direct naar inhoud van 3.2 Hergebruiksplan voormalige stort
Plan: Tuincentrum Eeneind
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPTuincentrEeneind-D002

3.2 Hergebruiksplan voormalige stort

Om de gewenste herontwikkeling van het stort te kunnen realiseren, diende er volgens de provinciale Milieuverordening en het provinciale beleid voor hergebruik van stortplaatsen een 'Hergebruiksplan' te worden opgesteld. Het Hergebruiksplan diende te voldoen aan de richtlijnen van de nota 'Hergebruik van stortplaatsen' (22 juni 2004) en de checklist voor Hergebruiksplannen van de provincie.

In het Hergebruiksplan is aandacht besteed aan de volgende aspecten:

  • 1. Onderzoek: de resultaten van de verrichte onderzoeken;
  • 2. Risico's: een beoordeling van de risico's voor de huidige en toekomstige situatie (humane, ecologische en verspreidingsrisico's);
  • 3. Maatregelen: de maatregelen, die genomen worden om eventuele risico's (in relatie met de toekomstige functie en inrichting) weg te nemen dan wel tot een acceptabel risico te beperken;
  • 4. Nazorg: de nazorg, waarbij naast de technische invulling ook de gebruiksbeperkingen, toegankelijkheid, instandhouding en toegankelijkheid van de beheersmaatregelen, alsmede financiële, organisatorische en communicatieve aspecten aan de orde dienen te komen. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de eeuwigdurende zorg ten aanzien van de voormalige stortlocatie.

Doel van het Hergebruiksplan was om de milieuhygiënische randvoorwaarden te bepalen waarbinnen een milieuhygiënisch verantwoorde en duurzame herontwikkeling van het voormalig stort tot tuincentrum kon plaatsvinden.

Risico's

Op basis van de beschikbare gegevens is er bij het toekomstige gebruik van de locatie als tuincentrum geen sprake van onaanvaardbare risico's voor de mens en het ecosysteem. Verwacht wordt dat er in de toekomst geen sprake zal zijn van onaanvaardbare risico's voor verspreiding. Ter verificatie daarvan zal in het kader van de nazorg voor het voormalig stort de kwaliteit van het grondwater periodiek worden gemonitord. Uit de risicobeoordeling blijkt dat er in de toekomstige situatie geen sprake is van onaanvaardbare risico's voor de mens, het ecosysteem en verspreiding. Humane risico's ten aanzien van de vorming van stortgas zijn voor de stort te verwaarlozen. Er is derhalve voor de toekomstige situatie geen noodzaak tot het treffen van maatregelen als gevolg van onaanvaardbare risico's.

Bovenafdichtings- en onderafdichtingsconstructie zijn voor de voormalig stort niet van toepassing, waardoor eventuele risico's als gevolg van een defecte boven- en onderafdichting niet aan de orde zijn. Na herinrichting van het stort zijn er wel potentieel risico's aanwezig met betrekking tot de volgende aspecten:

  • Het intact blijven van de deklaag (ter plaatse van onverharde terreindelen c.q. groenvoorziening);
  • Uitloging van verontreinigingen uit het stort naar het freatisch grondwater en verspreiding.

Deze risico's kunnen worden beschouwd als potentiële risico's. Ter plaatse van verharde terreindelen (bebouwing, buitenverkoop en parkeerplaatsen) zijn de risico's voor verstoring van de deklaag c.q. cunetlaag verwaarloosbaar. Als fundering is gebruik gemaakt van een plaatfundering. Vanwege de aard van het stortmateriaal en de ouderdom van het stort, worden de risico's als gevolg van toekomstige zettingen na herontwikkeling verwaarloosbaar geacht.

Maatregelen deklaag

De kwaliteit van de aan te brengen grond dient te voldoen aan de BGW-I waarden, die gelden voor het bodemgebruik 'wonen en intensief gebruikt openbaar groen'. In het kader van de herontwikkeling is een groot gedeelte van de locatie verhard (bebouwing, kassen, buitenverkoopplaats, wegen, parkeerplaatsen). Hierdoor worden eventuele contactmogelijkheden met stortmateriaal uitgesloten. Een beperkt gedeelte van de locatie is ingericht als groenvoorziening. Het betreft zowel bodembedekkers als bomen. Met name bomen zouden de deklaag kunnen verstoren, waardoor in de toekomst eventueel stortmateriaal aan de oppervlakte zou kunnen komen. Ook als gevolg van biologische activiteit is het in principe mogelijk dat de deklaag wordt verstoord en stortmateriaal aan de oppervlakte komt te liggen. Als gevolg van contactmogelijkheden met het stortmateriaal kunnen mogelijk humane risico's ontstaan.

Ter voorkoming van bovengenoemde potentiële risico's zijn de volgende maatregelen genomen:

  • Het aanbrengen van een laag geotextiel (met louter een signaleringsfunctie);
  • Het plaatsen van bomen in een 'boomkorf' (mede ten behoeve van de stabiliteit), waardoor de bewortelingsdiepte van de bomen wordt beperkt;
  • Periodieke visuele controle van de deklaag op verstoringen en stortmateriaal.

Maatregelen freatisch grondwater

Hoewel de hoeveelheid percolatiewater zal afnemen, is het in principe mogelijk dat er in de toekomst alsnog uitloging van verontreinigende stoffen uit het stortmateriaal zal plaatsvinden en het freatisch grondwater beneden en stroomafwaarts van het stort wordt verontreinigd. Om toekomstige risico's voor verspreiding te controleren, zal het grondwater stroomafwaarts periodiek worden gemonitord. Deze maatregel maakt onderdeel uit van de nazorg voor de voormalige stort.

Maatregelen stortgas

Op basis van de beschikbare gegevens worden de risico's van vorming van stortgas en ophoping van stortgas onder funderingen als verwaarloosbaar geacht.

Voorzieningen voor het afvangen en verwerken van stortgas zijn niet noodzakelijk.

Gebruiksbeperkingen bij het toekomstige gebruik

Het grondwater ter plaatse van en stroomafwaarts van het voormalig stort is licht verontreinigd met zware metalen, aromaten, VOCl en macroparameters (ammonium, chloride, CZV, stikstof-Kjeldahl en sulfaat). Er gelden derhalve gebruiksbeperkingen ten aanzien van het oppompen en gebruiken van het grondwater voor besproeiing en veedrenking. Eventuele toekomstige graafwerkzaamheden in de laag boven het geotextiel kunnen zonder melding aan het bevoegd gezag (provincie Noord-Brabant) plaatsvinden. Eventuele graafwerkzaamheden beneden de laag geotextiel mogen alleen plaatsvinden na overleg met het bevoegd gezag (provincie Noord-Brabant). Hiertoe is in de regels van het bestemmingsplan artikel 6.1 opgenomen ('milieuzone - bodembeschermingsgebied').