direct naar inhoud van Toelichting
Plan: KVL-terrein, locatie Nijverheidsweg (oost)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhoost-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Op 23 april 2015 heeft de gemeenteraad van Oisterwijk het bestemmingsplan 'KVL-terrein' (hierna: moederplan) vastgesteld. Na vaststelling van dit plan is gebleken dat in een gedeelte van het bestemmingsplangebied 'KVL-terrein' een bestemmingswijziging wenselijk is. Het betreft een locatie aan de Nijverheidsweg, aan de noordoostzijde van het KVL-terrein. In het bestemmingsplan 'KVL-terrein' heeft deze locatie een bedrijfsbestemming. Het voornemen is om op deze locatie de bouw van grondgebonden woningen plaats te laten vinden.

De in het moederplan opgenomen bedrijfsbestemming voorzag in kleinschalige bedrijfsunits van in totaal max. 5.000 m2. Het betrof een zeer specifieke invulling. De praktijk heeft uitgewezen dat voor deze specifieke markt op deze locatie geen vraag is. Gezien de noodzaak om verder te kunnen met de ontwikkeling van het KVL-terrein (er is een grote vraag naar woningen), is gezocht naar een alternatieve invulling die recht doet aan hetgeen in het moederplan is gesteld. Op voorgestelde manier wordt hier invulling aangegeven. De nagestreefde functiemenging blijft gehandhaafd op het KVL-terrein door de mogelijkheid voor (kleinschalige) bedrijven in de cultuurhistorische gebouwen binnen het gebied. De voorgenomen omzetting van (woon)-werkkavels naar een woonbestemming heeft geen gevolgen voor de regionale afspraken op het gebied van bedrijvigheid. Deze worden elders in de gemeente gerealiseerd.

Om de ontwikkeling zoals omschreven juridisch-planologisch mogelijk te maken, is voorliggende bestemmingsplan opgesteld. Waar mogelijk, wordt in dit bestemmingsplan door middel van hyperlinks verwezen naar het bestemmingsplan 'KVL-terrein', waarvan de toelichting (zie Bijlage 1) en enkele relevante onderzoeksrapportages tevens als bijlagen zijn opgenomen. Dit plan bevat immers de actuele informatie die tevens voor onderhavig plangebied relevant is.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het KVL-terrein ligt centraal in de kern Oisterwijk, ingeklemd tussen de woningen langs de Gasthuisstraat (westzijde), het bedrijventerrein Kerkhoven (noord- en oostzijde) en het spoor (zuidzijde). Direct ten zuiden van het spoor bevindt zich het dorpscentrum.

Het plangebied waarop onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft, bevindt zich aan de noordoostzijde van het KVL-terrein. Ten noorden van het plangebied bevindt zich de bedrijvigheid van het bedrijventerrein Kerkhoven. De begrenzing van het plangebied is zodanig gekozen dat er tevens enkele milieuzones uit het moederplan binnen het plangebied vallen (zie ook paragraaf 1.3). Figuren 1.1 en 1.2 tonen het plangebied en het momenteel vigerende bestemmingsplan 'KVL-terrein'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhoost-VA01_0001.png"

Figuur 1.1: verbeelding bestemmingsplan 'KVL-terrein' met ligging plangebied (rode lijn)

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhoost-VA01_0002.png"

Figuur 1.2: luchtfoto met begrenzing plangebied (Bron: Esri Nederland en het Kadaster, bewerking Antea Group)

1.3 Relatie met bestemmingsplan KVL-terrein

Tot het moment waarop dit bestemmingsplan in werking treedt, geldt het bestemmingsplan 'KVL-terrein', zoals op 23 april 2015 door de gemeenteraad van Oisterwijk is vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn de gronden van het plangebied voorzien van de bestemmingen 'Bedrijventerrein' en 'Wonen'. De als 'Bedrijventerrein' bestemde gronden zijn bedoeld voor bedrijven tot en met milieucategorie 2 en aan de bedrijfsvoering ondergeschikte kantoren en opslag. Woningen zijn niet toegestaan binnen deze bestemming. Derhalve wordt de geldende bedrijfsbestemming omgezet naar wonen.

Omdat in het bestemmingsplan 'KVL-terrein' een milieuzone met een koppeling naar de huidige bedrijfsbestemming is opgenomen, dient ook deze te worden opgenomen in dit bestemmingsplan (zie A in figuur 1.3). Binnen deze milieuzone mogen pas woningen worden gebouwd op het moment dat in de strook direct grenzend aan de Nijverheidsweg (zie B) is voorzien in een geluidwerende voorziening of geluidwerende bebouwing. Daarmee worden de rechten van omliggende bedrijven in acht genomen en wordt een goed woon- en leefklimaat bereikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhoost-VA01_0003.png"

Figuur 1.3: principe verbeelding met locatie milieuzones

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie van het plangebied. hoofdstuk 3 gaat in op de relevante wijzigingen van het beleidskader, die zijn doorgevoerd na vaststelling van het moederplan. In hoofdstuk 4 zijn de realiserings- en uitvoeringsaspecten beschreven om de haalbaarheid van het plan aan te tonen. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan. Hoofdstuk 6 en 7 gaan tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Situatiebeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Voor een uitgebreide beschrijving van de huidige situatie wordt verwezen naar hoofdstuk 2 'Planbeschrijving' van het moederplan. Hierin wordt ingegaan op de positionering in groter verband en de locatiekenmerken.

Het plangebied voor dit bestemmingsplan bestaat uit een momenteel braakliggend terrein aan de noordoostzijde van het KVL-terrein (zie figuur 2.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhoost-VA01_0004.png"

Figuur 2.1: huidige situatie plangebied (rode lijn) (Bron: Esri Nederland en het Kadaster, bewerking Antea Group)

2.2 Toekomstige situatie

In het plangebied is de bouw van grondgebonden woningen voorzien, nadat het huidige maaiveld ter plaatse met 1 meter is opgehoogd. Het betreft traditionele grondgebonden woningen (twee lagen met kap) met aan de noordzijde van de percelen een geluidwerende voorziening in de vorm van een muur van 1,5 meter. Deze voorziening is nodig om ter plaatse van de toekomstige woningen een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen.

In onderstaande figuur is het bouwplan voor de zone direct langs de Nijverheidsweg weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhoost-VA01_0005.png"Figuur 2.2: bouwplan zone Nijverheidsweg

Hoofdstuk 3 Beleidsprofiel

Voor een beschrijving van het geldende beleidskader voor het plangebied wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van het moederplan 'KVL-terrein'. In dit bestemmingsplan wordt uitsluitend ingegaan op de beleidskaders, die zijn gewijzigd na vaststelling van het moederplan of die specifiek gelden voor onderhavig bestemmingsplan. Zo is onder andere een onderbouwing geschreven bij de nieuwe 'Ladder voor duurzame verstedelijking', die sinds 1 juli 2017 van kracht is. Daarnaast wordt ingegaan op de in december 2016 vastgestelde Omgevingsvisie van de gemeente. Betreffende beleidswijzigingen hebben geen gevolgen voor de ontwikkelingen die met dit plan worden mogelijk gemaakt.

3.1 Rijksbeleid

Artikel 3.1.6, tweede lid, Bro 'Ladder voor duurzame verstedelijking'

Per 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden. Deze is geregeld in artikel 3.1.6 lid 2 en luidt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De begrippen “bestaand stedelijk gebied” en “nieuwe stedelijke ontwikkeling“, opgenomen in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder h en i Bro, blijven ongewijzigd.

Relevantie plan

Omdat het KVL-terrein zich bevindt binnen bestaand stedelijk gebied hoeft voor onderhavig bestemmingsplan uitsluitend de behoefte voor de functie wonen te worden aangetoond. Deze behoefte is reeds aangetoond in het moederplan. In dit plan is onderbouwd dat op het KVL-terrein ruimte is voor 400 woningen uit het gemeentelijk woningbouwprogramma van 910 woningen tot 2023. Hiervan zijn er 20 bestemd voor appartementen in de bestemming 'Gemengd'. In onderstaande tabel is een vergelijking opgenomen tussen het aantal woningen dat is vastgelegd in het bestemmingsplan KVL-terrein en het actuele aantal woningen dat mogelijk is binnen het totale KVL-terrein na vaststelling van onderhavig bestemmingsplan alsmede het bestemmingsplan 'KVL-terrein, locatie Nijverheidsweg (west). Reden voor de verschuiving naar meer appartementen en minder grondgebonden woningen is de vraag naar meer appartementen in de sociale sector. Belangrijkste conclusie is dat het maximaal aantal van 400 woningen dat is gereserveerd voor het totale KVL-terrein niet wordt overschreden.

Tabel 3.1: overzicht woningaantallen

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhoost-VA01_0006.png"

De woningbouwbehoefte voor het totale KVL-terrein die in het kader van het moederplan is onderbouwd, is ruim toereikend om de geplande woningbouw in het onderhavig bestemmingsplan te verantwoorden.

Conclusie

In het kader van het moederplan is de woonbehoefte in voldoende mate onderbouwd. Vanwege de restcapaciteit die nog in het moederplan zit, is er nog ruim voldoende ruimte om het woonprogramma voor het plangebied van dit bestemmingsplan te realiseren. Daarmee is de behoefte in voldoende mate onderbouwd.

3.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en Verordening ruimte

In het moederplan KVL-terrein is geborgd dat aan de noordzijde van het plangebied woon-werkkavels gerealiseerd zouden worden als ruimtelijke, architectonische en milieutechnische overgang naar het aansluitende bedrijventerrein. De wens is om - vanwege het uitblijven van een concrete invulling van deze zone - hier woningbouw te realiseren.

In het kader van de regionale afspraken bedrijventerreinen 'Hart van Brabant' blijkt voor Oisterwijk dat er geen plancapaciteit is voor de lokale vraag naar bedrijfsruimte. Er dient in dit kader te worden gemotiveerd waarom een omzetting van woon-werkfuncties naar een reguliere woonbestemming wenselijk is. In dit kader is het relevant te vermelden dat er geen/nauwelijks vraag is naar deze specifieke markt op deze locatie. Er is daarom gezocht naar een alternatieve invulling die recht doet aan hetgeen in het moederplan is gesteld: ook na de omzetting naar een woonbestemming blijft de gewenste functiemenging gehandhaafd op het KVL-terrein. Immers bestaat er een mogelijkheid voor (kleinschalige) bedrijven in de cultuurhistorische gebouwen op het KVL-terrein.

De omzetting van (woon)-werkkavels naar een reguliere woonbestemming heeft geen gevolgen voor de regionale afspraken. Hier wordt door de gemeente op een andere manier en locatie vorm aan gegeven.

Conclusie

De voorgenomen functiewijziging naar wonen komt voort uit de huidige marktsituatie. Er is geen behoefte aan woon-werkkavels zoals opgenomen in het moederplan. Derhalve is een functiewijziging naar woningbouw te verantwoorden. Aan de regionale afspraken op het gebied van de ontwikkeling van bedrijvigheid wordt op een andere wijze en locatie invulling gegeven.

3.3 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Oisterwijk

De Omgevingsvisie Oisterwijk is op 22 december 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Het is een integrale visie die in de plaats is gekomen van Structuurvisie Plus. In de omgevingsvisie staan de strategische hoofdkeuzen van beleid voor de fysieke leefomgving voor de lange termijn beschreven.

Relevantie plan

In de Omgevingsvisie is het KVL-terrein omschreven als schakel tussen de drie ruimtelijke eenheden: 'centrum', 'wonen' en 'werken'. In het verleden stond hier een leerlooierij. Toen deze fabriek in 2004 gesloten werd, is een herontwikkeling gestart. Het behoud van de gebouwen van het oude fabiekscomplex is een van de randvoorwaarden voor de herkenbaarheid van het KVL-terrein. De nieuwe invulling van het gebied zorgt voor een integratie binnen de dorpse structuren en aansluiting op de omliggende bedrijvigheid.

De bestaande fabrieksgebouwen worden omgebouwd tot een cultuurhistorisch cluster waar een mengsel ontstaat van werkplaatsen, kantoren, wonen en ondersteunende horeca, expositieruimten en gedeelde faciliteiten/services. Dit zorgt voor aansluiting op het bestaande bedrijventerrein en verbetert de koppeling tussen centrum en bedrijvigheid.

In de omgevingsvisie is opgenomen dat aan de noordzijde van het plangebied bedrijfskavels en woon-werkkavels worden gerealiseerd als ruimtelijke, architectonische en milieutechnische overgang naar het bedrijventerrein Kerkhoven.

Met dit bestemmingsplan wordt afgeweken van deze oorspronkelijke plannen voor het plangebied aan de noordzijde van het KVL-terrein. Om toch de gewenste overgang naar het bedrijventerrein Kerkhoven te realiseren, worden geluidwerende voorzieningen afgedwongen binnen onderhavig plan. Deze voorzieningen vormen een buffer naar het achtergelegen gebied. Daarmee is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Hoewel de plannen die met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt, afwijken van de Omgevingsvisie Oisterwijk is wel sprake van een goede ruimtelijke ordening. Er wordt immers juridsich-planologisch geborgd dat een goede overgang wordt gerealiseerd tussen het bedrijventerrein Kerkhoven en het KVL-terrein.

Hoofdstuk 4 Realiserings- en uitvoeringsaspecten

In het kader van het moederplan zijn alle noodzakelijke gebiedsonderzoeken uitgevoerd (zie hoofdstuk 4 van het bestemmingsplan KVL-terrein). Voor het grootste deel zijn deze onderzoeken ook van toepassing op onderhavig plan. Een uitzondering hierop vormt het aspect akoestiek als gevolg van de omliggende bedrijvigheid op bedrijventerrein Kerkhoven. Met dit plan worden immers geluidgevoelige bestemmingen (woningen) mogelijk gemaakt, waar dat in het moederplan ging om bedrijvigheid (niet geluidgevoelig). Voor het aspect akoestiek is daarom nieuw geluidonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 8).

De navolgende paragrafen gaan in op de verschillende gebiedsaspecten waarbij waar nodig wordt verwezen naar het moederplan.

4.1 M.e.r.-beoordeling

In het kader van het bestemmingsplan KVL-terrein is conform de eisen gesteld in de Wet Milieubeheer en Besluit m.e.r. een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld (zie Bijlage 2). M.e.r.-beoordeling houdt in dat het bevoegd gezag van het ruimtelijk besluit moet bepalen of er sprake is van verwachte belangrijke negatieve milieugevolgen, die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk/wenselijk maken. Op basis van de onderzoeken in het kader van het moederplan is geïnventariseerd of sprake is van belangrijk negatieve milieueffecten. In deze paragraaf zijn de conclusies samengevat.

Conclusie

De herontwikkeling van het KVL-terrein leidt niet tot belangrijk negatieve milieugevolgen. Er was in het moederplan geen aanleiding voor het doorlopen van een m.e.r.-(beoordelings)procedure. Voor dit bestemmingsplan is, ook met inachtneming van de nadere onderzoeken, deze conclusie ook van toepassing.

4.2 Akoestiek

Algemeen

Bij de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dient inzichtelijk te worden gemaakt of de geluidsinvloed van omliggende wegen en spoorlijnen voldoet aan de grenswaarden die zijn gesteld in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh hanteert de volgende hoofdindeling van geluidgevoelige gebouwen:

  • woningen;
  • andere geluidsgevoelige gebouwen (onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven);
  • geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).

Onderzoek

In het kader van het moederplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de invloed van het wegverkeers- en spoorweglawaai binnen het KVL-terrein te bepalen (zie Bijlage 3). Het doel van het akoestisch onderzoek is om te bepalen of binnen het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten opzichte van de geluidbronnen in de omgeving. Op basis van de berekende geluidbelasting kan worden beoordeeld of er hinder ontstaat ten gevolge van wegverkeers- en spoorweglawaai en wat de wettelijke gevolgen daarvan zijn.

Wegverkeer

50 km/uurwegen

Uit de berekeningsresultaten van het akoestisch onderzoek dat in het kader van het moederplan is uitgevoerd, blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op de - voor onderhavig plangebied relevante - Nijverheidsweg en Sprendlingenstraat de geluidbelasting maximaal respectievelijk 44 dB en 27 dB bedraagt inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Hierbij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Het toetspunt dat hierbij is gehanteerd, bevindt zich op een vergelijkbare afstand van de onderzochte wegen als het westelijk deel van het plangebied waar het appartementengebouw wordt gerealiseerd. Voor het het plangebied zijn de aangrenzende 50 km/uurwegen verder niet relevant, aangezien hier een geluidscherm of geluidwerende bebouwing wordt gerealiseerd in verband met de aangrenzende bedrijvigheid (zie ook 4.9).

30 km/uurwegen

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting als gevolg van de omliggende 30 km/uurwegen (de toekomstige woonstraten binnen het plangebied) in beeld gebracht. Er is bekeken of maatregelen ter beperking van de geluidbelasting als gevolg van deze wegen zijn toe te passen. Maatregelen om de geluidbelasting ter plaatse van het plangebied terug te brengen tot de 48 dB zijn echter niet mogelijk of niet doelmatig toe te passen. Het toepassen van overdrachtsmaatregelen is met betrekking tot wegverkeer niet mogelijk, aangezien het een stedelijke situatie betreft. De planlocatie is direct langs de wegen gelegen. Schermen zijn daarom uit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk.

Railverkeerslawaai

Het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het moederplan toont aan dat ter plaatse van het plangebied van dit plan kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai.

Concusie

Vanuit het aspect spoorweg- en wegverkeerslawaai zijn er geen belemmeringen voor de functiewijziging die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt.

4.3 Bodem

Algemeen

In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de voorgenomen bestemming/functie. In het belang van de bescherming van het milieu zijn regels gesteld in de Wet bodembescherming. Deze wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken.

Onderzoek

Er zijn in het kader van het moederplan diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Er zijn toen zeven gevallen van ernstige bodemverontreiniging geconstateerd. Naar aanleiding van de aanwezige bodemverontreinigingen is een saneringsplan opgesteld dat uitgaat van gefaseerde sanering van het KVL-terrein. De bodemverontreiniging in het gebied wordt functioneel gesaneerd. Ten behoeve van de woningbouw die met dit plan wordt mogelijk gemaakt, wordt een extra sanering uitgevoerd ter plaatse van het plangebied om de gronden geschikt te maken voor het beoogde gebruik.

Conclusie

Na de extra sanering vormt het aspect bodemkwaliteit geen belemmering (meer) voor de voorgenomen functiewijziging. Het bestemmingsplan is op dit punt uitvoerbaar.

4.4 Cultuurhistorie en archeologie

Het verdrag van Malta (of Valetta) regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het verdrag van Malta is geïmplementeerd in de Monumentenwet. Inmiddels is de Monumentenwet vervangen door de Erfgoedwet, waarin de regeling grotendeels is overgenomen, in afwachting van de verankering van een deel van deze wet in de Omgevingswet. Voor de archeologische aspecten van deze wet is het doel de bescherming van het archeologisch materiaal in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans garantie biedt voor een goede conservering van archeologisch materiaal. Het is verplicht om bij ruimtelijke ontwikkelingen en bij specifieke bodemverstorende activiteiten rekening te houden met mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Onderzoek

Cultuurhistorie

In het kader van het moederplan zijn de cultuurhistorische waarden op het KVL-terrein in kaart gebracht. In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

Archeologie

In het moederplan zijn de archeologische verwachtingswaarden in kaart gebracht (zie Bijlage 4). Voorheen gold voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Om die reden wordt de bodemsanering, zoals beschreven in paragraaf 4.3, archeologisch begeleid, zodat eventuele archeologische vondsten kunnen worden veiliggesteld. Ter bescherming van de archeologische waarden is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' met bijbehorend vergunningstelsel opgenomen voor de gronden die nog niet in voldoende mate zijn onderzocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhoost-VA01_0007.png"

Figuur 4.1: gronden waar nog nader onderzoek nodig is (rode en witte zones)

Conclusie

De aspecten cultuurhistorie en archeologie vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Het bestemmingsplan is op dit punt uitvoerbaar.

4.5 Ecologie

Algemeen

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De Wet natuurbescherming vormt het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied heeft geen beschermde status als Natura 2000-gebied en maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Op of in de directe omgeving van het KVL-terrein is ook geen ecologische verbindingszone gelegen.

In het kader van het moederplan is aangetoond dat de ontwikkeling van het KVL-terrein niet leidt tot wezenlijke negatieve effecten voor de Natura 2000-gebieden in de omgeving (Kampina & Oisterwijkse Vennen en Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen). Zie hiervoor de opgestelde voortoets (Bijlage 5).

Soortenbecherming

In het kader van het moederplan is een natuurtoets uitgevoerd om te beoordelen of er sprake was van beschermde soorten binnen het gebied KVL-terrein. Op basis daarvan kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan geen beschermde soorten te verwachten zijn.

Conclusie

Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen voor de beoogde bouw van grondgebonden woningen in het plangebied. Het bestemmingsplan is op dit punt uitvoerbaar.

4.6 Externe veiligheid

De externe veiligheidsaspecten van het plangebied zijn in het kader van het moederplan onderzocht (zie Bijlage 6). In de omgeving van het plangebied bevinden zich enkele (potentiële) risicobronnen waaronder de spoorlijn. De veiligheidsafstanden behorend bij deze bronnen reiken niet tot het plangebied. Daarmee zijn deze risicobronnen niet relevant in relatie tot het plangebied.

Conclusie

Vanuit het asepct externe veiligheid zijn geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Luchtkwaliteit

Algemeen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk vijf (luchtkwaliteitseisen) van de Wet milieubeheer (Wm). Het doel is het beschermen van mens en milieu tegen de effecten van luchtverontreiniging. De Wet Luchtkwaliteit (Titel 5.2 van de Wet milieubeheer), het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM).

Onderzoek

In het kader van het moederplan is voor het aspect luchtkwaliteit een onderzoek uitgevoerd naar de concentraties luchtverontreinigende stoffen.

Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt geconcludeerd dat op alle beoordelingspunten wordt voldaan aan de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Derhalve kan worden geconcludeerd dat Titel 5.2 van de Wet milieubeheer geen belemmering vormt voor verdere besluitvorming.

De ontwikkeling die met dit plan wordt mogelijk gemaakt, heeft geen invloed op de conclusies van het luchtkwaliteitonderzoek behorende bij het moederplan.

Conclusie

Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

4.8 Water

Algemeen

Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003 verankerd in het 'Besluit op de ruimtelijke ordening 1985'. Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Thema's zoals 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn als speerpunten aangegeven in het vigerende beleid zoals vastgelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (ministerie van V&W), de Nota Ruimte (ministerie van VROM), de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB21), de Handreiking Watertoets (VROM), het Provinciaal Waterhuishoudingsplan van Noord-Brabant (Provincie Noord-Brabant), De beleidsnota Stedelijk Water (Waterschap De Dommel), Wet gemeentelijk watertaken en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).

In het V-GRP heeft de gemeente Oisterwijk haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Op Europees, nationaal en stroomgebiedsniveau wordt gewerkt aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal en Europees beleid zijn: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en stand-still (geen verdere achteruitgang in de huidige chemische en ecologische waterkwaliteit). Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën:

  • Waterkwantiteit (hergebruik, vasthouden, bergen, afvoeren);
  • Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren).

Onderzoek

Aan de hand van een waterhuishoudkundig plan (Bijlage 7) wordt duidelijk gemaakt hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in het plan, hoe met water in dit plan wordt omgegaan en op welke wijze de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan 'Veiligheid, Voldoende en Schoon Water'. Omdat de verschillende ontwikkelingen rondom de locatie KVL niet los van elkaar gezien kunnen worden (ze vormen uiteindelijk één watersysteem), is voor het hele gebied (KVL-terrein inclusief deze partiële herziening en het gebied KVL-terrein, locatie Nijverheidsweg (oost)) een waterhuishoudkundig plan opgesteld. Voor een uitgebreide beschrijving hiervan wordt verwezen naar de bijlage. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies voor het HWA- en DWA stelsel opgenomen.

Hemelwaterstelsel

Aan de hand van de berekeningen voor het hemelwaterstelsel (HWA) kunnen de volgende conclusies worden getrokken voor het watersysteem van het totale KVL-terrein, waarvan het plangebied deel uit maakt:

  • Voor de afvoer vanuit het KVL-terrein zal gebruik worden gemaakt van het HWA-stelsel van bedrijventerrein Kerkhoven en de bijbehorende buffer bij de rotonde Haarenseweg/Laarakkerweg (externe buffer);
  • De beschikbare berging in de externe buffer voor bedrijventerrein Kerkhoven bedraagt 8.450 m³ waarvan 3.000 m³ beschikbaar is voor het KVL-terrein. De overstortmuur vanuit het HWA-stelsel Kerkhoven richting de externe buffer is verlaagd tot 8,15 m +N.A.P. om zo de druklijnen in het HWA-stelsel extra te drukken. De overstortvoorziening richting de Ruysbosscheloop blijft qua afmetingen ongewijzigd, waardoor er geen extra waterbezwaar ontstaat op de Ruysbosscheloop;
  • Binnen het KVL- terrein wordt de riolering ontworpen inclusief een tussenbuffer, voor het opvangen van piekbelasting op het KVL-terrein. De tussenbuffer (infiltratiekelder) dient een bergingscapaciteit te hebben van 2.851 m³. Met een tussenbuffer van 2.851 m³ kan een bui L09 worden geborgen (326 m³ overcapaciteit);
  • Uit de rekenresultaten blijkt dat gedurende een bui L08 en een bui L09 nergens een ‘water op straat’- situatie optreedt en dat de druklijnen bij alle inspectieputten een minimale waking van 20 cm geeft;
  • Uit de rekenresultaten blijkt dat gedurende een W-T100-situatie (11 l/s/ha) er nergens een ‘water op straat’-situatie optreedt en dat de druklijnen bij alle inspectieputten een minimale waking van 20 cm geeft;
  • Op basis van het voorgaande is aangetoond dat de ontwikkeling van het plangebied KVL-terrein, locatie Nijverheidsweg (oost) geen nadelige gevolgen heeft voor het rioolsysteem van het KVL-terrein en het HWA-stelsel van Kerkhoven.

Droogweerafvoer stelsel

Aan de hand van de berekeningen voor het droogweerafvoer stelsel (DWA) kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • Het vuilwaterstelsel van het plangebied KVL-terrein zal tot afstroming komen richting het GEM-stelsel in de Gasthuisstraat, Nijverheidsweg en Ambachtstraat. Wegens de gelimiteerde afvoer van de Gasthuisstraat door de aanwezigheid van een wervelventiel is het DWA-stelsel in drieën geknipt. Het westelijk deel van het DWA-stelsel KVL-terrein watert af richting de Gasthuisstrtaat. Het oostelijk deel van het DWA-stelsel KVL-terrein en de noordzijde van het KVL-terrein watert af richting de Nijverheidsweg. Het DWA-stelsel van KVL-terrein, oost (voormalig studiegebied) watert af richting de Ambachtstraat;
  • De theoretische aanvoer van afvalwater vanuit het KVL-terrein en KVL-terrein, oost bedraagt 10,54 m³/uur met een totaal van 121,62 m³/dag (bedrijven 10,02 m³/dag en woningen 111,6 m³/dag);
  • Een droogweerafvoer stelsel met een diameter van ø300 mm voldoet voor dit plangebied;
  • Op het DWA-stelsel dat richting de Gasthuisstraat afwatert worden circa 67 woningen aangesloten. De maximale hoeveelheid afvalwater richting de Gasthuisstraat bedraagt 1,71 m³/uur en 20 m³ per dag. De bergingscapaciteit van het DWA-stelsel bedraagt 50 m³, waarmee de vuilwaterproductie van 2,5 dagen vanuit het plangebied geborgen kan worden;
  • Door het minimale hoogteverschil tussen het HWA- en DWA-stelsel zijn er binnen het KVL-terrein kruisingsputten benodigd.

Conclusie

Voor het totale gebied KVL-terrein, inclusief het plangebied, is een waterhuishoudkundig plan gemaakt. Op basis van dit plan kan worden geconcludeerd dat vanuit het aspect water geen belemmeringen bestaan voor de ontwikkeling die met onderhavig plan wordt mogelijk gemaakt.

4.9 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Om te komen tot een ruimtelijke inpassing van milieubelastende functies en gevoelige objecten op het KVL-terrein en haar directe omgeving is een milieuzonering aangebracht op basis van de systematiek zoals omschreven in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009. Rekening houdend met het omgevingstype van het KVL-terrein en haar directe omgeving is bepaald welke afstand aangehouden moet worden tussen bedrijfsactiviteiten en gevoelige objecten.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een zonering aangebracht waarmee huidige en toekomstige bewoners en gebruikers van het terrein een aanvaardbaar woon- en leefmilieu hebben. Tevens dient (door maatregelen) gegarandeerd te worden dat bestaande bedrijven door de ontwikkelingen niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

Onderzoek

Vanwege de wijziging die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, is nader onderzoek uitgevoerd naar de impact van de omliggende bedrijven op de toekomstige woonbestemming. Er is onderzocht of de omliggende bedrijven geen belemmering opleveren voor de nieuw te realiseren woningen (aanvaardbaar woon- en leefklimaat) en of de nieuw te realiseren woningen de activiteiten van de bestaande en/of toekomstige bedrijven niet beperken.

Geluid

In het kader van het aspect geluid is onderzoek uitgevoerd (bijlage 8) om te bepalen wat de invloed van de omliggende bedrijven is op de geplande woningen. Voor het plangebied is uitgegaan van een ophoging van het maaiveld met 1 meter en de realisatie van twee-onder-één-kapwoningen. Om te kunnen voldoen aan de grenswaarden dient een afschermende muur (hoogte 1,5 meter) op de noordgrens langs de Nijverheidsweg te worden gerealiseerd. Uit de berekeningen blijkt dat een dergelijke muur effect heeft op de geluidbelasting in de dagperiode, maar niet in de avond- en nachtperiode. Op de verdieping moeten de gevels daarom als dove gevel of als geluidwerende vliesgevel of vergelijkbare constructie worden uitgevoerd. De zuidkant van de nieuwe woningen is geluidluw.

Bij de woningen achter de eerste lijn wordt voldaan aan de geluidbelasting van 50 dB(A) etmaalwaarde. Bij deze achterliggende woningen hoeven daarom geen aanvullende voorzieningen te worden getroffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhoost-VA01_0008.png"

Figuur 4.2: Overzicht geluidcontouren 2/1 kapwoningen maatregelvariant met muur 1,5 meter hoog (blauwe lijn) en verhoogd maaiveld dagperiode

Geur

Op het bedrijventerrein dat grenst aan het plangebied zijn in de huidige situatie geen bedrijven gevestigd die geur emitteren. Aan de Nijverheidsweg 8 is mogelijk wel een spuitcabine gevestigd. Bedrijven moeten voldoen aan de geureisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Sinds 2013 is in dit besluit het Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS verwerkt. Tevens is het Besluit organische oplosmiddelen in verven en vernissen Wmb's van toepassing. Deze nieuwe regelgeving is nog niet verwerkt in de richtafstanden zoals opgenomen in de VNG-brochure. Daarnaast moet het geurbeleid van de provincie Noord-Brabant in acht worden genomen. Uit eerdere ervaringen van de gemeente Oisterwijk met dit beleid blijkt dat een autospuiterij die gedurende 45 weken per jaar, 6 dagen per week en 11 uur per dag in bedrijf is geen onaanvaardbare geurhinder veroorzaakt voor een woning die 25 meter vanaf de schoorsteen is gelegen. Er is dan nog geen sprake van overschrijding van de richtwaarde. Omdat de afstand tussen de eerdergenoemde schoorsteen en de grens van het plangebied groter is dan in de aangehaalde situatie, bestaat geen belemmering voor de woningbouwontwikkeling .

Stof

Over het algemeen is voor de bedrijven die opgenomen zijn in de staat van bedrijfsactiviteiten bij het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein de richtafstand voor stof niet de maatgevende afstand. Evenwel zijn in de staat van bedrijfsactiviteiten bedrijven opgenomen waarvoor de richtafstand voor stof groter is dan voor andere aspecten. Deze bedrijven zijn in de huidige situatie niet op het bedrijventerrein gevestigd. De kans dat deze bedrijven zich in de toekomst wel op dit bedrijventerrein vestigen, is klein. Dit omdat deze bedrijven vaak een groter perceel nodig hebben en zich vanwege logistieke redenen vaak vestigen op perifere industrieterreinen. Daarnaast beschikken ze over kenmerken (hoge silo's) die in het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein uitgesloten zijn. Gelet hierop wordt geen belemmering vanuit dit aspect gezien voor de woningbouwontwikkeling.

Veiligheid

In de huidige situatie zijn om het bedrijventerrein nabij het plangebied geen bedrijven met een externeveiligheidscomponent gevestigd. Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Oisterwijk' (vastgesteld op 27 juni 2013) - dat geldt voor de omliggende gronden - staat Bevi-bedrijven (bedrijven die een bepaald risico met zich meebrengen) wel toe. Dat bestemmingsplan staat ook kwetsbare objecten (objecten die gevaar van een Bevi-bedrijf kunnen ondervinden) toe. Het Bevi bepaalt dat de risicocontouren van Bevi-bedrijven niet over kwetsbare objecten mogen liggen. De kans dat zich in de toekomst een Bevi-bedrijf op het industrieterrein vestigt, is daarmee klein. Daarnaast beperkt de aanwezigheid van de bestaande bedrijven de vestigingsmogelijkheden voor Bevi-bedrijven. Gelet hierop wordt geen belemmering vanuit dit aspect gezien voor de woningbouwontwikkeling.

Afschermende werking

In aanvulling op het voorgaande wordt opgemerkt dat de bedrijven aan de Nijverheidsweg aan de zijde van de Nijverheidsweg hun parkeer- en kantoorvoorzieningen hebben. De bedrijfsactiviteiten die hinder kunnen veroorzaken, vinden aan de achterzijde (noordzijde) plaats. Dit zorgt voor extra afstand en afscherming tussen de activiteiten die hinder kunnen veroorzaken en de nieuwe woningen.

Conclusie

Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het aspect 'bedrijven en milieuzonering' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. In de planregels is geborgd dat de noodzakelijke afschermende maatregelen getroffen dienen te worden alvorens de woningen in gebruik worden genomen.

4.10 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig die van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied. Er is daarmee geen sprake van belemmeringen als gevolg van planologisch relevante kabels en leidingen.

4.11 Duurzaamheid

De gemeente heeft de ambitie om het KVL-terrein duurzaam te ontwikkelen. In dat kader is een onderzoek naar duurzaamheid op het KVL-terrein uitgevoerd (Bijlage 9). Dit heeft geresulteerd in een duurzaamheidsbalans. De duurzaamheidsbalans is opgebouwd rondom de drie niveaus 'locatiegebonden', 'plangebonden' en 'aanvullende initiatieven'. Deze zijn voor het plan voor het KVL-terrein nader ingevuld aan de hand van de thema's 'energie', 'materialen en gebouwen', 'natuur en landschap', 'water', 'afval en goederentransport', 'personentransport', 'openbare ruimte, gedrag en levensstijl' en 'gezondheid en welzijn'. Op basis van de balans zijn er duurzame oplossingen geformuleerd voor onder meer:

  • de sanering van de grondvervuiling;
  • het behoud van het Historisch Erfgoedcomplex;
  • de omgang met water;
  • de verwijdering van asbest;
  • de ontsluiting/verbinding met het centrum (in studie);
  • de mogelijkheden voor warmte-koudeopslag.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

In het plangebied zijn enkele wijzigingen voorzien ten opzichte van het bestemmingsplan KVL-terrein. Deze wijzigingen zijn kort beschreven in paragraaf 1.1. Dit hoofdstuk gaat achtereenvolgens in op de algemene opbouw van het plan en de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het moederplan die met dit bestemmingsplan juridisch-planologisch zijn verankerd op de verbeelding en in de regels.

5.1 Bestemmingsplan

5.1.1 Opbouw

Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een verbeelding. De verbeelding en de daarin aangewezen bestemmingen en regels vormen tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.

5.1.2 Toelichting op de verbeelding

Op de verbeelding van het analoge bestemmingsplan zijn met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen weergegeven. De bestemmingsbegrenzingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012).

5.1.3 Toelichting op de regels

De regels bevatten de juridische regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de SVBP2012 en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan. De opbouw van deze artikelen is steeds gelijk, conform de eisen van de SVBP2012. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar de SVBP2012, te raadplegen via de website van het ministerie van I&W, onderdeel standaarden. Hier kan men ook terecht voor een uitgebreidere uitleg over dubbelbestemmingen, voorlopige bestemmingen en aanduidingen.

De regels zijn als volgt ingedeeld:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begripsomschrijvingen opgenomen en het tweede artikel bevat de wijze van meten.

Hoofdstuk 2: Regels met betrekking tot de bestemmingen

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen. Deze kennen per bestemming globaal de volgende opzet:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • afwijkingen van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • eventuele wijzigingsbevoegdheden.


In dit hoofdstuk worden als eerste de bestemmingen van gronden gegeven, deze bestemmingen worden gevolgd door de eventuele dubbelbestemmingen.


Hoofdstuk 3: Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de volgende onderwerpen:


Anti-dubbeltelregel: met deze bepaling wordt beoogd misbruik van de regels door middel van (privaatrechtelijke) wijzigingen in de eigendomsverhoudingen van gronden te voorkomen;


Algemene bouwregels: deze regeling regelt dat indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in de regels is bepaald, deze afwijkende maatvoering mag worden gehandhaafd;


Algemene gebruiksregels: deze regeling stelt voorwaarden met betrekking tot parkeren;

Algemene afwijkingsregels: deze regeling bevat algemene regels voor het afwijken van o.a. de opgenomen maten, afmetingen en percentages. Tevens bevat deze regeling bepalingen over ondergronds bouwen;

Algemene wijzigingsregels: deze regeling bevat algemene regels voor de wijziging ten behoeve van de wijziging van bestemmingsgrenzen;

Overige regels: Als overige regel is een verwijzing naar andere regelgeving opgenomen.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat regels die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de volgende onderwerpen:


Overgangsrecht: bouwwerken die op het moment van tervisielegging van het plan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven.

Slotregel: in deze regel wordt aangegeven onder welke naam de regels aangehaald kunnen.

5.2 Beschrijving van de bestemmingen

'Wonen'

Voor het hele plangebied geldt de bestemming 'Wonen'. In de bestemming 'Wonen' zijn vrijstaande, twee-aaneengebouwde en/of aaneengebouwde woningen toegestaan. Tevens is in de woonbestemming ruimte voor de bijbehorende wegenstructuur, de openbare ruimtes, de verblijfsgebieden en de bijbehorende voorzieningen.

Het betreft een globale bestemming waarin flexibiliteit is opgenomen voor de gebiedsontwikkeling. In de bestemming zijn regels opgenomen om de rechtszekerheid van omwonenden en gebruikers van gronden rondom het plangebied te waarborgen.

Op de verbeelding zijn de toegestane goot- en bouwhoogten vastgelegd, waarbij voor de grondgebonden woningen wordt uitgegaan van een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 7 en 12 meter.

Aan de gronden met de aanduiding 'Milieuzone - zone Wet milieubeheer - 1', ten zuiden van de Nijverheidsweg, is een voorwaardelijke verplichting gekoppeld. Op deze gronden mogen pas woningen worden gebouwd op het moment dat aan de Nijverheidsweg (ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - specifieke bouwregeling) aaneengesloten bebouwing is opgericht danwel geluidschermen met een minimale hoogte. Op deze wijze wordt geborgd dat pas geluidgevoelige functies kunnen worden opgericht nadat de afschermende bebouwing is gerealiseerd, zodat enerzijds sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu en anderzijds de aanwezige bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt vanuit het aspect geluid.

Aan de gronden met de aanduiding 'Milieuzone - zone Wet milieubeheer - 2', in de omgeving van de Nijverheidsweg 10 en 12, is de voorwaarde gekoppeld dat op deze gronden pas woningen mogen worden gebouwd op het moment dat aangetoond is dat de bedrijfsvoering van de belendende bedrijfspercelen niet in het geding is, danwel dat technische voorzieningen worden getroffen, danwel dat maatwerkvoorschriften worden genomen. Op deze wijze wordt geborgd dat de aanwezige bedrijven en toekomstige bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'

Voor een deel van het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Dit zijn de onbebouwde delen die nog niet vrijgegeven kunnen worden vanuit het aspect archeologie. Voordat op deze gronden bodemverstorende activiteiten kunnen plaatsvinden dient of archeologisch vervolgonderzoek te worden uitgevoerd of dienen de bodemverstorende activiteiten archeologisch begeleid te worden.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In artikel 3.1.6, sub i van het Besluit op de ruimtelijke ordening is vastgelegd dat inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkelingen die concreet mogelijk gemaakt worden binnen het bestemmingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar zijn en gerealiseerd kunnen worden.

Onderhavig plan betreft de ontwikkeling van een woonfunctie. Gelet hierop dient de economische uitvoerbaarheid inzichtelijk gemaakt te worden.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

De gemeente voert de grondexploitatie. Deze is vastgesteld door de gemeenteraad, waarmee de economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Voortraject

In het kader van de planvorming rondom het Masterplan voor het totale KVL-terrein zijn diverse informatie- en inspraakmomenten geweest, waarbij de gelegenheid is geboden om op de plannen te reageren. Daarbij zijn de plannen die met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt nog niet gepresenteerd. In het kader van de zienswijzenperiode (zie volgende paragraaf) is er voor belanghebbenden de mogelijk om op dit bestemmingsplan te reageren.

7.2 Vooroverleg en zienswijzen

Het concept ontwerpbestemmingsplan 'KVL-terrein, locatie Nijverheidsweg (oost)' is in het kader van het wettelijk vooroverleg toegezonden aan de vooroverlegpartners. Er zijn reacties ontvangen van de provincie Noord-Brabant en het waterschap. De reacties zijn samengevat, voorzien van een reactie en opgenomen in een Nota vooroverleg (zie Bijlage 10).

Het ontwerpbestemmingsplan is ter inzage gelegd vanaf 20 juli 2018 tot en met 30 augustus 2018 gedurende een periode van zes weken. Tijdens deze terinzagelegging is iedereen in de gelegenheid gesteld schriftelijk of mondeling zienswijzen op het plan of onderdelen daarvan in te brengen. Tegen het plan zijn twee zienswijzen ingebracht. Naar aanleiding van deze zienswijzen en ambtshalve overwegingen is het bestemmingsplan op onderdelen gewijzigd. Deze zienswijzen De zienswijzen zijn samengevat, voorzien van een reactie en opgenomen in een Nota van zienswijzen en wijzigingen ( zie Bijlage 11).

7.3 Beroep

Na vaststelling wordt het plan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.