direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kom Moergestel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.BPKomMoergestel-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Een nieuw bestemmingsplan

1.1 Waarom is een nieuw bestemmingsplan nodig?

Op 27 juni 2013 is het bestemmingsplan "Kom Moergestel" vastgesteld. Op 16 juli 2014 is dat bestemmingsplan onherroepelijk geworden. Echter, er is gebleken dat er omissies in dat plan zitten. Deze hangen deels samen met het aantal woningen en het type woningen dat per bestemmingsvlak is vastgelegd. Daarnaast zijn de regels van dat plan moeilijk te lezen en te interpreteren vanwege de tabelstructuur en de soms wat moeilijke redactie. Dat, samen met een aantal ontwikkelingen vanwege voortschrijdend inzicht en het tijdsaspect (verleende vergunningen, nieuwe plannen etc.), heeft ertoe geleid dat er een nieuw bestemmingsplan opgesteld is.

Het bestemmingsplan "Kom Moergestel" dat in 2013 is vastgesteld was in de basis een goed plan met een zeer gedegen onderbouwing van de destijds gemaakte keuzes, onderzoeken en beschrijvingen van het plangebied. Ook de regels en de verbeelding zijn in de basis goede uitgangspunten om op voort te borduren. Om bovenstaande redenen is het bestemmingsplan "Kom Moergestel" in stand gebleven en wijkt onderhavig bestemmingsplan slechts op enkele aspecten af van het bestemmingsplan "Kom Moergestel":

  • de regels van het op 27 juni 2013 vastgestelde plan zijn redactioneel aangepast;
  • een aantal omissies is hersteld;
  • de regels van het op 27 juni 2013 vastgestelde plan zijn gecontroleerd op consistentie;
  • de actuele situatie is in het plan verwerkt;

De basis van het op 16 juli 2014 onherroepelijk geworden bestemmingsplan blijft dus in stand, maar met dit herziene bestemmingsplan zijn de leesbaarheid en het gebruiksgemak van dat plan vergroot en de omissies hersteld. Inhoudelijk zijn de regels en de verbeelding, behoudens de aanpassingen om de leesbaarheid en het gebruiksgemak te vergroten alsmede de omissies te herstellen, overgenomen uit het op 16 juli 2014 onherroepelijk geworden bestemmingsplan. Inhoudelijke wijzigingen in de regels zijn zoveel mogelijk gemarkeerd door middel van gele arceringen. Teksten die geel gearceerd zijn en zijn doorgehaald, zijn niet langer van toepassing. Taalkundige of redactionele wijzigingen zijn niet gearceerd.

De toelichting van het bestemmingsplan "Kom Moergestel" dat in 2013 is vastgesteld is vrijwel geheel actueel. Slechts op onderdelen is een actualisatie of aanpassing in de toelichting en bijbehorende stukken vereist dan wel gewenst. Juist omdat de toelichting zo compleet is en actueel is ervoor gekozen deze als bijlage bij dit bestemmingsplan op te nemen. Voor een uitgebreide beschrijving van het plangebied, de gebiedsaspecten en keuzes van de regeling wordt derhalve verwezen naar Bijlage 1, waarin deze toelichting is opgenomen.

De toelichting van onderhavig plan richt zich uitsluitend op de veranderingen die noodzakelijk zijn vanuit bovenstaande opgave.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelijk aan dat van het plan uit 2013 op een paar locaties na.

Omdat voor een aantal locaties inmiddels nieuwe plannen zijn gemaakt (bestemmingsplannen of wijzigingsplannen) zijn deze locaties uit dit plan gelaten. Het zijn zogenaamde 'witte vlekken'. Het betreft de volgende locaties:

  • Pater op Het Hooghof - Krijtestraat (bestemmingsplan 'Krijtestraat 46, Moergestel');
  • Prinses Margrietstraat (bestemmingsplan 'Roozendries');
  • Reuselhof (bestemmingsplan 'Park Heerengoed').

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKomMoergestel-VA01_0001.png"

Locatie Pater op het Hooghof - Krijtestraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKomMoergestel-VA01_0002.png"

Locatie Prinses Margrietstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKomMoergestel-VA01_0003.png"

Locatie Reuselhof

Deze locaties maken geen deel uit van het bestemmingsplan "Kom Moergestel". De plannen die onlangs daarvoor zijn vastgesteld blijven van kracht.

1.3 Doel van het plan

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is om de omissies uit de op 16 juli 2014 onherroepelijk geworden voorganger van dit bestemmingsplan te herstellen. Ook is dit bestemmingsplan gericht op het vergroten van de leesbaarheid en gebruiksvriendelijkheid van het op 16 juli 2014 onherroepelijk geworden bestemmingsplan door het op onderdelen meestal redactioneel aan te passen.

Net als het voorgaande bestemmingsplan is dit bestemmingsplan conserverend van aard. Uitgegaan wordt van het bevestigen van de bestaande situatie, waarbij op perceelsniveau gebruiks- en bouwmogelijkheden worden geboden.

Het bestemmingsplan heeft ook een kleine actualisatieslag ondergaan. Veranderingen waarvoor in de tussenliggende jaren procedures zijn gevoerd, zijn in het nieuwe bestemmingsplan verwerkt.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting geeft aanvullingen op de toelichting uit het voorgaande plan uit 2103 daar waar nodig. Hoofdstuk 2 beschrijft het beleidskader voor zover relevant en voor zover sinds 2013 geactualiseerd. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht met wijzigingen ten opzichte van het bestemmingsplan "Kom Moergestel" uit 2013. De daarmee samenhangende realisatie en uitvoeringsaspecten staan in hoofdstuk 4 waarna in hoofdstuk 5 kort een toelichting volgt op de regels voorzover noodzakelijk na aanleiding van de aanpassingen. Tot slot beschrijft hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Het beleidskader geeft inzicht in het vigerende beleid van de verschillende overheden (Rijk, provincie en gemeente). Het beleid zoals beschreven in de toelichting van het in 2013 vastgestelde plan (zie Bijlage 1 onderdeel 'achtergronden bij het bestemmingsplan') is accuraat. Slechts ten aanzien van het provinciaal beleid is het ruimtelijk beleid (voor zover relevant voor het plangebied) bijgesteld.

De provincie Noord-Brabant heeft haar ruimtelijk beleid na vaststelling van het bestemmingsplan "Kom Moergestel" in 2013 geactualiseerd. In 2014 zijn de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening ruimte 2014 vastgesteld. Het beleid is op onderdelen aangepast maar de gevolgen voor de Kom van Moergestel zijn zeer beperkt.

Voor het zorgvuldig regelen van de bestaande situatie is het provinciaal instrumentarium niet direct taakstellend. Uitzondering hierop vormt het specifieke beleid ten aanzien van intensivering van het ruimtegebruik op de bedrijventerreinen. Dat beleid is in de bestemmingsregeling verwerkt.

Ten aanzien van de groenblauwe mantel en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur, afgekort tot de EHS) is het volgende overwogen. De percelen in het bestemmingsplan Kom Moergestel zijn in het geldende bestemmingsplan bestemd overeenkomstig de aanwezige functies, zoals wonen, bedrijven en recreatie. In de huidige situatie is geen sprake van een NNN of een gebied met waarden, zoals door de provincie wordt nagestreefd, met de aanduiding 'groenblauwe mantel'. Natuur- en landschappelijke waarden ontbreken op de betreffende percelen. Voor alle percelen geldt dat realisering van de doelstellingen die horen bij de NNN-aanwijzing en de aanwijzing voor groenblauwe mantel, niet wordt nagestreefd en dat de huidige invulling en het gebruik dit ook niet mogelijk maken. Bovendien is dit in strijd met de gebruiksmogelijkheden van de gronden op grond van het bestaande bestemmingsplan. De geldende bestemmingsregeling biedt de gebruikelijke ontwikkelingsmogelijkheden. Eventuele waarden worden niet gerealiseerd; beleid om dit actief te doen ontbreekt, zo ook de financiële middelen. Vandaar dat de gebruikelijke ontwikkelingsmogelijkheden in het nieuwe bestemmingsplan zijn overgenomen. De provincie zal separaat worden verzocht om aanpassingen in de begrenzingen in de Verordening door te voeren.

Hoofdstuk 3 Aanpassingen in het bestemmingsplan

Zoals eerder aangegeven is het plan slechts op enkele onderdelen aangepast. In hoofdlijnen gaat het om de volgende veranderingen:

  • 1. redactioneel aanpassingen van de regels ter bevordering van de leesbaarheid (tabelstructuur is vervangen door uitgeschreven teksten zonder iets te wijzigen aan de aard en inhoud van de regeling);
  • 2. herstellen van omissies;
  • 3. inhoudelijke wijzigingen als gevolg van inconsistentie en omissies of onduidelijkheid;
  • 4. verwerken van de actuele situatie.

De aanpassingen genoemd onder 1 behoeven geen verdere toelichting. Het betreft hier het omzetten van de tabelstructuur naar uitgeschreven tekst. De regels zijn daarmee makkelijker leesbaar en eenduidig interpreteerbaar geworden. Dit met name om rechtszekerheid richting de burgers te vergroten. De inhoud van de regeling is niet veranderd als gevolg van deze aanpassingen.

De aanpassingen bedoeld onder 2, 3 en 4 zijn onderstaand beschreven zonder uitputtend te zijn.

Ad 2 Herstellen omissies

Woningtype

Het bestemmingsplan "Kom Moergestel" bepaalde nauwkeurig welk woningtype toelaatbaar is binnen een bouwvlak. Dat was echte niet altijd juist. Met het opstellen van het nieuwe plan is extra aandacht besteed om de woningtypen juist weer te geven.

Het betrof onder andere de bebouwing aan de Schoolstraat 17-25. Deze stonden als 'aaneengebouwde woningen' in het bestemmingsplan terwijl het 'gestapelde woningen' zijn.

Bestemmingen

In een aantal gevallen hadden gronden een andere bestemming dan eigenlijk bedoeld was, of bestemmingen kwamen wel voor maar stonden niet in het renvooi of andersom. Of bestemmingen die in de regels niet genoemd waren maar wel op de verbeelding stonden. Voorbeelden van deze aanpassingen zijn de bestemming 'Leiding - Riool' en 'Waterstaat' (stonden niet in renvooi). De bestemming 'Wonen - Regulier' stond wel op de verbeelding, maar kwam in de regels niet voor. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de verbeelding en renvooi op elkaar afgestemd.

Een voorbeelden van gronden met een verkeerde bestemming is Stanislaus bij 't Vunderke. Deze gronden hadden de bestemming 'Wonen - Woningen' maar behoorden tot het verzorgingshuis. de bestemming is aangepast naar 'Gemengd - Voorzieningen'.

Verwijzingen in de regels

In de regels wordt veel door- en terugverwezen. Daarbij is het van belang dat ook de juiste regels worden aangehaald in de verwijzing om verwarring en onduidelijkheid te voorkomen. Het kan er zelfs toe leiden dat bepaalde bedoelde bouw- en gebruiksmogelijkheden juridisch niet toelaatbaar waren. Dat is niet wenselijk. De verwijzingen zijn allemaal gecontroleerd en waar nodig aangepast.

Ad 3 Inhoudelijke wijzigingen als gevolg van inconsistentie en omissies of onduidelijkheid

Woningaantallen

Het regelen van het aantal woningen bleek complexer. De gemeente moet sturen op het aantal woningen omdat niet zonder meer woningen mogen worden toegevoegd aan de gemeente. In de regio en met de provincie zijn afspraken gemaakt over het toe te voegen aantal woningen (per jaar). De gemeente kan zich hier alleen aan houden als grip gehouden kan worden op het aantal woningen dat gebouwd mag worden. Dat betekent in de praktijk dat het aantal woningen niet mag worden vergroot behalve op de locaties die voorzien zijn voor het toevoegen van woningen (zoals aan de Herengoedstraat in Moergestel). Het vastleggen van het aantal woningen is daarom nodig. Echter, op veel plekken klopten de woningaantallen niet. Dat geldt bijvoorbeeld voor De Stappert - Looyacker. Daar stonden 31 woningen in het bestemmingsplan terwijl er 29 staan. Of de Pastoor van den Boogaardstraat waar in het plan 6 woningen toegestaan waren en er in werkelijkheid 7 staan. Gekozen is om de regeling ten aanzien van het aantal woningen te veranderen. In het bestemmingsplan is nu niet meer per bouwvlak bepaald hoeveel woningen er mogen staan. Het bestemmingsplan bepaalt nu dat het aantal woningen niet meer mag zijn dan ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan "Kom Moergestel" aanwezig was of waarvoor een rechtsgeldige vergunning is verleend. Hierdoor kunnen geen fouten meer ontstaan in het aantal woningen en blijft de mogelijkheid het aantal woningen binnen de kern te sturen.

Aan huis gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten alsmede mantelzorg en logies en ontbijt

De gemeente Oisterwijk heeft beleid ten aanzien van aan huis gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en logies en ontbijt en geldt in principe voor alle woningen. In het bestemmingsplan was dat niet voor alle woningen geregeld. Zo waren dergelijke activiteiten niet allemaal toegestaan bij de bedrijfswoningen in 'Bedrijventerrein' en in 'Wonen - Woonwagens'. In alle bestemmingen waar wonen is toegestaan zijn deze regels gelijkgetrokken.

Daarnaast in 'mantelzorg' vervangen door 'huisvesting voor mantelzorg'.

Afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden

Het is mogelijk om binnenplans (dus met verkorte procedure) de bouw- en gebruiksmogelijkheden aan te passen. Zo kunnen afwijkingen op de bouw- en gebruiksregels worden opgenomen en is het mogelijk wijzigingsbevoegdheden op te nemen. In het algemeen geldt dat kleine aanpassingen (bijvoorbeeld veranderen van woningtype of het vergroten van een bouwhoogte) kunnen via een afwijking en dat aanpassingen die groter zijn en veelal betrekking hebben op het veranderen van gebruik (toestaan van een andere functie of heel andere bestemming) met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk zijn.

In het bestemmingsplan uit 2013 was een aantal kleine aanpassingen (onder andere de woningtypologie) via een wijzigingsbevoegdheid geregeld. In onderhavig plan zijn deze flexibiliteitsbepalingen veranderd als dat kon, dan wel nodig was. Voor dergelijke aanpassingen kan nu op grond van dit bestemmingsplan een afwijkingsprocedure gevolgd worden. Het betekent onder andere dat met een veel makkelijkere en goedkopere procedure de woningtypologie kan worden veranderd als dat nodig is. Dat geldt ook voor het veranderen van het toegestane aantal woningen.

Goot- en bouwhoogte

Het komt met enige regelmaat voor dat discussie ontstaat over de goot- en bouwhoogte. Dit heeft te maken met bijzondere dakvormen en constructies maar ook met dakopbouwen en dakkapellen. Als deze heel groot en breed zijn, waar zit dan de druiplijn op de dakkapel of nog de oorspronkelijke goot. In onderhavig bestemmingsplan zijn daarom de bepalingen in het artikel 'Wijze van meten' en 'Algemene bouwregels' zodanig aangepast dat dit tot minder discussie moet leiden. De bedoeling van de aanpassingen en de regeling zijn toegelicht in Hoofdstuk 5. Daarnaast zijn de bouwregels voor erkers voor alle woningen komen te gelden en is de regeling voor de omgang met bestaande maten duidelijker gemaakt. Hoofdstuk 5 bevat gedetailleerde informatie over deze wijzigingen.

Ad 4 Verwerken actualiteit

Wet- en regelgeving

Inmiddels is het op 16 juli 2014 onherroepelijk geworden bestemmingsplan een aantal jaar oud. Dat betekent dat wet- en regelgeving aangepast kan zijn. Als gevolg daarvan zijn bepaalde termen en namen van wetten aangepast. Zo stond er een verwijzing naar de Woningwet in het bestemmingsplan. Dat is veranderd naar Wabo. Daarnaast is de term bouwvergunningplichting gewijzigd naar omgevingsvergunningplichtig.

Externe veiligheid - lpg

De wet- en regelgeving over externe veiligheid is enorm in beweging. Voor het lpg-tankstation en de omgeving heeft dat bijvoorbeeld gevolgen die in dit bestemmingsplan meegenomen zijn. De veiligheidszone die om het vulpunt is gelegen (80 meter in het oude plan) kan op basis van de wetgeving teruggebracht worden naar 25 meter. Hierdoor ondervindt de omgeving minder belemmeringen als gevolg van het tankstation in de bouw- en gebruiksmogelijkheden. In Hoofdstuk 4 wordt deze aanpassing verder toegelicht vanuit de wetgeving en de externe veiligheidseisen.

Verwerken bouwplannen

In de afgelopen jaren is een aantal bouwplannen gerealiseerd of is een vergunning onherroepelijk geworden. Op de verbeelding zijn deze ontwikkelingen verwerkt. het betreft onder andere De twee woningen aan de Scheerman en de Schoolstraat.

Ad 5 Parkeernormen en laad- en losmogelijkheden

Per 1 juli 2018 zijn de stedenbouwkundige aspecten uit de Bouwverordening vervallen. Als gevolg daarvan kan bij het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning niet meer op basis van de Bouwverordening getoetst worden aan de gemeentelijke parkeernormen. Als parkeernormen in een bestemmingsplan nodig zijn, dan moeten zij vanaf 1 juli door middel van een planregel opgenomen zijn in een bestemmingsplan. Het Besluit ruimtelijke ordening maakt het mogelijk om in een bestemmingsplan naar beleidsregels te verwijzen. Dit biedt een wettelijke grondslag om in een planregel te verwijzen naar beleidsregels die parkeernormen bevatten.

Het bestemmingsplan 'Kom Moergestel' zoals dat op 27 juni 201 vastgesteld is, bevatte nog bepalingen waarmee toetsing van parkeernormen op basis van de Bouwverordening plaats kon vinden. Dit geldt ook voor andere bestemmingsplannen van de gemeente Oisterwijk. Daarnaast is de parkeerregeling in diverse bestemmingsplannen verschillende geregeld. Om dit te uniformeren, is een zogenoemd paraplubestemmingsplan opgesteld waarin, door middel van een verwijzing naar beleidsregels, bepalingen opgenomen zijn over parkeerruimte en laad- en losmogelijkheden. Die bepalingen moeten overgenomen worden in de nieuwe bestemmingsplannen. Omdat dit bestemmingsplan na 1 juli 2018 vastgesteld wordt, worden deze bepalingen ook opgenomen in dit plan.

Hoofdstuk 4 Realiserings- en uitvoeringsaspecten

Als gevolg van vernieuwde wet- en regelgeving is het aspect externe veiligheid aangepast ten opzichte van het bestemmingsplan "Kom Moergestel" uit 2013. Als gevolg van de aanpassing van de regelgeving wordt de belemmeringenzone rondom het lpg-tankstation kleiner. Voor de overige aspecten is de beschrijving uit de toelichting van het plan uit 2013 nog van toepassing (zie Bijlage 1).

4.1 Externe veiligheid

Beleid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen zijn opgenomen in het Besluit externe veiligheid transportroutes.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.).

Groepsrisico

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

(Beperkt) kwetsbare objecten

Er moet getoetst worden aan de voornoemde wet- en regelgeving wanneer in een bestemmingsplan (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn onder andere woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Risicovolle activiteiten

In het kader van het plan is bekeken of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.

Beleidsvisie externe veiligheid

Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente Oisterwijk haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico’s binnen de gemeentegrenzen. In de beleidsvisie zijn drie gebiedstypen opgenomen: woonwijken, buitengebied en bedrijventerreinen. Per gebiedstype zijn de ambities weergegeven. Voor bedrijventerreinen geldt het volgende ambitieniveau voor het plaatsgebonden risico.

inrichtingen/objecten   bedrijventerreinen  
plaatsgebonden risico    
bestaande Bevi-bedrijven   Toestaan onder voorwaarde: geen groei van de PR 10-6-contour buiten de grenzen van het bedrijventerrein  
nieuwe Bevi-bedrijven   Toestaan onder voorwaarde: geen groei van de PR 10-6-contour buiten de grenzen van het bedrijventerrein  
bestaande overige risicovolle bedrijven   Toestaan onder voorwaarde: geen groei van de PR 10-6-contour buiten de grenzen van het bedrijventerrein  
nieuwe overige risicovolle bedrijven   Toestaan  
bestaande kwetsbare objecten   Wettelijk niet toegestaan binnen PR 10-6-contour  
nieuwe kwetsbare objecten   Wettelijk niet toegestaan binnen PR 10-6-contour  
bestaande beperkt kwetsbare objecten   Wettelijk niet toegestaan binnen PR 10-6-contour, tenzij gewichtige redenen  
nieuwe beperkt kwetsbare objecten   Wettelijk niet toegestaan binnen PR 10-6-contour, tenzij gewichtige redenen  
groepsrisico    
ligging invloedsgebied   Streven naar verkleining invloedsgebied over woonwijken.
Nieuwe bedrijven: invloedsgebied niet over woonwijken  
overschrijding oriëntatiewaarde GR   Toegestaan, mits zwaarwegende belangen  
kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen binnen invloedsgebied   Streven naar geen nieuwe kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen binnen invloedsgebied  

Bestaande risicovolle bedrijven moeten op de bedrijventerreinen te kunnen blijven bestaan. Hierbij geldt als randvoorwaarde dat de PR 10-6-contour mag toenemen indien daar zwaarwegende belangen zijn om groei toe te staan. De contour moet daarbij wel binnen de grenzen van het bedrijventerrein blijven.

Nieuwe Bevi-bedrijven worden in de gemeente Oisterwijk op bedrijventerreinen toegelaten onder de voorwaarde dat de PR 10-6-contour binnen de grenzen van het bedrijventerrein ligt en het invloedsgebied niet over woonwijken komt te liggen. Hiertoe is in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

Beschouwing risicobronnen

In en rond het plangebied bevinden zich verschillende potentiële risicobronnen: een PRB-leiding, een lpg-tankstation en de rijksweg A58.

PRB-leiding

Ten westen van de kern Moergestel bevindt zich een PRB-leiding van Petrochemical Pipeline Services BV. Uit risicoberekeningen van de leidingbeheerder (Kwantitatieve risicoberekening PRB-leiding, 8 september 2011) blijkt dat de PR 10-6 contour van de leiding 13 m bedraagt en het invloedsgebied 29 meter bedraagt.

Plaatsgebonden risico
De leiding en daarmee ook de PR 10-6 contour loopt een klein stuk door het zuiden van het plangebied. Ter hoogte van het plangebied bevinden zich echter geen kwetsbare objecten. In het bestemmingsplan is de veiligheidszone opgenomen en is in de regels opgenomen dat binnen deze zone geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden toegestaan in de zin van het besluit externe veiligheid inrichtingen. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Groepsrisico
Het invloedsgebied van de leiding bedraagt 29 m aan weerszijden van de leiding. De personendichtheid binnen het invloedsgebied zal niet toe- of afnemen ten opzichte van het vorige plan. Bij het vorige plan is in bijlage 8 kwantitatieve risicoberekening PRB leiding (tb_NL.IMRO.0824.BPKomMoergestel-0005_8.pdf) vastgesteld dat het maximum aantal slachtoffers ten gevolge van een incident met de leiding kleiner is dan 10 en dat er derhalve geen sprake is van een groepsrisico. Omdat er in de toekomstige situatie geen sprak zal zijn van een toename van de populatiedichtheid in het gebied, zal er ook in de toekomstige situatie geen sprake zijn van een groepsrisico. Omdat het groepsrisico minder dan 10% van de oriëntatiewaarde bedraagt, kan conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. In deze beperkte verantwoording zal worden ingegaan op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

lpg-tankstation Schoolstraat 52 Moergestel

Binnen het plangebied bevindt zich aan de Schoolstraat 52 in Moergestel een lpg-tankstation. Dit LPG-tankstation heeft een vergunde jaardoorzet lpg tot 500 m3.

Plaatsgebonden risico

De PR 10-6-contouren van een lpg-tankstation worden bepaald aan de hand van tabel 1 uit de Revi. Het LPG-tankstation aan de Schoolstraat heeft PR 10-6-contouren van 25, 25 en 15 meter voor respectievelijk het lpg-vulpunt, het lpg-reservoir en de LPG-afleverzuil.

Groepsrisico

Het groepsrisico van het lpg-tankstation is berekend in het kader van een ruimtelijke procedure ten behoeve van de ontwikkeling van een sportschool. In de notitie 'Groepsrisico LPG' (Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, juli 2016) is beschreven dat het groepsrisico van het lpg-tankstation zich onder de oriëntatiewaarde bevindt. Ten gevolge van het onderhavige besluit zal er geen sprake zijn van een toe- of afname van het groepsrisico.

Verantwoording van het groepsrisico is conform het Bevi verplicht vanwege de ligging van (het invloedsgebied van) het lpg-tankstation binnen het plangebied.

Rijksweg A58

Direct ten zuiden van de kern Moergestel bevindt zich de Rijksweg A58. Over deze weg vindt conform de Regeling basisnet vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Plaatsgebonden risico

Het risicoplafond van het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportroutes is vastgelegd in de Regeling basisnet. Hierin staat in bijlage I vermeld dat er voor de rijksweg A58 ter hoogte van het plangebied een maximale PR 10-6-contour van 16 meter geldt, gemeten vanaf het midden van de weg. Binnen deze contour zijn kwetsbare objecten niet toegestaan en zijn beperkt kwetsbare objecten alleen onder nadere motivatie toegestaan.

Groepsrisico

Het groepsrisico van de A58 is door de Regionale Milieudienst berekend (Risicoberekening vervoer gevaarlijke stoffen, mei 2011). In deze rapportage is beschreven dat de maximale waarde van het groepsrisico ter hoogte van de kern Moergestel lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde.

Ten gevolge van het onderhavige besluit zal de hoogte van het groepsrisico geen toe- of afname kennen vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan. Verantwoording van het groepsrisico is conform het Bevt desalniettemin verplicht.

Plasbrandaandachtsgebied

Aan de A58 is conform de Regeling basisnet een PAG van 30 meter gekoppeld. Binnen het PAG gelden ingevolge het Bouwbesluit 2012 aanvullende bouwvoorschriften. Deze aanvullende veiligheidsmaatregelen hebben als primaire doel om de veiligheidsrisico's tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Deze bouwvoorschriften spelen hoofdzakelijk in op de gevolgen van een plasbrand, dit scenario kan optreden bij het lek raken van een wagen met brandbare vloeistof.

Verantwoording groepsrisico

Verantwoording van het groepsrisico is, zoals geconcludeerd in de vorige paragraaf, verplicht ten aanzien van het LPG-tankstation en de rijksweg A58.

In dit hoofdstuk worden elementen aangedragen voor de invulling van de verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag: de gemeenteraad van Oisterwijk. Deze elementen zijn afgeleid uit het Bevi en het Bevt en zijn tevens omschreven in hoofdstuk twee van deze rapportage en in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (VROM, 2007). Ter verantwoording van het groepsrisico dienen, naast de hoogte van het groepsrisico, enkele kwalitatieve elementen beschouwd te worden. In dit hoofdstuk zijn alle elementen beschouwd.

Hierbij is de volgende indeling gehanteerd:

  • scenario's;
  • ruimtelijke veiligheidsmaatregelen;
  • zelfredzaamheid;
  • bestrijdbaarheid.

Scenario's

Gezien de verschillende risicobronnen zijn het plasbrandscenario, een BLEVE en het toxisch scenario relevant om nader te beschouwen. De gevolgen van deze scenario's zijn verschillend. In deze paragraaf worden de scenario's verduidelijkt.

Plasbrandscenario

Het effect dat optreedt bij een ongeval met enkel brandbare vloeistoffen is vooral warmtestraling door een (plas)brand. Het invloedsgebied is circa 45 meter, uitgaande van een calamiteit waarbij de gehele wagen- of tankinhoud vrijkomt. De omvang van het effect wordt beïnvloed door de oppervlakte van de plasbrand.

BLEVE

Het maatgevende scenario van het LPG-tankstation is een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). Een BLEVE kan plaatsvinden bij zowel de opslagtank met lpg (door intrinsiek falen) als bij de lpg-tankwagen (aanstraling door een brand).

Een koude BLEVE ontstaat wanneer er een lek in de lpg-tank zit waardoor gas kan ontsnappen. Door een plotselinge drukverandering in de tank stijgt de temperatuur van het gas, waardoor de tank kan ontploffen. Een warme BLEVE ontstaat door een (plas)brand in de nabijheid van een tankwagen beladen met brandbaar of toxisch gas. Door de hitte van de brand loopt de druk in een tankwagen hoog op, terwijl de sterkte van de metalen wand afneemt. Hierdoor kan de wand het begeven en de tank ontploffen.

Door de maatregelen uit de Safety Deal hittewerende bekleding op lpg-autogastankwagens is intrinsiek falen van de ondergrondse tank het maatgevende scenario. Tankauto's zijn voorzien van een hittewerende bekleding die de kans op een warme-BLEVE gedurende ten minste 75 minuten voorkomt. De brandweer is daardoor in staat de tank van de tankauto tijdig te koelen.

Toxisch scenario

Een toxisch scenario ontstaat wanneer een tank lek raakt en toxische stoffen ontsnappen. Toxische vloeistoffen kunnen verdampen waardoor een gaswolk ontstaat die over de omgeving uit kan waaien. Bij een percentage aanwezige personen zal letaal letsel optreden door blootstelling aan de gaswolk. Bij de toxische scenario's zit er enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment.

Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen

Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen zoals het vergroten van de afstand tussen risicobron en -ontvanger of het beperken van de ruimtelijke mogelijkheden binnen het plangebied zijn niet overwogen gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan.

Maatregelen aan de bebouwing en risicobronnen in en rond het plangebied worden ook niet realistisch geacht gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan. Bovendien zijn de externeveiligheidssituaties rond ruimtelijke ontwikkelingen uit de afgelopen jaren in het kader van de betreffende ruimtelijke procedures reeds verantwoord (en zijn veiligheidsmaatregelen daarbij afgewogen).

Voor externe ontvluchting van het plangebied is een goede infrastructuur van belang waarbij van de bron af gevlucht kan worden. De bestaande wegenstructuur in en rond het plangebied biedt de mogelijkheid om in meerdere richtingen van de incidentlocatie af te kunnen vluchten. De gewenste vluchtweg(en) is/zijn hierbij afhankelijk van de incidentlocatie.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is de mate waarin personen in staat zijn zichzelf (zonder hulp van buitenaf) in geval van een calamiteit in veiligheid te brengen. Het gewenste handelingsperspectief in geval van een calamiteit (schuilen en/of vluchten) is afhankelijk van het scenario.

Gerichte risicocommunicatie (bijvoorbeeld via NL-Alert) kan ertoe bijdragen dat alarmering van het gebied sneller verloopt. Hierbij dient aan te worden gegeven wat het gewenste handelingsperspectief is (schuilen of vluchten).

Mogelijkheden van zelfredzaamheid bij een plasbrand

Bij een calamiteit met brandbare vloeistoffen moeten aanwezige personen zich in veiligheid brengen op een afstand van ten minste 45 meter (en bij voorkeur op een grotere afstand), buiten het invloedsgebied van brandbare vloeistoffen. Personen binnen dit gebied kunnen ernstige (dodelijke) brandverwondingen oplopen.

Mogelijkheden van zelfredzaamheid bij een BLEVE

In het geval van een 'koude' BLEVE is er geen tijd om te vluchten en zullen alle personen in de directe omgeving slachtoffer worden. Buiten de 150 meter is schuilen in een gebouw of woning in beginsel de beste manier om de calamiteit te overleven. Echter, een koude BLEVE kan plaatsvinden zonder enige aankondiging vooraf. De omgeving zal dus verrast worden door het incident en zelfredzaamheid is niet aan de orde.

Mogelijkheden van zelfredzaamheid bij een toxisch scenario

Bij een calamiteit waarbij toxische gassen vrijkomen is zo snel mogelijk schuilen in een gebouw het voorkeurscenario. Bij een calamiteit met toxische gassen zit er enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. Snel reageren, naar binnen vluchten en ramen en deuren sluiten is bij dit scenario dus van belang.

In geval van een calamiteit met toxische stoffen is het van belang dat bebouwing bescherming biedt. Van belang daarbij is dat in dat geval de (eventueel aanwezige) mechanische ventilatie centraal afgesloten kan worden (via een noodschakelaar). Dit voorkomt dat bij het optreden van een incident de ramen en deuren gesloten zijn, maar toch toxische stoffen via de ventilatie (versneld) tot het gebouw toetreden. Het is een goedkope maatregel die bij een calamiteit met giftige stoffen zeer effectief kan zijn.

Bestrijdbaarheid

Bestrijdbaarheid is de mate waarin een rampscenario door de brandweer te bestrijden is. De verschillende scenario's vragen allen een ander aanvalsplan. De mate waarin uitvoering aan deze aanvalsstrategieën kan worden gegeven hangt af van de capaciteit van de brandweer (opkomsttijd en beschikbare blusmiddelen) en de bereikbaarheid van het plangebied (opstelplaatsen).

De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant wordt in het kader van de ruimtelijke procedure in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen in het kader van de groepsrisicoverantwoording.

Plasbrandscenario

Bij een ongeval met brandbare vloeistoffen, waarbij een plasbrand kan ontstaan, kan de brandweer snel ter plaatse zijn. Een plasbrand is dan goed te bestrijden. Door het tijdig arriveren van de brandweer wordt voorkomen dat het vuur zich snel kan uitbreiden en kan overslaan op gebouwen.

BLEVE-scenario

Het ontstaan van een koude BLEVE is niet te bestrijden, omdat de tank meteen explodeert. De branden die door de explosie ontstaan kunnen wel bestreden worden. Vanwege de maatregelen uit de Safety Deal (hittewerende bekleding) wordt een warme BLEVE bij LPG-tankwagens gedurende ten minste 75 minuten voorkomen. De brandweer is daardoor in staat de tank tijdig te koelen.

Toxisch scenario

Bij een ongeval met toxische gassen en vloeistoffen kan de brandweer, afhankelijk van de stofintensiteit en het groeiscenario, optreden door de gaswolk neer te slaan of te verdunnen/op te nemen met water.

Conclusies

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een lpg-tankstations en een transportroute gevaarlijke stoffen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld. In het kader van de ruimtelijke procedure wordt advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant.

Alles overwegende accepteert het bevoegd gezag de externe veiligheidsrisico's en neemt het verantwoording voor het groepsrisico.

4.2 Rijksweg A58

Hoewel de rijksweg A58 geen onderdeel uitmaakt van het plangebied, grenst het plangebied aan de zuidzijde wel aan de A58. Rijkswaterstaat, de beheerder van de A58, hanteert een vrijwaringszone van 50 meter breed die parallel aan beide zijden van de A58 loopt. De breedte van de zone wordt gemeten vanuit de kant van de weg, waartoe ook de toe- en afritten behoren. In de vrijwaringszone mag uitsluitend nieuwe bebouwing opgericht worden als deze het weg- en verkeersbelang niet schaadt. Of er sprake is van aantasting van deze belangen wordt beoordeeld door de wegbeheerder. De vrijwaringszone is niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Omdat de bouwgrenzen in dit bestemmingsplan niet opschuiven richting de A58, de bestemmingen die grenzen aan de A58 (Agrarisch, Groen en Water) weinig bebouwingsmogelijkheden kennen en niet gewijzigd zijn ten opzichte van het vigerend plan, kan Rijkswaterstaat instemmen met het niet opnemen van de vrijwaringszone in dit bestemmingsplan.

Met betrekking tot de A58 vindt op het moment van het opstellen van dit bestemmingsplan een planstudie plaats. In het kader van de planstudie is langs de A58 een reserveringszone aangeduid. De breedte van deze reserveringszone is bepaald in artikel 2.7.2 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Krachtens artikel 2.7.4 van het Barro mag in deze zone geen bestemmingsplanwijziging plaatsvinden die het mogelijk maakt om:

  • een bouwwerk op te richten waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is;
  • een stortplaats te realiseren, en/of;
  • een bergingsgebied mogelijk te maken.

In de bestemmingen die grenzen aan de A58 wordt de realisatie van bouwwerken en stortplaatsen niet mogelijk gemaakt. De bestemming Water tussen het bedrijventerrein aan de Sonman en de A58 heeft betrekking op een oppervlaktewaterlichaam waarin ruimte is voor het waterlichaam om zonder schade aan omliggende percelen en opstallen buiten de oevers te treden bij hoge waterstanden. Deze ruimte om buiten de oevers te treden is niet noodzakelijk om wateroverlast tegen te gaan. De bestemming dient niet primair als verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en is als zodanig geen waterbergingsgebied als bedoeld in artikel 2.7.4 van het Barro. De bestemmingen in de reserveringszone zijn niet strijdig met het bepaalde in artikel 2.7.4 van het Barro.

4.3 Water

De provincie Noord-Brabant werkt aan een nieuwe versie van de Verordening water. Deze verordening wijst in de kom van Moergestel regionale waterbergingsgebieden aan. Daarnaast wijst de verordening in de kom reserveringsgebieden voor waterberging aan. In de reserveringsgebieden kunnen in de toekomst gronden worden gebruikt voor waterberging. Hoewel de verordening nog niet vastgesteld is, worden de waterbergingsgebieden en rerserveringsgebieden wel aangeduid op de verbeelding en opgenomen in de regels van dit plan. In de regels worden onder andere eisen gesteld ten aanzien van de bebouwing in deze gebieden. Eventueel op te richten bebouwing mag het gebied namelijk niet ongeschikt maken voor de waterbergende functie. Tevens worden deze eisen gesteld om schade aan gebouwen als gevolg van het gebruik van het waterbergingsgebied te voorkomen.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

Aangezien de aard en inhoud van het bestemmingsplan nauwelijks is veranderd volstaat de beschrijving uit de toelichting van het 'oude' plan. In het hoofdstuk "Bestemmingen" van Bijlage 1 is een uitgebreide toelichting op het plan gegeven.

Daar waar het plan inhoudelijk is veranderd en dit een nadere toelichting behoeft is onderstaand een uitleg opgenomen.

Aantallen woningen

Dit bestemmingsplan laat alleen bestaande woningen toe en maakt de bouw van nieuwe woningen niet mogelijk. Dat geldt voor alle bestemmingen waar woningen mogelijk zijn. Na een afwijking is dat wel mogelijk, daarbij moet wel aan de gestelde voorwaarden worden voldaan. Een uitzondering op deze bepalingen zijn de locaties op de verbeelding waar door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' weergegeven is hoeveel woningen in een bestemmingsvlak gebouwd mogen worden. Doorgaans mag ten opzichte van het bestaande aantal woningen een beperkt aantal extra woningen gebouwd worden (even veel als met de aanduiding weergegeven).

In het vigerende plan was het toevoegen van woningen mogelijk na een wijzigingsbevoegdheid. Dit is een zwaardere procedure waar dat op grond van de wet niet nodig is, daarom is deze mogelijkheid aangepast naar een afwijkingsbevoegdheid. De gestelde voorwaarden waar aan moet worden voldaan zijn gelijk.

Artikel 31 Algemene bouwregels

Erkers

In de algemene bouwregels zijn bepalingen over het bouwen van erkers opgenomen. De algemene bouwregels voor erkers hebben betrekking op de diepte van de erker (gemeten vanuit de voorgevel), de hoogte van een erker en de breedte van een erker. Ook worden eisen gesteld aan de situering van de erker ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens. De regeling voor erkers is in dit plan opgenomen in de algemene bouwregels. Daarmee is de bepaling voor alle woningen komen te gelden.

Bestaande maten en afwijkingen

In lid 31.2 is een regeling opgenomen voor bestaande maten. De oorspronkelijke regeling was moeilijk werkbaar. Zonder de aard van de regeling te veranderen is de redactie en opzet iets veranderd.

2 regelingen:

  • 1. bestaande afwijkingen mogen ook bij aanpassingen/uitbreiding van gebouwen in stand mogen blijven (dus als woning nu op 1 meter uit erfgrens staat terwijl het 3 meter moet zijn, mag bij het realiseren van een uitbouw ook op 1 meter uit de perceelsgrens worden doorgebouwd. Zie afbeelding 1
  • 2. als bij herbouw/vernieuwbouw meer voldaan wordt aan de vereiste maten dan bij de 'bestaande' situatie het geval was, maar er nog niet volledig voldaan wordt aan de vereiste maten, mag dat (dus als woning nu op de perceelsgrens staat terwijl afstand van 3 meter is vereist en bij nieuwbouw wil men op 2 meter van de perceelsgrens bouwen in plaats van op 3 meter dan mag dat). Zie afbeelding 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKomMoergestel-VA01_0004.png" Afbeelding 1; bestaande afwijking handhaven bij uitbreiding van gebouw (uitbreiding in groen toegestaan in plaats van de uitbreiding in rood)

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKomMoergestel-VA01_0005.png"

Afbeelding 2; bestaande afwijking verkleinen (gearceerd de bestaande situatie; gebouw in de perceelsgrens, nieuwbouw groen mag waarbij de afwijking verkleind is (hier van 3 meter tot 1 meter) in plaats van de nieuwbouw in rood)

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

De veiligheidszone rondom het LPG-tankstation is teruggebracht tot 25 meter. Daarmee blijft de zone binnen de bestemming 'Gemengd' en deels de bestemming 'Verkeer'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiele uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal dient onder andere te worden verzekerd bij een bestemmingsplan dat bouwplannen rechtstreeks mogelijk maakt. Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend. Om deze reden is door de raad besloten om voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inleiding

Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan wordt gelegenheid tot inspraak geboden. De resultaten van zowel het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro met de maatschappelijke instanties, belangengroeperingen en andere overheden, evenals de inspraakresultaten, zullen in het bestemmingsplan worden verwerkt. Na deze consultatie is het ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht. Gedurende de tervisielegging van 6 weken konden belanghebbenden een zienswijze indienen tegen het ontwerpbestemmingsplan. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden de zienswijzen betrokken bij de besluitvorming.

6.2.2 Inspraak en vooroverleg
6.2.2.1 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 10 november 2017 tot en met 21 december 2017. Gedurende deze periode zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een inspraakreactie in te dienen.

Er zijn in totaal vier inspraakreacties ontvangen. In bijlage 2 Nota van inspraak, vooroverleg en wijzigingen zijn deze reacties samengevat weergegeven en voorzien van een beantwoording. In een aantal gevallen heeft een inspraakreactie geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.

6.2.2.2 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1 Bro) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan is, gelijktijdig met de tervisielegging voorgelegd aan de onderstaande instanties.

  • 1. Provincie Noord-Brabant
  • 2. Waterschap De Dommel;
  • 3. Veiligheidsregio midden- en west Brabant;

De provincie Noord-Brabant heeft aangegeven geen inhoudelijke reactie te hebben op het plan en dat de belangen van de provincie niet in het geding zijn. Het waterschap en de veiligheidsregio hebben wel inhoudelijk gereageerd. In bijlage 2 Nota van inspraak, vooroverleg en wijzigingen zijn deze reacties samengevat weergegeven en voorzien van een beantwoording. Naar aanleiding van het vooroverleg is het bestemmingsplan op onderdelen aangepast.

6.2.3 Zienwijzen
6.2.3.1 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 20 april tot en met 31 mei ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn vier zienswijzen op het bestemmingsplan ingediend. De zienswijzen zijn beantwoord in de 'Nota zienswijzen en wijzigingen bij vaststelling' die als bijlage 3 bij dit bestemmingsplan is gevoegd. Als gevolg van de wijzigingen is het bestemmingsplan op enkele onderdelen gewijzigd. Bijlage 3 licht toe op welke onderdelen het bestemmingsplan als gevolg van de zienswijzen gewijzigd is.

6.2.3.2 Ambtshalve wijzigingen

Naast de wijzigingen als gevolg van de zienswijzen, zijn ook enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Bijlage 3 beschrijft welke ambtshalve wijzigingen doorgevoerd zijn.

6.2.4 Beroep

Na vaststelling wordt het plan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.