direct naar inhoud van Regels
Plan: Scheibaan 17
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.BPScheibaan17-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Scheibaan 17 met identificatienummer NL.IMRO.0824.BPScheibaan17-ON01 van de gemeente Oisterwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde en gekwalificeerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.

1.7 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningenterrein of een kampeerterrein, gericht op het bieden van – permanent wisselend – recreatief nachtverblijf.

1.9 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wabo.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaatsen/of bouwperceel.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvak.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren

1.20 bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf

een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf zoals een stacaravan, chalet en trekkershut, niet zijnde een recreatiewoning.

1.21 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren.

1.22 centrale voorzieningen

gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve bedrijfsuitoefening, zijnde sanitaire voorzieningen, kantines, kantoren, recepties, zalen, beheerloodsen, overdekte zwembaden en overige overdekte sport-, spel en speelvoorzieningen.

1.23 dagrecreatie

voorzieningen gericht op outdoor sport, natuurbeleving en overige vrijetijdsbesteding (niet zijnde gemotoriseerde sporten).

1.24 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 groepsaccommodatie

een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf door meerdere personen in groepsverband.

1.28 health hub

een verzameling voorzieningen, welke gericht zijn op de (fysieke en mentale) gezondheid, waaronder in ieder geval worden begrepen:

  • wellness voorzieningen;
  • faciliteiten voor educatie en trainingen: (vergader)zalen, praktijkruimten, multifunctionele ruimte;
  • sportruimte / fitness;
  • aanvullende voorzieningen, faciliteiten zoals eigen werkruimte, kleedkamers, wc's.
1.29 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.30 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.31 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.32 hotelcabin

een in ruimtelijk opzicht op zichzelf staande, al dan niet geschakelde of gestapelde kamer of recreatief nachtverblijf met eigen sanitaire voorzieningen, functioneel onderdeel uitmakend van een hotel, niet zijnde een recreatiewoning.

1.33 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.34 kampeermiddel

tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf.

1.35 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.36 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen en natuurobservatie.

1.37 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.38 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, waaronder een luifel, afdak of carport.

1.39 overstek

het overhangende gedeelte van het dak en/of de gootconstructie van een bouwwerk.

1.40 parkwinkel

kleinschalige zelfbedieningswinkel waar levensmiddelen van uiteenlopende aard en huishoudelijke artikelen verkocht worden.

1.41 permanente bewoning

het gebruik als hoofdverblijf.

1.42 perceelsgrootte

de oppervlakte van een bouwperceel.

1.43 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.44 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.45 recreatie-appartement

een (gedeelte van een) gebouw, geen recreatiewoning, geen hotelcabin, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, zodanig dat deze boven dan wel beneden en naast elkaar zijn gesitueerd, met eigen catering-factiliteit, bestemd voor recreatief nachtverblijf en onderdeel van een hotel.

1.46 recreatiebedrijf

een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfsrecreatie tot doel heeft.

1.47 recreatief nachtverblijf

recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.48 recreatiewoning

een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en een caravan of andere constructie op wielen zijnde, bestemd voor recreatief nachtverblijf.

1.49 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.50 spel-, sport- en speelvoorzieningen en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen en natuurobservatie.

1.51 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.52 standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel en/ of bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.53 verblijfsrecreatie

recreatief verblijf, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.54 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.55 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten greppels infiltratievijvers kanalen beken en andere waterlopen ook als deze incidenteel of structureel droogvallen alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer waterafvoer waterberging hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit hierbij kan gedacht worden aan duikers stuwen infiltratievoorzieningen gemalen inlaten etc.

1.56 woning

een hoofdgebouw met daarbij behorende bijgebouwen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en natuur, heidevelden en vennen;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige en potentiële natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • c. water, (natuurvriendelijke) oevers en bijbehorende voorzieningen zoals aanlegsteigers;
  • d. extensief agrarisch gebruik in de vorm van beweiding en voederwinning;
  • e. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
  • f. bestaande wegen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'groen' uitsluitend voor:
    • 1. bos, natuur, heidevelden en vennen;
    • 2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van aanwezige en potentiële natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
    • 3. water, (natuurvriendelijke) oevers en bijbehorende voorzieningen zoals aanlegsteigers.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

  • a. binnen bouwvlakken mogen gebouwen ten behoeve van natuurbeheer worden gebouwd met een goothoogte van 4 m en een bouwhoogte van 10 m;
  • b. buiten bouwvlakken mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

3.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. de realiatie en het beheer van het in Bijlage 2 opgenomen landschappelijke inpassingsplan betreffen.

3.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en/of cultuurhistorische waarden zoals omschreven in lid 3.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' voor recreatiewoningen;
  • b. voorzieningen gericht op outdoor sport, natuurbeleving en overige vrijetijdsbesteding (niet zijnde gemotoriseerde sporten) alsmede spel-, sport- en speelvoorzieningen en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen', tevens voor:
    • 1. horeca tot en met categorie 1c, zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten in de bijlagen bij deze regels alsmede voor recreatie-appartementen;
    • 2. een health hub met voorzieningen, met een totale maximale bruto vloeroppervlakte van 2.000 m2 in de vorm van:
      • wellness tot een maximale bruto vloeroppervlakte van 500 m²;
      • sportvoorzieningen en fitness tot een maximale bruto vloeroppervlakte van 300 m²;
      • faciliteiten voor educatie, vergaderingen, trainingen, workshops en coaching, alsmede medische dienstverlening, tot een maximale bruto vloeroppervlakte van 900 m²;
      • aanvullende voorzieningen, faciliteiten zoals eigen werkruimte, kleedkamers, wc's, etc.;
    • 3. (overige) centrale voorzieningen voor gezamenlijk gebruik ten behoeve van de verblijfsrecreatie en bovengenoemde doeleinden op hetzelfde terrein;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hotelcabins', tevens voor hotelcabins;
  • e. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen;
  • f. kampeermiddelen voor de tijdelijke huisvesting van op het bedrijf werkzaam zijnde recreatiepersoneel.

4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mag worden gebouwd:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak:
    • 1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van alle voorzieningen;
    • 2. recreatiewoningen met bijbehorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. hotelcabins, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hotelcabins';
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. buiten het bouwvlak:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Met inachtneming van het volgende:

4.2.2 Maatvoeringen

Afstanden

  • a. de afstand van gebouwen tot aan de perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 m, tenzij sprake is van een twee-aaneengebouwde recreatiewoning, in welk geval deze afstand aan één zijde 0 m mag bedragen;
  • b. de afstand van een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf en/of een recreatiewoning tot aan de standplaatsgrens bedraagt 0 of ten minste 1 m;
  • c. de afstand tussen een bijgebouw en een standplaatsgrens en/of de perceelsgrens van een recreatiewoning bedraagt ten minste 1 m.

Oppervlakten, inhoud, goot- en bouwhoogten

  • d. het totale oppervlak aan gebouwen en overkappingen als bedoeld in lid 4.2.1 onder a.1 ten behoeve van alle voorzieningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
  • e. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf bedragen ten hoogste de navolgende maten:
    Gebouwen en/of bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf   Oppervlakte   Inhoud   Goothoogte   Bouwhoogte  
    recreatiewoning inclusief aan-, uit- en bijgebouwen en (vrijstaande of aangebouwde) overkappingen   60 m² *     3,5 m   7 m  
    hotelcabins inclusief aan-, uit- en bijgebouwen en (vrijstaande of aangebouwde) overkappingen
    uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hotelcabins'  
    30 m²     3,5 m   7 m  
    gebouwen en overkappingen ten behoeve van centrale voorzieningen, zoals bedoeld in lid 4.1 sub c       11,5 m   11,5 m

     
    * met dien verstande dat er 1 recreatiewoning groter mag zijn 60 m² met een maximum van 130 m²  
  • f. de goothoogte van gebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het gebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het gebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  • g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste:
Bouwwerk, geen gebouw zijnde   Bouwhoogte  
licht- en vlaggenmasten   10 m  
erf- en terreinafscheidingen op gronden die zijn gekeerd naar de openbare weg en die liggen buiten een bouwvak   1 m  
erf- en terreinafscheidingen elders   2 m  
speeltoestellen   5 m  
pergola's   2,75 m  
vrijstaande antennemasten   18 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2 m  

Aantallen

  • h. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' is aangegeven;
  • i. het aantal hotelcabins mag niet meer bedragen dan 20;
  • j. het aantal hotelkamers en/of recreatie-appartementen, niet zijnde hotelcabins, mag niet meer bedragen dan 50.

4.2.3 Voorwaardelijke verplichtingen

Voorwaardelijke verplichting sloop-nieuwbouw centrale voorzieningen

  • a. het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' is uitsluitend toegestaan, indien voorafgaand aan de sloop van bestaande gebouwen ter plaatse van de bedoelde aanduiding door middel van een door het bevoegd gezag goedgekeurd bodemonderzoek conform NEN 5740 en eventuele nadere onderzoeken is gebleken dat de bodem ter plaatse van de nieuwbouw geschikt is voor het beoogde gebruik.

Voorwaardelijke verplichting waterberging

  • b. Ter plaatse van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' wordt een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitsluitend verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. conform de Verordening afvoer hemelwater en grondwater 2022 of diens rechtsopvolger dient aangetoond te zijn dat de afvoer van afstromend regenwater van verharding geborgen wordt in een waterberging met voldoende capaciteit conform een norm van 60 mm/m² verharding;
    • 2. de compensatie dient ten minste naar evenredigheid van de realisatie van verhardingen gerealiseerd te worden;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn alternatieven toegestaan, mits deze gelijkwaardig zijn met de doelstelling van hydrologisch neutraal ontwikkelen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder e voor het toestaan van een hogere goot en/of bouwhoogte met inachtneming van het volgende:

  • a. de goot en/of bouwhoogte mag ten hoogste met 1 m worden verhoogd;
  • b. de bebouwing dient aan te sluiten bij de bebouwingselementen uit de omgeving.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:

4.4.1 Algemeen
  • a. permanente bewoning van bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf en kampeermiddelen voor de tijdelijke huisvesting van op het bedrijf werkzaam zijnde recreatiepersoneel, is niet toegestaan;
  • b. recreatief nachtverblijf in bijgebouwen is niet toegestaan;
  • c. uitsluitend verblijfsrecreatie met een bedrijfsmatige exploitatie is toegestaan;
  • d. het gebruik of te laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
  • e. het is niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken:
    • 1. voor de opslag van voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen met een hoogte en een oppervlakte van respectievelijk meer dan 1,5 m en 50 m²;
    • 2. als uitstallings- opslag- en standplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen en boten;
    • 3. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • f. bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.

4.4.2 Voorzieningen
  • a. een parkwinkel is niet toegestaan;
  • b. een onoverdekt zwembad is niet toegestaan;
  • c. daar waar horeca is toegestaan is dit alleen toegestaan ten dienste van het ter plaatse gevestigde recreatieterrein.

4.4.3 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de activiteit naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, dus niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van het gebouw en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
  • c. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  • i. door de aard van de werkzaamheden of de persoonlijke omstandigheden van de bewoner(s) de activiteit niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend;
  • j. de activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw.

4.4.4 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het in gebuik nemen en gebruikt houden van gronden en/of bebouwing voor hotelcabins en/of een health hub, is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. uiterlijk binnen één jaar na eerste ingebruikname van de gronden en/of bebouwing voor één of meer van de in de aanhef bedoelde doeleinden, dient de in Bijlage 2 opgenomen landschappelijke inpassing te zijn gerealiseerd;
  • b. na realisatie dient de onder a bedoelde landschappelijke inpassing duurzaam in stand te worden gehouden.

4.4.5 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken ter plaatse van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', indien de waterberging als bedoeld in lid 4.2.3 niet als zodanig in stand wordt gehouden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Aanleg onoverdekt zwembad

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.2 onder b voor de aanleg van een onoverdekt zwembad met inachtneming van het volgende:

  • a. het zwembad mag uitsluitend ten dienste zijn aan het ter plaatste gevestigde recreatiebedrijf;
  • b. een onoverdekt zwembad is alleen toegestaan ter plaatse van het bouwvak;
  • c. de oppervlakte van het zwembad dient afgestemd te zijn op de omvang van het recreatiebedrijf en bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • e. bij het bij een omgevingsvergunning afwijken is het bevoegd gezag bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van het zwembad alsmede met betrekking ten aanzien van voorzieningen ter afscherming van het zwembad, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, danwel voor een verantwoorde en evenwichtige inpassingen van het zwembad in de omgeving.

4.5.2 Realiseren parkwinkel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.2 onder a voor het realiseren van een parkwinkel met inachtneming van het volgende:

  • a. de parkwinkel mag uitsluitend ten dienste zijn aan het ter plaatse gevestigde recreatiebedrijf;
  • b. per bouwvak is ten hoogste 1 parkwinkel toegestaan;
  • c. de verkoopvloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • d. vooraf dient uit onderzoek te blijken dat de parkwinkel vanuit oogpunt van exploitatie van het desbetreffende recreatiebedrijf noodzakelijk is;
  • e. een parkwinkel is alleen toegestaan ten dienste van het ter plaatse gevestigde recreatieterrein;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Bouwen
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  • b. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

5.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 5.2.1 onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in lid 5.2.1 onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 5.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

5.2.4 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 5.2.1 onder b, 5.2.2 en 5.2.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing, vergroting of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid binnen een afstand van maximaal 3 meter van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. een bouwwerk waarvoor de graafwerkzaamheden om het bouwwerk te plaatsen niet dieper reiken dan 0,50 meter onder peil.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen, verlagen of afgraven van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem te verstoren op een grotere diepte dan 0,50 m;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 m;
  • h. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend het verwijderen van bestaande funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.

5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 5.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 5.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  • b. aan gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 6 Waarde - Geomorfologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Geomorfologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de geomorfologische kenmerken die de ontstaansgeschiedenis van het landschap herkenbaar maken.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de betrokken geomorfologische waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de aardkundige waarden;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 2.000 m².

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Geomorfologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen, en ophogen;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

6.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.000 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van de realisatie van het in Bijlage 2 opgenomen landschappelijk inpassingsplan, alsmede het normaal onderhoud en beheer van de betreffende landschappelijke inpassings- en inrichtingselementen.

6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de geomorfologische waarden zoals omschreven in lid 6.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 7 Waarde - Natuur - Attentiegebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Natuur - Attentiegebied' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de natte natuurparel.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met bestemming 'Waarde – Natuur - Attentiegebied' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen - afgraven en ontginnen – tot een diepte van meer dan 0,60 meter;
  • c. het aanbrengen van drainage tenzij ter vervanging van reeds bestaande drainage;
  • d. het verlagen van de waterstand – anders dan door het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen – met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

7.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden die:

  • a. uitgevoerd worden binnen een bouwvlak;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van de realisatie van het in Bijlage 2 opgenomen landschappelijk inpassingsplan.

7.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 7.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast. Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden te beslissen wint het bevoegd gezag hieromtrent schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 8 Waterstaat - Waterbergingsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van regionale waterbergingsgebieden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van de onderliggende bestemmingen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2 m mag bedragen.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 en/of 8.2.2 en toestaan dat gebouwen ten dienste van de onderliggende bestemming worden gebouwd

8.3.2 Toelaatbaarheid

Een in artikel 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de werken en/of werkzaamheden dan wel de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen niet in strijd zijn met het doelmatig functioneren van het waterbergingsgebied. Met betrekking tot de gevolgen voor het waterbergend vermogen wordt advies gevraagd aan het waterschap.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden buiten het bouwvlak te verrichten:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen van kaden en het wijzigen daarvan.

8.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

8.4.3 Toelaatbaarheid

Een in artikel 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de werken en/of werkzaamheden dan wel de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen niet in strijd zijn met het doelmatig functioneren van het waterbergingsgebied. Met betrekking tot de gevolgen voor het waterbergend vermogen wordt advies gevraagd aan het waterschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van plankaart en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.

10.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

10.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak boven het peil;
  • c. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken wordt bij de in hoofdstuk 2 opgenomen oppervlaktematen meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Overige zone - in interim Omgevingsverordening te verwijderen Natuur Netwerk Brabant

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - in interim Omgevingsverordening te verwijderen Natuur Netwerk Brabant' worden de gronden onttrokken aan het Natuurnetwerk Brabant en de bijbehorende gebiedsbescherming.

11.2 Overige zone - in interim Omgevingsverordening toe te voegen Natuur Netwerk Brabant

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - in interim Omgevingsverordening toe te voegen Natuur Netwerk Brabant' worden de gronden toegevoegd aan aan het Natuurnetwerk Brabant en de bijbehorende gebiedsbescherming.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Voldoende parkeer- en laad- en losgelegenheid

Ten behoeve van het voorzien in voldoende parkeer- en laad- en losgelegenheid, gelden de volgende regels:

  • a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of planologisch strijdig gebruik, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de op 24 augustus 2016 vastgestelde 'Nota Parkeernormen 2016' van de gemeente Oisterwijk, met dien verstande dat:
    • 1. de parkeernormen voor de volgende functies voor 50% geldt, in verband met dubbelgebruik:
      • restaurant;
      • café/bar;
      • wellness;
      • sport/fitness;
    • 2. de parkeernormen voor de MFA (commerciele dienstverlening) voor 75% geldt, in verband met dubbelgebruik
    • 3. voor hotelcabins en recreatie-appartementen geldt een parkeernorm van 1 parkeerplaats per hotelcabin/recreatie-appartement.
  • b. indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;
  • c. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a. en toestaan, dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden op eigen terrein, indien:
    • 1. er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied is, of;
    • 2. er door andere omstandigheden mede verband houdende met de aard en omvang van de nieuwe functie of het bouwwerk zoals dubbelgebruik, aanwezigheidspercentages en fietsgebruik volstaan kan worden met een lagere norm;
    • 3. afwijken van de regels, zoals bedoeld onder c., is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de parkeersituatie in de openbare ruimte;
      • de woon- en leefsituatie.
  • d. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a., in die zin dat meer parkeerplaatsen worden geëist dan het aantal dat als voldoende parkeergelegenheid wordt beschouwd, indien het voorgenomen gebruik van het bouwwerk daartoe aanleiding geeft;
  • e. indien het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen ofwel laden en lossen als bedoeld onder a. en b. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
  • f. parkeergelegenheid die gerealiseerd is om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid, dient in stand te worden gehouden.

13.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. Ter plaatse van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' wordt een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitsluitend verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. conform de Verordening afvoer hemelwater en grondwater 2022 of diens rechtsopvolger dient aangetoond te zijn dat de afvoer van afstromend regenwater van verharding geborgen wordt in een waterberging met voldoende capaciteit conform een norm van 60 mm/m² verharding;
    • 2. de compensatie dient ten minste naar evenredigheid van de realisatie van verhardingen gerealiseerd te worden;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn alternatieven toegestaan, mits deze gelijkwaardig zijn met de doelstelling van hydrologisch neutraal ontwikkelen.
  • b. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken ter plaatse van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', indien de waterberging als bedoeld in lid a niet als zodanig in stand wordt gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan 'Scheibaan 17'.