Plan: | Tuincentrum Eeneind |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0820.BPTuincentrEeneind-D002 |
In dit artikel is een omschrijving gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen.
In artikel 2 is een omschrijving gegeven van de manier waarop in bepaalde situaties moet worden gemeten.
De regels in verband met de bestemmingen kennen alle een gelijke opbouw (voorzover van toepassing).
Artikel 3 Detailhandel - Tuincentrum
De gronden met de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum' zijn bestemd voor onder meer een tuincentrum, een hoveniersbedrijf, detailhandel en ondersteunende horeca. Daarbij zijn in de regels objectieve begrenzingen opgenomen voor bepaalde functies. Het gaat onder andere om een minimum voor het verkoopvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor detailhandel in het basisassortiment van een tuincentrum en maxima voor bijvoorbeeld ondersteunende horecadoeleinden.
Het begrip 'basisassortiment' is gedefinieerd in de begripsomschrijvingen, artikel 1.32.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn semipermanente demonstratiemodellen toegestaan (bijvoorbeeld tuinhuisjes). Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' is het toegestaan koopwaar in het basis- en aanvullende assortiment op te stellen. Daar mogen eventueel ook semipermanente demonstratiemodellen worden geplaatst en is opslag en een waterbassin toegestaan. Daarnaast mogen de gronden worden gebruikt voor parkeervoorzieningen en voor overige bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nuts- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
In de bouwregels is opgenomen aan welke regels de gebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen. Voor een drietal specifieke bouwaanduidingen zijn nadere regels opgenomen. Het gaat daarbij om de bouwhoogten voor demonstratiemodellen, erfafscheidingen, een waterbassin en lichtmasten.
Ten behoeve van de verkoop van vuurwerk is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, waarbij voldaan dient te worden aan de gestelde voorwaarden. Verder kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het assortiment (% van de verkoopvloeroppervlakte), indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik.
Deze gronden zijn onder andere bestemd voor bermen, groenstroken, beplanting en plantsoenen. De gronden die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van groen - opgaand groen' zijn specifiek bestemd voor opgaand groen in verband met het gewenste afschermende karakter van de hagen ter plaatse. De taxushaag die ter plaatse is aangeplant heeft een onderhoudshoogte van 1,80 m.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan zijn, tot een hoogte van 1 meter.
In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardregels opgenomen en regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, te weten de Anti-dubbeltelregel, algemene wijzigingsregels en overige regels.
De Anti-dubbeltelregel, overeenkomstig artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening, is opgenomen om te voorkomen dat dezelfde gronden meermaals in aanmerking worden genomen voor het bepalen van het voor een perceel maximaal toegestane oppervlak aan bebouwing. De regel voorkomt dat wordt gemanipuleerd met perceelsgrenzen, om op die manier een groter oppervlak aan bebouwing te kunnen realiseren.
Artikel 6 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel is vorm gegeven aan de bescherming van de voormalige stortplaats.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' is het zonder een omgevingsvergunning van gedeputeerde staten voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, niet toegestaan de grond te roeren dieper dan 19,75 m +NAP. Dit geldt zowel voor werk of werkzaamheden onder de huidige fundering van de bebouwing, als voor werk of werkzaamheden buiten het bouwvlak. Normaal onderhoud en werk waarvoor reeds een vergunning is verleend, zijn uitzonderingen op dit verbod.
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de aanvrager kan aantonen bij het bevoegd gezag (gedeputeerde staten van Noord-Brabant) dat de afdeklaag ten behoeve van de stortplaats door de activiteiten niet wordt geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning nadere voorschriften te verbinden.
Artikel 7 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is aan het burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven een bestemming te wijzigen voor geringe veranderingen.
Bij de overige regels is opgenomen op welke manier de in het plan genoemde wettelijke regelingen dienen te worden gelezen.
In dit artikel is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht overeenkomstig artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Als laatste is de slotregel opgenomen. Dit artikel bevat de naam (titel) van het plan.