.
Figuur 2.6 Doorgaande verkeersroutes (bron: Verkorte Planstudie)
De verschillende (doorgaande) hoofdroutes zijn weergegeven in figuur 2.3 en worden gevormd door:
Daarnaast wordt ook de route Poppestraat-Bremstraat-Kaaistraat-Kozijnenhoek veelvuldig gebruikt door verkeer van/naar het gebied 'Binnentuin' waarbinnen bedrijventerrein De Nijverhei en de Vijfsprong en de voorziene uitbreidingen liggen.
Samengevat vormen de volgende knelpunten de noodzaak voor de gewenste verbetering van de wegenstructuur.
In figuur 2.7 zijn de knelpunten samengevat.
Figuur 2.7 Knelpunten
Dit voorliggende bestemmingsplan Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat heeft uitsluitend betrekking op deeltracé B. Evenwel worden in verband met de samenhang tussen beide plandelen navolgend de beide deeltracés beschreven.
Figuur 2.8 Voorkeursalternatief uit de Verkorte Planstudie 2010 (bron: Verkorte Planstudie)
Het voorkeursalternatief uit de Verkorte Planstudie ontlast de kernen Rucphen, Sprundel en St. Willebrord van doorgaand verkeer. Het voorkeursalternatief kent 'honing- en azijnmaatregelen'. Met 'honing' wordt het verkeer verleid route rond de kernen te kiezen en met 'azijn' wordt het gebruik de routes door de kernen ontmoedigd.
Beoogd wordt dat het doorgaande (vracht)verkeer naar het gebied 'Binnentuin' (bedrijven, kantoren, recreatie) en verder naar het zuiden, zich zal verdelen over de afslagen 19 (Rucphen) en 21 (Vosdonk/Sprundel). De 'honing'-maatregelen bestaan uit het opwaarderen van bestaande wegen en het toevoegen van drie nieuwe tracédelen:
De 'azijn'-maatregelen bestaan uit verkeersbeperkende maatregelen. Deze bestaan met name uit het afwaarderen van de verkeersfunctie van de huidige hoofdwegen binnen de kernen door het instellen van een 30 km/h-regime in combinatie met snelheidsremmende maatregelen.
Figuur 2.5 geeft een overzicht van de maatregelen.
Figuur 2.9 Wegontwerp A: Oostelijk tracédeel
Vanaf de kruising Kozijnenhoek/Helakkerstraat wordt een nieuw tracédeel naar de rotonde Noorderstraat/Vosdonkseweg aangelegd. Daarbij worden twee wegen gekruist, namelijk de Kerkeheidestraat en de Koekoekstraat. Alleen het zuidelijk deel van de Kerkeheidestraat wordt voor gemotoriseerd verkeer op het nieuwe tracédeel aangesloten. Vrachtverkeer is op dit deel van de Kerkeheidestraat echter niet toegestaan. Het noordelijke deel van de Kerkeheidestraat wordt alleen voor fietsverkeer aangesloten. Hiervoor is gekozen om omrijdafstanden voor fietsverkeer te voorkomen. Het verkeer op het nieuwe tracédeel heeft voorrang op het verkeer op de Kerkeheidestraat. De Koekoekstraat wordt geknipt om het aantal kruispunten op het nieuwe doorgaande tracé te beperken. Voor de bestemmingen langs de Koekoekstraat, waarvoor de Noorderstraat een alternatieve route vormt, zijn de omrijdafstanden vele malen kleiner dan voor de bestemmingen langs de Kerkeheidestraat.
Het nieuwe tracédeel betreft een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. Op dit deeltracé is een snelheidsregime van 50 km/h van toepassing. Vanwege voldoende alternatieve routes wordt het tracédeel tussen de Kaaistraat en Noorderstraat niet van fietsvoorzieningen voorzien. Het deel tussen de Kaaistraat en Helakkerstraat krijgt wel een vrijliggend fietspad, eenzijdig gelegen en in twee richtingen bereden. Dit fietspad sluit aan op het eveneens eenzijdig en in twee richtingen bereden vrijliggende fietspad dat vanaf de Helakkerstaat in westelijke richting langs Kozijnenhoek ligt.
De huidige bocht waarmee de Kaaistraat op Kozijnenhoek aansluit wordt terug gebogen zodat de Kaaistraat haaks op het nieuwe tracédeel wordt aangesloten. Zo ontstaat een verkeersveilige aansluiting. Verkeer op het nieuwe tracé Verlengde Vosdonkseweg heeft voorrang op het verkeer op de Kaaistraat.
Vanaf de rotonde Noorderstraat-Vosdonkseweg volgt het tracé in noordoostelijke richting de bestaande Vosdonkseweg. De Vosdonkseweg betreft een gebiedsontsluitingsweg met een 60 km/h-regime tussen de Noorderstraat en Luienhoeksestraat. Ten oosten van de Luienhoeksestraat geldt een 80 km/h-regime.
Figuur 2.10 Wegontwerp B: Westelijk tracédeel
Vanaf de Helakkerstraat wordt in een nieuw tracédeel naar de Bernhardstraat voorzien. Deze Verlengde Helakkerstraat wordt vormgegeven als een erftoegangsweg en heeft een 60 km/h-regime. Vanwege voldoende alternatieve routes wordt dit tracédeel niet van fietsvoorzieningen voorzien en wordt een fietsverbod ingesteld. Dit nieuwe tracédeel sluit aan op het bestaande tracé van de Bernhardstraat richting de Rucphenseweg. De Bernhardstraat is nu al 60 km/h en blijft dat, maar wordt gedeeltelijke aangepast (verbreed). Het westelijke deel van de Bernhardstraat (tussen de aansluiting van de Verlengde Helakkerstraat en de Rucphenseweg) is nu relatief smal en daarnaast is het wegdek gedeeltelijk uitgevoerd als klinkerverharding. De delen die niet voldoen aan de richtlijnen worden verbreed, van fietssuggestiestroken en van een asfaltverharding voorzien. Het deel van de Bernhardstraat aan de oostzijde van de Verlengde Helakkerstraat wordt haaks aangesloten op het nieuwe tracé. Verkeer op het nieuwe tracé heeft voorrang op het verkeer op het oostelijke deel van de Bernhardstraat.
Erftoegangsweg of gebiedsontsluitende weg
Gezien de aanwezigheid van direct aanliggende percelen, een maximale verkeersintensiteit van 5.300 mvt/etmaal (in het prognosejaar 2024 en bij volledige ontwikkeling van 'De Vijfsprong') en vooral een functie voor lokaal verkeer binnen de gemeente Rucphen, is inrichting als Erftoegangsweg met een 60 km/h-regime aanvaardbaar. De nieuwe verbinding heeft voor een belangrijk deel een functie voor het lokale Rucphense verkeer. De landelijke Commissie voor de m.e.r. heeft dat nadrukkelijk benoemd in haar advies van 2009 over een verbinding aan de oostzijde van de kern Rucphen.
Fietsvoorzieningen
Op erftoegangswegen wordt het fietsverkeer in principe gemengd met het gemotoriseerde verkeer afgewikkeld. Op erftoegangswegen buiten de bebouwde kom, met een maximumsnelheid van 60 km/h, zijn vrijliggende fietsvoorzieningen gewenst. Gezien de zeer beperkte omvang van het fietsverkeer op de route en de beschikbaarheid van goede alternatieve routes met fietsvoorzieningen worden geen fietsers toegestaan op de Verlengde Vosdonkseweg.
Bij volledige ontwikkeling van sport- en vrijetijdscentrum 'De Vijfsprong' nemen de intensiteiten op de Bernhardstraat, tussen de Rucphenseweg en de Verlengde Helakkerstraat, toe tot boven de 3.000 mvt/etmaal. Deze ontwikkelingen zijn echter nog onvoldoende zeker. Op de Bernhardstraat zal daarom periodiek de verkeersintensiteit gemeten worden. In de toekomst zal worden onderzocht of hier een vrijliggend fietspad moet worden aangelegd.
Met 'honing- en azijnmaatregelen' wordt het verkeer gestimuleerd niet langer voor de huidige doorgaande routes door de kernen te kiezen. De 'honing'-maatregelen worden gevormd door hierboven beschreven nieuwe tracédelen. De 'azijn'-maatregelen zijn bedoeld om het gebruik van de routes door de kernen te ontmoedigen. De 'azijn'-maatregelen bestaan uit verkeersbeperkende maatregelen in de vorm van het afwaarderen van de verkeersfunctie van de huidige hoofdwegen binnen de kernen door het instellen van een 30 km/h-regime in combinatie met snelheidsremmende maatregelen. Het betreft de volgende wegdelen:
Deeltracé A/Oost en in mindere mate deeltracé B gaat langs (woon)bebouwing gelegen in een woongebied. Daar waar nodig wordt voorzien in benodigde geluidswerende voorzieningen.
Uitgegaan wordt van adequate geluidswerende voorzieningen voor bestaand woongebied. Vooralsnog is rekening gehouden met de volgende maatregelen:
De Verlengde Helakkerstraat vormt een aanleiding om de relatie tussen dorp en landschap te herstellen/versterken. Op dit moment wordt nog bezien aan welke zijde van de weg de groenzone wordt geprojecteerd. Verwezen wordt ook naar paragraaf 4.2.
Oostzijde van het tracé
Westzijde van het tracé
Ten westen van de weg ontstaat een geheel nieuw landschap in de vorm van de Binnentuin.
Figuur 2.11 Standaard profiel weg en groenzone
Het profiel en de genoemde maten in figuur 2.11 zijn indicatief en worden nog nader uitgewerkt.
Waterberging
Binnen de uitwerking van het project Verbeteren ontsluitingsstructuur Rucphen, moet rekening worden gehouden met divers beleid van het Rijk, provincie en de gemeente. In de hierna volgende paragrafen wordt op hoofdlijnen per thema ingegaan op het geldend beleidskader.
beleidskader | beleid |
Rijksbeleid | |
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) | In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. Het kabinet heeft het definitieve beleid vastgesteld op 13 maart 2012. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals: - de Nota Ruimte; - de Structuurvisie Randstad 2040; - de Nota Mobiliteit; - de MobiliteitsAanpak; - de structuurvisie voor de Snelwegomgeving; - de agenda Landschap; - de agenda Vitaal Platteland; - Pieken in de Delta. De beoogde ontwikkeling betreft geen nationaal ruimtelijk belang zoals genoemd in de SVIR. Wel past het binnen de algemene doelstellingen met betrekking tot concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. De SVIR vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. |
Duurzaam Veilig (1997) |
Er wordt een integrale benadering voorgestaan waarbij functie, vorm en gebruik van de weg op elkaar zijn afgestemd en daarnaast voldoende aandacht is voor zowel infrastructurele maatregelen als maatregelen op het gebied van gedragsbeïnvloeding en handhaving. Er wordt voldaan aan de normen van Duurzaam veilig. |
Provinciaal beleid | |
Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Noord-Brabant Verplaatsen in Brabant |
Het PVVP moet op verschillende manieren bijdragen aan de kwaliteiten van Brabant. Het streven naar duurzame bereikbaarheid is terug te zien in de doelen en ambities van dit PVVP. Samengevat geeft dat het volgende beeld. PVVP-bijdrage aan economische kwaliteit: Een beter vestigingsklimaat door betrouwbare bereikbaarheid van economische centra, met prioriteit voor BrabantStad en de relaties met Randstad, Ruhrgebied en Vlaamse Ruit. Door de aanleg van de omleiding Rucphen is het bedrijventerrein beter bereikbaar hetgeen het vestigingsklimaat ten goede komt. Goed functionerende infrastructuurnetwerken die ook nog eens goed met elkaar zijn verknoopt. De gemeente heeft drie aansluitingen op de A58, maar geen van deze aansluitingen biedt een goede regionaal verbindende route richting Zundert. Er ontbreekt een schakel in het regionale verbindende netwerk tussen A58 en N638. De huidige aanrijroute naar de Nijverhei en Zundert over de N638 vindt plaats via de kernen Rucphen, St. Willebrord en Sprundel. Door de aanleg van de omleiding Rucphen is de N638 goed verknoopt aan de A58. Ruimte houden voor aanleg van nieuwe infrastructuur. Door medewerking te verlenen aan het realiseren van de omleiding Rucphen wordt aan deze doelstelling voldaan. Zo ver mogelijk omlaag brengen van transportkosten. De aanleg van de omleiding Rucphen resulteert in kortere rijtijden hetgeen positieve gevolgen heeft voor de transportkosten. PVVP-bijdrage aan sociale kwaliteit: Gegarandeerde en betere sociale bereikbaarheid met keuzemogelijkheden voor de reiziger. Dit doel heeft betrekking op het openbaar vervoer. Door het verdwijnen van het doorgaand (vracht)verkeer uit de kernen zal de verkeerafwikkeling in de kernen gaan verbeteren hetgeen het openbaar vervoer ten goede komt. Verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving Door het doorgaand verkeer richting Nijverhei en Zundert uit de kernen te weren wordt de kwaliteit van de leefomgeving in de kernen verbeterd. Verbetering van de sociale veiligheid Het aspect sociale veiligheid is in dit project geen item. Garanties voor de bereikbaarheid in het landelijk gebied. Het landelijk gebied wordt door deze ontwikkeling niet belemmerd. PVVP-bijdrage aan de ecologische kwaliteit: In het ruimtelijk beleid voorkomen van mobiliteitsproblemen die negatieve gevolgen hebben voor de leefbaarheid in de toekomst. Met toepassing van het verkeersmodel en het milieumodel is onderzocht of de aanleg van de omleiding Rucphen de leefbaarheid beinvloedt. Voor de bewoners in de kernen heeft deze ontwikkeling positieve gevolgen voor de leefbaarheid. De leefbaarheid voor de bewoners aan de Bernhardstraat wordt negatief beinvloed. Echter deze negatieve beinvloeding leidt er niet toe dat de wettelijke normen met betrekking tot geluid, luchtkwaliteit en trillingen worden overschreden. Bescherming en ontwikkeling van natuur en landschap bij inpassing van nieuwe infrastructuur. Op 6 augustus 2013 zijn de landelijke inpassing en de kwaliteitsverbetering met de provincie Noord-Brabant besproken. Deze bespreking heeft geleid tot hetgeen nu in het ontwerpbestemmingsplan is verwoord. Omdat de provincie akkoord is met deze wijze van landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering heeft zij naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan geen zienswijze ingediend en lijkt ons strijdigheid met het PVVP niet aan orde. Ontsnippering van natuur en landschap Deze ambitie c.q. dit doel is bij de aanleg van de omleiding Rucphen niet aan de orde. Vermindering van uitstoot en van het energie- en grondstoffengebruik door verkeer. De aanleg van de omleiding Rucphen resulteert in kortere rijtijden hetgeen positieve gevolgen heeft voor het energieverbruik. |
Meerjaren programma Infrastructuur en Transport |
In het Brabants MIT zijn de projecten voor verkeer, vervoer en infrastructuur die de wegbeheerders provincie, gemeenten en Rijkde komende vijf jaar samen willen aanpakken benoemd. De projecten verkeren in verschillende fases (probleemanalyse, verkennings-, planstudie- of realisatiefase). Het Brabants MIT 2015-2017 vormt het uitvoeringsprogramma van het Provinciale Verkeers- en Vervoersplan (PVVP). Het Brabants MIT 2015-2017 is ten opzichte van voorgaande jaren ingrijpend veranderd. Dit houdt in dat het niet meer wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten omdat het geen onderdeel is van de begroting. De verkeersproblemen in de kom van Rucphen zijn in het MIT geagendeerd. Er is, gezamenlijk met nog een aantal andere projecten, € 87,7 miljoen beschikbaar. |
Gemeentelijk beleid | |
West van de A16 (gemeente en provincie) (2001) | Doel van deze studie was het in beeld brengen van de aard, omvang, oorzaken en mogelijke oplossingsrichtingen van de verkeers- en vervoersproblemen in het studiegebied ten westen van de A16. 'West van de A16' constateert dat de vormgeving van de weg (N638) door de kom van Rucphen niet overeenkomt met de functie van regionale verbinding die deze weg vervult. Het traject door de kom wordt als doorgaande route gebruikt vanuit Roosendaal/A58 richting het bedrijventerrein Nijverhei en Zundert. Hierdoor is sprake van een relatief hoge verkeersintensiteit. Er is geen alternatief voor dit verkeer voorhanden. Als gevolg van het doorgaand (vracht-)verkeer ontstaan er onveilige situaties en is sprake van geluidsoverlast voor omwonenden en van barrièrewerking. In de studie zijn verschillende oplossingsrichtingen voor Rucphen onderzocht. Geconcludeerd is dat een omleiding om Rucphen een groot oplossend vermogen heeft bij de gesignaleerde knelpunten. |
Visie ontsluitings- structuur (2002) |
De visie op de ontsluitingsstructuur heeft het volgende tot doel. Het terugdringen van het doorgaande (regionale) verkeer door de kern Rucphen. Het verbeteren van de bereikbaarheid van het bedrijventerrein Nijverhei en de Vijfsprong. Het weren van verkeer met bestemming Nijverhei en Vijfsprong door de kernen St. Willebrord, Rucphen en Sprundel. In de Visie zijn diverse alternatieven voor de omleiding van de N638 onderzocht. Na een afweging is gekomen tot een tracé dat zo veel mogelijk gebruik maakt van bestaande infrastructuur. Dit tracé 'Kort om de kom' loopt over de wegen Bernhardstraat en Bosheidestraat en vanaf de Sprundelseweg over de Dennenweg naar de Zundertseweg. Onderdeel van de Visie is een kortsluiting tussen de Gebrande Hoefstraat en de St. Martinusstraat/Bernhardstraat om het oost-west gerichte verkeer uit de kern Rucphen te houden. Beide studies hebben er uiteindelijk in geresulteerd dat door de gemeenteraad van Rucphen het tracé 'kort om de kom' is vastgesteld als voorkeurstracé (27 maart 2003) voor de omleiding Rucphen N638 en is opgenomen in de Structuurvisie-plus. |
GVVP Rucphen 2005 | De hoofddoelstelling van het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan luidt als volgt: De gemeente Rucphen biedt een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, waarbij de kwaliteit voor de individuele burger in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de rest van de samenleving. De doorgaande routes van het (vracht)verkeer (eventueel met gevaarlijke stoffen) door Rucphen, Sprundel en St. Willebrord worden in het GVVP als knelpunt in de verkeersleefbaarheid aangemerkt. Het betreft met name: geluidsoverlast, trillingshinder, luchtkwaliteit, barrièrewerking/oversteekbaarheid, de hoeveelheid van het verkeer en de snelheid daarvan. Ook de routing van gevaarlijke stoffen door de kernen geldt als belangrijk knelpunt. Het realiseren van een omleiding in de gemeente Rucphen is in het GVVP als de infrastructurele maatregel benoemd waarmee de knelpunten die de verkeersleefbaarheid nadelig beïnvloeden kunnen worden verminderd. |
MER 2009 | In sommige gevallen is de aanleg van een weg (autoweg of autosnelweg) 'mer-plichtig'. Er moet dan een gedetailleerd onderzoek uitgevoerd worden naar de effecten die de plannen hebben op het milieu. Het voorstel 'Kort om de kom') was mer-plichtig. Het eindresultaat van deze procedure is de milieueffectrapportage, die op 12 februari 2009 door de raad is vastgesteld. Deze MER is vervolgens getoetst door de landelijke Commissie voor de m.e.r. Naar aanleiding van deze toetsing heeft de Commissie een aantal tekortkomingen gesignaleerd die essentieel zijn voor de besluitvorming. De Commissie voor de m.e.r. heeft aangegeven dat de regionale context in het MER onvoldoende is beschreven. In het MER ontbreekt de onderbouwing van het nut en de noodzaak om de N638 te ontwikkelen tot een noord-zuidverbinding tussen de A58 en A16. Naast de regionale context geeft de Commissie aan dat de lokale probleemstelling in het MER te algemeen is beschreven en weinig expliciet. In de probleemstelling ontbreekt een beschrijving van de specifieke problematiek per kern met de benoeming van de lokale knelpunten. De Commissie geeft aan dat door het samenvoegen van de regionale en lokale problematiek een aantal voor de hand liggende alternatieven ontbreekt. De Commissie vraagt daarom om de regionale en lokale problematiek te scheiden en vanuit iedere deelproblematiek te zoeken naar nieuwe alternatieven. De gemeenteraad heeft op 11 februari 2010 besloten de voorkeursvariant uit de MER (kort om de kom) te verlaten en een nieuwe, verkorte planstudie te starten. |
Verkorte planstudie 2010 | Naar aanleiding van de conclusie uit de MER heeft de gemeenteraad van Rucphen besloten een nieuwe, verkorte planstudie te doorlopen. Binnen deze studie wordt in nauwe samenwerking met de provincie gezocht naar minder omvangrijke (niet-mer plichtige)oplossingen voor de huidige verkeersproblematiek. Als voorkeurstracé is alternatief 6 benoemd. Deze voorkeur is in het voorliggende bestemmingsplan verder uitgewerkt. |
beleidskader | beleid |
Bodem (algemeen) |
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. |
Bodemkwaliteitskaarten | In de bodemkwaliteitskaarten staan de gronden aangeduid als schone grond. |
Water | Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Europa: - Kaderrichtlijn Water (KRW). Nationaal: - Nationaal Waterplan (NW); - Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21); - Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); - Waterwet. Provinciaal: - provinciaal Waterplan; - provinciale Structuurvisie; - Verordening Ruimte. Waterschapsbeleid Waterschap Brabantse Delta is belast met zowel het waterkwantiteitsbeheer als het waterkwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater. De visie van het Waterschap Brabantse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2010-2015. Voor het Waterschap vormen de nieuwste inzichten gericht op duurzaam stedelijk waterbeheer het uitgangspunt voor de inrichting en het beheer van stedelijk water. De Keur (2009) maakt het mogelijk dat het waterschap Brabantse Delta haar taken als beheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met regelgeving (gebods- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. Er kan een watervergunning worden aangevraagd om een bepaalde activiteit toch te mogen uitvoeren. Als het waterschap daarin toestemt wordt dat geregeld in een Watervergunning. De Keur is aanvullend op de Waterwet. De 'Beleidsregel Hydraulische Randvoorwaarden' van waterschap Brabantse Delta is een beleidsregel in de zin van de Algemenen wet bestuursrecht (Awb). Het dagelijks bestuur van het waterschap heeft deze op 7 juli 2009 vastgesteld. In deze beleidsregel zijn de technische randvoorwaarden vastgelegd die gehanteerd worden bij de beoordeling van ingrepen in het watersysteem, zowel kwalitatief als kwantitatief. De van toepassing zijnde randvoorwaarden bij nieuwe ontwikkelingen zijn met name de hoeveelheid aan te leggen berging of retentie om het hemelwater niet versneld af te voeren en hoe de afvoer van afvalwater dat vrijkomt is geregeld. Deze beleidsregel is voor het waterschap dan ook de basis voor het geven van een wateradvies in het kader van de watertoets. Gemeentelijk beleid De gemeente Rucphen wil samen met het Waterschap Brabantse Delta, de Provincie Noord-Brabant en Brabant Water het watersysteem in Rucphen op orde brengen en houden. Het waterplan Rucphen (2007) geeft met de watervisie voor 2050 aan hoe het watersysteem er in de toekomst gaat uitzien. Daarnaast geeft het waterplan inzicht in de verschillende waterthema's die spelen en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de wateropgave. In het waterplan wordt het watersysteem en de waterketen beschreven en wordt ingegaan op de (bekende) knelpunten en de punten die goed zijn of potentie hebben. Daarna wordt ingegaan op de watervisie voor de gemeente Rucphen in 2050. De drie hoofdthema's zijn de waterstructuur, water in de omgeving en waterbeleving in het groen. Tenslotte worden maatregelen beschreven. De maatregelen kunnen van verschillende aard zijn: communiceren, organiseren (werkafspraken) en feitelijke aanpassingen aan het watersysteem. ![]() Figuur 3.1 Uitsnede ruimtelijke maatregelen uit Waterplan Rucphen |
Nota industrielawaai Nijverhei Rucphen | Het toetsingskader wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar bijlage 5. Industrielawaai is overigens niet aan de orde. Wel is uitvoerig onderzoek verricht naar wegverkeerlawaai. |
Lucht | Het toetsingskader omtrent het aspect luchtkwaliteit is weergegeven in de Wet luchtkwaliteit (Wlk). |
Externe veiligheid | In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Plaatsgebonden risico Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Groepsrisico Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Voor het GR geldt: 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers; 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers; 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers; enzovoort (een rechte lijn door deze punten bepaalt de norm). De verantwoordingsplicht geldt zowel voor bestaande als nieuwe situaties. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. |
Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NRVGS) |
Vervoer van gevaarlijke stoffen De uitgangspunten van de NRVGS worden op hoofdlijnen overgenomen in een tweetal Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) op grond van de Wet milieubeheer (Wm): - Besluit transportroutes externe veiligheid transportroutes (Btev); - het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). |
Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRVGS) | Als voorbode van deze AMvBs is op 4 augustus 2004 de CRVGS in de Staatscourant gepubliceerd. Het Bevb is op 1 januari 2011 gedeeltelijk in werking getreden. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. In de circulaire RNVGS is aangegeven dat in sommige gevallen de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico achterwege kan blijven. Hiervoor zijn vuistregels in de vorm van drempelwaarden voor vervoersaantallen opgesteld die de gebruiker een indicatie geven wanneer een risicoberekening zinvol is. Met de vuistregels kan ingeschat worden of de vervoersaantallen, bebouwingsafstanden en/of aanwezigheidsdichtheden te klein zijn om tot een overschrijding van grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico dan wel of een overschrijding van de oriëntatiewaarde of 0.1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico te kunnen leiden. |
Beleidsvisie externe veiligheid Rucphen | Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente invulling aan de geboden beleidsvrijheid. De visie geeft inzicht in de aanwezige risico's. Het geeft gebiedsgerichte uitwerkingen en een beschrijving van de aanpak en organisatie, waarmee de ambities worden gerealiseerd. De gemeente Rucphen wil zorgen voor een blijvend maatschappelijk aanvaardbare risicosituatie voor burgers in relatie tot activiteiten met gevaarlijke stoffen in de omgeving. De acceptatie van risico's wordt gestuurd door: - de ambitie om een veilige woonomgeving te creëren voor de inwoners; - de ambitie om vanuit een economisch en sociaal perspectief bedrijven voldoende kansen te bieden om zich in Rucphen te vestigen, een gezonde bedrijfsvoering te ontwikkelen en werkgelegenheid te creëren. |
beleidskader | beleid |
EU Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992 | Gericht op instandhouding van soorten en hun leefgebieden. Het streven is gericht op de vorming van een Europees ecologisch netwerk (Natura 2000 netwerk). Verplichtingen voortvloeiend uit de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn omgezet in nationaal beleid: de gebiedsbescherming is geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 en de soortenbescherming in de Flora- en faunawet. Daarmee is de rechtstreekse werking van de Vogelrichtlijn of de Habitatrichtlijn komen te vervallen. |
Natuurbeschermingswet (1998) | Regelt bescherming van gebieden vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn en gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet 1968 zijn aangewezen. In het plangebied, noch in de omgeving, komen gebieden voor die onder de Natuurbeschermingswet 1998 vallen. |
Flora- en faunawet (2002) | Voorziet in bescherming van in het wild voorkomende inheemse plant- en diersoorten. In MER wordt getoetst of en zo ja voor welke dier- en plantensoorten het bestemmingsplan een overtreding van de Flora- en faunawet tot gevolg heeft. Indien overtreding, dan ontheffing aanvragen voordat de betreffende onderdelen van het bestemmingsplan worden uitgevoerd. |
Beleidsregel natuurcompensatie (2005) | Nadere uitwerking van verplichtingen tot compensatie zoals in Streekplan opgenomen. Compensatie is nodig ingeval van verlies van natuur- en landschappelijke waarden binnen GHS en AHS-landschap en in gebieden buiten GHS die in het bestemmingsplan zijn aangeduid als bos- of natuurgebied. |
Groenstructuur plan gemeente Rucphen |
Een deel van het tracé is gelegen aan de rand van de kern St. Willebrord. Het aanwezige groen tussen de Kerkeheidestraat en de Koekoekstraat is op de groene kaart aangeduid. Ook tussen de Koekoekstraat en de aansluiting op de Vosdonkseweg zijn enkele groenelementen aanwezig. Alle elementen zijn in beheer bij de gemeente. Voor zover dit mogelijk is binnen het wegontwerp blijven de groenelementen zoveel als mogelijk behouden. |
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) | In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals: - de Nota Ruimte; - de Structuurvisie Randstad 2040; - de Nota Mobiliteit; - de MobiliteitsAanpak; - de structuurvisie voor de Snelwegomgeving; - de agenda Landschap; - de agenda Vitaal Platteland; - Pieken in de Delta. Het kabinet heeft de ambities voor 2040 uitgewerkt en geconcretiseerd in 3 doelen voor de middellange termijn tot 2028: - de concurrentiekracht van Nederland vergroten; - de bereikbaarheid verbeteren en ruimte vrij maken voor uitbreiding van wegen, spoorwegen en vaarwegen; - zorgen voor een leefbare omgeving waarin ruimte is voor natuur en cultuur en veilig kunnen wonen (bijvoorbeeld omdat er maatregelen worden genomen tegen wateroverlast). De belangrijkste nationale belangen die relevant zijn voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd: Bestaande infrastructuur beter benutten Het kabinet wil in de Randstad 2x4 rijstroken als standaard. Daarbuiten moeten op termijn alle hoofdverbindingen 2x3 worden. In deze kabinetsperiode wordt 800 kilometer aan extra rijstroken aangelegd. Conclusie Er worden geen concrete uitspraken gedaan ten aanzien van de Verlengde Helakkerstraat of de aanleg van (lokale) infrastructuur. De Realisering van de randweg past wel in de algemene visie dat Nederland goed bereikbaar dient te zijn. |
Besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) | Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen en vormt de normstelling vanuit het Rijk. Hoewel het plan een ontwikkeling betreft zijn de nationale belangen zoals opgenomen in het Barro niet van toepassing op dit bestemmingsplan. Het plan voor de Verlengde Helakkerstraat heeft namelijk geen betrekking op grootschalige infrastructurele ontwikkelingen van nationaal belang, aanleg van nutsvoorzieningen van nationaal belang of een relatie met de Ecologische Hoofdstructuur. Ook conflicteert het plan niet met die belangen, omdat de gronden hiervoor niet zijn gereserveerd of aangewezen. Het bestemmingsplan is daarom niet in strijd met het Barro. |
Besluit ruimtelijke ordening (Bro) | In het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen dat voor stedelijke ontwikkelingen waaronder ook wegen, een onderbouwing in het bestemmingsplan noodzakelijk is (ook wel: de ladder voor duurzame verstedelijking). Deze onderbouwing bestaat uit de volgende onderdelen: a. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. b. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. Dit is ook van toepassing indien in een provinciale verordening een locatie reeds is aangewezen voor stedelijke ontwikkeling. c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. Toetsing: De aanleg van de Verlengde Helakkerstraat is nodig om een oplossing te bieden aan de huidige verkeersproblemen die zich voordoen als gevolg van verkeersoverlast in de kern van Rucphen. Het is daarom een actuele regionale behoefte. Aanpassing van het wegennet ter plaatse van de bestaande knelpunten biedt niet voldoende oplossing. Wel dient als gevolg van de veranderende verkeerspatronen de bestaande wegen met knelpunten te worden aangepast. Het betreft een project dat voornamelijk de doorstroming voor gemotoriseerd verkeer bevorderd. Daarnaast is rekening gehouden met fietsers en aandacht voor de verkeersveiligheid. Paragraaf 2.2 geeft een verdere beschrijving. |
Provinciaal beleid
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO, oktober 2010) | De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid. In het licht van het opstellen van de structuurvisie is het vigerende ruimtelijke beleid nader beschouwd. De conclusie is dat een groot deel van het provinciale ruimtelijke beleid nog steeds actueel is en daarom ongewijzigd blijft. Voorbeelden daarvan zijn: - het principe van concentratie van verstedelijking; - zorgvuldig ruimtegebruik; - het verantwoord omgaan met de natuurlijke basis; - het streven naar robuuste en aaneengeschakelde natuurgebieden; - het concentratiebeleid voor glastuinbouw en intensieve veehouderij. De structuurvisie bestaat uit vier delen. Voor dit project zijn deel A en B relevant. Deel A Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. Deel B In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Het project past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie. Verkeer In hoofdstuk 4 is het beleid ten aanzien van verkeer en infrastructuur beschreven. De hoofddoelstellingen zijn de volgende: 1. betere verknoping van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen; 2. bevorderen bereikbaarheid. Met name aspect 2 is voor de aanleg van de nieuwe weg van belang. De provincie wil de bereikbaarheid tussen steden, en tussen steden en omliggende regio´s verbeteren. Daarbij wordt bestaande weginfrastructuur optimaal benut en infrastructuur uitgebouwd als dat noodzakelijk is. Nieuwe doorsnijdingen van het buitengebied door infrastructuur wil de provincie zoveel mogelijk voorkomen. De provincie vindt het van groot belang dat bij de trajectkeuze en vormgeving van wegen een goede relatie gelegd wordt met de omliggende stedelijke gebieden en het landschap. Het doel is dat elke nieuwe ingreep bijdraagt aan het behoud of de versterking van de kenmerken van het gebied. Bij routeontwerp gaat het niet alleen om een zorgvuldige inpassing van infrastructuur in het landschap, maar ook om het herkenbaar en beleefbaar maken van het landschap en het accentueren van kwaliteiten. Daarbij is aandacht nodig voor: - de wijze waarop de weg bijdraagt aan de herkenbaarheid van de landschaps- en ontginningsstructuur; - de beleving van openheid versus beslotenheid zoals panorama´s, zichtrelaties, bijzondere landschappen en/of dorps- en stadgezichten; - de vormgeving van weg en directe omgeving (berm, bermsloot, kruisingen, afslagen, rotondes e.d.) in aansluiting op de gebiedskenmerken. Conclusie De Verlengde Vosdonkseweg is niet gelegen in het buitengebied en heeft dus geen invloed op het omliggende landschap. Bij het ontwerp is wel aandacht voor de inpassing van de nieuwe verkeersinfrastructuur in de omgeving. De structuurvisie Ruimtelijke ordening geeft voldoende aanreikingspunten voor de realisering van de Verlengde Helakkerstraat. |
Verordening Ruimte (2012)
artikel | toetsing | ||
Artikel 2.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit | |||
Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. De toelichting bij dat plan bevat daaromtrent een verantwoording. | Het plangebied is buiten het bestaand stedelijk gebied gelegen. Verwezen wordt naar paragraaf 2.2 en hoofdstuk 4 waarin de invloed van het plan op de omgeving en de landschappelijke inpassing is beschreven. |
||
Ingeval van vestiging van een ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing, tenzij in de verordening uitdrukkelijk anders is bepaald. | Op het geplande tracé is momenteel geen doorgaande infrastructuur aanwezig. Omliggende bestaande wegen binnen het bestaand stedelijk gebied bieden geen oplossing voor de verkeersproblemen. De huidige afwikkeling van verkeer op deze wegen is juist aanleiding voor de geprojecteerde nieuwe infrastructuur. | ||
Uitbreiding van het op grond van het per 1 maart 2011 geldende bestemmingsplan toegestane ruimtebeslag is slechts toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden. | Binnen de gemeente Rucphen zijn geen gronden beschikbaar, waarin het tracé juridisch-planologisch al is bevestigd. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, waarbij voormalige agrarische gronden voor verkeer worden aangewezen is daarom noodzakelijk. |
||
Ingeval van vestiging van een ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders is bepaald. | a. Voorafgaand aan de beoogde ontwikkeling is de locatie uitvoerig getoetst. De conclusies van deze toetsing zijn opgenomen in hoofdstuk4
Randvoorwaarden, onderzoek en verantwoording. De bijbehorende rapportages zijn integraal opgenomen in de bijlagen. b. Er is zoveel mogelijk rekening gehouden met de ruimtelijke inpassing van het tracé. de effecten worden beschreven in paragraaf 2.2 en hoofdstuk 4. c. Er is sprake van de ontwikkeling van een ontsluitingsweg met als doel het verbeteren van de doorstroming voor zowel personen als goederenvervoer. Zie hiervoor ook paragraaf 2.2. en de mobiliteitstoets in bijlage 1. Rucphen is ontsloten door openbaar vervoer via de weg. Spoorlijnen zijn niet aanwezig. |
||
Artikel 2.2 Kwaliteitsverbetering van het landschap | |||
Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, bevat een verantwoording van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft. | Er is sprake van een ontwikkeling die gedeeltelijk buiten het bestaand stedelijk gebied is gelegen. Het plan wordt juridisch-planologisch geborgd in het voorliggende bestemmingsplan. Door middel van een anterieure overeenkomst wordt de uitvoering ervan financieel geborgd (zie ook hoofdstuk 7). |
||
De bedoelde verbetering past binnen de hoofdlijnen van de door de gemeente voorgenomen ontwikkeling van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft en is onderwerp van regionale afstemming in het regionaal ruimtelijk overleg bedoeld in artikel 12.4, waaronder mede begrepen de planologische voorbereiding van landschapsontwikkeling | De gemeente heeft overleg gehad met de provincie en omliggende gemeenten omtrent oplossingen voor de verkeersproblemen. Dit is ook besproken in het regionaal ruimtelijk overleg. De landschapsontwikkeling bestaat vooral uit de waterberging en landschappelijke inpassing. Deze zijn in het voorliggende plan juridisch -planologisch mogelijk gemaakt. |
||
Indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld niet is verzekerd, wordt het bestemmingsplan slechts vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd en wordt over de werking van dat fonds regelmatig verslag gedaan in het regionaal ruimtelijk overleg. | Er is sprake van een ontwikkeling die gedeeltelijk buiten het bestaand stedelijk gebied is gelegen. Het plan wordt juridisch-planologisch geborgd in het voorliggende bestemmingsplan. Door middel van een anterieure overeenkomst wordt de uitvoering ervan financieel geborgd (zie ook hoofdstuk 7). In hoofdstuk 4 en in het bijzonder paragraaf 4.2is uitvoerig gekeken naar de aanwezige en potentiële kwaliteiten in het gebied. De randvoorwaarden en uitgangspunten zijn in dit bestemmingsplan geborgd en bevestigd in de toelichting en in de regels: binnen de bestemming Verkeer is een landschappelijke inpassing in de vorm van een groenzone en bermen ronduit mogelijk. ook waterberging is binnen de geprojecteerde bestemming Verkeer mogelijk gemaakt. Zodoende is onder meer de (toekomstige) ruimtelijke kwaliteit van het gebied afdoende vastgelegd. |
||
3.2 Stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied | |||
Bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling zijn uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk gebied. | De geprojecteerde Verlengde Helakkerstraat is gesitueerd buiten bestaand stedelijk gebied. | ||
Artikel 3.3 Stedelijke ontwikkeling in zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling |
|||
1. In afwijking van artikel 3.2 kan een bestemmingsplan, gelegen in een zoekgebied voor stedelijk ontwikkeling, voorzien in een stedelijke ontwikkeling mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat. | Verwezen wordt naar de voorliggende toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat en deze toetsing aan de verordening. | ||
2. Uit de verantwoording bedoeld in het eerste lid blijkt dat er financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde vorm van stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied van een van de kernen van de gemeente te situeren, in het bijzonder door middel van inbreiden, herstructureren, intensiveren, meervoudig ruimtegebruik of enige andere vorm van zorgvuldig ruimtegebruik. |
Deze afweging is gemaakt in hoofdstuk 2 van deze toelichting. | ||
3. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid strekt ertoe dat: a. de stedelijke ontwikkeling aansluit bij bestaand stedelijk gebied of plaatsvindt in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing; b. bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting van de stedelijke ontwikkeling rekening wordt gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving, waaronder mede begrepen de ontwikkeling van een groene geleding ten behoeve van ecologische en landschappelijke verbindingen. |
a. De Verlengde Helakkerstraat is geprojecteerd grenzend aan de kern St. Willebrord, dat is aangewezen als stedelijk concentratiegebied. b. In paragraaf 4.2 Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering van het landschap is de oorspronkelijke structuur van het landschap geanalyseerd. De resultaten zijn kort in deze toelichting opgenomen. Een en ander heeft geresulteerd in uitgangspunten voor de landschappelijke inpassing. Deze uitgangspunten worden nog verder uitgewerkt. |
||
Artikel 5.3 Bescherming reserveringsgebieden voor waterberging | |||
1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een reserveringsgebied voor waterberging strekt mede tot behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied. 2. De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bevat een verantwoording over de wijze waarop de geschiktheid van het gebied voor waterberging behouden blijft indien dat bestemmingsplan voorziet in: a. een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied; |
Het plangebied is niet aangewezen als reserveringsgebied voor waterberging. Sprake is van een stedelijke ontwikkeling (deels) buiten bestaand stedelijk gebied. In paragraaf 4.4 is ingegaan op de functie als waterberging. |
||
Artikel 5.5 Bescherming van beschermingszones voor grondwaterwinningen voor de openbare drinkwatervoorziening | |||
Een bestemmingsplan dat is gelegen in een boringvrije zone strekt mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. | Een deel van het plangebied is gelegen binnen de boringsvrije zone. Voor dit deel is een beschermende regeling opgenomen. | ||
Artikel 11.13 Regels voor wegen buiten bestaand stedelijk gebied | |||
De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg of wijziging van een gemeentelijke of provinciale weg buiten bestaand stedelijk gebied, bevat: a. een omschrijving van het gebied waarop het voorbereidend onderzoek was gericht; b. een beschrijving van de aard van het verkeerskundig probleem waarop dat voorbereidend onderzoek was gericht en van de aard van de ruimtelijk relevante ontwikkelingen in het gebied; c. een onderbouwing van de voorkeur voor het in het plan opgenomen tracé, mede aan de hand van het voorbereidend onderzoek bedoeld onder a en b; d. een beschrijving van het aantal te realiseren rijstroken; e. een beschrijving van de te treffen maatregelen, de inpassing van die maatregelen en de ligging in het terrein, zulks mede onder toepassing van artikel 2.2; f. ingeval de beoogde ontwikkeling plaatsvindt in de groenblauwe mantel, deze ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.3 eerste lid, onder a en b, gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken; g. een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken, beperken of compenseren van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk, voor zover die voorzieningen rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het werk |
a t/m e Verwezen wordt naar de toelichting van dit bestemmingsplan en de uitgevoerde mobiliteitstoets (zie bijlage 1). f. De ontwikkeling vindt niet plaats in de groenblauwe mantel. g. De gemeente treft maatregelen in het kader van de kwaliteitsverbetering van het landschap, de landschappelijke inpassing en eventueel noodzakelijke compensatie, voor zover gesitueerd buiten bestaand stedelijk gebied. In paragraaf 4.2zijn uitgangspunten opgenomen. Ten behoeve van de realisering van de nieuwe infrastructuur worden verder de nodige maatregelen getroffen, zoals geluidshinderbeperkende maatregelen en de aanleg van voldoende waterberging. De realisering van deze maatregelen zijn binnen de juridische regeling van het voorliggende plan mogelijk gemaakt. Voor maatregelen buiten het plangebied bestudeert de gemeente in hoeverre hiervoor herzieningen van de bestaande juridische regeling noodzakelijk zijn en of deze op korte termijn moeten worden doorgevoerd. Verwezen wordt ook naar de mobiliteitstoets. |
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie- plus (2003) |
De gemeentelijke structuurvisieplus vormt het vertrekpunt voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het buitengebied en de kernen in de Gemeente Rucphen. De visie omvat een duurzaam structuurbeeld voor de toekomst (tot 2015). Wonen en werken concentreert zich in de drie kernen. In de Binnentuin streven naar hoogwaardige inrichting van gemeenschappelijk gebied (wonen, werken, voorzieningen en recreatie en toerisme). Handhaven groene buffer tussen Rucphen en Etten-Leur. Ten zuiden van Rucphen en Sprundel streven naar een duurzaam agrarisch gebied. Ten aanzien van verkeer en vervoer zijn de volgende doelstellingen opgenomen. Het beperken dan wel minimaliseren van het doorgaande verkeer in woon- en winkelgebieden. Minder verkeersslachtoffers in 2000 t.o.v. de peilwaarden 1985 en 40% minder verkeersslachtoffers en 50% minder verkeersdoden in 2010 t.o.v. 1986. Het stimuleren van het fietsgebruik (zowel in relatie tot voorzieningen als OV) om daarmee het autogebruik terug te dringen. Het waarborgen van bereikbaarheid van winkel- en werkgebieden voor het noodzakelijke autoverkeer. |
Visiedocument Groenbeleid Rucphen | Het visiedocument Groenbeleid Rucphen maakt inzichtelijk op welke wijze invulling wordt gegeven aan groen in de gemeente. Door de verschillende typen groen te analyseren op de wijze van beheer, kwaliteit en kwantiteit ontstaat een reëel beeld van het groen in de gemeente. Hiermee is inzichtelijk gemaakt dat het onderhoud van het groen voldoet aan de kwaliteit zoals die in het groenbeheerplan 2000 is beschreven en waar eventuele knelpunten of verbeterpunten liggen. Er wordt voor het onderhoud vooral geadviseerd de huidige werkwijze te handhaven en her en der te optimaliseren. In het visiedocument blijkt dat de kwaliteit, beleving en waardering van groen, sterk afhankelijk zijn van ontwerpkeuzes in planvormingsprocessen. Gesteld wordt dat er komende jaren een behoorlijke ambitie is om het groen verder in te vullen in beleid, planvorming en beheerplannen. Het tracé Verlengde Helakkerstraat ligt volgens de verordening Ruimte buiten het bestaande stedelijk gebied. Er dient daarom een juiste landschappelijke inpassing te komen. Het voorliggende initiatief is gesitueerd binnen het open buitengebied. Er gaan hier geen noemenswaardige groenstructuren verloren. Belangrijk aandachtspunt is de openheid van het gebied. Verwezen wordt naar paragraaf 4.2. Daarin zijn ook de zoekgebieden weergegeven waar groencompensatie kan plaatsvinden. |
Groenstructuurplan (2010) | Het Groenstructuurplan biedt kansen voor het verbeteren van de kwaliteit van de stedelijke buitenruimte. In het Groenstructuurplan worden bestaande fysiek aanwezige groenstructuren (lijnen, vlakken en punten) en gewenste te ontwikkelen groenstructuren in beeld gebracht, zodat deze als uitgangspunt genomen kunnen worden voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Doel is het landschappelijke karakter van de kernen te herstellen en te versterken, zodat een meerwaarde wordt gecreëerd voor de woon-, werk-, verblijfs- en recreatiekwaliteiten in de dorpen. Het Groenstructuurplan vormt naast uitgangspunten en inspiratiebron, ook een intern en extern communicatiemiddel. Doel is verder de bestaande en nieuw te ontwikkelen groenstructuren op gelijke voet met andere beleidsvelden mee te nemen bij toekomstige (her)ontwikkelingen. Het Groenstructuurplan en het Visiedocument Groenbeleid geven tezamen handvatten om de te behouden, te versterken en te realiseren lokale groene karakteristieken voor de woon- werk- en recreatiekwaliteiten, in een ontwerp in te passen. De groensaldoregeling uit het Groenstructuurplan zorgt voor een verantwoorde omgang met groen. De regeling zorgt ervoor dat er niet onbekommerd aan de groene ruimte kan worden gesnoept. Zo wordt voorkomen dat de waarden van groen (speelruimte, woonkwaliteit, gezondheid, natuurwaarde en dergelijke) verloren gaan omdat hier geen aandacht aan is besteed. Door verschillende stappen te doorlopen, kan een bewuste keuze gemaakt worden omtrent inpassing, opoffering en compensatie. De groensaldoregeling zal hiermee onderdeel vormen in het planproces van ruimtelijke plannen en projecten, zodat een verantwoorde afweging kan worden gemaakt. De gemeente werkt momenteel de ontwerpen van de deeltracés A/Oost en B/West nader uit. Kwaliteitsverbetering van het landschap, landschappelijke inpassing en compensatie maken daarvan deel uit. In dat kader wordt ook nader onderzocht in welke mate toepassing wordt gegeven aan de groensaldoregeling. In het bestemmingsplan zijn de uitgangspunten en randvoorwaarden voor deze onderwerpen beschreven. Daarnaast is door de overheid budget beschikbaar gesteld voor realisering van de weg, inclusief bijbehorende maatregelen. Kwaliteitsverbetering, compensatie en groensaldering en landschappelijke inpassing zijn daarmee verzekerd. In het bestemmingsplan zijn in paragraaf 4.2 enkele uitgangspunten en randvoorwaarden voor de inpassing van de wegtracés geformuleerd. Daarbij zijn ook zoekgebieden benoemd waar de groencompensatie kan plaatsvinden. |
Groene kaart (2011) | De Groene Kaart geeft door middel van een kaart en toebehorende beschrijvingen bescherming aan de meest waardevolle houtopstanden. Doelstelling is te komen tot een vermindering van regelgeving. Daarom dat bij vaststelling van de regelgeving (APV) als onderlegger van de Groene Kaart, het kappen van alle andere houtopstanden vrijgesteld wordt van de gemeentelijke regelgeving uit de APV. Gezien alle houtopstanden op de Groene Kaart aan bepaalde waarden moeten voldoen (bijvoorbeeld cultuurhistorisch, natuurwaarde en dergelijke) zal voor het kappen van de bomen een gedegen afweging en alternatievenonderzoek vooraf moeten gaan, voordat vergunning wordt verleend. Tevens zal het verlies aan waarden gecompenseerd worden door middel van een herplantplicht. Ter plaatse van deeltracé B zijn geen waardevolle bomen of vlakvormige elementen aangeduid. De voorgenomen ontwikkeling dient ter verbetering van de ontsluiting van De Binnentuin met het voorzieningencluster en het sport- en recreatiegebied de Vijfsprong (met onder andere het Sneeuwattractiepark Skidôme) en ontlasting van de verkeersdruk in de kern. De weg wordt landschappelijk ingepast (zie 4.2). Herplant van onder andere bomen, groen en struweel wordt betrokken bij uitvoering van de werkzaamheden. De groencompensatie bestaat zodoende uit meer dan alleen te herplanten bomen. Zoekgebieden voor groencompensatie zijn aangeduid in paragraaf 4.2. |
Structuurplan Binnentuin | Als uitvloeisel van de structuurvisie-plus heeft de gemeente voor het gebied Binnentuin, waarbinnen het plangebied ligt, een structuurplan opgesteld. Daarin is het plangebied aangeduid als 'dagrecreatieve concentratie' doorsneden door 'groene lanen'. Het aangegeven groene raamwerk van groene lanen en assen vormt de ruimtelijke drager van het gebied. Dit groene raamwerk versterkt enerzijds de ruimtelijk-landschappelijke karakteristiek van de Binnentuin en zorgt anderzijds voor de noodzakelijke ruimtelijke samenhang en verbindingen. Dit groene raamwerk is integraal opgenomen op de structuurplankaart. De bestaande concentratie van dagrecreatieve voorzieningen inclusief de daaraan gerelateerde groene omgeving is opgenomen in het functievlak dagrecreatieve concentratie. Beleid en ontwikkeling richten zich voor dit gebied op: - beheer van de bestaande accommodatie en groene ruimte; - verbetering/vernieuwing/uitbreiding van bestaande dagrecreatieve voorzieningen; - verbreding door vestiging van nieuwe dagrecreatieve voorzieningen c.q. verenigingen. Het structuurplan ging nog uit van het tracé Kort om de Kom. Wel is in het Structuurplan aangegeven dat voor de ontwikkeling van het gebied een goede ontsluiting van belang is. Voorliggend initiatief voorziet daarin, nu de variant 'Kort om de Kom' niet haalbaar is gebleken. |
De wijze waarop de verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid, verkeersleefbaarheid en bereikbaarheid wordt gewaarborgd is onderbouwd in een Mobiliteitstoets. De Mobiliteitstoets is opgenomen als bijlage 1 van de toelichting. Een samenvatting van de belangrijkste conclusies zijn opgenomen in deze paragraaf.
Verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid onder druk
In de gemeente Rucphen staat de leefbaarheid in de centra van de kernen Rucphen, Sprundel en St. Willebrord als gevolg van verkeersoverlast onder druk. Binnen genoemde kernen zorgt verkeer voor algemene hinder.
Belangrijkste knelpunten
De belangrijkste knelpunten kunnen als volgt worden samengevat.
Verkeersafwikkeling
De verkeersafwikkeling is gewaarborgd op de kruispunten met rotondes. Voorwaarde is wel dat op de rotonde van de Noorderstraat met de Verlengde Vosdonkseweg de verkeersafwikkeling periodiek gemonitord zal worden. Indien de toekomstige verkeersintensiteiten leiden tot een verstoring van de verkeersafwikkeling zal de afwikkelingscapaciteit van deze rotonde worden verruimd (twee bypasses aan de oostzijde liggen daarbij voor de hand). Hiermee zal ook dan de verkeersafwikkeling op de rotonde zijn gewaarborgd. Dit geldt zowel voor de situatie tot de aanleg van tracédeel C/Zuid als daarna. Op de andere kruispunten is de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd. Indien op de rotonde Noorderstraat/Vosdonkseweg de intensiteiten daartoe in de toekomst aanleiding vormen en daarop gepaste maatregelen worden getroffen, kan worden gesteld dat het aspect verkeersafwikkeling de voorziene realisatie van de tracédelen A/Oost en B/West niet in de weg staat.
Bereikbaarheid
De bereikbaarheid van het gebied 'Binnentuin' wordt door kortere en directere verbindingen tussen de A58 en de genoemde bestemmingen vergroot.
De bereikbaarheid voor doorgaand verkeer verbetert, doordat het verkeer niet meer door de kernen hoeft. Tegelijkertijd verbetert ook de bereikbaarheid van de centra in de kernen door de afname van verkeer dat hier doorheen gaat. Aandachtspunt is de toename van het verkeer op de Bosheidestraat door voorziene verkeersmaatregelen in de kernen. Op deze weg zal het verkeer periodiek gemonitord worden. Indien de verkeersintensiteiten leiden tot knelpunten, zal onderzoek gedaan worden naar passende verkeersmaatregelen.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bereikbaarheid in de toekomst beter is gewaarborgd dan in de huidige situatie. De bereikbaarheid staat de voorziene realisatie van de tracédelen A/Oost en B/West niet in de weg, onder voorbehoud van onderbouwing van de waarborging van de verkeersafwikkeling op de rotonde Noorderstraat/Vosdonkseweg en de groei van de intensiteit op de Bosheidestraat.
Verkeersveiligheid
De weginrichting vindt plaats volgende Duurzaam Veilig. Een verkeersveilige vormgeving van de fietsoversteek Verlengde Vosdonkseweg ter hoogte van de Kerkeheidestraat is een ontwerpopgave, maar zonder meer mogelijk. Onderzoek naar het oprijzicht voor overstekende fietsers toont aan dat voor een fietsoversteek op deze locatie geen belemmeringen aanwezig zijn.
De oversteekbaarheid is voldoende gewaarborgd blijkt uit twee berekeningen voor de drukste wegvakken.
Het tegengaan van doorgaand verkeer door de centra van de kernen heeft een verlaging van de verkeersintensiteiten in de kernen tot gevolg. Minder (vracht)verkeer op de wegen accentueert het verblijfsklimaat in de kernen en beïnvloed daarmee de verkeersveiligheid positief. De verkeersveiligheid verbetert omdat de aanwezige functiemenging in met name de centra van de kernen wordt opgeheven. Het doorgaande verkeer verdwijnt grotendeels en daarmee wint de verblijfsfunctie ten opzichte van de verkeersfunctie.
Binnen het ontwerp wordt de oostelijke tak van de Bernhardstraat haaks aangesloten op de Verlengde Helakkerstraat. Onderzoek naar het oprijzicht voor voorrangsplichtig verkeer vanaf deze oostelijke tak toont aan dat de verkeersafwikkeling op een verkeersveilige manier kan plaatsvinden.
De verkeersveiligheid rond de Sint Martinusschool en de oversteekbaarheid rond de school verbeteren aanzienlijk doordat de verkeersintensiteiten dalen. De verkeersveiligheid rond het Munnikenheide College blijft ongeveer gelijk en verbetert pas als ook tracédeel C/Zuid wordt gerealiseerd.
De conclusie voor het bestemmingsplan is dat de verkeersveiligheid verbetert en voldoende is gewaarborgd, zowel in de situatie tot de aanleg van tracédeel C/Zuid als daarna. Het aspect verkeersveiligheid staat de voorziene realisatie van de tracédelen A/Oost en B/West niet in de weg.
Milieu- en leefbaarheidaspecten
De realisatie van de tracédelen A/Oost en B/West werkt positief uit voor de leefbaarheid.
De conclusie voor het bestemmingsplan is dat er over het algemeen voor verschillende milieuaspecten een verbetering optreedt. Dat geldt zowel voor de situatie tot de aanleg van tracédeel C/Zuid als daarna. Een en ander zal nog specifiek in het kader van het bestemmingsplan worden onderzocht. Het aspect milieu lijkt de voorziene realisatie van de tracédelen A/Oost en B/West niet in de weg te staan.
Onderzoek
Van de wegtracés A/Oost en B/West zijn een voorlopig ontwerp en profielen beschikbaar. Vanuit een goede landschappelijke inpassing van de wegen zijn er randvoorwaarden en uitgangspunten door de gemeente geformuleerd. Op dit moment wordt nog bezien aan welke zijde van de weg de groenzone daadwerkelijk wordt geprojecteerd. Daar waar in de tekst 'oostzijde' is geschreven, kan het zijn dat deze opzet toch aan de westzijde wordt gerealiseerd.
Algemeen uitgangspunt
Door de gemeente is mede naar aanleiding van overleg met de provincie inzake de benodigde kwaliteitsverbetering van het landschap en de landschappelijke inpassing en de, op basis van het gemeentelijk beleid benodigde, groencompensatie/groensaldoregeling gekozen voor een landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering van het landschap in de vorm van het aanbrengen van gradiënten met struweelbeplanting.
Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering
De landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering zijn vooraf met de provincie besproken en akkoord bevonden. Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan is voorts door de provincie geen zienswijze ingediend. Nadere invulling van de landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering zal in samenwerking met de Natuurwerkgroep gemeente Rucphen plaatsvinden.
Groencompensatieregeling / groensaldering
Met betrekking tot de groencompensatie op basis van het gemeentelijk groenbeleid (zie paragraaf 3.4.) heeft de provincie geen rol. De oppervlakte aan groen die verdwijnt ten koste van de bestemming Verkeer, wordt elders in het gebied gecompenseerd. De compensatie van de onder andere te verwijderen bomen nabij de aansluiting op de Bernhardstraat zijn eveneens gecompenseerd in de landelijke inpassing en kwaliteitsverbetering langs de Verlengde Helakkerstraat. Verwezen wordt naar figuur 4.1, waarop de zoekgebieden voor groencompensatie zijn aangeduid. Per saldo zal na aanleg van de weg in en nabij het plangebied meer groen aanwezig zijn dan in de huidige situatie.
Figuur 4.1 Zoekgebieden groencompensatie
De nadere uitwerking van de groensaldoregeling vindt, evenals de uitwerking van de onderdelen landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering van het landschap, in een latere fase van het proces plaats. Ook voor de uitwerking van de groencompensatie wordt de Natuurwerkgroep gemeente Rucphen betrokken om met de gemeente mee te denken bij de ruimtelijke invulling ervan.
Naast de landschappelijke inpassing en de kwaliteitsverbetering van het landschap, geldt dat de aan te leggen groencompensatie ook kan dienen ter directe en indirecte compensatie van leefgebied voor de eekhoorn (zie ook paragraaf 4.5). Hiervoor geldt het volgende:
Directe compensatie
Uitgaande van een direct verlies van oppervlak van opgaande beplanting met een omvang van 25 * 308 meter (weg en landschappelijke inpassing) verdwijnt ter plaatse van de Verlengde Vosdonkseweg 7.700 m2 groen. Op grond hiervan is een compensatielocatie in de directe nabijheid gezocht. De beoogde compensatielocatie omvat ca. 8.000 m² (zie figuur 4.2). Voor de verlengde Helakkerstraat is nadrukkelijk deze vorm van compensatie niet aan de orde.
Figuur 4.2. Mogelijke situering te compenseren groen ten behoeve van de eekhoorn.
Indirecte compensatie
Als gevolg van indirecte aantasting ten gevolge van optische verstoring, geluid en versnippering zijn zoekgebieden geselecteerd voor groencompensatie. Uitgaande van 50% verlies van de opgaande beplanting als gevolg van optische verstoring en geluid en daarnaast versnippering, dient minimaal 4.000 m2 beplanting binnen deze compensatielocaties gerealiseerd te worden (zie figuur 4.1).
Borging
De landschappelijke inpassing, de kwaliteitsverbetering en de groencompensatie zijn binnen de bestemming ‘Verkeer’ mogelijk. Binnen deze bestemming dienen het wegprofiel, sloten en groen (inpassing, kwaliteitsverbetering en groencompensatie) verder te worden uitgewerkt in een civieltechnisch ontwerp. Na realisatie zal met toepassing van een reparatieplan de bestemming ‘Groen’ exact kunnen worden aangegeven.
De financiële borging vindt plaats door middel van het beschikbaar gestelde krediet door provincie en gemeente voor de aanleg van de weg. Binnen dit beschikbaar gestelde krediet zijn ook de bijbehorende maatregelen betrokken.
Analyse
Uitgangspunten voor de landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering
De Verlengde Helakkerstraat vormt een aanleiding om de relatie tussen dorp en het landschap te herstellen/versterken.
Oostzijde van het tracé
Westzijde van het tracé
Ten westen van de weg ontstaat een geheel nieuw landschap in de vorm van de Binnentuin.
Figuur 4.3 Standaard profiel weg en groenzone
Het profiel en de genoemde maten zijn indicatief en worden nog nader uitgewerkt.
Kwaliteitsverbetering van het landschap/landschappelijke inpassing/compensatie en groensaldoregeling
Waterberging
Inpassing binnen de beoogde juridische regeling
Conclusie
Er zijn goede mogelijkheden de deeltracés A/Oost en B/West op een adequate wijze landschappelijk in te passen. Het beoogde profiel van de weg biedt voldoende ruimte om te voorzien in waterberging, landschappelijke inpassing, kwaliteitsverbetering van het landschap en de compensatie en groensaldoregeling. De beoogde invulling van de groenzone sluit voorts aan op het oorspronkelijke karakter van het gebied en verbetert duidelijk de overgang tussen St. Willebrord en de Binnentuin.
Bodemonderzoek
Door IDDS is een verkennend bodemonderzoek verricht (zie bijlage 2). Het onderzoek is uitgevoerd in verband met het opstellen van een bestemmingsplanwijziging en de daaruit (voortvloeiende) aanvraag van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen). In het kader van de Woningwet/Gemeentelijke Bouwverordening dient een omgevingsvergunningaanvraag (activiteit bouwen) vergezeld te gaan van een rapportage inzake de chemische kwaliteit van de bodem.
Doel van het onderzoek is vast te stellen of het voormalige, dan wel het huidige, gebruik van de onderzoekslocatie heeft geleid tot een verontreiniging van de bodem. Het verkennend bodemonderzoek beoogt het verkrijgen van inzicht in aard, plaats van voorkomen en concentraties van eventueel aanwezige verontreinigende stoffen in de bodem.
Aan de hand van de resultaten van het onderzoek concludeert IDDS het volgende.
Bovengrond
Ondergrond
Grondwater
Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende streefwaarden (grondwater) dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is.
Conclusie
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Onderzoek
Huidige situatie
Bodem en grondwater
Het plangebied maakt deel uit van het uitgestrekte Westbrabantse dekzandplateau, dat van zuid naar noord zeer licht afhelt en wordt doorsneden door overwegend in noordelijke richting afstromende laaglandbeken.
Kenmerkend voor de omgeving van het dekzandplateau zijn de grote verschillen in hoogte. De maaiveldhoogten variëren van 12 m + NAP in het zuidwesten tot 6 m + NAP in het noordoosten van dit plateau. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de deeltracés A/Oost en B/West varieert van circa 8,0 m tot 9,5 m + NAP.
Volgens de Bodemkaart van Nederland ligt het plangebied op de overgang tussen een gebied waar grondwatertrap VI wordt aangetroffen en een gebied waar grondwatertrap VII wordt aangetroffen. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) hier van nature ten hoogste 40 tot 80 cm onder maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) meer dan 120 cm onder maaiveld.
Uit informatie uit het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek (zie bijlage 2) blijkt dat de stijghoogte van het grondwater in het eerste watervoerende pakket is vastgesteld op 0,0 m – NAP. De stijghoogte van het freatisch grondwater is 0,3 m + NAP. Hieruit kan men afleiden dat er sprake is van een infiltratiesituatie.
Waterkwantiteit
Het watersysteem in de omgeving van het plangebied wordt bepaald door de Kibbelvaart. De Kibbelvaart is onderdeel van het hoofdwatergangenstelsel, waarmee overtollig water vanuit het stroomgebied wordt afgevoerd naar de Laaksche Vaart. Voor het stroomgebied geldt geen peilbesluit, het is vrijafwaterend gebied. De afwatering van het stroomgebied loopt van het hogere stedelijke gebied van Sprundel en St. Willebrord af van zuid naar noord, naar het lager gelegen agrarisch gebied.
In de directe omgeving van plangebied is structureel oppervlaktewater aanwezig in de vorm van afwateringssloten (zie figuur 4.4).
Figuur 4.4 Uitsnede overzicht oppervlaktewatersysteem (bron: www.atlas.brabant.nl/wateratlas)
Toekomstige situatie
In het plangebied wordt een nieuwe weg gerealiseerd. Als gevolg van de aanleg van de weg neemt het verhard oppervlak toe:
In totaal is sprake van een toename van verhard oppervlak van 1,3 ha (12.675 m²). Daarvoor is compensatie nodig, in de vorm van een retentievoorziening.
Voor een eerste grove inschatting van de benodigde compensatie geeft de Beleidsregel Hydraulische Randvoorwaarden (zie paragraaf 3.2) aan dat voor zandgebied een retentie nodig is van circa 780 m³/ha waarbij de afvoer wordt gelimiteerd tot maximaal 116 m³/ha/dag. Het gaat hier om een bruto waarde, waarbij nog geen rekening is gehouden met neerslagverliezen, berging op het verhard oppervlak en dergelijke.
Voor de realisering van de weg is daarom een retentievoorziening nodig van minimaal 1.014 m³. Ten behoeve van opvang van afstromend hemelwater van de weg en compensatie voor de toename aan verharding, worden langs beide tracés infiltratiesloten aangelegd, die niet verbonden zullen zijn met het oppervlaktewater. De verwachting is dat met deze infiltratiesloten aan de retentieopgave kan worden voldaan. Belang arbij is wel dat de berging plaatsvindt boven de GHG plaatsvindt, zodat er geen drainerende werking kan ontstaan.
Tevens wordt mogelijk de bestaande retentie ten zuiden van de Bernhardstraat uitgebreid.
Waar de randweg bestaande watergangen kruist, worden deze verbonden door een duiker. Eén en ander zal in verder overleg plaatsvinden met het waterschap, volgens de voorwaarden van de Keur.
Voor de realisering van de weg is daarom een retentievoorziening nodig van minimaal 1.014 m³. Ten behoeve van opvang van afstromend hemelwater van de weg en compensatie voor de toename aan verharding, worden langs beide tracés infiltratiesloten aangelegd, die niet verbonden zullen zijn met het oppervlaktewater. De verwachting is dat met deze infiltratiesloten aan de retentieopgave kan worden voldaan. Belangrijk daarbij is wel dat de berging plaatsvindt boven de GHG plaatsvindt, zodat er geen drainerende werking kan ontstaan.
Alle handelingen of werkzaamheden aan waterstaatswerken zoals watersystemen en waterschapswegen vallen onder de reikwijdte van de Keur. Hiervoor moet een ontheffing worden verleend door waterschap Brabantse Delta. In het plangebied Verlengde Helakkerstraat zijn twee categorie A watergangen aanwezig. Deze zijn in het bestemmingsplan voorzien van de bestemming Water. De onderhoudsstrook van deze watergangen zijn voorzien van een dubbelbestemming Waterstaat - Waterloop. Beheer van de watergangen is zodoende geborgd.
Door geen gebruik te maken van uitlogende materialen en/of geïmpregneerde houtsoorten voor de weginrichting (vangrails, hectometerpaaltjes, oeverbeschoeiing en dergelijke) wordt vervuiling van de bodem, grond- en oppervlaktewater tegengegaan.
In het ontwerp wordt rekening gehouden met de afwatering van de agrarische gronden langs het tracé.
In het noordelijk deel van het plangebied is een grondwaterbeschermingszone aanwezig. Deze zone is – overeenkomstig het provinciaal beleid – voorzien van een gebiedsaanduiding milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied. Behoud en bescherming van deze zone is daarmee veilig gesteld.
Verbeelding
De weg en de bermen en waterberging zijn bestemd als Verkeer. De categorie A Watergangen zijn opgenomen met de bestemming Water. In deze bestemming is een aanduiding 'brug' opgenomen, waarmee de kruising van de weg over het water juridisch-planologisch is geborgd.
Met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterloop is het obstakelvrij houden van de onderhoudsstrook verzekerd.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie. De aanpassingen van de waterhuishouding voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer. In het ontwerpbestemmingsplan vindt verdere uitwerking van het wegtracé en de wegomgeving plaats. In die uitwerking wordt ook - in overleg met het waterschap - invulling gegeven aan de exacte omvang en ligging van de waterretentievoorzieningen.
Beeld van de omgeving
Algemeen
Het tracé is gelegen in een gebied met gangbare landbouw met in de huidige situatie hoofdzakelijk grasland. Er zijn enige sloten maar die vallen in de zomer deels droog.
Figuur 4.5 Beeld van de Bernhardstraat nabij het aansluitpunt
Figuur 4.6 Beeld van het tracé vanaf de Bernhardstraat in zuidelijke richting
Figuur 4.7 Beeld van het tracé vanaf de Bernhardstraat in oostelijke richting
Figuur 4.8 Kruispunt wordt omgevormd tot rotonde
Natuurwaarden
De resultaten van de veldinventarisatie in 2012/2013 zijn verwerkt in rapportages die zijn opgenomen in bijlage 9 en 10. In deze paragraaf zijn de bevindingen kort samengevat.
Algemeen
De werkzaamheden ten behoeve van de weg vinden plaats in agrarisch gebied en in zeer beperkte mate in de bebouwde kom (aansluiting Verlengde Helakkerstraat) nabij Kozijnenhoek.
Het agrarisch gebied kent een gangbaar beheer, zie figuren. Dit houdt in dat de natuurwaarden op de percelen verwaarloosbaar zijn. Op randen, slootkanten en dergelijke is wel ruimte aanwezig voor beschermde natuurwaarden.
Het onderzoek is gelijktijdig uitgevoerd met het onderzoek voor de Verlengde Vosdonkseweg. In het ecologisch onderzoek is geen specifiek onderscheid gemaakt tussen de beide plangebieden, vandaar dat hierna de integrale samenvatting is weergegeven.
Vleermuizen
Balts-, paar- en foerageerplaatsen
Er zijn in de voorherfst gewone dwergvleermuizen en ruige dwergvleermuizen aangetroffen. Er werden foeragerende dieren gelokaliseerd van beide soorten. Er zijn daarnaast baltsplaatsen aangetroffen. Bij een baltsplaats vliegt een vleermuis rond en deze zendt ondertussen sociale geluiden uit. Paarplaatsen zijn niet vastgesteld.
Migratieroutes
Migratieroutes van vleermuizen zijn in de (na)herfst van 2013 niet vastgesteld.
Kolonie- en foerageerplaatsen
Er zijn twee soorten vleermuizen vastgesteld in de voorzomer. Het betreft de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. De laatvlieger is alleen foeragerend vastgesteld en werd in relatief lage dichtheid aangetroffen. Gewone dwergvleermuis komt veelvuldig voor en heeft vliegroutes en kolonieplaatsen direct buiten het plangebied.
Broedvogels
Gedurende onderhavig onderzoek zijn geen nesten van vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen aangetroffen. Wel werd sporadisch buizerd en een enkele keer sperwer waargenomen. Deze vogels hebben wel nesten die ook buiten het broedseizoen zijn beschermd. De nesten van deze soorten bevonden zich echter ten tijde van onderhavig onderzoek buiten het invloedsgebied van de rondweg.
Amfibieën
Alle wateren op en nabij de rondweg kwamen droog te staan in het voorjaar van 2013. Het tracé is derhalve niet van speciale waarde voor amfibieën. Er werden dan ook alleen algemene amfibieën aangetroffen (gewone pad, bruine kikker) in lage dichtheid die licht beschermd zijn. Rugstreeppadden zijn rond het water aan de Baanvelden te Rucphen niet gehoord. Volgens de Werkatlas amfibieën Noord-Brabant zijn ten zuiden van Roosendaal/Breda (op Nederlands grondgebied) ook geen rugstreeppadden aangetroffen (Delft & Schuitema, 2005).
Vissen
Door het ontbreken van jaarrond oppervlaktewater wordt het voorkomen van vissen uitgesloten.
Overige
Ter hoogte van het tracé parallel lopend aan de Ravendonk bevindt zich een bos dat gedeeltelijk bestaat uit naaldbomen. Ter plaatse foerageert de eekhoorn regelmatig en heeft er enkele nesten. Via Waarneming.nl (zie de bijlage bij het onderzoeksrapport) blijkt dat er regelmatig eekhoorns worden waargenomen in Sprundel. Voor 2012 werd de eekhoorn niet gemeld via Waarneming.nl. De reden hiervan kan zijn dat het bos sinds enkele jaren oud genoeg is of dat er sinds enkele jaren wordt geteld / gegevens worden ingevoerd. In ieder geval zijn populaties van eekhoorn ter hoogte van St. Willebrord – Sprundel niet aaneengesloten en opgesplitst in deelpopulaties. Dit komt doordat ter plaatse van St. Willebrord en Sprundel relatief kleine kernen bos voorkomen dat het leefgebied vormt van de eekhoorn.
Conclusies
Uit het onderzoek komt naar voren dat leefgebied en nesten van eekhoorn verloren gaan met de aanleg van de rondweg. Dit is alleen ter plaatse van het plangebied Verlengde Vosdonkseweg aan de orde. Op grond hiervan dient daar ontheffing te worden aangevraagd van de Flora- en faunawet. Er hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. De gemeente vraagt een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet aan, omdat niet wordt beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Deze ontheffing is inmiddels aangevraagd.
Effecten op vleermuizen worden niet voorzien omdat de vleermuizen kunnen blijven foerageren in de omgeving.
Het aanvragen van ontheffing voor de overige soort(groep)en is niet noodzakelijk, omdat deze niet voorkomen of niet worden beïnvloed.
Ecologie vormt daarmee geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan zijn geen maatregelen noodzakelijk.
Voor de onderwerpen cultuurhistorie en archeologie heeft de gemeente een verordening vastgesteld (Erfgoedverordening 2009 gemeente Rucphen). In deze verordening wordt een aantal zaken geregeld, te weten:
Onderzoek
AMK en IKAW
Op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) en de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) staan alle thans bekende terreinen in Noord-Brabant die archeologisch van belang zijn. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en de CHW geven de plaatsen aan waar sprake is van een trefkans of verwachtingswaarde op aanwezigheid van archeologische resten in de bodem.
AMK
Het plangebied heeft op de AMK geen aanduiding.
IKAW
Het plangebied heeft op de IKAW een lage trefkans op archeologische waarden.
Figuur 4.9 Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant, uitsnede plangebied deeltracé A/oost en B/West.
Gemeentelijke Erfgoedkaart voor de gemeente Rucphen, september 2012
Aan delen van het bedrijventerrein Nijverhei en omgeving een is hogere archeologische verwachtingswaarde wordt toegekend. Door IDDS is daarom een verkennend archeologisch onderzoek verricht (zie bijlage 3).
Rapport betreffende een verkennend bodemonderzoek Nijverhei N638 te Rucphen
In februari 2012 is een archeologisch bureau- en booronderzoek, verkennende fase, uitgevoerd ten behoeve van de aanleg van de nieuwe weg Nijverhei N638 te Rucphen, gemeente Rucphen.
Het onderzoek heeft het volgende aangetoond.
Vervolgonderzoek
Gebleken is dat een archeologisch proefsleuvenonderzoek noodzakelijk is. Daaraan voorafgaand is het noodzakelijk een programma van eisen op te stellen, met daarin een plan van aanpak. Dit programma van eisen met plan van aanpak en het proefsleuvenonderzoek wordt, nadat de betreffende ondergrond is verworven, de komende periode uitgevoerd. Het programma van eisen met daarin het plan van aanpak voor het proefsleuven onderzoek is vastgesteld en opgenomen in bijlage 4.
Om te zorgen dat de potentiële archeologische waarden worden veilig gesteld, is voorlopig aan de gronden daarom eveneens een archeologische dubbelbestemming toegekend. Ingrepen in de bodem zijn daardoor alleen onder voorwaarden mogelijk.
Conclusie
Ter plaatse is archeologisch onderzoek uitgevoerd en wordt - na aankoop van de percelen - aanvullend archeologisch onderzoek verricht op basis van het vastgestelde programma van eisen en een daarin opgenomen plan van aanpak. Potentiële archeologische waarden zijn veilig gesteld door het opnemen van een bestemming 'Waarde - Archeologie'. Archeologie vormt daarmee geen belemmering voor het project.
Onderzoek
Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden opgenomen ter plaatse van het tracé van de weg.
Conclusie
De realisering van deel tracé B/West vindt plaats binnen het aanwezige bebouwingspatroon. Er vindt hierdoor geen aantasting van cultuurhistorische waarden plaats. Cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Onderzoek en conclusie
Deeltracé A/Oost en in mindere mate deeltracé B/West, gaat langs (woon)bebouwing gelegen in een woongebied. Daar waar nodig wordt voorzien in benodigde geluidswerende voorzieningen.
Uitgegaan wordt van adequate geluidswerende voorzieningen voor bestaand woongebied. Vooralsnog is rekening gehouden met de volgende maatregelen.
Nieuwe weg
Ten aanzien van de aanleg van de verlengde Helakkerstraat is geen sprake van de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten aanzien van de bestaande woningen binnen de wettelijke geluidszone.
Reconstructie Bernhardstraat
Uit het akoestisch onderzoek (opgenomen in bijlage 5) blijkt verder dat de reconstructie van de Bernhardstraat, ter plaatse van de aansluiting met het nieuw aan te leggen deeltracé B/West, leidt tot een reconstructiesituatie voor de woning aan de Bernhardstraat 35. De geluidstoename bedraagt maximaal 4,16 dB. Hiermee wordt de wettelijk toegestane maximale geluidstoename van 5 dB niet overschreden. Daarnaast wordt de voor reconstructie van de weg geldende uiterste grenswaarde van 58 dB niet overschreden.
Verder blijkt dat het nemen van maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van de beoogde ontwikkeling te reduceren stuit op bezwaren van verkeerskundige, vervoerskundige, stedenbouwkundige, landschappelijk of financiële aard. Voor een woning dient daarom een hogere waarde aangevraagd te worden. Deze hogere waarde is verleend (zie bijlage 6). Tevens is een besluit genomen over de maximum snelheid (zie bijlage 7).
Tabel 4.1 Hogere waarden ten behoeve van de reconstructie Bernhardstraat
bron | Lden | |
Bernhardstraat 35 | Bernhardstraat | 52 dB |
Uitstralingseffect
Verder blijkt dat door de vernieuwde ontsluitingsstructuur sprake is van een significante geluidstoename op de woningen langs de Bernhardstraat, tussen de aansluiting met deeltracé B/West en de Rucphenseweg. De geluidstoename op deze bestaande woningen bedraagt door de toename van het verkeer op de weg 3,30 tot 4,47 dB. De maximaal aanvaardbare toename van 5 dB wordt hiermee niet overschreden. Zodoende wordt de geluidstoename op deze bestaande woningen aanvaardbaar geacht.
Beleid en normstelling
Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen
Maatgevende stoffen langs wegen
Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wm veroorzaakt. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit de Wet milieubeheer (Wm) hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. De grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof zijn in tabel 4.2 weergegeven.
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2)1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007
In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit is vastgesteld dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid bij de beoordeling van de grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de Regeling is bepaald dat alleen de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Aangegeven is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt. Voor de gemeente Rucphen bedraagt de aftrek voor het jaargemiddelde van fijn stof 2 µg/m³ en voor het 24-uurgemiddelde 2 overschrijdingen per jaar voor de gehele provincie Noord-Brabant.
Daarnaast staan in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit de regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit beschreven. Bij de berekening van de luchtkwaliteit wordt onderscheid gemaakt tussen verkeers- en industriële bronnen. Voor verkeer wordt onderscheid gemaakt tussen Standaard Rekenmethode 1 (SRM 1) betreffende stedelijke situaties met weinig hoogteverschillen; en Standaard Rekenmethode 2 (SRM 2) voor de bepaling van overige situaties. Er mag van een andere methode gebruik worden gemaakt indien deze is goedgekeurd door het Ministerie van VROM. In het de Regeling beoordeling luchtkwaliteit is tevens aangegeven welke gegevens gebruikt worden bij het maken van de berekening en op welke wijze de berekeningsresultaten worden afgerond.
Onderzoeksmethode
De luchtkwaliteit als gevolg van lokaal wegverkeer is berekend met behulp van het CAR II-programma. Het CAR II-programma is een wettelijk goedgekeurd standaard rekenprogramma voor luchtkwaliteit in binnenstedelijke situaties met enige vorm van bebouwing. Het plangebied is aan de rand van de dorpskern St. Willebrord gelegen en als zodanig aan te merken. Het CAR II-programma kan berekeningen uitvoeren voor onder andere de maatgevende stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide. Beide deeltracés worden gelijktijdig aangelegd. Om deze reden zijn de tracés ook in één onderzoek beschouwd. Gemeente heeft een en ander ook op deze wijze vastgelegd in uitvoeringsagenda's. |
Invoergegevens
In de onderstaande tabel (4.3) zijn de verkeersintensiteiten langs de maatgevende wegen vermeld. De verkeersintensiteiten en de voertuigverdeling zijn afkomstig uit de mobiliteitstoets bijbehorende bij de bestemmingsplannen 'Bebouwde kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg' en 'Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat'. De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling maakt onderdeel uit van de verkeersintensiteiten voor het prognosejaar 2024.
Tabel 4.3 Verkeersintensiteiten (mvt/etmaal)
straatnaam | 2024 autonoom | 2024 inclusief ontwikkeling |
Bernhardstraat | 1886 | 5301 |
Verlengde Helakkerstraat | 0 | 4462 |
Verlengde Vosdonkseweg | 0 | 8172 |
Kozijnenhoek | 3876 | 7858 |
Kerkeheidestraat | 1598 | 2016 |
Naast de verkeersintensiteiten wordt in het CAR II-programma nog een aantal basisgegevens ingevoerd (zie tabel 4.4). Conform de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (gewijzigd 19 juli 2008) worden de concentraties van stikstofdioxiden (NO2) en fijn stof bepaald op maximaal 10 m van de wegrand. In de berekeningen is uitgegaan van een afstand van 10 m tot de wegas zodat op dit punt wordt voldaan aan de Regeling beoordeling luchtkwaliteit.
Tabel 4.4 Overige invoergegevens
straatnaam | RD-coördinaten | voertuigverdeling (licht/middelzwaar/zwaar verkeer) | wegtype | snelheidstype | bomenfactor | afstand tot de wegas | |
x | y | ||||||
Bernhardstraat | 98289 | 395205 | 91,08/6,42/2,50 | buitenweg algemeen | 2 | 1,25 | 10 |
Verlengde Helakkerstraat | 98759 | 395023 | 91,08/6,42/2,50 | buitenweg algemeen | 2 | 1 | 10 |
Verlengde Vosdonkseweg | 99518 | 394961 | 93,46/5,08/1,46 | stadsverkeer met minder congestie | 3a | 1 | 10 |
Kozijnenhoek | 99049 | 394887 | 91,08/6,42/2,50 | buitenweg algemeen | 2 | 1,25 | 10 |
Kerkeheidestraat | 99519 | 394472 | 100/0/0 | stadsverkeer met minder congestie | 3b | 1,25 | 10 |
Berekeningsresultaten
In tabel 4.5 zijn de resultaten van de berekening van de luchtkwaliteit weergegeven voor de prognosejaren 2024 zowel in de autonome situatie als voor de situatie na realisatie van de ontwikkeling. Voor het jaar 2024 geldt dat met de achtergrondconcentraties voor het jaar 2020 is gerekend, daar de achtergrondconcentraties voor 2024 nog niet bekend zijn. Op basis van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit (2007) is de bijdrage van zeezout afgetrokken van de berekende waarden voor fijn stof, het resultaat is opgenomen in de tabel.
Tabel 4.5 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit verkeersaantrekkende werking
weg | stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde (µg/m³) | fijn stof (PM10) jaargemiddelde (µg/m³)* | fijn stof (PM10) aantal overschrijdingen 24-uurgemiddelde grenswaarde) | |||
2024 - | 2024 + | 2024 - | 2024 + | 2024 - | 2024 + | |
Bernhardstraat | 15,9 | 16,8 | 19,7 | 19,9 | 6 | 6 |
Verlengde Helakkerstraat | 15,4 | 16,0 | 19,7 | 19,8 | 6 | 6 |
Verlengde Vosdonkseweg | 16,5 | 18,7 | 19,7 | 20,3 | 7 | 6 |
Kozijnenhoek | 17,5 | 18,4 | 19,9 | 20,1 | 6 | 6 |
Kerkeheidestraat | 17,0 | 17,1 | 19,9 | 20,0 | 6 | 6 |
*Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof.
Conclusie
Uit de resultaten in tabel 4.4 blijkt dat het gehalte stikstofdioxide na realisatie van de weg toeneemt met maximaal 1,8 µg/m³ en het gehalte fijn stof met maximaal 0,6 µg/m³. Dit is minimaal en na realisatie van de wegen wordt nog steeds ruimschoots voldaan aan de normen uit de Wet milieubeheer. Na de realisatie van de wegen is er nog steeds sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisering van de wegen.
Beleid en normstelling
De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid in:
Het doel van de milieueffectrapportages (planMER en project MER) is ervoor te zorgen dat milieuaspecten volwaardig worden meegenomen in de besluitvorming. Een milieueffectrapportage staat niet op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming van de overheid over een plan of een project. Daarom is de planMER gekoppeld aan de besluiten van de overheid die het kader scheppen voor een mer-(beoordelings)plichtige activiteit en is de project MER gekoppeld aan de besluiten van de overheid die de realisatie een mer-(beoordelings)plichtige activiteit direct mogelijk maken.
Toetsing mer-verplichtingen voor deeltracé A/Oost en B/West
Mer-plicht aanleg autoweg
De aanleg van een autoweg, onafhankelijk van de lengte van het weggedeelte is mer-plichtig (categorie C1.2 Bijlage Besluit m.e.r.). De definitie van autoweg in het Besluit m.e.r. luidt als volgt:
"een voor autoverkeer bestemde weg, die alleen toegankelijk is via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en waarop het verboden is te stoppen en te parkeren, of een weg als bedoeld in artikel 1, onder d, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (bord 'autoweg' G3 RVV 1990)."
In de navolgende tabel 4.6 is het initiatief voor de randweg getoetst aan deze definitie.
Tabel 4.6 Toetsing initiatief
element definitie autoweg | toetsing aan initiatief | conclusie |
Een autoweg is een weg: | ||
bestemd voor autoverkeer | De verbeterde ontsluitingsstructuur Rucphen is uitsluitend bestemd voor autoverkeer. | voldoet aan definitie autoweg |
alleen toegankelijk via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten (ook rotondes); | De weg is niet alleen toegankelijk via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten of rotondes In het ontwerp wordt rekening gehouden met een aantal aansluitingen (ter hoogte van de Kaaistraat (deeltracé A) en Bernhardstraat (Deeltracé B) via een voorrangskruising. |
voldoet niet aan definitie autoweg |
waarop het verboden is te stoppen en te parkeren. | Er geldt voor de verbetering van de ontsluitingsstructuur van Rucphen geen verbod om te stoppen. | voldoet niet aan definitie autoweg |
Uit de tabel is op te maken dat het initiatief (deeltracé A en B) niet voldoet aan de definitie van een autoweg, zoals die is opgenomen in het Besluit m.e.r. Er is derhalve geen sprake van een mer-plicht.
Mer-beoordeling aanleg, wijziging of uitbreiding weg met 4 rijstroken
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit 4 of meer rijstroken, of verlegging/verbreding van bestaande wegen van 2 rijstroken of minder tot wegen met 4 of meer rijstroken, niet zijnde een autosnelweg of autoweg is eveneens mer-plichtig (categorie C1.3 Bijlage 1 Besluit m.e.r.). Dit geldt in het geval dat de activiteit betrekking heeft op een tracélengte van meer dan 10 km. Voor mer-beoordeling geldt dit als de activiteit betrekking heeft op een tracélengte van 5 km of meer (categorie D2 Bijlage Besluit m.e.r.).
De nieuw aan te leggen deeltracés A/Oost en B/West hebben slechts 2 rijstroken. Daarmee vervalt de mer-(beoordelings)plicht vanwege de categorieën C1.3 en D2. Deze categorieën zijn niet van toepassing voor het initiatief.
Vormvrije mer-beoordeling
De te realiseren verbetering van de ontsluitingsstructuur valt niet onder de activiteiten die genoemd zijn in onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Het uitvoeren van een vormvrije mer-beoordeling voor de deeltracé A/oost en B/West is daarom ook niet verplicht en niet uitgevoerd.
Conclusie
Gezien de kenmerken van de randweg hoeft voor het bestemmingsplan geen MER te worden opgesteld, omdat de activiteit die met het plan mogelijk wordt gemaakt niet overeenkomt met de definities uit het Besluit milieueffectrapportage.
Onderzoek
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van het aspect externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed, namelijk:
De nieuw aan te leggen deeltracés A/Oost en B/West zijn mede beoogd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen naar en van het bedrijventerrein Nijverhei.
Risicokaart
Voor de realisering van de deeltracés A en B is het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg relevant. Langs de tracés en in de directe omgeving daarvan zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig (bron: www.risicokaart.nl).
Externe veiligheid verbeterde ontsluitingsstructuur Rucphen
Ten behoeve het bestemmingsplan voor de nieuwe verbeterde ontsluitingsstructuur van Rucphen, is een kwalitatieve risicoanalyse uitgevoerd door RMD (Externe veiligheid randweg Rucphen, 27 februari 2012, zaaknummer 12020788). De notitie is opgenomen in bijlage 5.
In de notitie zijn de vuistregels uit de concept handleiding Risicoanalyse Transport toegepast. Daaruit blijkt dat in deze fase van het planproces een berekening van het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR) achterwege kan blijven. Op basis van de vervoersaantallen is geen sprake van een PR van 10-6 per jaar. Daarnaast mag op basis van de toetsing worden gesteld dat er geen sprake is van een overschrijding van de oriënterende waarde of 10% van de oriënterende waarde voor het GR.
De vervoersaantallen (GF3), bebouwingsafstanden en/of aanwezigheidsdichtheden zijn te klein om tot een overschrijding van grenswaarde of richtwaarde voor het PR dan wel een overschrijding van 0.1 maal de oriëntatiewaarde voor het GR te kunnen leiden.
Conclusie
Op grond van bovenstaande bestaan geen belemmeringen voor wat betreft het aspect externe veiligheid.
Analyse
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen.
Conclusie
Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Beleid en normstelling
Op basis van artikel 3.1.6 onder d van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de planvorming rekening gehouden te worden met het aspect trillingen in relatie tot een toegelaten functie of al dan niet bestaande functies. In Nederland bestaan voor de beoordeling van trillingen geen specifieke wetten, zoals die er bijvoorbeeld zijn voor geluidshinder. Wel zijn er de 'Meet- en Beoordelingsrichtlijnen van de Stichting Bouwresearch' (SBR-richtlijnen). De SBR-richtlijnen kunnen worden beschouwd als de vigerende beoordelingsrichtlijnen voor trillingsoverlast:
SBR deel A
De richtlijn SBR deel A stelt dat volgens de bestaande praktijkervaring een aanvaardbare kleine kans (kleiner dan 1%) bestaat dat schade aan bouwwerken en fundering zal optreden indien de grenswaarden voor schade niet wordt overschreden.
SBR deel B
Omdat grenswaarden voor hinder niet scherp gedefinieerd kunnen worden, wordt in de richtlijn SBR deel B gesproken over streefwaarden voor trillingshinder. Als de trillingssterkte onder deze streefwaarden blijft, mag worden verwacht dat in de meeste situaties geen hinder zal optreden. De volgens de SBR-richtlijnen van toepassing zijnde grenswaarden voor schade, respectievelijk streefwaarden voor hinder, zijn in dit onderzoek gehanteerd voor de beoordeling van de trillingsoverlast
Onderzoek
In het kader van de realisatie van de Verlengde Vosdonkseweg en de Verlengde Helakkerstraat zullen de verkeersstromen wijzigingen ten opzichte van de huidige situatie. Ten gevolge van de aanleg van deze wegen wordt tevens de Bernhardstraat gereconstrueerd. Over de Bernhardstraat worden meer verkeersbewegingen verwacht dan in de huidige situatie.
In verband met de hiervoor genoemde ontwikkelingen is trillingsonderzoek uitgevoerd naar mogelijke trillingshinder en schade ter plaatse van de maatgevende woningen, zijnde de dichtst bij de weg gelegen woningen. Onderzoek is uitgevoerd voor de woningen met adres Bernhardstraat 26, Bernhardstraat 35, Koekoekstraat 97 en Ravendonk 25. De resultaten uit dit onderzoek zijn opgenomen in de rapportage AV.1180 en in bijlage 11.
Uit deze rapportage blijkt het volgende.
Gesteld kan worden dat ten gevolge van de ontwikkeling het woon- en leefklimaat met betrekking tot het aspect trillingen flink verbetert ten opzichte van de huidige situatie.
Conclusie
Het aspect trillingshinder vormt geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan. Ter plaatse van de woningen nabij het plangebied is er sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
In hoofdstuk 5 is aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn vertaald naar de inhoud van het bestemmingsplan en zijn verwerkt in de planregels. Aangegeven wordt welke aspecten in het bestemmingsplan geregeld worden.
Op basis van het gestelde in Hoofdstuk 3 worden de volgende conclusies getrokken.
Het initiatief is op de volgende wijze vertaald in het bestemmingsplan. De bestemmingen zijn op de verbeelding aangegeven in overeenstemming met de beoogde functie(s).
Door de gekozen methodiek is het gewenste ruimtelijke eindbeeld zo goed mogelijk op de verbeelding weergegeven en is ruimte voor de benodigde flexibiliteit. De dubbelbestemmingen dienen daarbij ter borging van de aan de gronden toegekende en aanwezige waarden.
Een van de uitgangspunten die ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat is de planologische haalbaarheid. Deze dient te worden aangetoond met de toets aan de verschillende sectorale wettelijke vereisten. Het betreft met name de verschillende milieuaspecten.
De ontwikkeling is vanuit de milieutechnische kant onderzocht en onderbouwd. In hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, onderzoek en verantwoording zijn de conclusies van deze onderzoeken verwoord. In de Bijlagen bij toelichting zijn de volledige onderzoekrapportages opgenomen.
In hoofdstuk 6 wordt aangegeven welke bestemmingen in het plan zijn opgenomen en hoe dit de inhoud van het bestemmingsplan regelt.
Het bestemmingsplan voldoet aan de laatste richtlijn ten aanzien van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Hiermee worden alle plannen in Nederland standaard ten aanzien van de vorm. Met het opstellen van het plan onder de nieuwe Wro en Bro wordt het bestemmingsplan ook digitaal toegankelijk.
Het doel van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving. De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. De terminologie in dit bestemmingsplan is conform de Wabo.
Het bestemmingsplan omvat een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen kunnen niet los van elkaar worden gezien en dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden toegepast. De toelichting heeft op zichzelf geen rechtskracht, maar heeft een belangrijke functie omdat hierin de nagestreefde beleidsdoelen zijn verwoord en waarin een interpretatie van de regels en verbeelding is opgenomen.
Digitale raadpleging
Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kan het digitale bestemmingsplan worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan 'doorverwezen'.
Analoge raadpleging
Ondergrond
Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand. Op deze ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters (bijvoorbeeld V van Verkeer) is aangegeven welke bestemming ter plaatse zal gaan gelden.
Bestemmingen
De bestemmingen zijn in dit bestemmingsplan met een hoofdletter (bijvoorbeeld V voor Verkeer) aangeduid. De 'bestemmingen' corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels). In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.
Aanduidingen en renvooi (analoog plan)
De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi, een overzicht met verklaring van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is voor zover nodig en wat betreft de aanduidingen opgesplitst in:
Leeswijzer
Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van een perceel dient derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken, het renvooi te worden geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende artikel dient te worden gelezen. Deze volgorde is de meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor het gebruik van en bebouwing op een perceel.
Vertaling verbeterde ontsluitingsstructuur Rucphen naar planregels en verbeelding
De bestemmingen zijn op de verbeelding aangegeven in overeenstemming met de beoogde functie(s).
Flexibiliteitsregels
In de regels zijn verschillende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het bevoegd gezag dan wel het college van burgemeester en wethouders. In alle gevallen gaat het om afwijkingsmogelijkheden van in de bestemmingsregels opgenomen regels. Indien een van deze bevoegdheden wordt gebruikt, zal een (belangen)afweging moeten plaatsvinden. Het gaat immers om de toepassing van bevoegdheden voor het gemeentebestuur. Dat wil zeggen, dat de geboden afwijkingsmogelijkheden mogen worden gebruikt, maar dat er ook voor kan worden gekozen geen gebruik te maken van de bevoegdheid. Dit laatste houdt in dat een eventueel verzoek om toepassing te geven aan een bevoegdheid wordt afgewezen. Teneinde richting te geven aan de (belangen)afweging, zijn bij elke afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid één of meerdere afwegingscriteria (voorwaarden) opgenomen.
De individuele belangen van de betrokkenen en de betrokken waarden en het algemene
Met de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingzone' is de grondwaterbeschermingszone vastgelegd.
Het is overigens niet ongebruikelijk dat ten behoeve van de uitoefening van een bevoegdheid, afzonderlijk beleid wordt ontwikkeld omtrent de uitoefening van die bevoegdheid.
De bevoegdheden zijn concreet begrensd, om duidelijk te maken waar de scheiding ligt tussen de bevoegdheid van het bevoegd gezag dan wel het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad. Deze begrenzing is uitgedrukt in bijvoorbeeld een maximale oppervlakte, inhoud, aantal.
Bij de toepassing van de bevoegdheid wordt niet standaard de maximale ruimte geboden, maar wordt maatwerk toegepast waarbij de feitelijke situatie ter plaatse bepalend is.
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Hierna worden alle planregels kort nader toegelicht.
Artikel 1 Begrippen
Voor de begrippen is gebruikgemaakt van de standaardregels uit de SVBP2012. In dit artikel worden uitsluitend de begrippen gedefinieerd die van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. De begrippen zijn alfabetisch geordend.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogtematen en andere maten die bij het bouwen in acht moeten worden genomen en op welke wijze deze moeten worden gemeten.
De beoogde weg krijgt de bestemming Verkeer. De aansluitingen op de bestaande infrastructuur zijn eveneens opgenomen binnen deze bestemming. Bijbehorend groen, water, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, keervoorzieningen en geluidwerende voorzieningen zijn eveneens mogelijk binnen deze bestemming.
Gebouwen mogen een oppervlakte hebben van 15 m² en ten hoogste 3,5 m hoog zijn. Verder zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. De maximum hoogte van deze bouwwerken bedraagt:
Met de functieaanduiding 'geluidsscherm' is een zone aangegeven waarbinnen een geluidswerende voorziening in ieder geval moet worden gerealiseerd, dit ter bescherming van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen direct aan weerszijden van de weg. Elders zijn ook geluidswerende voorzieningen toegestaan, maar is hiervoor op basis van het akoestisch onderzoek geen noodzaak. In de bouwregels is bepaald dat de voorziening op een afstand van 3,5 m uit de buitenste rand van de rijstrook moet worden gerealiseerd. Voor een goede afschermende werking is ook de minimale hoogte vastgelegd (3 m). De aanwezigheid van de geluidswerende voorziening is een harde randvoorwaarde om de weg in gebruik te kunnen nemen. Dit is geregeld met een specifieke gebruiksregel.
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn de gronden tevens voor infrastructurele voorzieningen in de vorm van bruggen, taluds en viaducten bestemd.
Ter plaatse zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De bouwhoogte, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, bedraagt maximaal voor:
Artikel 5 Waarde - Archeologie
De gronden binnen het plangebied zijn voorzien van deze bestemming in verband met de in het archeologisch onderzoek geconstateerde mogelijke archeologische waarden. De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden.
Ten dienste van de bestemming zijn geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende regels, slechts worden gebouwd, indien de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft op:
Onder afwijken van de bouwregels en met de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn nadere regels gesteld onder welke voorwaarden alsnog werken en werkzaamheden kunnen worden verricht. Voorwaarde is in ieder geval het verrichten van een archeologisch onderzoek, zoals dat inmiddels reeds is uitgezet.
Met de wijzigingsbevoegdheid kan te zijner tijd de Waarde - Archeologie dubbelbestemming worden verwijderd indien uit het archeologisch onderzoek blijkt dat de gronden geen archeologische betekenis hebben.
Artikel 6 Waterstaat - Waterloop
De voor 'Waterstaat - Waterloop' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en de bescherming van waterlopen in verband met de waterhuishouding.
Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het bouwen overeenkomstig de regels van de andere daar voorkomende bestemmingen, indien de belangen van de waterhuishouding niet in gevaar komen en schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaar wisselen.
In artikel 5 is de mogelijkheid opgenomen voor burgemeester en wethouders nadere eisen te stellen. De nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is het verboden gronden, gebouwen en bouwwerk, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie is eveneens uitgesloten.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Ter bescherming van de grondwaterkwaliteit van de openbare drinkwatervoorziening is de regeling 'Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Voor een aantal, ondergeschikte, afwijkingen van bouwen en/of gebruik ten opzichte van de planregels kunnen burgemeester en wethouders met dit artikel bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Via de algemene flexibiliteitsregels zijn afwijkingen van de bestemmingen of de bestemmingsgrenzen toelaatbaar te stellen. Overigens geldt ook hier dat deze regels als algemene regel gelden voor alle bestemmingen. Daar waar in de bestemmingsregels een specifieke regeling is getroffen voor het vergroten van bestemmingsvlakken, bouwvlakken, kan geen gebruik worden gemaakt van deze algemene regel.
De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet.
Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.
De regels worden als genoemd in dit artikel (Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat) aangehaald.
Nadat het plan eenmaal is vastgesteld zal er voldoende aandacht besteed dienen te worden aan de handhaving van de regels van het plan. Het handhaven door een gemeente is zowel van belang voor de rechtszekerheid van de burger als de geloofwaardigheid van de gemeente. Ook bij de planvoorbereiding is het noodzakelijk om aandacht te besteden aan de handhaving. Zo moeten er in het plan geen regels worden opgenomen die niet te handhaven zijn.
In verband met de rechtszekerheid legt dit bestemmingsplan de beoogde situatie juridisch vast. Daarnaast zijn in het kader van flexibiliteit (beperkte) bevoegdheden tot afwijking of wijziging opgenomen. Deze flexibiliteitbepalingen vloeien voort uit de in het Handboek digitale bestemmingsplannen Gemeente Rucphen en de bijbehorende modelregels van de gemeente gemaakte beleidskeuzes.
Om vast te stellen of het bestemmingsplan ook in de toekomst blijft voldoen aan de gestelde eisen speelt nazorg een belangrijke rol. Periodieke toetsing van het bestemmingsplan aan nieuwe ontwikkelingen is daarbij noodzakelijk. Daarnaast is met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening de plicht ontstaan dat het bestemmingsplan een keer in de 10 jaar wordt herzien. Ook dit draagt bij aan het actueel houden van het bestemmingsplan.
Onderzoek
Het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, Verlengde Helakkerstraat voorziet in het realiseren van deeltracé B, zoals opgenomen in het voornemen te komen tot een verbeterde ontsluitingsstructuur van Rucphen. De gemeenteraad en de provincie stellen krediet beschikbaar voor de te verwachten kosten gemoeid met de aanleg van de deeltracés A/oost en B/West. Het betreft hier zowel de verwervingskosten, de te verwachten planschaderisico's als de civieltechnische kosten. Het vaststellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening is voor deze ontwikkeling niet nodig.
Het gebied van de randweg is deels reeds in eigendom bij de gemeente Rucphen. Met betrekking tot de overige benodigde gronden voert de gemeente op dit moment overleg met de grondeigenaren over een minnelijke verwerving van de voor de aanleg benodigde gronden. Indien minnelijke verwerving niet mogelijk blijkt, zal worden overgegaan tot onteigening van de gronden. Hiervoor zal door de gemeenteraad te zijner tijd dan een separaat besluit worden genomen.
Het te voteren krediet is voor wat betreft de verwervingskosten gebaseerd op een volledige schadeloosstelling in de zin van de Onteigeningswet.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het project economisch uitvoerbaar is.
Resultaten overlegprocedure
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan:
De overlegreacties van de instanties die hebben gereageerd zijn samengevat, voorzien van een gemeentelijk commentaar en opgenomen in het Inspraakverslag (zie bijlage 12).
Resultaten inspraakprocedure
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat een bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
In een eerder stadium heeft een bestemmingsplan voor dit project reeds ter inzage gelegen. De gemeente heeft het plan uit procedure gehaald om het op enkele punten aan te vullen en beter te motiveren. Het verbeterde voorontwerpbestemmingsplan is vervolgens opnieuw in procedure gegaan.
Het voorontwerp van het bestemmingsplan heeft, in overeenstemming met de gemeentelijke Inspraakverordening, de inspraakprocedure doorlopen. Het voorontwerpbestemmingsplan en de daarbij behorende stukken zijn daarbij tevens digitaal beschikbaar gesteld op de gemeentelijke website en www.ruimtelijkeplannen.nl.
De inspraakreacties zijn door de gemeente samengevat en voorzien van gemeentelijk commentaar. Het verslag hiervan is opgenomen in bijlage 12.
Resultaten zienswijzenprocedure
Procedure
Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat heeft van 16 augustus 2013 tot en met 26 september 2013 ter inzage gelegen. Het ontwerpbestemmingsplan en de bijbehorende stukken zijn daarbij digitiaal beschikbaar gesteld op de gemeentelijke website en op www.ruimtelijkeplannen.nl.
Nota zienswijzen
In de 'Nota zienswijzen' zijn na afloop van de procedure van het ontwerpbestemmingsplan de ingekomen zienswijzen samengevat en voorzien van commentaar (zie bijlage 13). De uit de zienswijze voortkomende wijzigingen zijn verwerkt in het vastgestelde bestemmingsplan.
De zienswijzen hebben geleid tot:
De redactionele aanpassingen van de toelichting en de aanvullende onderzoeken hebben echter niet geleid tot wijzigingen van de verbeelding en de regels. Zodoende is het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. De toelichting is op de volgende onderdelen verduidelijkt:
Ambtshalve wijzigingen
In de toelichting zijn verschrijvingen en dergelijke voor vaststelling hersteld.