direct naar inhoud van Regels
Plan: Doornboomstraat/Smidsstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0823.BPMIDOORNBOOMSMID-VAST

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan 'Doornboomstraat/Smidsstraat' met identificatienummer NL.IMRO.0823.BPMIDOORNBOOMSMID-VAST van de gemeente Oirschot;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0823.BPMIDOORNBOOMSMID-VAST met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak


een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

1.6 aaneengebouwd

Een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen, waarbij de afstand van de eindwoning tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 0,5 m bedraagt.

1.7 aan- of uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag, al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit de andere ruimte van het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte is;

1.8 aan-huis-verbonden bedrijf

bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 ( op basis van VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering) , dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en beschouwd is als nevenfunctie bij de hoofdfunctie wonen.

1.9 aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de hoofdfunctie wonen kan worden uitgeoefend;

1.10 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waarin, uit het oogpunt van mantelzorg, één of meer personen zijn ondergebracht;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

1.12 bebouwingspercentage

een in de regels dan wel op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.13 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen;

1.14 bed & breakfast:

Een nevenactiviteit, ondergeschikt en gekoppeld aan de woonfunctie, met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.15 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bestaand
  • a. bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde en verleende vergunning;
  • b. bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde en verleende vergunning;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.20 bijgebouw

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch- en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 bruto vloeroppervlak (bvo)

het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.29 carport

een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat minimaal aan twee zijden open is, met uitzondering van een carport welke wordt gebouwd tegen een gebouw op het belendende perceel, deze hoeft slechts aan één zijde open te zijn;

1.30 dak

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk;

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.32 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

1.33 eerste bouwlaag:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf straatniveau dan wel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,5 meter boven peil is gelegen;

1.34 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 gestapeld

een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd;

1.37 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.38 gevellijn

een geometrisch bepaalde lijn en het verlengde daarvan

1.39 hoofdfunctie

Het gebruik van gronden en gebouwen dat als belangrijkste kan worden aangemerkt;

1.40 hoofdgebouw

een gebouw dat door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.41 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonende persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.42 kantoor en/of praktijkruimte

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het uitoefenen van een beroep, dat is gericht op het verlenen van diensten op onder andere medisch, paramedisch, therapeutisch, administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard en qua belevingswaarde voor de omgeving gelijk te stellen gebied;

1.43 levensloopbestendige woning:

een woning welke geschikt is voor bewoning in alle levensfasen, dus welke ook rolstoeltoegankelijk is voor mensen met een lichamelijke beperking, waarbij alle primaire leefruimten (woonkamer, keuken, slaapkamer en badkamer met toilet) zich op de begane grond moeten bevinden en waarbij deze leefruimten zowel inpandig als vanuit het aansluitende terrein drempelvrij toegankelijk zijn.

1.44 maaiveld

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning;

1.45 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.46 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.47 ondergeschikt gebruik

gebruik dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. Het ondergeschikt gebruik dient van beperkte functionele en/of ruimtelijke omvang te zijn, zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.48 overkapping

een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden, op het erf van een gebouw, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw;

1.49 peil
  • a. een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. een bouwwerk dat is gelegen in geaccidenteerd terrein of tussen twee wegen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein;

1.50 pergola

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van palen en/of lattenwerk, onderling verbonden;

1.51 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.52 reclame

een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst;

1.53 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.54 tuin

de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning, voorzover gelegen buiten het op de verbeelding aangewezen bouwvlak;

1.55 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.56 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.57 verbeelding
  • a. De digitale kaart van het bestemmingsplan 'Doornboomstraat/Smidsstraat' met identificatienummer NL.IMRO.0823.BPMIDOORNBOOMSMID-VAST van de gemeente Oirschot
  • b. De analoge kaart van het bestemmingsplan 'Doornboomstraat/Smidsstraat' met identificatienummer NL.IMRO.0823.BPMIDOORNBOOMSMID-VAST van de gemeente Oirschot

1.58 verdieping(en)

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/ zijn;

1.59 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door haar uitstraling of functie gezien wordt als de belangrijkste gevel;

1.60 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, retentievoorzieningen, bergbezinkbassins gemalen, inlaten, etc.

1.61 werk:

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.62 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.63 zijerf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het hoofdgebouw is gelegen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:


2.1.1 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;


2.1.2 Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;


2.1.3 De bouwhoogte/ hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;


2.1.4 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.


2.1.5 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;


2.1.6 De diepte van aan- of uitbouw

loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd;


2.1.7 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;


2.1.8 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;


2.1.9 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;


2.1.10 De oppervlakte van een carport

De opervlakte van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de carport;


2.1.11 Peil

  • a. een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. een bouwwerk dat is gelegen in geaccidenteerd terrein of tussen twee wegen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein;

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en toeritten, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeren.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van aan- en/of uitbouwen aan op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen geldt dat:

  • a. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m, met dien verstande dat
    • 1. indien de bestaande diepte van aan- en uitbouwen ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan op het betreffende bouwperceel reeds groter is, de bestaande diepte als maximum geldt;
    • 2. de totale diepte van aan- en/of uitbouwen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1,5 meter.
  • b. deze gebouwd mogen worden aan maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw;
  • c. de minimale afstand van aan- en/of uitbouwen tot de aangrenzende bestemming - niet zijnde de bestemming 'Wonen' - minimaal 1,5 meter bedraagt.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.?

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. water-, en waterhuishoudkundigevoorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt:

  • a. van kunstwerken niet meer dan 4 m;
  • b. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 4 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Wonen in woningen;
  • b. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports;
  • c. Water-, en waterhuishoudkundige voorzieningen;


alsmede voor bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, parkeerplaatsen en voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd, met dien verstande dat de op de verbeelding aangeduide woningtypologieën worden gebouwd zijnde:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' aaneengebouwde woningen;
  • b. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in de voorste grens van het bouwvlak of maximaal één meter daarachter te worden gesitueerd;
  • d. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding is weergegeven;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt aan één zijde minimaal 0,5 meter met dien verstande dat deze bepaling uitsluitend van toepassing is op de niet aangebouwde zijde van aaneengebouwde woningen voor zover het eindwoningen betreft;
  • f. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan hetgeen op de verbeelding is vermeld ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte';
  • g. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan hetgeen op de verbeelding is vermeld ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte';
  • h. een melding Besluit uniforme saneringen (BUS-melding) dient uiterlijk 12 weken na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan bij het bevoegd gezag te zijn gedaan;
  • i. De BUS-melding zoals bedoeld in lid h, dient door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd.

5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports gelden de volgende regels:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gesitueerd;
  • b. de bebouwde oppervlakte van Aan- en uitbouwen en bijgebouwen en carports, voorzover gelegen buiten het bouwvlak, mag in totaal maximaal 40 m2 per bouwperceel bedragen;
  • c. het bouwperceel mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • f. carports mogen binnen en buiten het bouwvlak worden opgericht, mits de verkeersveiligheid niet in het geding komt, en voldoen aan de volgende kenmerken;
    • 1. gebouwd op het zijerf, in of achter (het verlengde van) de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
    • 2. de carport dient aan één zijde aan het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een carport bedraagt niet meer dan het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, vermeerderd met 15 cm;
    • 4. de oppervlakte van een carport bedraagt maximaal 20 m²;
    • 5. De carport dient aan minimaal 2 zijden open te zijn, met dien verstande dat de carport aan een derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel mag worden gebouwd.
  • g. in afwijking van het bepaalde onder 5.2.2 onder a mogen aan- en/of uitbouwen in de vorm van erkers en entreeportalen voor de voorgevel van het hoofdgebouw worden gesitueerd, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,0 m, met dien verstande dat indien de bestaande diepte van aan- en uitbouwen ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan op het betreffende bouwperceel reeds groter is, de bestaande diepte als maximum geldt;
    • 2. deze gebouwd mogen worden aan maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.
  • h. aan- en uitbouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mogen een maximale diepte hebben van 3,5 m;

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2 m;
  • c. pergola's: 2,5 m;
  • d. speeltoestellen: 3 m;
  • e. vlaggenmasten: 6 m;
  • f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2,0 m.

5.3 Voorwaardelijke verplichting binnenwaarden

Er moet worden aangetoond dat de binnenwaarde van geluid voldoet aan het geluidsniveau in de woning van maximaal 33 dB, conform het Bouwbesluit.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Overschrijding bouwgrens

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 5.2.1 onder b en toestaan dat een hoofdgebouw aan de achterzijde van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak wordt uitgebreid mits:

  • a. het een uitbreiding van aaneengebouwd hoofdgebouw betreft;
  • b. het bouwvlak met maximaal 5,0 meter wordt overschreden;
  • c. de uitbreiding geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van de aangrenzende bouwpercelen met zich meebrengt. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende bouwpercelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

5.4.2 Overschrijding hoogten aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 onder d en e toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt vergroot van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mits:

  • a. het een aan- en uitbouw of bijgebouw van het woningtype aaneengebouwd betreft;
  • b. de goot- respectievelijk bouwhoogte ten minste 1,5 m lager zijn dan de goot- respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • c. vanwege de architectonische samenhang tussen hoofdgebouw en aan- en uitbouw of bijgebouw, een grotere bouwhoogte respectievelijk goothoogte wenselijk is;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
  • e. de dakhelling van de aan- en uitbouw of bijgebouw gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw

5.4.3 Goot-, en bouwhoogten hoofdgebouwen

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 en toestaan dat de aangeduide goot- en/of bouwhoogten kunnen worden overschreden, mits:

  • a. de uitbreiding geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van de aangrenzende bouwpercelen met zich meebrengt. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende bouwpercelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. de overschrijding van de maximale goot- en/of bouwhoogte strekt tot een verhoging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. de overschrijding niet meer bedraagt dan 20% van de binnen het bouwvlak aangegeven maximale goot en/of bouwhoogte;
  • d. de woningen geen hoger gelegen geluidsgevoelige ruimten krijgen of middels akoestisch onderzoek is aangetoond dat de voorkeursgrenswaarde als opgenomen in de Wet geluidhinder niet worden overschreden.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij een woning voor aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven;
  • b. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij een woning voor 'bed and breakfast'-voorzieningen;
  • c. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

5.5.2 Voorwaardelijke verplichting Waterberging

Tot en met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en duurzame instandhouding van een (ondergrondse) waterbergingsvoorziening binnen het plangebied met een capaciteit van minimaal 86 m³.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bepaalde in 5.5.1 onder a ten einde toe te staan dat ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning gebruikt voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven als ondergeschikte activiteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits:

  • a. maximaal 30 m² van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen gebruikt wordt voor de activiteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning is;
  • c. de parkeerbehoefte past binnen de woonomgeving;
  • d. de activiteit qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit past in een woonomgeving.
  • e. de activiteit niet milieuvergunningplichtig is;
  • f. er geen detailhandel of groothandel ter plaatse plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan-huis-verbonden activiteit.

5.6.2 Bed and breakfast

Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van artikel 5.5.1 onder b ten einde toe te staan dat ruimten binnen de woning en/of bij gebouwen bij de woning voor "bed and breakfast"-voorzieningen worden gebruikt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 30 m2 van het oppervlak van de woning en de bijgebouwen voor "bed and breakfast"-voorzieningen wordt gebruikt;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost.

5.6.3 Afhankelijke woonruimte

Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bepaalde in 5.5.1 onder c, ten einde toe te staan dat een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. het een (vrijstaand) bijgebouw betreft behorende bij een woning waarin binnen een bestemming een permanente woning is toegestaan;
  • b. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waarbij de noodzakelijkheid blijkt uit een schriftelijke verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale bebouwde oppervlakte van 80 m²;
  • e. het bijgebouw vormt een onlosmakelijk geheel met de woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend.


Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning zowel op naam van de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijke melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het (vrijstaand) bijgebouw binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Verbodsbepaling

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming.

7.2 Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het in lid 7.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • b. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (niet zijnde erf- en terreinafscheidingen), en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, en toestaan dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt vergroot tot niet meer dan 2,5 m;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat geringe overschrijdingen van de bouwzone dan wel de bebouwingsgrens plaatsvindt. De ontheffing kan slechts worden verleend voor ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, stoeptreden, plinten, pilasters, kozijnen, balkons, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luifels, reclametoestellen, draagcontructies voor reclame, koekoeken en kelderingangen;
  • e. de bestemmingsregels en toestaan dat gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, het openbaar vervoer of het wegverkeer kunnen worden opgericht, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m2 en de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijziging ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrens, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Parkeren

Bij de afgifte van een omgevingsvergunning geldt dat per woning 2,0 parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden.

10.2 Afwijken van parkeereis

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 indien:

  • a. uit een parkeeronderzoek blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  • b. het voldoen aan de in lid 10.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 10.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Doornboomstraat/Smidsstraat' van de gemeente Oirschot.