Plan: | Tuincentrum Eeneind |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0820.BPTuincentrEeneind-D002 |
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Productgroep | Maximaal toegestaan % van het verkoop- vloeroppervlak (binnen de bebouwing) |
'Groen', waartoe behoort de verkoop van bijvoorbeeld planten, bloemen, bollen en zaden | 40% |
'Tuin en dier', waartoe behoort de verkoop van bijvoorbeeld grondproducten, gereedschap, tuinhout en dierenverzorging | 20% |
'Terras, sfeer en interieur', waartoe behoort de verkoop van bijvoorbeeld tuinmeubelen, potterie en sfeerartikelen | 25% |
'Horeca', uitsluitend in de vorm van aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken, te weten lichte horeca in de volgende subcategorieën: broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom/ijssalon, snackbar, tearoom. | 5% |
'Overige detailhandel'* | 10% |
* Waarbij detailhandel in de vorm van een supermarkt niet is toegestaan. |
met daarbij behorende:
In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 3.3.1 wordt in elk geval gerekend:
Gedeputeerde staten kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 3.3.1 vervatte verbod, ten behoeve van de verkoop van vuurwerk, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Gedeputeerde staten kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 3.3.1 vervatte verbod, ten behoeve van een tijdelijke of permanente afwijking van de in artikel 3.1 in lid a genoemde percentages, mits deze afwijking niet meer dan 15% bedraagt boven het op grond van artikel 3.3.1 toegestane percentage.