vastgesteld |
Op 20 december 2018 is het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Waterstaat (planregels bijlage 1 Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder). Het betreft de verbreding van de A27 op het genoemde traject.
Voor de besluitvorming over de maatregelen, die de capaciteit van de A27 vergroten, is op grond van de Tracéwet de Tracéwetprocedure gevolgd. Op basis van de Wet milieubeheer is een Milieueffectrapport A27 Houten - Hooipolder gemaakt.
In artikel 13 lid 10 van de Tracéwet is aangegeven dat de gemeenteraad binnen een jaar nadat het Tracébesluit onherroepelijk is geworden, een bestemmingsplan of beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening overeenkomstig het Tracebesluit vast stelt. Sinds 26 augustus 2020 heeft het Tracebesluit een onherroepelijk status heeft gekregen. Het Tracébesluit is volledig onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 december 2020 (uitspraak bestuurlijke lus).
Eveneens is in artikel 13 lid 10 van de Tracéwet bepaald dat het niet mogelijk is om het Tracébesluit opnieuw ter discussie te stellen via een beroepsprocedure over het bestemmingsplan. Het is dan ook niet mogelijk om zienswijzen in te dienen tegen het ontwerpbestemmingsplan of beroep in te stellen tegen het vastgestelde bestemmingsplan voor zover dat zijn grondslag vindt in een onherroepelijk Tracébesluit.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt het tracébesluit juridisch-planologisch vastgelegd, voor het deeltraject gelegen binnen de gemeente Oosterhout. Het betreft een 1-op-1 inpassing van het tracébesluit. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe of andere zaken mogelijk dan al in het tracébesluit is toegestaan.
Het plangebied omvat het deel van het tracébesluit dat binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Oosterhout ligt. Het Tracébesluit betreft het traject van de A27 tussen Houten en en Knooppunt Hooipolder, waarbij een deel van de A59 (knooppunt Hooipolder) is meegenomen. Onderhavig plangebied betreft de verbinding tussen de Statendamweg en de Kloosterweg voor zover dit binnen de gemeente Oosterhout is gelegen (zie figuur 1.1 op de volgende pagina, groen omcirkeld).
Figuur 1.1: Plangebied Tracébesluit A27 Houten – Hooipolder (planlocatie gemeente Oosterhout groen omcirkeld).
Het vigerende bestemmingsplan dat geldt voor het plangebied is 'Bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)' vastgesteld in 2014. In de volgende tabel is weergegeven wat de geldende bestemmingen en aanduidingen zijn die binnen het plangebied liggen:
Tabel 1.1: Vigerende plannen gemeente Oosterhout
In hoofdstuk 2 is de bestaande situatie van het plangebied omschreven. In dit hoofdstuk is daarnaast ingegaan op de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied, die met het Tracébesluit is beoogd. In hoofdstuk 3 is het relevante beleid opgenomen. De uitvoeringsaspecten, zoals archeologie, water en geluid komen terug in hoofdstuk 4. De uitleg van de regels is te vinden in hoofdstuk 5. Tenslotte komt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid ten aanzien van het bestemmingsplan aan bod.
Bijna dagelijks staan automobilisten in de file op de A27 tussen Houten en knooppunt Hooipolder. Er is dan ook sprake van bereikbaarheidsproblemen op het hoofdwegennet. De prognoses verwachten een verdere toename van het verkeer door algemene verkeersgroei en stedelijke ontwikkeling.
Het deeltraject van de A27, zoals deze in het Tracébesluit is opgenomen, start vanaf km 18,0 en loopt tot km 68,4. Hierbij loopt de A27 achtereen volgens langs de kernen Raamsdonksveer, Hank, Nieuwendijk, Sleeuwijk, Gorinchem, Hoogblokland, Meerkerk, Lexmond, Vianen, Nieuwegein en Houten. Hierbij varieert het wegprofiel.
Het deeltraject van de A59, zoals deze in het plangebied is opgenomen, start vanaf km 99,9 en loopt tot km 104,6. Hierbij loopt de A59 achtereen volgens langs de kernen Raamsdonk en Raamsdonksveer. Over de gehele lengte beschikken beide richtingen van de (snel)weg over twee rijstroken en een vluchtstrook.
Gemeente Oosterhout
Het deeltraject van de A59 en de bijbehorende op- en afritten zijn gelegen op het grondgebied van de gemeente Oosterhout.
Het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder voorziet in diverse infrastructurele maatregelen aan de A27 tussen km 18,0 en 68,4 en de A59 tussen km 99,9 en km 104,6. De Rijksweg A27 zal worden verbreed waarbij op diverse locaties aansluitingen op het lokale netwerk worden gewijzigd, komen te vervallen of worden aangebracht.
Het deeltraject van de A59 en de bijbehorende op- en afritten zijn gelegen op het grondgebied van de gemeente Oosterhout. Er wordt een nieuwe verbindingsweg tussen de aansluiting Oosterhout (nr. 33) / A59 en de Eendrachtsweg in Raamsdonksveer gerealiseerd. Figuur 2.1 toont de ontwerptekening van de nieuwe verbindingsweg.
Figuur 2.1: Ontwerptekening verbindingsweg tussen de aansluiting Oosterhout (nr. 33) / A59 en de Eendrachtsweg in Raamsdonksveer
Voor meer informatie wordt verwezen naar het Tracébesluit, zie planregels bijlage 1 Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder. Met voorliggend bestemmingsplan wordt voldaan aan de wettelijke plicht om het onherroepelijke tracebesluit op te nemen in een bestemmingsplan. Het tracébesluit maakt de aanpassingen op het grondgebied van de gemeente Oosterhout op zich zelf staand mogelijk, ook zonder voorliggend bestemmingsplan.
Gemeente Oosterhout
Voor de gemeente Oosterhout gaat het specifiek over de volgende maatregelen:
Aansluitend op deze maatregelen heeft de gemeente Oosterhout afspraken met Rijkswaterstaat gemaakt over de realisatie van een enkelstrooks rotonde op de zuidelijke op-/ afrit A59/ Statendamweg. Deze aanpassing past binnen de huidige bestemmingsplangrenzen en is dan ook niet verder opgenomen in deze rapportage.
Vertaling bestemmingsplan
Om de genoemde maatregelen van het Tracébesluit juridisch-planologisch vast te leggen, wordt het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)' ter plaatse van afrit 33 herzien. In figuur 2.2 is het vigerend bestemmingsplan ter plaatse weergegeven. In figuur 2.3 is de herziening van het bestemmingsplan weergegeven. In het bestemmingsplan wordt de bestemming 'Verkeer' opgenomen.
Naast 'Verkeer' worden de geldende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen uit de geldende bestemmingsplannen allen overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Figuur 2.2: Vigerend bestemmingsplan (links) en Herziening (rechts)
Gemeente Oosterhout
Het Tracébesluit leidt tot aanpassing van een belangrijk kunstwerk op het grondgebied van de gemeente Oosterhout, te weten:
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.
Figuur 3.1: SVIR
De structuurvisie schetst ontwikkelingen en legt de ambities tot 2040 vast. De ambities zijn:
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
De structuurvisie regelt geen specifieke zaken op provinciaal of lokaal niveau. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies.
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn de 13 nationale belangen uit de SVIR opgenomen, die juridische borging vereisen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
In het Barro komen de volgende dertien nationale belangen terug:
Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
Rijkswaterstaat is beheerder van de rijkswegen en is vanuit die functie ook vergunningverlener voor activiteiten op en in de nabijheid van rijkswegen. De basis daarvoor is de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr). Er wordt onderscheid gemaakt naar vrijwaringszones en beheerzones.
De vrijwaringszones zijn bedoeld om voor de korte en lange termijn de bestaande infrastructuur te beschermen en het gebruik te waarborgen. Gemeenten wordt gevraagd om in hun plannen geen bouw- en gebruiksmogelijkheden op te nemen die vanuit de Wbr niet mogelijk zijn. Deze vrijwaringszone heeft langs de A27 en A59 een breedte van 50 meter en wordt gemeten vanuit de buitenste kantstreep van de rijbaan.
De beheerzone ligt op een kleinere afstand dan de vrijwaringszone en is derhalve niet opgenomen.
In titel 2.7 van het Barro is bepaald dat langs hoofdwegen of delen daarvan een reserveringsgebied kan worden aangewezen ten behoeve van mogelijke toekomstige wegverbredingen en ten behoeve van nieuw aan te leggen hoofdwegen en landelijke spoorwegen. De mogelijke toekomstige wegverbredingen alsmede nieuwe verbindingen blijken uit de SVIR. De specifieke reserveringsgebieden zijn aangewezen in het Rarro. De hoofdwegen of delen daarvan waarvan een reserveringsgebied geldt ten behoeve van de uitbreiding van hoofdwegen zijn weergegeven op de overzichtskaart in bijlage 16 van het Rarro. Uit de legenda van de overzichtskaart is af te leiden hoeveel rijkstroken per project worden aangelegd. De maximale breedte van de reserveringsgebieden blijkt uit artikel 2.7.2. tweede lid van het Barro.
De gebieden waarvoor een reserveringsgebied geldt ten behoeve van de aanleg van nieuwe infrastructuur zijn opgesomd in bijlage 17 en weergegeven op detailkaarten van bijlage 17 van het Rarro. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan heeft weliswaar betrekking op de Rijksweg A27, maar de wegdelen die binnen het plangebied liggen zijn niet opgenomen op de detailkaarten van bijlage 16 of bijlage 17 van het Rarro. In het voorliggende bestemmingsplan wordt daarom geen rekening gehouden met een eventuele verbreding van de rijkswegen. Binnen de gemeente Oosterhout zijn geen spoorwegen van nationaalbelang gelegen.
Bestemmingsplan
De inpassing van het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder middels het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind), herziening 31 (Tracébesluit A27)' is niet in strijd met de bovengenoemde dertien nationale belangen, en voldoet daarmee aan het Barro.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de lange termijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op het moment dat die wet in werking treedt. Tot die tijd geldt de NOVI als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners van ons land.
Er zijn 21 nationale belangen beschreven die het lokale en regionale belang overschrijden. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
Figuur 3.2: Afwegen met Nationale Omgevingsvisie
Bestemmingsplan
De inpassing van het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder middels het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind), herziening 31 (Tracebesluit A27)' draagt bij aan het aspect mobiliteit door de fysieke wijzigingen aan de A27 en de verbeteringen op de aspecten doorstroming en verkeersveiligheid. De nieuwe verbindingsweg zorgt voor een betere aansluiting van Raamsdonksveer op het hoofdwegennetwerk.
Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie Noord-Brabant 'De kwaliteit van Brabant, Visie op de Brabantse leefomgeving' vastgesteld. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit moet zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wil daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij legt zij de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn:
Deze vier hoofdopgave staan ten dienste van de basis opgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit. Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprogramma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.
Bestemmingsplan
Door de nieuwe verbindingsweg naar Raamsdonksveer verbeterd de bereikbaarheid. De ontwikkeling staat de doelstellingen van de provincie Noord-Brabant niet in de weg.
De provincie Noord-Brabant heeft op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (Iov) vastgesteld. De Iov is een planologische verordening waarin eisen gesteld worden aan de door de gemeente op te stellen ruimtelijke plannen en vormt een direct toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. In de Iov zijn regels opgenomen waarvan de provincie het belangrijk vindt dat die door iedere gemeente worden toegepast bij ruimtelijke besluiten. De onderwerpen die in de Iov staan, vinden hun basis in de in december 2018 vastgestelde Brabantse omgevingsvisie. De omgevingsvisie formuleert een vijftal hoofdopgaven en ambities voor 2050 gericht op het bereiken van een gezond en veilig Brabant met een goede omgevingskwaliteit.
Voor elke ruimtelijke ontwikkeling geldt dat toepassing moet worden gegeven aan de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies, die zijn opgenomen in artikel 3.5 van de Iov. Voor het overige dient getoetst te worden aan de regels die van toepassing zijn op het werkingsgebied waar een plangebied in is gelegen. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet de gemeenteraad de regels uit de Iov toepassen.
De Interim Omgevingsverordening blijft van kracht totdat de Omgevingswet in gaat, daarna wordt deze vervangen door de Omgevingsverordening.
Bestemmingsplan
In het IOV is het plangebied aangewezen als landelijk gebied. Tevens maakt het gebied onderdeel uit van de Groenblauwe mantel en het rivierbed van de Donge en het Wilhelminakanaal.
Figuur 3.3: Aanduiding Landelijk gebied en Groenblauwe mantel in de Interim Omgevingsverordening Noord Brabant.
Artikel 3.46 Verkeersdoeleinden
Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan voorzien in de nieuwe aanleg of wijziging van een gemeentelijke of Provinciale weg, inclusief de bouw van daartoe behorende kunstwerken. Het bestemmingsplan bevat een onderbouwing waarom de aanleg van de weg nodig is gelet op het verkeerskundige probleem of de ontwikkelingen die plaatsvinden.
De aanleg van de nieuwe weg is nodig omdat afrit 34 richting Raamsdonksveer komt ter vervallen. Door de nieuwe verbindingsweg blijft Raamsdonksveer bereikbaar.
Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap
Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Het bestemmingsplan motiveert dat de verbetering past binnen de gewenste ontwikkeling van het gebied én op welke wijze de uitvoering is geborgd.
Rijkswaterstaat heeft, als uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, een maatschappelijke verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige inpassing en ontwerpkwaliteit van de infrastructuur die zij aanleggen en beheren. Voor het Tracébesluit is een landschapsplan opgesteld. In het landschapsplan is een integraal beeld geschetst van maatregelen die horen bij de inpassing van de infrastructuur. Ook compensatie- en mitigatieopgaven in het kader van natuur, geluid, water en sociale aspecten zijn hierin opgenomen. Het landschapsplan is afgestemd met de provincie.
Voor Oosterhouts grondgebied is in het landschapsplan opgenomen dat beplanting die wordt aangetast door aanpassingen aan bestaande infrastructuur wordt aangeheeld. Door de nieuwe weg richting Raamsdonksveer en aansluiting op de composteerinrichting zal een deel van de bosbeplanting verdwijnen. De bosrand wordt hersteld. Compensatie vindt plaats middels financiële compensatie door storting in het regionale Groenontwikkelfonds.
Maatregelen voor landschappelijke, cultuurhistorische en stedenbouwkundige inpassing zijn geborgd in artikel 13 van het Tracébesluit, zie bijlage 1 bij de planregels. In artikel 13 (tabel 13.1) is specifiek de inpassing van de nieuwe verbindingsweg richting Raamsdonksveer met struiken en bomen benoemd.
Figuur 3.4: Locatie inpassingsmaatregelen.
Artikel 3.32 Landschappelijke waarden in de groenblauwe mantel
Een bestemmingsplan van toepassing op de Groenblauwe mantel strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken. De toelichting bij een bestemmingsplan bevat een beschrijving van de aanwezige ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken.
In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op het watersysteem en in paragraaf 4.4 wordt ingegaan op de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken. Aanpassingen aan het watersysteem worden hersteld. Maatregelen ten behoeve van de waterhuishouding zijn geborgd in artikel 9 van het Tracébesluit. Op de verbeelding van onderhavig bestemmingsplanherziening is de dubbelbestemming ''Waterstaat – Waterkering'' en de gebiedsaanduiding ''Vrijwaringszone – Dijk'' opgenomen overeenkomend het vigerend bestemmingsplan, alsmede de bijbehorende planregels.
Aantasting van het leefgebied van de bever wordt gecompenseerd door het realiseren van een doorlopende oever. Er worden faunarasters gerealiseerd en er wordt een faunapassage in de nieuwe verbindingsweg aangelegd. Lichthinder voor vleermuizen wordt beperkt door de aanleg van lichtschermen. Maatregelen om negatieve effecten op natuur te mitigeren zijn geborgd in artikel 10 en 11 van het Tracébesluit.
Figuur 3.5: Aanduiding Rivierbed in de Interim Omgevingsverordening Noord Brabant.
Artikel 3.34 Rivierbed
Een bestemmingsplan van toepassing op Rivierbed strekt mede tot bescherming tegen overstroming. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling bevat een verantwoording dat de activiteiten en functies niet kwetsbaar zijn ten aanzien van de bescherming tegen overstroming.
Zoals voorgaand genoemd wordt in paragraaf 4.2 ingegaan op het watersysteem. Aanpassingen aan het watersysteem worden hersteld. Maatregelen ten behoeve van de waterhuishouding zijn geborgd in artikel 9 van het Tracébesluit. Op de verbeelding van onderhavig bestemmingsplanherziening is de dubbelbestemming ''Waterstaat – Waterkering'' en de gebiedsaanduiding ''Vrijwaringszone – Dijk'' opgenomen overeenkomend het vigerend bestemmingsplan, alsmede de bijbehorende planregels (artikel 4 respectievelijk artikel 8.2). Zodoende wordt de bescherming tegen overstromingen in stand gehouden.
De gemeente heeft 23 november 2021 de Omgevingsvisie Oosterhout vastgesteld. In deze visie zijn in samenspraak met inwoners de belangrijkste opgaven voor Oosterhout benoemd. Opgaven waar de gemeente Oosterhout samen met de dorpen, wijken en buurten verder invulling aan gaat geven.
In deze visie worden de opgaven geconcretiseerd en uitgewerkt, zowel naar thema's als naar de verschillende wijken en gebieden binnen de gemeente. Hierdoor ontstaat een overzicht en een samenhangend beeld over welke opgaven er liggen om te komen tot het in de Oosterhoutse ''Toekomstvisie 2030'' geschetste toekomstperspectief. Naast de Toekomstvisie liggen ook het gemeentelijk beleid, opgaven voortvloeiend uit (nieuwe) wet- en regelgeving en nieuwe maatschappelijke opgaven (zoals de energietransitie) aan de basis van deze Omgevingsvisie.
De Omgevingsvisie nodigt uit, inspireert en geeft de kaders om ontwikkelingen op een Oosterhoutse wijze plaats te laten vinden. De Omgevingsvisie wordt gebruikt om te 'toetsen' of ontwikkelingen die op de gemeente afkomen, bijdragen aan de Oosterhoutse ambities. Voor de gemeente Oosterhout zijn de volgende koepelthema's van belang:
Leefbaar, gezond en aantrekkelijk wonen;
Bij het voorliggende bestemmingsplan is rekening gehouden met de Omgevingsvisie Oosterhout. Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het deelgebied 'Dommelbergen en omringend buitengebied', weergegeven in figuur 3.3. De visie beschrijft voor het gehele gebied de volgende opgaven:
Dommelbergen en omringend buitengebied:
Voor het Buitengebied geldt aanvullend:
Figuur 3.3: Plankaart Omgevingsvisie Dommelbergen en omringend Buitengebied
Bestemmingsplan
In de plankaart van het deelgebied Dommelbergen en omringend buitengebied is de locatie aangeduid voor 'verkeersproject doortrekken Statendamweg'. Het voorliggend bestemmingsplan geeft invulling aan het verkeersproject zoals opgenomen in de Omgevingsvisie. Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Oosterhout.
Het voorliggend bestemmingsplan is een doorwerking van het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder dat op 20 december 2018 is vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Het Tracébesluit is inmiddels onherroepelijk. Daarmee staat het ontwerp en de ruimtelijke impact vast. De verschillende (milieu)onderzoeken waaraan getoetst dient te worden bij het opstellen van een bestemmingsplan, zijn behandeld in de Milieueffectrapport (MER) behorend bij het Tracébesluit. Zie hiervoor planregels bijlage 1 Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder. De onderzoeksthema's zijn in dit besluit reeds afgewogen en behoeven geen herhaalde toetsing in het bestemmingsplan.
Benadrukt wordt dat vanuit de wetgeving voorliggend bestemmingsplanherziening slechts een 'administratieve handeling' is om het Tracébesluit te implementeren in het geldende bestemmingsplan. Bij het Tracébesluit is de onderbouwing met onderzoeken verwerkt en is de voorbereidingsprocedures doorlopen, waaronder de toepassing van rechtsmiddelen. Desondanks worden in dit hoofdstuk de gevolgen voor de verschillende omgevingsaspecten na aanleiding van de bestemmingsplanherziening toegelicht. Rapportages van de benodigde onderzoeken, kaarten, toelichting en uitwerkingsplannen zijn beschikbaar via www.a27houtenhooipolder.nl/bibliotheek/planstudie
Op basis van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage geldt er een m.e.r.-plicht. Door middel van een milieueffectrapportage wordt inzicht verkregen in de milieueffecten die optreden als gevolg van een voorgenomen activiteit. Daardoor kunnen bepaalde negatieve milieueffecten worden voorkomen of beperkt. De m.e.r. zelf is gekoppeld aan een wettelijk plan of besluit van de overheid en de procedure die daarvoor moet worden doorlopen. In dit geval is de m.e.r. gekoppeld aan de Tracéwetprocedure. Voor het Tracébesluit is gelijktijdig met het opstellen van het ontwerptracébesluit een project-MER opgesteld. In het Milieueffectrapport (MER) is de vergelijking opgenomen van het voorkeursalternatief met de zogenaamde referentiesituatie. Inmiddels is het milieueffectrapportage vastgesteld.
In het Ontwerp Tracébesluit (OTB)/MER is het voorkeursalternatief verder uitgewerkt. Hierbij is het traject gedetailleerder ontworpen, zijn de effecten van de aanpassingen aan de weg onderzocht en zijn de benodigde maatregelen om effecten naar de omgeving te voorkomen, danwel zoveel mogelijk te beperken, aan het ontwerp toegevoegd.
Indien alle effecten worden overzien, leidt het project met name tot verkeerskundig positieve effecten: de doorstroming op de A27 verbetert. De (licht) negatieve milieueffecten die optreden, kunnen grotendeels worden beperkt of voorkomen middels het treffen van mitigerende en/of compenserende maatregelen.
Bij de verdere uitwerking van het voorkeursalternatief in het (O)TB is er onder andere gekeken naar de nieuwe verbindingsweg tussen de aansluiting Oosterhout/A59 en Raamsdonksveer. Hierbij is een drietal varianten onderzocht zoals weergegeven in figuur 4.1. Naast de variant die onderdeel uitmaakte van het voorkeursalternatief (roze) is er nog een tweetal varianten onderzocht. De varianten 1 (rood) en 2 (groen) zijn ingegeven door de wens om de verbindingsweg zoveel mogelijk te bundelen met de A59 om doorsnijding van het landelijk gebied zoveel mogelijk te beperken.
Figuur 4.1: Varianten nieuwe verbindingsweg Raamsdonksveer (roze = voorkeursvariant, rood = variant 1 en groen = variant 2).
Alle varianten scoren verkeerskundig gelijk. Variant 1 (rood) leidt tot de grootste doorsnijding van Natuur Netwerk Nederland (NNN). Bovendien brengt de noodzakelijke sanering van de stortplaats de Hillen hoge maatschappelijke kosten met zich mee waardoor deze variant afvalt. Variant 2 scoort het ongunstigst op ruimtelijke kwaliteit vanwege de doorsnijding van het landelijk gebied en biedt bovendien minder mogelijkheden voor compensatie van het leefgebied van de bever in de directe omgeving. De voorkeursvariant scoort neutraal op ruimtelijke kwaliteit vanwege de bundeling met de bestaande Kloosterweg. Deze variant scoort niet negatiever of gelijk op de overige milieuaspecten (zoals NNN-gebied) dan variant 2. Bovendien biedt deze variant betere mogelijkheden voor compensatie van het leefgebied van de bever in de directe omgeving. Om de effecten op het NNN-gebied en het leefgebied van de bever zoveel mogelijk te beperken, zijn de taluds van de verbindingsweg steiler dan gebruikelijk ontworpen (1:2 in plaats van 1:3) en is er onder het kunstwerk over de Donge aan weerszijde van het water ruimte meegenomen voor een doorlopende oever voor de bever.
Naar aanleiding van zienswijzen op het OTB, nieuwe informatie met betrekking tot het vóórkomen van beschermde diersoorten in het gebied rondom de verbindingsweg en gewijzigde regelgeving zijn samen met betrokken lokale en regionale overheden opnieuw verschillende tracévarianten onderzocht. Dit heeft niet geleid tot een andere tracékeuze. Wel is het ontwerp ten opzichte van het OTB met het oog op de aanwezige natuurwaarden geoptimaliseerd. Het tracé van de verbindingsweg is vanaf de rotonde Statendamweg circa 50 meter in zuidoostelijke richting verschoven en het wegprofiel is versmald. Daarnaast worden aanvullende mitigerende en compenserende maatregelen getroffen in het gebied ten zuiden van de Donge ten behoeve van vleermuizen, kleine marterachtigen en bevers.
Op grond van de Wet milieubeheer bestaat binnen de m.e.r.-procedure een verplichting tot het opstellen en uitvoeren van een evaluatieprogramma. Een evaluatieprogramma wordt gelijktijdig met het m.e.r.-plichtige besluit vastgesteld. In dit geval dus gelijk met het Ontwerp-Tracébesluit. Een evaluatieprogramma vormt de basis voor het onderzoeken en vastleggen van de werkelijke gevolgen voor het milieu tijdens en na de uitvoering. De resultaten van het evaluatieonderzoek kunnen leiden tot nadere maatregelen. Het evaluatieprogramma is gebaseerd op de regelgeving over evaluatie zoals opgenomen in artikel 7.39 uit de Wet milieubeheer. Er is gestreefd naar een m.e.r.-evaluatie waarin die aspecten worden geëvalueerd, waarvan verwacht wordt dat ze inzicht geven in de verschillen tussen de voorspelde effecten en de werkelijke effecten. Het evaluatieprogramma is gelijktijdig met het Tracébesluit vastgesteld.
Als gevolg van de aanpassingen aan de A27 verbetert de doorstroming. Het gevolg van de verbeterde reistijden is ook dat de verkeersdruk op het onderliggende wegennet afneemt door de afname van sluipverkeer. De lagere I/C- verhoudingen zorgen ervoor dat de kans op incidenten en verstoringen kleiner wordt. Per saldo zal hierdoor voor het gehele traject sprake zijn van een positief effect op de betrouwbaarheid van de reistijd. Maar ook na de capaciteitsuitbreiding kan een betrouwbare reistijd niet ter alle tijde worden gegarandeerd.
De veranderingen van verkeersstromen binnen de gemeente Oosterhout zijn weergegeven in onderstaande tabel. Deze tabel laat de intensiteit zien op het onderliggende wegennet in de referentiesituatie (2030, zonder project) en de plansituatie (2030, met project).
Tabel 4.1: Intensiteiten onderliggend wegennet referentie- en plansituatie (mvt/etmaal).
De tabel laat zien dat er een toename in verkeersstromen is voorzien voor de Statendamweg. Echter is er voor de Oude Veerseweg een (grotere) afname in verkeersstromen voorzien. Verkeer zal door de aanpassingen aan de A59 minder gebruik maken van ontsluiting via de wijk Dommelbergen, maar gebruik maken van de hoofdinfrastructuur van Oosterhout via de Statendamweg.
Het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Oosterhout ligt vast in de mobiliteitsvisie “Oosterhout Vooruit”. Deze is op 21 mei 2019 vastgesteld door de gemeenteraad.
De mobiliteitsvisie geeft een beschrijving van de huidige situatie en schetst een toekomstbeeld 2030. Daarbij worden de ambities voortvloeiend uit de toekomstvisie en het bestuursakkoord belicht alsmede lokale en regionale ontwikkelingen en autonome trends die van invloed (kunnen) zijn op de mobiliteit in Oosterhout. Op basis daarvan wordt in het toekomstbeeld geschetst welke “uitdagingen” er op het gebied van verkeer en vervoer in en rond Oosterhout liggen in 2030.
Het beleid in de mobiliteitsvisie is verwoord in de vorm van doelstellingen op het gebied van bereikbaarheid, leefbaarheid, verkeersveiligheid én duurzaamheid en gezondheid. Deze vier thema's vormen gezamenlijk de pijlers van de visie. Tevens is besloten om, in lijn met de nieuwe Omgevingswet, een gebiedsgewijze benadering toe te passen, die er op neer komt dat niet alleen op het niveau van de hele gemeente wordt gekeken, maar dat binnen de gemeente ook een aantal typen gebieden wordt onderscheiden met hun eigen profiel, doelstellingen en opgaves. Immers voor een bedrijventerrein zijn andere zaken van belang dan voor de schoolomgeving.
Figuur 4.2: Mobiliteitsvisie Oosterhout.
Bestemmingsplannen dienen getoetst te worden aan de vier pijlers (Bereikbaarheid, Duurzaamheid, Leefbaarheid en Verkeersveiligheid voor alle modaliteiten (auto, fiets, voetganger, OV). Deze vier pijlers dienen te worden gewaarborgd of te worden verbeterd.
Bestemmingsplan
Aanleg van de nieuwe verbindingsweg is voorzien in de mobiliteitsvisie. In dat mobiliteitsvisie is opgenomen dat “Er is voorzien in een nieuwe ontsluitingsweg aan de noordwestzijde van de A59 waarmee Raamdonksveer wordt aangesloten op de aansluiting Oosterhout (Statendamweg) op de A59. De aanpassingen hebben ook gevolgen voor de verbinding tussen Oosterhout en Raamsdonksveer/A59. De Oude Veerseweg blijft beschikbaar als route naar Raamsdonksveer, maar niet meer richting de A59. De Statendamweg zal deze functie deels over nemen en ook de nieuwe verbinding vormen richting Geertruidenberg”.
Aanleg van de verbindingsweg draagt bij aan de bereikbaarheid omdat daarmee een extra verbinding wordt gecreëerd tussen Oosterhout en Geertruidenberg. Tevens draagt het bij aan de verkeerveiligheid omdat de Statendamweg daar haar inrichting beter geschikt is om het verkeer richting de A59 veilig te verwerken dan de Oude Veerseweg.
Het plan heeft de volledige instemming van de betrokken waterbeheerders en is de basis voor de benodigde vergunningen. Er worden diverse maatregelen getroffen met het oog op het aspect water. Als gevolg van de wegaanpassing wordt oppervlaktewater gedempt of verlegd en neemt het verhard oppervlak toe. Ter compensatie worden bestaande watergangen verbreed, worden nieuwe watergangen aangelegd en wordt de hoeveelheid beschikbare waterberging uitgebreid. De maatregelen ten behoeve van de waterhuishouding zijn geborgd in artikel 9 van het Tracébesluit. Op de verbeelding van onderhavig bestemmingsplanherziening is de dubbelbestemming ''Waterstaat – Waterkering'' en de gebiedsaanduiding ''Vrijwaringszone – Dijk'' opgenomen overeenkomend het vigerend bestemmingsplan, alsmede de bijbehorende planregels (artikel 4 respectievelijk artikel 8.2).
Oppervlaktewater
De nieuwe verbindingsweg vanuit de kern Raamsdonksveer, langs de Kloosterstraat in de richting van de bestaande aansluiting Oosterhout doorkruist twee peilgebieden. De waterstructuur wordt hersteld met de aanleg van nieuwe parallelsloten waar bestaande watergangen worden afgesneden. Hierdoor blijft het bestaande watersysteem functioneren.
De Donge wordt gekruist met een brug. Hierdoor blijft het bestaande profiel van de Donge gehandhaafd. Overigens vindt er slechts beperkte afvoer plaats van water vanuit de Donge en is de hydraulische capaciteit daarmee ruim voldoende.
De nieuwe verbindingsweg loopt gedeeltelijk door het stroomgebied van de rivier. Oppervlaktewater in het stroomgebied van de grote rivieren wordt niet gecompenseerd, omdat de afname aan berging verwaarloosbaar is.
De bestaande watergang aan de zuidzijde van de A59 komt te vervallen als gevolg van de verbreding. Deze wordt terug gegraven en tevens voorzien als waterbergingsvoorziening.
Afwatering en riolering
Regenwater van de verbindingsweg Raamsdonksveer – aansluiting Oosterhout op de A59 stroomt oppervlakkig af naar de berm van circa 6 meter. Doordat de berm iets hol wordt aangelegd kan regenwater tevens geborgen worden. De parallelweg stroomt ook naar deze middenberm af. Deze wordt voorzien van een toplaag die verontreinigingen kan binden en daarnaast water bergt, waardoor regenwater ter plaatse in het wegcunnet infiltreert. Een drain garandeert een ledigingstijd van 24 uur. De voorziening mag de afvoernormen van Brabantse Delta niet overschrijden. Op basis van bovenstaande afwateringswijze is er sprake van een standstill-situatie, waardoor geen separate waterbergingsvoorziening wordt aangelegd.
Waterveiligheid
De oostelijke oever van de Donge bestaat uit een primaire kering, welke ook ter plaatse van de aansluiting Oosterhout ligt. Deze kering houdt water van de Maas tegen. Vanaf de A59 wordt een nieuwe verbindingsweg aangelegd naar Raamsdonksveer. Over de Donge wordt een nieuwe brug geplaatst. De fundatie van de brug en het grondlichaam sluit aan bij de waterkering. Het grondlichaam van de nieuwe verbindingsweg over de Donge is hoog en breed genoeg om het theoretisch profiel te omhullen. Ten behoeve van de bereikbaarheid van de A27 wordt de afrit van de A59 gewijzigd. Op deze locatie wordt een rotonde aangelegd voor de ontsluiting van de nieuwe verbindingsweg met Raamsdonksveer. De afrit aan de noordzijde vormt hier tevens de waterkering. Het grondlichaam van de rotonde is lager dan de huidig aanwezige dijkhoogte. Daarmee is de huidige hoogte van de rotonde ook niet hoog genoeg om aan de hoogte eisen van 2120 te voldoen. Op basis van de uitkomsten van de verificatie van het ontwerp ter plekke van de kering is het ontwerp aangepast naar de benodigde hoogte van +4,71 m NAP.
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits en –kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.
Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het Waterbeheerplan 2016-2021. Het plan beschrijft de hoofdlijnen van het beheer van het water- en zuiveringssysteem voor de periode 2016-2021. Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie. Het waterschap heeft in een toetsingskader RO “De ruimte blauw geordend” aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid. Nieuwe accenten in het Waterbeheerplan zijn:
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij de uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'Hydrologische uitgangspunten bij Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen, 2015'.
Door middel van de verplichte watertoets ziet het waterschap toe op de uitvoering van hun beleid. Hiermee wordt gewaarborgd dat bij nieuwe ontwikkelingen het waterbeheer wordt meegenomen.
In de Keur is opgenomen dat het in beginsel verboden is om zonder vergunning neerslag door toename van verhard oppervlak, via een afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen. Dit verbod is van toepassing tenzij:
Het gebruik van uitlogende (bouw)materialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC wordt ten zeerste afgeraden in verband met de negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
Bestemmingsplan
Voorgaand is toegelicht hoe de waterhuishouding in het plangebied in stand wordt gehouden. Het plan voldoet aan het beleid van waterschap Brabantse Delta en heeft instemming van het waterschap.
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Hierin zijn de verantwoordelijkheden vastgelegd ten behoeve van afval-, hemel- en grondwater. In grote lijnen betekent dit dat de gemeente een ontvangstplicht heeft van afvalwater (vervuild water). Daarnaast hebben de individuele perceeleigenaren een verantwoordelijkheid voor het inzamelen en verwerken van regen- en grondwater op het eigen perceel. De gemeente heeft hierbij een zorgplicht.
De gemeenteraad heeft een water- en rioleringsplan vastgesteld. Hierin staat hoe de gemeente omgaat met alle waterstromen binnen de gemeente en de zorgplichten vanuit de Waterwet. De belangrijke uitgangspunten in het water- en rioleringsplan voor het water in Oosterhout zijn: schoon water schoon houden, handhaving van de waterkwaliteit en waar noodzakelijk verbeteren, voldoen aan de normen voor volksgezondheid en veiligheid en ontwikkeling van natuur in en om het water waar mogelijk.
Bovenstaande betekent dat de verschillende vormen van grondgebruik afgestemd moeten worden op de aanwezige watersystemen. Dit met een toekomstgerichte aanpak/doorkijk met name op het gebied van het klimaat. Intensievere regenbuien kunnen enorme wateroverlast veroorzaken en de in het gemeentelijk grondgebied aanwezige grondwaterwinning voor de drinkwaterproductie kunnen vervuild raken door lozingen van schadelijke stoffen. Ook hiervoor is aandacht binnen het water- en rioleringsplan.
De landelijke voorkeursvolgorde infiltreren-bergen-afvoeren wordt daarom in de Gemeente Oosterhout ook aangehouden om schade bij regenwateroverlast en periodes van droogte te voorkomen of toch in ieder geval te beperken. Waarbij rekening gehouden moet worden met de onderstaande regenbuien als norm:
Bij nieuwbouw geldt dat alle afvoerend verhard oppervlak (inclusief oppervlak van een open voorziening) meetelt in de te verwerken hoeveelheid regenwater. Dit ongeacht de hoeveelheid bestaand verhard oppervlak.
De waterwet gaat boven gemeentelijk beleid en hierin wordt de beringseis van 60 mm door waterschap Brabantse Delta gehanteerd. In de inhoudelijke onderbouwing van het Tracébesluit, weergegeven in het document A27 Houten – Hooipolder Deelrapport Water, wordt toegelicht dat voldaan wordt aan de gestelde eis aan waterberging.
Bestemmingsplan
Voor onderhavig bestemmingsplan is geen sprake van afvalwater. Er worden geen gebouwen gerealiseerd. De locatie bevindt zich niet in een grondwaterbeschermingsgebied. De nieuwe verbindingsweg creëert wel een toename in verharding.
Regenwater van de verbindingsweg Raamsdonksveer – aansluiting Oosterhout op de A59 stroomt oppervlakkig af naar de berm van circa 6 meter. Doordat de berm iets hol wordt aangelegd kan regenwater tevens geborgen worden. De parallelweg stroomt ook naar deze middenberm af. Deze wordt voorzien van een toplaag die verontreinigingen kan binden en daarnaast water bergt, waardoor regenwater ter plaatse in het wegcunnet infiltreert. Een drain garandeert een ledigingstijd van 24 uur. De voorziening mag de afvoernormen van Brabantse Delta niet overschrijden. Op basis van bovenstaande afwateringswijze is er sprake van een standstill-situatie, waardoor geen separate waterbergingsvoorziening wordt aangelegd.
Op 23 november 2021 is door de Gemeenteraad van Oosterhout een afvalwaterverordening opgesteld. Hierin worden voorwaarden gesteld voor het aansluiten en lozen op het openbare afvalwaterriool van gemeente Oosterhout. Voor onderhavig bestemmingsplan is geen sprake voor de realisatie van nieuwe riolering, wel verplaatsing van het gemeentelijk drukriool ten behoeve van de afvoer van afvalwater van composteerinrichting (De Hillen) Statendamweg 100 te Oosterhout. In de verder uitwerking van het te verleggen persleidingtracé grondgebied Oosterhout worden de regels uit de afvalwaterverordening in acht genomen.
Langs het gehele traject zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd om eventuele bodemverontreinigingen in kaart te brengen. In onderstaande is een korte toelichting gegeven op de conclusie van de diverse bodemonderzoeken.
Stortplaats
In Oosterhout doorsnijdt het tracé de door de provincie Noord-Brabant gedefinieerde gevalscontour van voormalige stortplaats De Hillen. Deze stortplaats is een voormalige zandwinput die in het verleden is gevuld met afval en daarna met een deklaag is afgewerkt en met bomen is ingepland. Uit reeds uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat het tracé ruim 100 meter buiten de locatie van het stortlichaam is gelegen. De aanwezigheid van het stortlichaam is niet risicovol voor de uitvoering van het project. Doordat de gevalscontour wordt doorsneden, is voor werkzaamheden echter wel afstemming met de provincie Noord-Brabant nodig.
Overhoeken Staatsbosbeheer (noordzijde stortplaats)
Ten noorden van de stortplaats is een natuurgebied aanwezig wat ten tijde van het opstellen van onderhavige toelichting eigendom is van Staatbosbeheer. In verband met de voorgenomen verwerving van de gronden is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (VB, Milon, Perceel C 923, projectnummer 20203255, 10 november 2020).
Op de locatie zijn in de boven- en ondergrond afwisselend matig fijn tot matig grof zand en zwak tot sterk zandige klei aangetroffen. Op het zuidwestelijke deel van de locatie is een wal aangetroffen met slooppuin. De herkomst en kwaliteit is niet bekend. In de bodem zijn verder geen bodemvreemde bijmengingen waargenomen of waarnemingen gedaan die kunnen duiden op een bodemverontreiniging. Specifiek wordt vermeld dat geen asbestverdacht materiaal is aangetroffen. Vanwege de zeer dichte begroeiing op de locatie zijn niet alle beoogde boringen en peilbuizen geplaatst die door de norm wordt voorgeschreven. Om een zo goed mogelijk beeld te verkrijgen van de bodemkwaliteit zijn er zo veel mogelijk boringen geplaatst en enkele afgewerkt met een peilbuis.
Analytisch zijn in de bovengrond en ondergrond diverse licht verhoogde gehaltes aan zware metalen, minerale olie, PCB en PAK aangetoond. Daarnaast zijn verspreid over het terrein in de bovengrond en plaatselijk in de ondergrond matig tot sterk verhoogde gehaltes zware metalen aangetoond. Vastgesteld is dat de tenminste de bovengrond van de locatie heterogeen verontreinigd is met gehalten zware metalen boven de interventiewaarde. Op basis van de oppervlakte van de onderzoekslocatie en de analyseresultaten is er sprake
van een geval van ernstige bodemverontreiniging (conform de Wet bodembescherming Wbb). Met betrekking tot PFAS blijkt dat in de mengmonsters van de bovengrond diverse parameters in een verhoogd gehalte aanwezig zijn. De bovengrond voldoet aan bodemfunctieklasse wonen of is niet toepasbaar en is bij de bodemfunctieklasse wonen enkel op grootschalig landbodem toepasbaar. De ondergrond blijkt voor PFAS te voldoen aan bodemfunctieklasse Landbouw/Natuur.
Voor het toekomstig gebruik van de locatie zijn er op basis van de vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit mogelijke belemmeringen aanwezig. Er gelden gebruiksbeperkingen als gevolg van de aanwezige grondverontreiniging.
Voorafgaand aan realisatie van het project dient een BUS-melding of saneringsplan aan het bevoegd gezag voorgelegd te worden. De bodem dient geschikt te worden gemaakt voor het beoogde gebruik.
Statendamweg
In verband met grondverwerving is ter plaatse van de Statendamweg een bodemonderzoek uitgevoerd (SGS Search, VBO en asbest conform NEN 5740 en NEN 5707, projectnummer 25.20.00065.1, 20 april 2020). In onderstaande is een algemeen beeld van de kwaliteit van grond- en grondwater opgenomen.
Over het algemeen kan gesteld worden dat alle deellocaties niet tot hoogstens licht verontreinigd zijn met de geanalyseerde parameters. De verontreiniging met zware metalen en PAK is in de meeste gevallen waarschijnlijk te relateren aan de bijmenging met baksteen, beton, puin en kolengruis.
Het grondwater is over het algemeen hoogstens licht verontreinigd met enkele zware metalen. Uitzondering hierop is deellocatie 4, hier worden een matig verontreiniging met barium aangetroffen, echter betreft het hier hoogstwaarschijnlijk natuurlijk verhoogd achtergrondconcentratie. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen belemmering voor het beoogde gebruik.
Niet gesprongen explosieven
Op basis van het vooronderzoek naar conventionele explosieven dat in opdracht van de gemeente Oosterhout heeft plaatsgevonden in 2020 is op basis van historische broninformatie vastgesteld dat de locatie verdacht is op het voorkomen van conventionele explosieven. Binnen het gebied is het verstandig om voorafgaand aan grondroerende werkzaamheden vervolg onderzoek uit te voeren.
Om negatieve effecten op natuur te mitigeren, worden maatregelen genomen. Deze maatregelen zijn geborgd in artikel 10 en 11 van het Tracébesluit. Dit betreffen maatregelen ten aanzien van Natura 2000-gebieden, het Natuurnetwerk Nederland, ecologische verbindingszones, belangrijk weidevogelgebied en beschermde soorten.
Om negatieve effecten op de natuur te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken en om te voldoen aan de Wet natuurbescherming, worden de werkzaamheden uitgevoerd volgens natuurmaatregelen welke zijn vastgelegd in een ecologisch werkprotocol/projectkwaliteitsplan ecologie. Werkzaamheden waarbij vegetatie/bomen worden verwijderd of waarbij watergangen worden gedempt, gebeuren in samenspraak met, en zo nodig onder begeleiding van, een ecoloog die toeziet op een zorgvuldige omgang met beschermde soorten. Dit geldt voor het hele tracé en in het bijzonder voor het kwetsbare bosgebied De Hillen waar de verbindingsweg Raamsdonksveer komt.
Door de nieuwe weg richting Raamsdonksveer en aansluiting op de composteerinrichting zal een deel van de bosbeplanting verdwijnen. De bosrand wordt hersteld. Compensatie vindt plaats middels financiële compensatie door storting in het Groenontwikkelfonds.
Grondgebonden zoogdieren
De aanleg van de nieuwe verbindingsweg Raamsdonksveer vindt plaats binnen het leefgebied van de bever. Er is echter geen sprake van aantasting van burchten. De afstand tot de dichtstbijzijnde burcht langs de plas bedraagt circa 50 meter. Ten opzichte van het ontwerp uit het OTB heeft een optimalisatie van de ligging van de weg plaatsgevonden waardoor de verbindingsweg niet meer over de oeverzone van de plas gaat. Hierdoor wordt dit foerageergebied niet meer geraakt. Door het nieuwe kunstwerk over de Donge wordt wel een minimaal stukje oeverzone ongeschikt als foerageergebied. Er verdwijnt geen essentieel foerageergebied. Uit de effectbeoordeling volgt dat effecten bestaan uit verstoring in de aanlegfase en uit barrièrewerking.
De aanleg van de nieuwe verbindingsweg Raamsdonksveer raakt het leefgebied van de steenmarter. Uit de effectbeoordeling volgt dat de effecten bestaan uit verstoring in de aanlegfase, fysiek ruimtebeslag en uit barrièrewerking.
Om de hiervoor beschreven effecten te mitigerende kunnen de volgende maatregelen voor grondgebonden zoogdieren worden uitgevoerd:
Markering van de burcht langs de oude rivierarm plus een bufferzone met een straal van 20 meter;
Uitvoeren van de werkzaamheden buiten de gevoelige periode van de bever en martersoorten;
Maaien van vegetatie voorafgaand aan grondwerkzaamheden en maai- of graafwerkzaamheden vanaf één kant uitvoeren;
Het nieuwe kunstwerk over de Donge voorzien van doorlopende faunaverbindingen;
Aanbrengen van een lichtscherm voor vleermuizen langs de verbindingsweg welke tevens dienst doet als geleiding voor grondgebonden zoogdieren;
Realisatie van een faunapassage in de verbindingsweg ter hoogte van de toegangsweg naar de composteerinrichting bij metrering 500.
Aan zuidwestzijde van de Donge onder het nieuwe kunstwerk wordt een doorlopende oever gerealiseerd, waarbij tegen het landhoofd een droge loopstrook van 1 meter wordt aangebracht die aansluit op de omgeving en waarbij de rest van de oeverzone het huidige maaiveld volgt. Aan weerszijden van de passage, aan beide zijden van de weg, worden faunarasters gerealiseerd. Ten noorden van de nieuwe inrit naar het composteerbedrijf wordt een faunapassage in de nieuwe verbindingsweg richting Raamsdonksveer aangelegd.
Vanwege de kwetsbaarheid van het gebied is ecologische begeleiding tijdens de werkzaamheden essentieel en mogen er buiten de TB-grens geen extra werkterreinen of -wegen in het natuurgebied worden aangelegd. Voor de steenmarter en andere marterachtigen (wezel, bunzing) kunnen nieuwe verblijfplaatsen in de directe omgeving worden gerealiseerd in de vorm van marterhopen, stobben en nieuw struweel.
Voor algemene grondgebonden zoogdieren worden huidige passagemogelijkheden gehandhaafd en wordt tijdens de aanlegwerkzaamheden de algemene zorgplicht in acht genomen.
Voor het OTB wordt geconcludeerd dat er geen ontheffing Wet natuurbescherming (Wnb) nodig is voor de fysieke aantasting van leefgebied van de bever in het bosgebied De Hillen. Er is geen sprake van aantasting van burchten of essentieel foerageergebied. Door de mitigerende maatregelen zoals hierboven beschreven worden negatieve effecten als gevolg van barrièrewerking in het gebied weggenomen. Om verstoring in de aanlegfase te voorkomen worden eveneens mitigerende maatregelen genomen zoals hierboven beschreven. Hiermee worden effecten als gevolg van verstoring in de aanlegfase zoveel als mogelijk beperkt. In het kennisdocument van de bever van BIJ12 worden verstoringsafstanden aangegeven van 20, 50 en 100 meter. De afstand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde burcht bedraagt circa 50 meter. De werkzaamheden vinden daardoor plaats binnen de buitenste verstoringszone. Hierdoor kan er ondanks de mitigerende maatregelen mogelijk nog sprake zijn van een (gering) resteffect tijdens de aanlegfase. Hierdoor wordt een Wnb ontheffing voor verstoring van de bever nodig geacht. Omdat de huidige staat van instandhouding van de beverpopulatie goed is, komt de gunstige staat van instandhouding niet in het geding en kan de ontheffing worden verleend.
Voor de fysieke aantasting van verblijfplaatsen van de steenmarter in het bosgebied De Hillen is Wnb ontheffing nodig. Er worden voldoende mitigerende en compenserende maatregelen genomen waardoor de gunstige staat van instandhouding naar verwachting niet in het geding is en de ontheffing kan worden verleend.
Vleermuizen
Op basis van de effectbeoordeling is per locatie onderzocht welke mitigerende maatregelen kunnen worden toegepast om effecten te voorkomen of te verzachten. Ook worden er compenserende maatregelen voor verblijfplaatsen genomen. De maatregelen zijn erop gericht om de functionaliteit van de verblijfplaatsen en van de essentiële vliegroutes te waarborgen.
Voor het OTB wordt geconcludeerd dat er ontheffing nodig is voor de vernietiging van vaste verblijfplaatsen. Het gaat om de soorten ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis in bomen in het bosgebied De Hillen. Er is sprake van overtreding van verbodsbepaling artikel 3.5 uit de Wet natuurbescherming. Door het nemen van mitigerende en compenserende maatregelen zijn er geen effecten op de gunstige staat van instandhouding van de populaties en kan de ontheffing naar verwachting verleend worden.
Tevens wordt voor de nieuwe verbindingsweg binnen natuurgebied De Hillen aan beide zijden van de weg een lichtscherm aangelegd om lichthinder voor vleermuizen te beperken.
Het Natuurnetwerk Brabant is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland. Het is een netwerk van deels bestaande en deels nieuwe natuurgebieden en landbouwgebieden, zoals bijvoorbeeld de Vrachelse Heide en de Boswachterij Dorst in de gemeente Oosterhout, die door ecologische verbindingszones met elkaar verbonden zijn. Hierdoor kunnen dieren zich makkelijker verplaatsen tussen verschillende natuurgebieden. Zo wordt de biodiversiteit (het totaal aan verschillende planten en dieren) bevorderd. Maar het Natuurnetwerk is er niet alleen voor planten en dieren, maar ook voor mensen. Mensen genieten, recreëren en ontspannen in de natuur en natuur helpt tegen de gevolgen van klimaatverandering.
Het doel van het NNB-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Om het NNB als netwerk te laten functioneren, werkt de provincie samen met andere partijen aan het aanleggen van ecologische verbindingszones en het oplossen van faunaknelpunten in de infrastructuur. Dit wordt onder andere bereikt door:
Bij het opstellen van een bestemmingsplan zijn gemeenten verplicht aansluiting te zoeken bij de wezenlijke ecologische kenmerken en waarden die in het natuurbeheerplan zijn beschreven. Deze waarden en kenmerken zijn per gebied vastgelegd in een beheertypenkaart en in een ambitiekaart. Zolang er geen sprake is van een significante aantasting, is er vanwege het NNB geen grond om de activiteit tegen te houden. Als er aantasting van waarden optreedt, geldt dat de negatieve effecten als gevolg van de verstoring, waar mogelijk, worden voorkomen en beperkt. Als dat niet mogelijk is, moet de aantasting worden gecompenseerd. Hiervan kan ook sprake zijn, indien er ontwikkelingen van buiten de NNB, effect hebben op de NNB (zogenaamde “externe werking”). Voor het compenseren zijn er regels gesteld in de provinciale interim-Verordening ruimte. De gemeente vindt het van belang compensatie te laten landen binnen de gemeentegrenzen zodat de kwaliteit van de leefomgeving netto niet verslechterd.
Bestemmingsplan
Er is sprake van significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van Natuurnetwerk Nederland gebied door fysiek ruimtebeslag. Met de Provincie Noord-Brabant is overeengekomen dat aan de compensatieverplichting zal worden voldaan door middel van een financiële bijdrage in de regionale Groenontwikkelfondsen. Ook de verstoring door toename van geluid op Natuurnetwerk Nederland gebied wordt gecompenseerd.
Bij de EVZ Donge wordt het nieuwe kunstwerk van de nieuwe verbindingsweg met Raamsdonksveer over de Donge voorzien van doorlopende ecologische oevers. Alle faunapassages worden voorzien van geleidende faunarasters. Bestaande overige faunapassages worden verlengd waarbij het ecologisch functioneren wordt gehandhaafd.
Door het nemen van bovenstaande maatregelen is geen sprake van negatieve effecten op het functioneren van ecologische verbindingszones. Er is geen sprake meer van significante vermindering van samenhang tussen NNN-gebieden.
Voor de geluidsgevoelige bestemmingen, waar op grond van de berekende resultaten sprake is van een overschrijding van de grenswaarde voor aanleg van een nieuwe weg of aanpassing van de weg, is een toets aan de normen van de Wet milieubeheer uitgevoerd om te kunnen bepalen of geluidsreducerende maatregelen moeten worden getroffen om de toekomstige geluidsbelasting van die woningen tot de voorkeurswaarde terug te brengen. Daarnaast is, waar relevant, getoetst een de Wet geluidhinder. Door de toepassing van een geluidsreducerend wegdek is voor veel aanpassings-, sanerings- en aanpassingswoningen de overschrijding van de grenswaarde weggenomen.
In artikel 7 van het Tracébesluit zijn de geluidmaatregelen opgenomen. Voor het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is gebleken dat er geen geluidreducerende maatregelen zoals een geluidsreducerend wegdek of geluidschermen noodzakelijk zijn. Er zijn geen hogere waarden vastgesteld voor objecten op Oosterhouts grondgebied of buiten Oosterhouts grondgebied vanwege het wegdeel op Oosterhouts grondgebied.
Het traject is opgenomen in het NSL. Uit het Tracébesluit blijkt dat het project wat betreft het onderdeel luchtkwaliteit kan worden gerealiseerd met de grondslag artikel 5.16, eerste lid onder d, juncto artikel 5.16 tweede lid sub d van de Wet milieubeheer. In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:
Voor het plangebied (van het Tracébesluit) verandert het Groepsrisico niet ten opzichte van de referentiesituatie. Het vervoer van gevaarlijke stoffen verandert niet ten opzichte van de referentiesituatie, evenmin als de kans op een ongeval. Verantwoording van het Groepsrisico is nodig als de oriëntatiewaarde hoger is dan 1 of als deze ligt tussen 0,1 en 1 maar met meer dan tien procent toeneemt. Om te bepalen of de oriëntatiewaarde hoger is dan 0,1 en dus toetsing noodzakelijk is, zijn vuistregels vastgelegd in de Handleiding risicoanalyse transport. Hierbij wordt gekeken naar overschrijding van een drempelwaarde welke gebaseerd is op de dichtheid van de bevolking en de afstand tot de weg. Op basis van deze vuistregels blijkt de oriëntatiewaarde onder de 0,1 ligt en toetsing niet nodig is. Middels deze risicoberekening is beoordeeld of het groepsrisico met meer dan 10% toeneemt, dit blijkt niet het geval te zijn.
Omdat het Groepsrisico niet verandert en niet boven de oriëntatiewaarde ligt, zijn uit het oogpunt van externe veiligheid geen maatregelen nodig. Het opstellen van een verantwoording Groepsrisico is evenmin nodig.
Voor het wegvak Afrit 31 (Terheijden) – Knooppunt Hooipolder is geen sprake van een plasbrand-aandachtsgebied (PAG) of GR-plafond. De afstand van het PR-plafond voor dit wegvak is 9 m (PR 10-6). Toetsing of het aantal (beperkt) kwetsbare objecten binnen het PAG toeneemt is zodoende niet nodig. Ten gevolge van het plan is er geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de PR plafonds.
Binnen het onderzoeksgebied zijn geen BRZO bedrijven gelegen. Het dichtstbij gelegen BRZO bedrijf is gelegen op een afstand van circa 1.900 meter (Zeilmakerijweg Oosterhout). Daarnaast is er geen 10-6 contour van een BRZO-bedrijf over de te wijzigen wegvakken gelegen. Het effect van een zwaar ongeval bij het BRZO bedrijf op de externe veiligheid van de hoofd(vaar)weg binnen het plangebied is dan ook nihil in zowel de referentie- als de plansituatie.
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het Tracébesluit.
In de Beleidsvisie externe veiligheid worden gemaakte keuzes en hun onderlinge samenhang aangegeven en de consequenties van de keuzes worden duidelijk gemaakt. Externe veiligheid is gericht op de bescherming van burgers tegen de gevolgen van ongevallen door het gebruik en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen en het transport ervan over een spoorweg, het water, een weg en door buisleidingen. Om individuele burgers tegen deze risico's te beschermen moeten risicobronnen als eerste worden voorkomen. Als dat niet kan, moeten de risico's worden beperkt en beheerst door maatregelen aan de bron te nemen. Wanneer risicobronnen in een gebied aanwezig zijn, moeten die zo zijn gelegen dat burgers voldoende worden beschermd tegen de effecten van een calamiteit. We noemen dit ruimtelijke scheiding. Wettelijke veiligheidsafstanden zijn vastgesteld, waardoor er een minimale ruimtelijke scheiding ontstaat. De Beleidsvisie externe veiligheid is gemaakt om een verdergaande ruimtelijke scheiding tussen risicovolle activiteiten en te beschermen objecten te waarborgen. Om ruimtelijke scheiding tussen Bevi-inrichtingen en de te beschermen objecten te stimuleren zijn de volgende twee gebiedstypen gekozen: 1. Gebied A waar nieuwe Bevi-inrichtingen zijn toegestaan en inrichting(en) met een opslag van maximaal 10 ton vuurwerk; 2. Gebied B waar Bevi-inrichtingen en inrichting(en) met opslag van vuurwerk niet zijn toegestaan, met uitzondering van de bestaande situaties. Deze gebiedskeuze geldt alleen voor de Bevi-inrichtingen.
Bestemmingsplan
In het kader van het Tracébesluit is getoetst aan wettelijke veiligheidsafstanden. In het plangebied worden geen Bevi-inrichtingen (risicovolle inrichtingen) toegelaten, zoals opgenomen in artikel 3 van de planregels behorend bij onderhavig bestemmingsplan. Zodoende wordt voldaan aan de beleidsvisie externe veiligheid 2017.
In de beleidsnota Cultuurhistorie, Monumenten en Archeologie 2008-20018, welke op 20 januari 2009 is vastgesteld, is het gemeentelijk beleid op het gebied van cultuurhistorie vastgelegd. Hoewel de termijn verlopen is, werkt de gemeente Oosterhout nog steeds in lijn met deze nota en de nota blijft het toetsingskader. Het doel van de beleidsnota is het betrekken van cultuurhistorie bij planvorming, zodat archeologische vindplaatsen en cultuurhistorisch waardevolle structuren niet langer verloren gaan. Centraal in de beleidsnota staat, in lijn met de Nota Belvedere, de opvatting dat bescherming van cultuurhistorisch erfgoed en dynamiek in de ruimtelijke inrichting prima samen kunnen gaan ('behoud door ontwikkeling').
De nota geeft daarnaast een eerste aanzet om te komen tot een gemeentelijk archeologiebeleid. In de nota is vastgelegd hoe de monumenten, archeologie en cultuurhistorische waarden kunnen worden beschermd en ontwikkeld en zichtbaar kunnen worden gemaakt. Cultuurhistorie dient als volwaardig belang te worden meegenomen bij ruimtelijke inrichtingsplannen. Cultuurhistorische waarden hoeven hierbij niet altijd doorslaggevend te zijn, maar de kansen die cultuurhistorie biedt, moeten reeds in een vroeg stadium worden meegewogen in de planvorming.
Om de aanwezige cultuurhistorische waarden (monumentale gebouwen, archeologische terreinen, cultuurhistorische landschapselementen en historische stedenbouwkundige structuren en infrastructuur) in beeld te brengen, is een gemeentelijke erfgoedkaart vervaardigd, die met name een signalerende functie heeft. Hierdoor wordt een integrale afweging mogelijk. Op basis van de erfgoedkaart, kunnen cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle gebieden in bestemmingsplannen een passende regeling krijgen. Op basis van de Erfgoedkaart is een vigerend gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld (Erfgoedverordening met archeologische beleidskaart).
Figuur 4.3: Gemeentelijke Erfgoedkaart (uitsnede plangebied en omgeving).
Bestemmingsplan
Er bevinden zich geen monumenten in het plangebied. Een deel van het plan betreft de verbreding van bestaande wegen. De nieuwe verbindingsweg wordt gerealiseerd bij voormalige stortplaats ''De Hillen''. Momenteel bevindt zich hier een composteerbedrijf. Op de kaart is het gebied aangegeven waar ontgrondingen hebben plaatsgevonden. In het grootste deel van het plangebied is de archeologische verwachting laag. Ter plaatse van de bestaande infrastructuur is de verwachting middelhoog. Het plangebied kent binnen het huidige bestemmingsplan geen dubbelbestemming archeologie. Voorafgaand aan de uitvoering dient wel archeologisch onderzoek, in de vorm van booronderzoek met eventueel aanvullend proefsleuven, te worden uitgevoerd.
Per 1 oktober 2015 geldt er in Oosterhout bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen geen welstandstoets meer. Wel zal er achteraf, via een zogenaamde excessenregeling, kunnen worden opgetreden tegen bouwwerken die in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. Daarnaast zal in de nieuwbouwwijk De Contreie de welstandstoets wel van toepassing blijven. Er blijven ook welstandseisen gelden indien sprake is van een beschermd stads- en dorpsgezicht of indien sprake is van de aanwezigheid van rijks- of gemeentelijke monumenten. Het plangebied kent geen welstandsregime.
De gehele inpassing van het Tracébesluit A27 Houten – Hooipolder wordt vertaald in diverse bestemmingsplannen. Om de inpassing overzichtelijk te houden is in alle bestemmingsplannen bedoeld om het Tracébesluit A27 Houten – Hooipolder in te passen aangesloten bij één set regels, welke is gebaseerd op het gemeentelijke 'Handboek (digitale) bestemmingsplannen' 2019 van de gemeente Oosterhout. Op deze wijze wordt de inpassing van het Tracébesluit op uniforme wijze verwerkt.
Het handboek bevat een set regels die voor alle nieuwe bestemmingsplannen binnen de gemeente wordt gehanteerd, waardoor sprake is van uniforme regelingen in de diverse plannen. In het Handboek is gestreefd naar standaardisering van bestemmingen en regels zoals aangegeven in de Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).
De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer globaal tot gedetailleerd. Het onderhavige bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, doch treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het Tracébesluit A27 planologisch-juridisch te verankeren, waarbij het onherroepelijke Tracébesluit 1-op-1 is overgenomen en het bestemmingsplan dus geen nieuwe of andere zaken mogelijk maakt dan al in het Tracébesluit is toegestaan.
Figuur 5.1: Verbeelding Tracé A27 in de gemeente Oosterhout
Hieronder worden de meeste voorkomende bestemmingen kort toegelicht.
De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw is als volgt:
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:
De specifieke nadere eisenregelingen, afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden en mogelijk een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden zijn zoveel mogelijk per bestemming opgenomen. Hierdoor wordt direct per bestemming inzicht geboden in de eventuele afwijkingsmogelijkheden en onnodig verwijzen naar andere artikelen voorkomen. Deze werkwijze bevordert de toegankelijkheid van het bestemmingsplan.
Verkeer
De tot 'Verkeer' bestemde gronden zijn bedoeld voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, groen- en nutsvoorzieningen, kunstwerken en -objecten, geluidwerende voorzieningen, straatmeubilair, en voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Er zijn nadere regels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Waterstaat - Waterkering
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor hoofdwaterkering en daarbij behorende voorzieningen voor de kering van het water, aanleg, instandhouding en/of bescherming van de hoofdwaterkering, waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer en verhardingen ten behoeve van de waterkering. Er mag alleen worden gebouwd na verkregen toestemming van het Waterschap.
Handhaving vormt een belangrijk onderdeel van een beleidscyclus. Regels worden gesteld met als doel het beschermen van een bepaald belang. Zonder toezicht op naleving van deze regels bestaat het risico dat dit doel onvoldoende bereikt wordt. Tevens komt de gemeente ongeloofwaardig over als gestelde regels niet worden gehandhaafd.
Handhaafbaarheid, draagvlak en naleefgedrag
Een eerste voorwaarde voor handhaving is een duidelijk en handhaafbaar beleid en regelgeving. Om die reden worden nieuwe versies van digitale handboeken en die onderdelen van bestemmingsplannen die afwijken van het digitale handboek, door de afdeling die belast is met vergunningverlening en handhaving, gecontroleerd op uitvoerbaarheid. Ook voor dit bestemmingsplan heeft deze toets plaats gevonden.
Naast handhaafbare regels dient er ook het nodige draagvlak voor het nieuwe beleid en de daaruit voortvloeiende regels te zijn. Immers zal een plan met weinig draagvlak op weinig naleefgedrag kunnen rekenen. Het creëren van draagvlak is onder andere bewerkstelligd door in de verschillende fasen van het planproces burgers, belangenorganisaties en andere belanghebbenden te betrekken, al dan niet via wettelijk bepaalde inspraakmomenten.
Preventieve en repressieve handhaving
Naast repressie (handhavend optreden op het moment dat er sprake is van een overtreding) heeft preventie een belangrijke functie in de gemeentelijke handhavingsstrategie (de gemeente hanteert de landelijke handhavingsstrategie). Bij preventief handhaven spelen vooral dialoog, voorlichting en advisering een belangrijke rol. Zo voorziet het handhavingsbeleid van de gemeente Oosterhout in meer aandacht voor voorlichting en communicatie, onder andere door het uitgeven van voorlichtingsbrochures.
Qua repressie voorziet het gemeentelijk handhavingsbeleid en het daarop gebaseerde integrale uitvoeringsprogramma in het continu opsporen van overtredingen van het bestemmingsplan. Ook worden er gezamenlijk met andere overheden (brandweer, politie, belastingdienst) multidisciplinaire handhavingsacties georganiseerd. Binnen dergelijke acties is er ook aandacht voor overtredingen van het bestemmingsplan. Indien een overtreding wordt geconstateerd, zal als eerste stap in het handhavingstraject telkens worden bezien of het illegale gebruik of bouwwerk op grond van het bestemmingsplan of afwijking daarvan, alsnog gelegaliseerd kan worden. Is dat niet het geval dan wordt het handhavingstraject doorgezet. Al deze aspecten zijn vastgelegd in het beleidsplan Fysieke Leefomgeving en de daarin opgenomen handhavingsstrategie en dienen als leidraad voor de alledaagse handhavingspraktijk binnen de gemeente Oosterhout.
IJkmoment, overgangsrecht en monitoring beleid
De totstandkoming van dit bestemmingsplan is een ijkmoment voor de handhaving. Indien bebouwing of gebruik afwijkt van het bestemmingsplan, zal hier tegen handhavend worden opgetreden. Voor zowel bouwen als gebruik is het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan de peildatum. Tegen bebouwing en gebruik dat onder het overgangsrecht valt, kan niet handhavend worden opgetreden.
Volgens de Wet ruimtelijke ordening (afdeling 6.4), geldt er een verplichting tot kostenverhaal voor die gevallen die zijn aangewezen in het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Het bestemmingsplan maakt sec de inpassing van het Tracébesluit mogelijk, kostenverhaal is dan ook niet noodzakelijk.
In artikel 17 van het tracébesluit wordt gesproken over nadeelcompensatie. Voor de gemeente Oosterhout is, in overeenstemming met Rijkswaterstaat, afgesproken dat er geen nadeelcompensatieregeling is in de gemeentelijke percelen, maar overeenkomsten en een concessie en de telecommunicatie wet.
In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp van het bestemmingsplan toegezonden aan de volgende overleginstanties:
Uit de reacties blijkt dat men kan instemmen met het onderhavige bestemmingsplan. Wel is geconstateerd dat de begrenzing van het plangebied op enkele plaatsen afweek van het Tracébesluit. De begrenzing van het plangebied is dan ook bijgesteld en de gewijzigde begrenzing is opgenomen in dit bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan regelt strikt de inpassing van het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder. Het Tracébesluit heeft zijn eigen openbare procedure doorlopen zoals deze wettelijk is bepaald, inclusief het indienen van zienswijzen. De in dat kader ingediende zienswijze zijn afgehandeld. Het Tracébesluit is inmiddels onherroepelijk geworden bij uitspraken van 26 augustus en 16 december 2020. Desondanks verplicht de Wet ruimtelijke ordening het ontwerp van dit bestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage te leggen. Gezien het voortraject zullen zienswijzen die betrekking hebben op het Tracébesluit, ongegrond moeten worden verklaard. Tenzij het de wijze van het 1-op-1 vertalen van het Tracébesluit naar het bestemmingsplan betreft. En deze zienswijzen verwerkt kunnen worden, zonder de uitvoering van het Tracébesluit te belemmeren of enigszins te frustreren.
De resultaten van de ter inzage legging zullen te zijner tijd hier worden weergegeven.