direct naar inhoud van 5.2 Geluid
Plan: Tuincentrum Eeneind
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPTuincentrEeneind-D002

5.2 Geluid

Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd in verband met de voorgenomen realisering van het tuincentrum aan de Collse Hoefdijk te Nuenen (Akoestisch onderzoek in het kader van het Activiteitenbesluit, Grontmij Nederland B.V, 272866.rsd.431.R001, 16 december 2009). De betreffende locatie is geen bedrijventerrein. De 'standaard' voorschriften van het Activiteitenbesluit waren derhalve van toepassing op het hier beschreven geluidonderzoek.

Bij het realiseren van het tuincentrum zijn voor de omliggende geluidsgevoelige bestemmingen twee zaken relevant, te weten:

  • Reflectiewaarde afkomstig van het wegverkeerslawaai en het railverkeerslawaai;
  • Industrielawaai, afkomstig van het te realiseren tuincentrum.

De geluidsbelasting ten gevolge van bovengenoemde bronnen is bepaald ter plaatse van de achtergevels van de woningen aan de Parallelweg 11/12 en 13-15 en de noordgevel van de bedrijfswoning aan de Collse Hoefdijk 9a. Er is gekozen voor de gevel als beoordelingspunt, aangezien toetsing aan alle wettelijke grens- en streefwaarden dient plaats te vinden op basis van het invallend geluidsniveau ter plaatse van de gevel. De geluidsbelasting is bepaald voor twee scenario's voor het jaar 2020, zowel in het geval van autonome groei van weg- en railverkeer als in het scenario dat het tuincentrum gerealiseerd wordt. Door beide situaties met elkaar te vergelijken kon de invloed van de vestiging van het tuincentrum worden geanalyseerd. De optredende geluidsbelasting ter plaatse van de achtergevels van de woningen is bepaald door middel van computermodellen die zijn opgesteld ten behoeve van de eerder uitgevoerde akoestische onderzoeken.

Voor de berekeningen werd gebruik gemaakt van het computerprogramma Geonoise (V.5.43). In dit programma zijn alle relevante geluidsbronnen met hun eigenschappen ingevoerd. Tevens zijn alle van belang zijnde gebouwen en bodemgebieden in het rekenmodel opgenomen.

5.2.1 Reflectiewaarde

Bij het uitvoering van het geluidsonderzoek is rekening gehouden met de aanwezigheid van woningen, een spoorlijn en bestaande wegen. De in de Wet genoemde voorkeursgrenswaarden zijn als streefwaarden gehanteerd bij het beoordelen van de akoestische situatie ten gevolge van elke bron afzonderlijk. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai respectievelijk 48 en 55 dB Lden. Voor wegverkeerslawaai mag bij het bepalen van de toetswaarde voor het toekomstig maatgevende jaar, ingevolge artikel 3.6 van het RMG 2006, een aftrek toegepast worden van 2 of 5 dB voor wegen waarop respectievelijk een hogere dan wel lagere rijsnelheid geldt van 70 km/u.

Ook is er rekening mee gehouden dat het bouwpeil van het terrein van het tuincentrum circa 2 meter hoger zou komen te liggen dan het peil van de percelen van de woningen aan de Parallelweg.

Conclusie van de akoestische berekeningen is dat het hoogteverschil niet leidt tot een grote verhoging van de geluidsbelasting ten gevolge van gereflecteerd railverkeerslawaai. De extra reflecties zijn immers met name naar boven gericht en zullen de gevels niet bereiken.

Conclusie is wel, dat bij realisatie van het tuincentrum de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai daalt ter plaatse van de achtergevels van de bestaande woningen aan de Parallelweg. Dit wordt veroorzaakt door de afschermende werking van het verhoogde terrein, met daarop het gebouw.

Bij de onderzochte scenario's was sprake van een geluidsbelasting van meer dan 48 dB, inclusief de correctie conform artikel 3.6 RMG 2006. Er is dus sprake van een (licht) geluidsbelaste locatie. De geluidsbelasting veroorzaakt door railverkeerslawaai neemt toe als gevolg van de realisatie van het tuincentrum ter plaatse van de achtergevels van de bestaande woningen aan de Parallelweg. Dit is toe te schrijven aan optredende reflecties. De uiteindelijke belasting blijft echter (ruimschoots) onder de voorkeursgrenswaarde van 55 dB uit de Wet geluidhinder.

5.2.2 Industrielawaai

De geluidsbelasting ten gevolge van het tuincentrum is berekend in een rapport dat is opgesteld door K&M Adviseurs. Het ging bij deze berekening om het langtijdgemiddeld geluidsniveau.

De inrichting diende voor wat betreft maximale geluidsniveaus te voldoen aan het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit wordt voor geluid gesteld dat het langtijdgemiddeld geluidsniveau ter plaatse van de gevels van woningen van derden ten hoogste 50 dB(A) etmaalwaarde mag bedragen. Het maximaal geluidsniveau bedraagt in de dagperiode niet meer dan 70 dB(A), in de avondperiode niet meer dan 65 dB(A) en in de nachtperiode niet meer dan 60 dB(A). Onder voorwaarden heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om maatwerkvoorschriften vast te stellen.

De geluidsbelasting veroorzaakt door het tuincentrum blijft onder de grenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde uit het Activiteitenbesluit. De gecumuleerde geluidsbelasting stijgt (licht) als gevolg van de realisatie van het tuincentrum. Echter, alle berekende geluidsbelastingen kunnen worden geclassificeerd als 'Redelijk' conform de Handreiking Industrielawaai & Vergunningverlening 1998. De komst van het tuincentrum brengt hierin derhalve geen verslechtering. Opgemerkt wordt, dat dit niet inhoudt dat er geen sprake kan zijn van een merkbare verandering, aangezien een nieuwe geluidsbron met een nieuwe en eigen karakteristiek wordt toegevoegd aan een bestaande situatie. Echter, de classificatie van de kwaliteit van de akoestische omgeving verandert hierdoor niet.

Conclusie 

Geconcludeerd kon worden dat door de realisatie van het tuincentrum niet een dermate verslechtering van het akoestisch woon- en leefklimaat optreedt, dat sprake is van een onacceptabele situatie. Vanuit akoestisch oogpunt bestonden er daardoor geen belemmeringen voor de vestiging van de inrichting op de voorgenomen locatie.