direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan buitengebied, herziening Rullen 7
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend document betreft de toelichting van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan buitengebied, herziening Rullen 7" van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten.

1.1 Aanleiding en doel

Op de locatie aan Rullen 7 - perceel B5166 - is een voormalige agrarische veehouderij gesitueerd. De Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte is voornemens om, ter plaatse van het agrarische bouwvlak, twee nieuwe Ruimte voor Ruimte-woningen te realiseren in een ruime groene setting, de agrarische bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning.

In de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant is bepaald dat het toevoegen van een woning in het buitengebied alleen kan plaatsvinden op basis van de Ruimte voor Ruimte-regeling. Het omzetten van een voormalige agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning is ook onder voorwaarden toegestaan. Het initiatief voldoet aan de voorwaarden uit deze regelingen. Desalniettemin kan het initiatief niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan ''Buitengebied Nuenen'', omdat binnen de vigerende bestemming 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' de bouw van burgerwoningen niet is toegestaan. De gemeente Nuenen heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en regels voor het realiseren van twee Ruimte voor Ruimte-woningen en het omzetten van de agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Nuenen, sectie B, nummer 5166 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 9.440 m². De gronden zijn in particulier eigendom.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied Nuenen", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 1 november 2018. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel'. De gronden zijn in deze bestemming onder andere aangewezen voor (vollegronds)teeltbedrijven; agrarisch grondgebruik, en; behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en natuur- en landschapswaarden. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' is tevens een veehouderijbedrijf toegestaan. Deze aanduiding valt samen met het bouwvlak.

Tevens kent het plangebied een tweetal gebiedsaanduidingen, te weten:

  • milieuzone - boringsvrije zone, ter plaatse van deze aanduiding is het niet toegestaan om boringen te verrichten die de ondoorlatende laag van de bodem aantasten, en;
  • overige zone - schuilstallen, ter plaatse van deze aanduiding kan het bevoegd gezag de bouw van een schuilstal toestaan buiten het bouwvlak.

Verder bevat het plangebied gedeeltelijk de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2 archeologische waarde' en 'Waarde - Archeologie 4a middelhoge verwachting'. Deze dubbelbestemmingen verplichten archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.

Ten slotte bevat het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie historische verkaveling' en 'Waarde - Cultuurhistorie akkerbouwcomplex'. Ter plaatse van deze dubbelbestemmingen zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.2.

Conclusie

Het initiatief betreft de realisatie van twee Ruimte voor Ruimte-woningen en de omzetting van de agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel'. Binnen deze bestemming is dit niet mogelijk. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Bebouwing en functies

In de gemeente Nuenen zijn drie kernen gelegen, te weten Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Tevens zijn een aantal buurtschappen aanwezig, Opwetten, Boord, Eeneind, Stad van Gerwen en Rullen. De eerste nederzettingen betroffen het huidige Nuenen en Gerwen en dateren van de vijfde tot de achtste eeuw.

Het plangebied is gelegen ten noorden van de kern Gerwen aan Rullen. Het gebied ten noorden van de kern Nuenen kan gekenmerkt worden als een gebied met nederzettingen in de vorm van gehuchten. Belangrijke gehuchten die in dit kader genoemd worden zijn Heerendonck, Spekt, Stad van Gerwen, Laar en Rullen. Het ontstaan van bebouwingsconcentraties in de gemeente Nuenen speelt een belangrijke rol in de historie van de plaatselijke bebouwingsstructuur.

Bebouwingsconcentraties zoals Laar, Rullen en Wettenseind zijn ontstaan aan een 'plaatse'. Een plaatse betreft een driehoekige ruimte die ontstaat door de samenkomst van drie wegen. Rondom deze plaatse ontstonden van oudsher vaak buurtschappen, zo ook bebouwingsconcentratie 'Rullen' waarbinnen het plangebied gelegen is. De bebouwingsconcentratie Rullen maakt onderdeel uit van een krans aan bebouwingsconcentraties gelegen rondom Gerwen.

Het buurtschap Rullen is rond 1900 al op kaarten terug te vinden. Op de kaarten is te zien hoe het buurtschap ter plaatse van het plangebied is ontstaan rondom de eerder beschreven kenmerkende 'plaatse'. Rullen en Laar komen samen in een driehoekig patroon. Rondom deze ruimte is een bebouwingsconcentratie ontstaan. De historische plaatse is in de huidige situatie thans nog als zodanig te herkennen. Het buurtschap Rullen bestaat ook nu nog slechts uit een klein cluster van oude boerderijen rond een oude plaatse. De oudste boerderijen zijn alle van het zogenaamde 'langgeveltype' dat typerend is voor de gecombineerde woon- en agrarische bedrijfsvoeringfunctie in de 2e helft van de 19e eeuw in de Meierij. Naast de diverse langgevelboerderijen zijn er tevens in de omgeving van het plangebied een aantal meer recent opgerichte woningen aanwezig, allen wel uitgevoerd in landelijke stijl.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001_0005.jpg"

BESTAANDE SITUATIE

Het plangebied is gesitueerd aan de zuidoostkant van het buurtschap. In de huidige situatie is het plangebied functioneel ingericht als agrarisch bedrijf. Hierin is één bedrijfswoning gesitueerd direct aan de weg (adres Rullen 7). De bedrijfswoning betreft het zuidelijke deel van een langgevelboerderij (noordelijke deel betreft Rullen 7a). Naast de bedrijfswoning staan er een drietal schuren uit verschillende tijdsperiode die ver het landschap in reiken.

2.2 Ontsluiting

Het buurtschap is ontstaan rondom de plaatse. De drie wegen die hier samen komen heten allen Rullen. Via de zuidoost gelegen straat (De Huikert) is het buurtschap direct ontsloten op de kern Gerwen. Er is momenteel één inrit aanwezig op het perceel, deze bevindt zich aan Rullen. Rullen heeft, ter plaatse van het plangebied, een lage verkeersintensiteit, omdat de weg na het adres Rullen 5 doodloopt.

2.3 Groen en water

Rullen is gelegen in het Dommeldal. In dit deel van het Dommeldal heeft in de 20e eeuw schaal- en kavelvergroting plaatsgevonden. De oorspronkelijke historische kleinschaligheid, zoals nog zichtbaar op 19e-eeuwse kaarten, gekenmerkt door de oude verkavelingsstructuur en kleinschalige boerenerven, is veelal verdwenen. De perceelsrandbegroeiing is op veel plaatsen gerooid; grote agrarische bedrijven kenmerken het landschap. Het landschap heeft daardoor een veel opener karakter dan in de 19de eeuw.

Voor het plangebied en directe omgeving geldt dit ook: de kleine percelen zoals zichtbaar op de kadastrale minuut rondom Rullen, ook in het akkerlandgebied direct ten westen van het plangebied, zijn veelal verdwenen. In de huidige situatie is het plangebied functioneel ingericht als agrarisch bedrijf. Enkel langs de perceelsgrenzen staan bomenrijen (voornamelijk dennen) die zorgen voor een afscherming van het plangebied. De inrit wordt begeleid door een bomenrij. Ten westen van het plangebied loopt een A-watergang. Binnen het plangebied liggen enkele schouwsloten.

Hoofdstuk 3 Plan

3.1 Stedenbouwkundig plan

3.1.1 Hoofdopzet

Rullen is in het landschap nog steeds herkenbaar als zelfstandig buurtschap. Het ligt in een kleinschalig landschap dat door de ruilverkaveling en de verdwenen perceelbeplanting een meer open karakter heeft gekregen. De structuurvisie voor dit gebied voorziet in het herstel van het kleinschalige landschap van omstreeks 1900. De ontwikkeling van Rullen 7 kan ter plaatse dienen als een van de eerste bouwstenen van het te ontwikkelen landschap.

Dit wordt bewerkstelligd door de huidige achterste bebouwingsgrens fors terug te dringen richting de bebouwingslijn van de twee naastgelegen percelen en een landschappelijk ensemble te creëren dat aansluit bij de structuur van het buurtschap. In de nieuwe situatie blijven de twee direct aangrenzende bestaande langgevelboerderijen aan Rullen 5 en Rullen 7 herkenbaar als historische volumes aan Rullen. Ook Rullen 3, ten noorden van de planlocatie, betreft een dergelijk historisch volume en doet nu en straks mee in het historische beeld van Rullen. Op de planlocatie is niet geprobeerd om een nieuwe langgevelwoning tussen Rullen 5 en 7 te situeren omdat dat afbreuk zou doen aan de historische karakteristiek. Daarnaast is de frontbreedte van het perceel te smal om een dergelijke woning in een groene setting te situeren en zou het teveel afbreuk doen aan het woongenot van de omliggende woningen.

In plaats daarvan is gekozen om de twee nieuwe woningen als een soort tweedelijns bebouwing behorend bij de naastgelegen langgevelboerderij te situeren en vorm te geven als volumes die verwijzen naar een erfgebouw, behorende bij de langgevelboerderij aan Rullen 7. Het behoud van de langgevelboerderij met de huidige woning 7 met aanliggende tuin (circa 575 m²) staat hierbij voorop. Vanaf Rullen zal men in eerste instantie de langgevelboerderijen ervaren. De fruitboomgaard direct aan Rullen versterkt dit beeld en zorgt voor een zachte overgang van Rullen naar de enigszins verscholen twee Ruimte voor Ruimte-woningen. Het stedenbouwkundig plan is als bijlage 1 toegevoegd en op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001_0006.jpg"

STEDENBOUWKUNDIG PLAN

Via de smalle erftoegangsweg passeer je de fruitboomgaard en rijd je richting de twee woningen. Vanaf deze toegang heb je een directe zichtlijn op het buitengebied begeleid door de gevels van beide woningen die bestaan uit één laag met een kap. De knik in de toegangsweg geeft nog een extra zichtlijn naar het buitengebied richting Gerwen en maakt de weide gelegen achter de woningen toegankelijk. De twee woonpercelen gaan over in het landschap dat als zone om de kavels heen loopt. Door een onderscheid te maken in een gebruikstuin direct aan de woning en een landschapstuin daar omheen, ontstaat een nieuwe zachte overgang van het landschap naar het buurtschap. Binnen de landschapstuin is geen bebouwing toegestaan, maar is de ruimte wel door bewoners te gebruiken. Om deze zone te beschermen tegen vergunningsvrije bouwwerken is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschapswaarden' opgenomen. Het zuidwestelijke deel van het plangebied wordt onderdeel van het buitengebied en wordt gebruikt als weide. Door perceelbeplanting toe te passen op de originele perceelcontouren wordt er een deel van het oude kleinschalige essenlandschap hersteld. De landschappelijke inpassing staat nader beschreven in paragraaf 3.2.

3.1.2 Beeldkwaliteit

Met de beoogde herontwikkeling wordt de huidige agrarische bestemming ter plaatse van het plangebied omgezet naar een woonbestemming ten behoeve van de realisatie van twee Ruimte voor Ruimte-woningen en de omzetting van de agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning. Voor de Ruimte voor Ruimte-woningen is een ruimere inhoud toegestaan dan voor reguliere woningen.

De nieuwe bebouwing dient qua stedenbouw en beeldkwaliteit te passen bij de reeds aanwezige bebouwing in de omgeving. De bebouwingsconcentratie ‘Rullen’ kenmerkt zich als bebouwingscluster met voornamelijk (voormalige agrarische bedrijfs)woningen in de vorm van langgevelboerderijen in landelijke stijl. Tevens zijn in de omgeving van het plangebied een aantal meer recent opgerichte woningen aanwezig, allen wel uitgevoerd in landelijke stijl. Voor wat betreft de beeldkwaliteit van de beoogde Ruimte voor Ruimte-woningen zal op een eigentijdse manier aangesloten worden op de architectonische stijl in de directe omgeving. Om regie te houden op de beeldkwaliteit is een beeldkwaliteitplan opgesteld (zie bijlage 2). Hierbij wordt ingezet op landelijke gebouwen met gebiedseigen materialen; zoals pannen, baksteen en hout. Daarnaast dienen de woningen geen letterlijke vertaling te worden van een schuur of langgevelboerderij, maar moet het een landelijke type uitstralen.

Het beeldkwaliteitplan dient als leidraad voor het bereiken van de een gewenste stedenbouwkundige ruimtelijke samenhang en kwaliteit. Het beeldkwaliteitplan wordt afzonderlijk vastgesteld door de gemeenteraad conform artikel 12a van de Woningwet en vormt daarmee een verplichte leidraad voor de welstandstoetsing. Het beeldkwaliteitplan betreft in alle gevallen een bindende aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota. De inhoud van het beeldkwaliteitplan krijgt een juridische doorwerking in de planregels (nadere eisen).

Voor de beoogde Ruimte voor Ruimte-woningen ter plaatse van het plangebied gelden de navolgende stedenbouwkundige voorwaarden. Deze bebouwingsvoorschriften zijn in de regels van het bestemmingsplan verankerd.

  • De goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • De nokhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 7,0 meter;
  • De inhoud van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 900 m³, met uitzondering wanneer hoofdgebouw een inpandig bijgebouw bevat, dan geldt een maximale inhoud van 1.300 m³;
  • De afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter;
  • De dakhelling moet tussen de 12º en 55º bedragen;
  • De goothoogte van de bijgebouwen bedraagt maximaal 3,0 meter;
  • De nokhoogte van de bijgebouwen bedraagt maximaal 6,0 meter;
  • De totale oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt maximaal 100 m²;

3.2 Groen en water

In het stedenbouwkundig plan blijft de nog beperkt zichtbare historische percelering behouden. Ook wordt er gestreefd naar het terugbrengen van de vroegere kleinschaligheid door middel van de aanplant van gebiedseigen perceelbeplanting en het behoud van de perceelsloten.

 

Binnen het initiatief zijn de tuinen opgesplitst in twee delen. Het ene deel bestaat uit een individueel ingerichte gebruikstuin (direct gelegen aan de woning). Het andere deel bestaat daar omheen uit een collectief ingerichte landschapstuin en wordt ingericht met gras en enkele solitaire bomen. De opzet van deze verdeling is dat de woningen een losse relatie met het landschap krijgen en dat het ensemble opgaat in de rand van het buurtschap. Rondom de gebruikstuin komt eenzelfde soort haag mogelijk afgewisseld met landelijke houten hekwerken of poortjes. Voor het gras in de landschapstuin is het streven om een bloem- en kruidenrijk grasland te realiseren met waarden voor bijen, libellen, insecten en vogels. Deze landschapstuin grenst aan de perceelsgrenzen, waardoor het open landschap behouden blijft.

Ter hoogte van de entree aan Rullen wordt een kleine boomgaard met robuuste fruit- en notenbomen gerealiseerd. Dit is een veelvoorkomend landschapselement in een van oorsprong agrarisch buurtschap als Rullen. De boomgaard flankeert de entree en zorgt voor een aantrekkelijke groene nutsruimte aan de straat. Bovendien camoufleert de boomgaard de achterliggende bebouwing enigszins.

De gronden ten westen van het nieuwe erf worden ingericht als weide. De huidige naaldbomen langs de bestaande perceelsgrenzen zullen worden vervangen door gebiedseigen bomen (zwarte populieren). De westelijke perceelgrens, gelegen aan de watergang, blijft vrij van beplanting om zichtlijnen op het buitengebied te houden. Het planvoornemen omvat geen aanleg van nieuw oppervlaktewater. De bestaande perceelssloten blijven behouden en worden gebruikt voor de afvoer van het hemelwater.

Voor de zekerstelling van de landschappelijke inpassing is een beplantingsplan opgesteld dat als voorwaardelijke verplichting in de bestemmingsregels is opgenomen. Het beplantingsplan is als bijlage 3 bij de regels toegevoegd.

3.3 Verkeer en parkeren

3.3.1 Verkeer

De realisatie van twee Ruimte voor Ruimte-woningen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De verkeersaantrekkende werking van het plan is berekend met behulp van de kengetallen uit de digitale publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren" van het CROW.

In de nieuwe situatie worden binnen het plangebied twee Ruimte voor Ruimte-woningen gerealiseerd. De voormalige bedrijfswoning betreft een bestaande situatie en wordt derhalve buiten beschouwing gelaten. De Ruimte voor Ruimte-woningen vallen, om de verkeersgeneratie te bepalen, onder het onderdeel koop, vrijstaand. De gemeente Nuenen wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente tot het buitengebied behoort. In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.

Onderdeel   Verkeersgeneratie   Aantal   Totaal  
Koop, vrijstaand   7,8 - 8,6 per woning   2 woningen   15,6 - 17,2  
Totaal       15,6 - 17,2  

Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe woningen, in een worst-case scenario, zorgen voor 17,2 verkeersbewegingen per etmaal.

Conclusie

De verkeersaantrekkende werking van dit initiatief bedraagt, in een worst-case scenario, 17,2 verkeersbewegingen per etmaal. Voor de impact op Rullen moet je daar nog de huidige verkeersbewegingen die het agrarische bedrijf genereerde vanaf trekken. Rullen heeft echter al een lage verkeersintensiteit. Dit betekent dat de verkeersafwikkeling van onderhavig plan zonder meer via Rullen en omliggende wegen kan plaatsvinden.

3.3.2 Ontsluiting

De woningen binnen het plangebied worden ontsloten via een erftoegangsweg die gebruik maakt van de thans aanwezige ontsluiting op Rullen. Hierdoor zorgt onderhavig plan niet voor een extra ontsluiting op Rullen.

Uitgangspunt voor het ontwerp is een smalle toegangsweg om het onderscheid tussen het de nieuwe woningen en de bestaande langgevelboerderijen te vergroten. De toegangsweg gaat derhalve als eenrichtingsweg dienen. Het minimale en ideaal profiel hiervoor is 3,85 – 4,40 meter. De toegangsweg in het plan betreft 4,5 meter.

De bestaande weg Rullen is circa 4 meter breed en heeft een profiel zoals alle wegen in de nabije omgeving. Volgens de richtlijnen dient een tweerichtingsweg een minimale en ideaal profiel van 4,80-5,80 meter te hebben. Het betreft hier echter een bestaande situatie waarbij de toename van het verkeer door onderhavig plan laag is. De inrichting van de openbare ruimte en het feit dat de straat Rullen doodloopt, nodigt niet uit tot hard rijden of onveilige situaties. Het huidige profiel van Rullen is daarmee toereikend voor de ontwikkeling. Voor de hulpdiensten geldt dat er rekening gehouden moet worden met de nodige manoeuvreerruimte. Dit betekent dat er voldoende ruimte op de aantakking van de toegangsweg en Rullen moet zijn. Met een toegangsweg van 4,5 meter breed en de beschikbare ruimte in de openbare ruimte is hier voldoende rekening mee gehouden.

3.3.3 Parkeren

Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het initiatief en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwettten heeft geen Nota parkeernormen vastgesteld. Daarom worden bij het opstellen van de parkeerbalans de digitale publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren" van het CROW aangehouden.

In de nieuwe situatie worden binnen het plangebied twee Ruimte voor Ruimte-woningen gerealiseerd en blijft de voormalige bedrijfswoning gehandhaafd. De Ruimte voor Ruimte-woningen vallen, om de parkeerbehoefte te bepalen, onder het onderdeel koop, huis, vrijstaand. De bestaande woning valt onder het onderdeel koop, huis, twee-onder-een-kap. De gemeente Nuenen wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente tot het buitengebied behoort. In de onderstaande tabel is de berekening van de gemiddelde parkeerbehoefte uiteengezet (inclusief bezoekersparkeren).

Onderdeel   Parkeernorm   Aantal   Totaal  
Koop, huis, vrijstaand   2,4 per woning   2 woningen   4,8  
Koop, huis, t-o-e-k   2,2 per woning   1 woning   2,2  
Totaal       7  

Per Ruimte voor Ruimte-kavel zijn drie parkeerplaatsen op eigen terrein opgenomen. Conform de begripsomschrijving 'parkeerplaats' in onderhavig bestemmingplan tellen deze parkeerplaatsen echter als 1,7-1,8 parkeerplaats afhankelijk van de aanwezigheid van een garage. Omdat er geen regeling voor drie parkeerplaatsen is opgenomen wordt derhalve uitgegaan van 2,7-2,8 parkeerplaats. Op het kavel van Rullen 7 zijn ook twee parkeerplaatsen ingetekend; deze tellen als 1,3 parkeerplaats. In totaal voorziet onderhavig plan daarmee in (2,7 + 2,8 + 1,3 =) 6,8 parkeerplaats op eigen terrein. De theoretische 0,2 parkeerplaats kan worden opgevangen op het erf/inrit.

3.4 Duurzame en gezonde leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

3.4.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • de woningen worden 'aardgasvrij' gebouwd;
  • de woningen zijn geschikt voor zonne-energie;
  • er kan gebruikt worden gemaakt van aardwarmte, warmte-koude opslag, lucht warmte-koude opslag, of andere vormen van duurzame energie. Bij de aanleg van bodemenergiesystemen gelden aanvullende voorwaarden uit de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) in relatie tot de Boringsvrije zone (zie ook 4.2.2.2).
3.4.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • waterberging op eigen terrein;
  • zo min mogelijk verharding / halfverharding;
  • aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
  • groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft daarom ook geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onderhavig initiatief voorziet in de realisatie van twee Ruimte voor Ruimte-woningen en de omzetting van de agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning. Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  • 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  • 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  • 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  • 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig plan betreft de bouw van twee Ruimte voor Ruimte-woningen en de omzetting van de agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1.   De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en de eventuele gemeentelijke energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de woningen. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.  
ad 2.   Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Daarnaast is er sprake van een afname van verharding. Het plan draagt dus bij aan de ontstening van het buitengebied.  
ad 3.   Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De twee woningen worden gerealiseerd ter vervanging van een agrarisch bedrijf. Er is derhalve geen sprake van uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied.  
ad 4.   Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.  

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.
4.2.2.1 De toedeling van functies

Het plangebied is onderdeel van het landelijke gebied. In beginsel zijn daar conform artikel 3.68 IOV uitsluitend bestaande woningen toegestaan, maar er zijn enkele uitzonderingen zoals Artikel 3.80 IOV voor Ruimte voor Ruimte-woningen. Voor de omzetting van de agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning is Artikel 3.69 van toepassing. Beide artikelen zijn hieronder integraal overgenomen en getoetst.

Artikel 3.69 afwijkende regels (burger)woningen

In afwijking van artikel 3.68 Wonen in Landelijk gebied kan een bestemmingsplan voorzien in:

  • a. de bouw van een woning ter vervanging van een bestaande woning binnen het bouwperceel, als is verzekerd dat:
    • 1. de bestaande woning feitelijk wordt opgeheven;
    • 2. overtollige bebouwing wordt gesloopt.
  • b. de vestiging van of de splitsing in meerdere woonfuncties in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing als dat bijdraagt aan het behoud of herstel van deze bebouwing.
  • c. in het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning, als is verzekerd dat:
    • 1. er geen splitsing in meerdere woonfuncties plaatsvindt;
    • 2. overtollige bebouwing wordt gesloopt.

In onderhavig plan is sprake van een omzetting van de voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning. Hiervoor is alleen sub c van Artikel 3.69 IOV van toepassing:

ad c-1.   De omzetting betreft behoud van de huidige situatie waarbij de woning op 7 al onderdeel is van een gesplitste langgevelboerderij. Verdere splitsing is niet mogelijk en niet gewenst.  
ad c-2.   Bij de omzetting blijft er een perceel over van 575 m² waarop conform het vigerende beleid 100 m² bijgebouw mag worden opgericht. De overtollige bebouwing wordt gesloopt.  

Artikel 3.80 ruimte-voor-ruimte

Lid 1. Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan voorzien in één of meerdere ruimte-voor-ruimtekavels, ieder ten behoeve van de bouw van één woning, indien:

  • a. er sprake is van een aanzienlijke winst van de omgevingskwaliteit;
  • b. de ruimte-voor-ruimtekavel op een planologisch aanvaardbare locatie in een bebouwingsconcentratie ligt;
  • c. een goede landschappelijke inpassing van de te bouwen woning is verzekerd;
  • d. er geen sprake is van (een aanzet voor) een stedelijke ontwikkeling behoudens in geval de locatie ligt binnen Verstedelijking afweegbaar.

Lid 2, 3 en 4 hebben betrekking op de voorwaarde die samenhangen met de garantstelling die de Ruimte voor Ruimte-titels en Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte dekken. Derhalve wordt hier alleen aan Lid 1 getoetst:

ad a.   Met het plan wordt de kwaliteitswinst behaald door het wegnemen van de oude agrarische stallen die ver het landschap in staan en niet passen bij de schaal van het buurtschap.

Met de inzet van ruimte-voor-ruimtetitels is verzekerd dat deze ontstening heeft plaatsgevonden door de sloop van de agrarische bedrijfsgebouwen. Daarnaast zijn een aanzienlijke hoeveelheid fosfaatrechten weggenomen. De dossiers behorende bij genoemde kwaliteitswinst zijn opgenomen in bijlage 3 bij deze toelichting.

In de plaats van de de agrarische bedrijfsgebouwen wordt als nieuwe afronding van het buurtschap twee woningen ingepast op het 'achtererf' van de langgevelboerderijen. De twee woningen liggen in een stevige groene setting die bijdraagt aan het herstel van het voormalige essenlandschap.  
ad b.   Een bebouwingsconcentratie wordt gevormd door een kernrandzone, een bebouwingscluster of bebouwingslint. Het plangebied is onderdeel van de buurtschap 'Rullen' dat als bebouwingscluster wordt gezien.  
ad c.   De landschappelijke inpassing van de Ruimte voor Ruimte-woningen wordt verzorgd door het gebruik (privé- en landschapstuin) en de aanleg van nieuwe beplanting middels dit bestemmingsplan vast te leggen. Voor de landschappelijke inpassing is een beplantingsplan opgesteld die als voorwaardelijke verplichting in de bestemmingsregels is opgenomen. Het beplantingsplan is als bijlage 3 bij de regels toegevoegd.  
ad d.   De ontwikkeling zal beperkt blijven tot de voorgenomen twee woningen. Er is daarmee geen sprake van een aanzet voor stedelijke ontwikkeling.  
4.2.2.2 De bescherming van gebiedskenmerken

Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende gebiedskenmerken:

  • boringsvrije zone;
  • cultuurhistorisch waardevol gebied;
  • stalderingsgebied.

Boringsvrije zone (artikel 3.12 IOV)

Een bestemmingplan ter plaatse van de aanduiding ‘Boringsvrije zone’ strekt tot behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Graafwerkzaamheden en boringen zijn in deze gebieden onder een bepaalde diepte aan banden gelegd. Er dient voor bodemenergiesystemen rekening gehouden te worden met diepte beperkingen (max 90 meter) en beperkingen in circulatievloeistof. Daarnaast moet het plaatsen van dergelijke systemen gemeld worden bij de provincie. Voor het plaatsen van bodemenergiesystemen moet tevens voldaan worden aan de regels voor het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi). De regels voor bouwen binnen een boringsvrije zone zijn verankerd in de regels bij dit bestemmingsplan middels de gebiedsaanduiding ‘overige zone – boringsvrije zone’, artikel 14.1.

Cultuurhistorische waarden (artikel 3.29 IOV)

De ligging binnen een cultuurhistorisch waardevol gebied, is van invloed op de aanvaardbaarheid van de locatie. Artikel 3.29 van de IOV geeft voorwaarden waaraan een bestemmingsplan moet voldoen als deze is gelegen binnen een cultuurhistorisch waardevol gebied. Het bebouwingscluster Rullen bevindt zich volgens de provinciale cultuurhistorische waardenkaart in het cultuurhistorisch vlak “Broekgebied tussen Breugel en Nuenen”. Hieronder is Rullen in relatie tot het gehele cultuurhistorisch vlak aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001_0007.jpg"

CULTUURHISTORISCH VLAK “BROEKGEBIED TUSSEN BREUGEL EN NUENEN”

Het broekgebied tussen Breugel en Nuenen is een kleinschalig landschap met graslanden, broekbossen en geïsoleerde oude akkers. Het gebied bestaat uit laaggelegen broekgebieden met graslanden en loofbossen, geflankeerd door hogere gronden met kleine oude akkercomplexen. De graslanden hebben een kleinschalige strookvormige percelering; sommige percelen hebben perceelrandbegroeiing in de vorm van houtsingels of boomrijen. Veel perceelsscheidingen worden nog gemarkeerd door greppels en (resten van) houtsingels. In het gebied liggen veel zandpaden. Door de broekgebieden lopen de Breugelsche Beek en de Hooidonksche Beek. De percelering kan deels nog dateren uit de periode 1250-1500, toen delen van het gebied werden ontgonnen vanuit enkele verspreid gelegen hoeven. Bij de aanleg van het Wilhelminakanaal (1910-1923) is het gebied doorsneden. In het gebied staan verschillende oude (langgevel)boerderijen. In de broekbossen zijn percelen met populieren op rabatten, aangelegd in de jaren '30 van de vorige eeuw. Hier en daar zijn restanten van hakhout. De strategie voor het broekgebied luid ''Planologische bescherming van de waarden/kenmerken''. Hieronder staan de beschreven waarden en kenmerken met daaronder het effect van/op onderhavig plan.

Waarden en kenmerken:

  • De samenhang van de oude akkercomplexen met de percelering en de landschapselementen in het beekdal:
    Het betreffende beekdal ligt aan westzijde van het cultuurhistorisch val, Rullen helemaal aan oostzijde en derhalve niet van toepassing.
  • De historische boerderijen:
    In Rullen staan diverse historische boerderijen die niet direct onderdeel zijn van de ontwikkeling maar wel een relatie aan gaan. Om de uitstraling van Rullen met deze langgevelboerderijen niet te verstoren worden de nieuwe woningen teruggelegd achter een boomgaard. Hierdoor blijft de nadruk vanaf de straat op de langgevelboerderijen en zijn de woningen als het waren de teruggelegen schuren behorend bij deze kenmerkende boerderijen. Daarnaast is met omvang van twee woningen en de goot- en bouwhoogte rekening gehouden met de omvang van het cluster Rullen en speelt de beeldkwaliteit in op een landelijke type.
  • De kleinschalige strookvormige percelering:
    Vanaf de jaren 50 van de 20e eeuw is het kleinschalige karakter (kleine percelen, beperkte bebouwing) rondom de buurtschap aangetast door de bouw van grote stallen en vergroting van de akkerbouwpercelen. Een deel van de oorspronkelijke voor deze omgeving kenmerkende oorspronkelijke percelering, is nog aanwezig in en nabij het plangebied. In het stedenbouwkundig plan blijft deze zichtbare historische percelering daarom behouden en zorgt de aanplant van gebiedseigen beplanting voor behoud en versterking van dit beeld. Daarnaast wordt de bebouwing teruggedrongen richting het buurtschap.
  • De kleine akkercomplexen met bolle ligging en het esdek:
    Er is ter plaatse van het plangebied geen sprake van een klein akkercomplex met bolle ligging. Vanwege de agrarische activiteiten en uitbreiding is het esdek mogelijk verstoord daar waar de nieuwe woningen komen. Het westelijke deel blijft in tact en wordt landschap .
  • De broekbossen:
    Niet van toepassing ter plaatse van onderhavig plangebied.
  • De bossen op rabatten: 
    Niet van toepassing ter plaatse van onderhavig plangebied.
  • De populierenbossen:
    Niet van toepassing ter plaatse van onderhavig plangebied.
  • De zandpaden:
    Niet van toepassing ter plaatse van onderhavig plangebied.

Een bestemmingsplan van een gebied dat is gelegen binnen de aanduiding ‘Cultuurhistorisch waardevol gebied’ is mede gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken zoals beschreven in de Cultuurhistorische Waardenkaart. Derhalve zal dit bestemmingsplan worden voorzien van een beschermende regeling middels de dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie historische verkaveling'. De gronden binnen deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de verkavelingsstructuur en de kleinschaligheid van het landschap. Verankerd is dat uitsluitend mag worden gebouwd indien de verkavelingsstructuur en de kleinschaligheid van het landschap niet onevenredig worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen nadere regels te verbinden.

Het plan ligt in het cultuurhistorisch vlak “Broekgebied tussen Breugel en Nuenen”. Ontwikkelingen in dit cultuurhistorisch vlak dienen de kernwaarden ervan te behouden en versterken. Het plan voldoet aan de toetsing van deze kernwaarden. Middels het opnemen van de dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie historische verkaveling' de de verplichte landschappelijke inpassing blijft de historische verkavelingsstructuur behouden. De beoogde herbestemming tast geen cultuurhistorische waarden aan zoals benoemd in het cultuurhistorisch vlak “Broekgebied tussen Breugel en Nuenen”.

Stalderingsgebied (artikel 3.52 IOV)

Binnen het ‘Stalderingsgebied’ gelden extra voorwaarden voor de ontwikkeling van veehouderijen gericht op het voorkomen van een verdere regionale concentratie van vee en het tegengaan van (verdere) leegstand. De toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen een bouwperceel is alleen mogelijk als er elders dierenverblijven verdwijnen; het zogenaamde stalderen. De beoogde herontwikkeling heeft geen toename van dierenverblijven tot gevolg. De beoogde herontwikkeling is niet in strijd met de regels die gelden binnen het ‘Stalderingsgebied’.

4.2.2.3 De basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies

De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van

functies zijn:

  • zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit;
  • kwaliteitsverbetering van het landschap.

Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.

Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat gebruik wordt gemaakt van een locatie gelegen binnen een bebouwingsconcentratie waarbij een flinke hoeveelheid overtollige bebouwing wordt weggenomen.
Er heeft een zorgvuldige situering van de woningen plaatsgevonden, die rekening houdt met en uitgaat van de bestaande stedenbouwkundige, landschappelijke, natuurlijke en aardkundige waarden in het gebied.
Het plan neemt een verrommelde situatie weg en leidt tot een landschappelijk ingepaste afronding van het buurtschap. Er is daarmee tevens een waardecreatie in het algemeen belang.

Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze kwaliteitsverbetering is beschreven in paragraaf 4.3.6 waarin het project aan de gemeentelijke 'Landschapsinvesteringsregeling Nuenen c.a. 2015' wordt getoetst.

4.2.2.4 Conclusie

Het plan is niet in strijd met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Omgevingsvisie Nuenen

De Omgevingsvisie Nuenen is vastgesteld op 30 september 2021. De eerder vastgestelde Structuurvisie Nuenen maakt onderdeel uit van dit gemeentelijk beleid. Hieronder wordt onderhavig plan aan deze Structuurvisie getoetst.

Structuurvisie Nuenen c.a. wijziging 2020

De gemeenteraad van Nuenen heeft op 28 mei 2020 de 'Structuurvisie Nuenen c.a. wijziging 2020’ vastgesteld. In de structuurvisie worden de visie en ambities voor de toekomst van de gemeente Nuenen uiteengezet.

De bebouwingsconcentratie Rullen is aangeduid als ‘Versterken kleinschalig landschap’ en ‘Bebouwingslinten behouden en versterken’. Het bebouwingslint, dat hier gezien wordt als buurtschap, zal met de bouw van twee Ruimte voor Ruimte-woningen door stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing behouden blijven. In de structuurvisie worden de bebouwingslinten beschreven, maar voor mogelijkheden tot nieuw- of herbouw wordt verwezen naar het bestemmingsplan buitengebied. Hierin wordt geen uitsluitsel gegeven over de mogelijkheid tot woningbouw binnen bebouwingsconcentraties. Wel wordt aangegeven dat niet-agrarische bedrijvigheid binnen bebouwingsconcentratie Rullen niet gewenst is door haar ligging op korte afstand van belangrijke groenstructuren. De oprichting van twee Ruimte voor Ruimte-woningen kunnen daarentegen wel gecombineerd worden met een ligging op korte afstand van groenstructuren.

Conclusie

Het plan past binnen de 'Structuurvisie Nuenen c.a. wijziging 2020’.

4.3.2 Landschapsstudie Buitengebied Nuenen 2020

Landschap is een belangrijk onderdeel van de gemeente. Veel ontwikkelingen vinden plaats in dit landschap of maken juist gebruik van het landschap. In mei 2020 is de 'Landschapsstudie Buitengebied Nuenen' afgerond. Deze studie beschrijft het landschap in Nuenen en geeft richtlijnen hoe ruimtelijke projecten dienen te worden ingepast. De studie vormt een onderdeel van de toets bij aanvragen om Ruimte voor Ruimte woningen, grootschalige energieopwekking en andere bestemmingsplanwijzigingen.

Het landschap van de gemeente in onder te verdelen in landschapseenheden. Onderhavig plangebied ligt binnen het 'Kampen- en hoevenlandschap'. Dit gebied is te kenmerken als een gebied met een relatief open landschap met blokverkaveling waarbinnen slingerende wegen met wegbeplanting lopen. De bebouwing is vaak geconcentreerd rondom (frankische) driehoeken, linten of kransen. Deze kenmerken zijn ook terug te zien in Rullen. In de schetsmatige visiekaart is het gebied rondom Rullen aangeduid als 'kleinschalige landschapskern met ‘ensembles’'. De visie berust hier op het versterken van het contrast tussen buurtschappen en het achterland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001_0008.jpg"

UITSNEDE VISIEKAART

Op bovenstaande visiekaart ligt onderhavig plangebied aan occupatiepatroon 'Linten'. Binnen dit patroon wordt ingezet op het versterken van de bebouwingslinten en het versterken van de frankische driehoeken.

Een belangrijk doel van de landschapsvisie is om aanvullend aan eerder opgestelde beleidsstukken een adequaat antwoord te kunnen geven op actuele inpassingsvragen. Deze vragen kunnen op basis van de karakteristiek van de ingreep en de te verwachten impact op de omgeving ingedeeld worden in drie categorieën: relatief kleinschalig met ruraal karakter,relatief grootschalig met overwegend ruraal karakter en relatief grootschalig met industrieel karakter. Ruimte voor Ruimte valt onder de eerste categorie. Een belangrijke afweging bij deze inpassingsvraagstukken betreft het gebied waarvoor inpassing wordt gevraagd. Voor onderhavig initiatief wordt derhalve gebruik gemaakt van Toolbox 3 Kampen- en hoevenlandschap uit de landschapsstudie.

De nadruk ligt zoals eerder genoemd op het versterken van het contrast tussen buurtschappen en het achterland. In dit geval het buurtschap Rullen in relatie tot het landschap. Hierbij geldt dat er bij kleinschalige initiatieven gebruik gemaakt wordt van landschappelijke middelen die de ecologie en de landschappelijke structuur versterken. Onderhavig plan voorziet met de sloop van de agrarische bebouwing in een sterker contrast tussen het buurtschap en het landschap. De bebouwing reikt niet meer diep het landschap in en de nieuwe gebiedseigen beplanting draagt bij aan de landschappelijke structuur van blokverkaveling met perceelsbeplanting. De grens van het buurtschap komt hierdoor meer in verhouding tot het omliggende landschap te staan. Ook de beoogde beeldkwaliteit van de woningen en de fruitboomgaard aan Rullen dragen bij aan het versterken van het buurtschap.

4.3.3 Woonvisie 2020-2030

De gemeenteraad heeft op 9 juli 2020 het Programma Wonen vastgesteld. Daarin staan de opgaven en ambities voor de woningmarkt in de gemeente voor de komende jaren. Het programma Wonen vertolkt de visie van de gemeente over de toekomstige woonopgaven. De gemeente zet qua woningvoorraad in op:

  • Kleiner, betaalbaarder, levensloopgeschikter
  • Nieuwbouw zorgt voor doorstroming
  • Kwaliteit boven aantallen, wel versnellen
  • Nieuwbouw is levensloopgeschikt en energieneutraal
  • Accenten per dorp

De bouw van nieuwe Ruimte voor Ruimte-woningen en de omzetting van de agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning levert een bijdrage aan het behoud van het dorpse karakter van de gemeente. De ontwikkeling voorziet daarnaast niet in nieuw ruimte beslag, maar in een transformatie. Er wordt in zekere zin gebruik gemaakt van 'bestaand vastgoed'. De twee nieuwe Ruimte voor Ruimte-woningen vallen binnen de harde plancapaciteit voor Gerwen 2020-2024 (Peildatum: voorjaar 2020). De woningen zijn levensloop geschikt en worden energieneutraal gebouwd. Dit type woning zorgt daarnaast doorgaans voor doorstroming binnen de kern. Het plan past daarmee binnen de kaders van de Woonvisie 2020-2030.

Conclusie

Het plan past binnen de 'Woonvisie 2020-2030'.

4.3.4 Intergemeentelijke structuurvisie Rijk van Dommel en Aa

De Intergemeentelijke structuurvisie Rijk van Dommel en Aa is vastgesteld op 29 september 2011 door de raad van Nuenen. Doel van de structuurvisie is om het Rijk van Dommel en Aa te ontwikkelen tot een regionaal landschapspark met een aantrekkelijke landschappelijke inrichting waarin natuur en recreatie de belangrijkste functies zullen zijn. De Intergemeentelijke structuurvisie Rijk van Dommel en Aa zet voor het buitengebied in op de volgende doelen:

  • het ontwikkelen van een vrijetijdseconomie;
  • het behoud en realisatie begrensde EHS (tegenwoordig NNB);
  • het behoud en de versterking van de landschappelijke kwaliteiten;
  • het herstel van de milieukwaliteit.

De beoogde herbestemming is passend binnen de Intergemeentelijke Structuurvisie en doet geen afbreuk aan de uitgangspunten daarvan. In samenhang met realisatie van de beoogde Ruimte voor Ruimte-woningen en de omzetting van de agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning worden landschappelijke kwaliteiten versterkt.

Conclusie

Het plan past binnen de 'Intergemeentelijke structuurvisie Rijk van Dommel en Aa'.

4.3.5 Bouwen in het buitengebied van Nuenen

Nieuwe verzoeken voor ontwikkelingen van ruimte voor ruimte-woningen, die na maart 2021 zijn ontvangen, zijn mede vanwege de gedeelde zorg, “on-hold” gezet in afwachting van een aanvullende visie voor ontwikkelingen van ruimte voor ruimte woningen in het buitengebied. Deze (ontwerp)visie “Bouwen in het buitengebied van Nuenen,” geeft richtlijnen voor het bouwen van ruimte-voor-ruimte initiatieven in bebouwingsconcentraties waar het buurtschap het Rullen ook onderdeel van uitmaakt.

De beoordeling van het principeverzoek voor voorliggende plan én overige plannen rondom het Rullen heeft plaats gevonden op basis van het op dat moment geldende provinciale en gemeentelijk beleid, waarbij nieuwe bebouwing niet mag leiden tot het volbouwen van het cluster Rullen of het buitengebied.

Voorliggend plan is in derhalve in de (ontwerp)visie “Bouwen in het buitengebied van Nuenen,” opgenomen. De ontwerpvisie ligt vanaf 3 februari 2022 gedurende zes weken ter inzage. Een ieder kan gedurende deze termijn zijn zienswijze op de visie kenbaar maken.

4.3.6 Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap

De kwaliteitsverbetering van het landschap dient conform de 'Landschapsinvesteringsregeling Nuenen c.a. 2015' van de gemeente Nuenen plaats te vinden. Voor het bepalen van de benodigde kwaliteitsverbetering is de categorie-indeling van de ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied van toepassing:

  • categorie 1: geen ruimtelijke impact; geen tegenprestatie nodig;
  • categorie 2: beperkte impact; landschappelijke inpassing volstaat;
  • categorie 3: grote impact; landschappelijke inpassing én berekende kwaliteitsverbetering van het landschap, tezamen tenminste 20% van de waardevermeerdering van de grond bedragende.

Voorliggend initiatief valt onder een categorie 1-ontwikkeling:

  • 1. De realisatie van de Ruimte voor Ruimte-woningen, waarbij de Ruimte voor Ruimte-titels zijn ingebracht door de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte.
  • 2. En de omzetting van de bestaande agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning.

Voor beide ontwikkelingen is derhalve geen tegenprestatie vereist en volstaat een landschappelijke inpassing. In paragraaf 3.2 staat de landschappelijke inpassing voor de woning beschreven.

Voor de zekerstelling van de landschappelijke inpassing is een beplantingsplan opgesteld dat als voorwaardelijke verplichting in de bestemmingsregels is opgenomen. Het beplantingsplan is als bijlage 3 bij de regels toegevoegd.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Tritium een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend- en aanvullend bodemonderzoek Rullen 7 te Nuenen'' (23 april 2021, 2003/016/KB-01). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 4. Tritium concludeert dat er op de locatie sprake is van meerdere gevallen van zowel ernstige als niet ernstige gevallen van bodemverontreiniging. Er op diverse plaatse sterke bijmengingen met puin in de bodem aangetroffen en er is sprake van een asbestverontreiniging. Geadviseerd wordt om de sterke grondverontreinigingen met koper, lood en zink voorafgaand aan de herontwikkeling van de locatie te saneren. Hiertoe dient een BUS-melding of saneringsplan te worden opgesteld, welke goedgekeurd moet worden door het bevoegd gezag. De sanering dient uitgevoerd te worden onder milieukundige begeleiding door een gecertificeerde aannemer. Voor het bepalen van de formele asbestconcentratie en de eventuele omvang van een asbestverontreiniging (in de grond en het met puin verharde toegangspad) is een nader asbestonderzoek noodzakelijk.

Hierop heeft Tritium een nader bodemonderzoek asbest uitgevoerd: rapport "Nader bodemonderzoek asbest Rullen 7 te Nuenen'' (23 april 2021, 2003/111/KB-01). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 5. Tritium concludeert dat er sprake is van een met asbest verontreinigde toegangsweg. Tevens dient bij herontwikkeling van de locatie de met asbest verontreinigde grond (ter plaatse van deellocatie B) te worden gesaneerd. Hiervoor dient voorafgaand aan werkzaamheden een saneringsplan te worden opgesteld of een BUS-melding te worden verricht. Dit dient vooraf ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het bevoegd gezag. De verontreiniging dient onder milieukundige begeleiding te worden gesaneerd. Om deze onderzoeksplicht geborgen te hebben, is er een voorwaardelijke verplichting onder de bestemming Wonen opgenomen.

5.1.1.3 Conclusie

Indien de bovenstaande bodem- en puinsaneringen uitgevoerd kunnen worden dan is de locatie geschikt te maken voor de toekomstige functie.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Omgevingstype

In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk/buitengebied en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht. Het omgevingstype van voorliggend plangebied is te typeren als rustig buitengebied.

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.

bedrijf   SBI-code   categorie   richtafstand   werkelijke afstand  
Rullen 11a: Het Rullen Hoveniers   8130   3.1   50 m   70 m  

Er liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001_0009.jpg"

UITSNEDE RISICOKAART

Op de Risicokaart is te zien dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor de vergunningverlening, als het gaat om geurhinder vanwege dierverblijven van veehouderijen. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). Voor de geurbelasting op geurgevoelige objecten gelden wettelijke geurnormen. Voor een concentratiegebied geldt een maximale geurbelasting van 3 odour units per kubieke meter lucht (ouE/m³) binnen de bebouwde kom en een norm van 14 ouE/m³ buiten de bebouwde kom. Anders dan voorheen is het mogelijk maatwerk te leveren, niet per bedrijf of object, maar per gebied. De gemeente Nuenen heeft geen afwijkende geurnormen vastgesteld.

Voor dieren waarvoor geen emissiefactoren zijn vastgesteld gelden vaste afstanden. Voor het buitengebied geldt dat er sprake is van een vaste afstand van 50 meter van de rand van het bouwvlak tot een geurgevoelig object. Voor plannen in de bebouwde kom geldt een vaste afstand van 100 meter van de rand van het bouwvlak tot een geurgevoelig object.

5.1.4.2 Analyse

Om het aspect 'geur' inzichtelijk te maken heeft Amitec uit Uden een geuronderzoek uitgevoerd: rapport "Geuronderzoek; Project: Rullen 7 te Gerwen" (30 maart 2021, 20.906-GEUR.01b). Dit onderzoek is uitgevoerd toen er nog sprake was van het toevoegen van vier woningen in plaats van twee woningen zoals in onderhavig plan. Deze wijziging is niet van invloed op de conclusies uit het onderzoeksrapport. Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 6.

Amitec concludeert dat:

  • ten westen van het plangebied zich ter plaatse van de Laar 80, de dichtstbijzijnde veehouderij bevindt. De afstand tussen de grens van het dichtstbijzijnde kavel en het bouwblok van deze veehouderij bedraagt 215 m. Geconcludeerd kan worden dat de omliggende veehouderijen met deze ontwikkeling niet onevenredig in hun belangen worden geschaad.
  • de veehouderij aan Rullen 15 de meeste geurbelasting op het plangebied veroorzaakt. De maximale voorgrondbelasting van deze veehouderij op de Ruimte voor Ruimte-kavels bedraagt 5,6 ouE/m³.
  • de maximale cumulatieve geurhinder uit de stallen van de omliggende veehouderijen (achtergrondbelasting) op de Ruimte voor Ruimte-kavels 7,2 ouE/m³ bedraagt.

Het woon- en verblijfsklimaat voldoet aan de provinciale regelgeving. Op basis van het onderzoek zijn er vanuit het deelaspect ‘cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen’ geen belemmeringen voor het ruimtelijk initiatief.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten in de vorm van de twee Ruimte voor Ruimte-woningen.

Verkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van Rullen en De Huikert. Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft Cauberg Huygen uit Best een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeer Rullen 7 te Gerwen" (30 maart 2021, 06356-52574-04). Dit onderzoek is uitgevoerd toen er nog sprake was van het toevoegen van vier woningen in plaats van twee woningen zoals in onderhavig plan. Deze wijziging is niet van invloed op de conclusies uit het onderzoeksrapport. Het onderzoeksrapport is als bijlage 8 bijgevoegd.

Cauberg Huygen concludeert dat uit het onderzoek is gebleken dat zowel ten gevolge van het wegverkeer op Rullen als op de Huikert de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Deze wegen vormen geen belemmering voor het bouwplan.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Onderhavig plan omvat twee nieuwe woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.

De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'L N615 - Lieshoutseweg, 15858225'.

categorie   grenswaarde   2018   2020   2030  
jaargemiddelde concentratie NO2   40 µg/m³   20,6   18,2   10,9  
jaargemiddelde concentratie PM10   40 µg/m³   19,4   18,1   14,5  
jaargemiddelde concentratie PM2.5   25 µg/m³   12,2   11,1   8,1  
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10   35   7,1   6,3   6,0  

Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Volksgezondheid
5.1.7.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

5.1.7.2 Veehouderijen

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. Om het aspect 'Volksgezondheid - Veehouderijen' inzichtelijk te maken heeft Amitec uit Uden een stappenplan opgesteld: notitie "Volksgezondheid Veehouderijen; Project: Rullen 7 te Gerwen" (30 maart 2021, 20.906-001b (stappenplan). Dit stappenplan is uitgevoerd toen er nog sprake was van het toevoegen van vier woningen in plaats van twee woningen zoals in onderhavig plan. Deze wijziging is niet van invloed op de conclusies uit het stappenplan. Het stappenplan is bijgevoegd als bijlage 7. Uit het stappenplan volgt dat een advies van de GGD niet geadviseerd wordt.

Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode.
Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 600 meter rondom het plangebied zijn twee (intensieve) veehouderijen actief. Er heeft derhalve een nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaatsgevonden. Uit het stappenplan volgt dat er geen overschrijding van de adviesnorm van 30 EU/m³ optreedt ter plaatse van het plangebied.

Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geitenhouderijen.

5.1.7.3 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van twee woningen waar personen gedurende langere tijd verblijven. Binnen 50 meter rondom het plangebied zijn geen kwekerijen aanwezig of kunnen kwekerijen worden ontwikkeld. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.

5.1.7.4 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van twee woningen waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Desalniettemin wordt opgemerkt dat er sprake is van een grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 1.500 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Daarnaast zijn er tussen de hoogspanningsverbinding en het plangebied meerdere woningen aanwezig. Er is geen nader onderzoek nodig.

5.1.7.5 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
5.1.8.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.1.8.2 Analyse

De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-plicht. Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk. Het definitieve m.e.r.-beoordelingsbesluit moet nog plaatsvinden en dient gemaakt te zijn voor het ontwerpbestemmingsplan in procedure gaat.

5.1.8.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

De gemeente Nuenen heeft een beleidskaart ten behoeve van het behoud van archeologische waarden opgesteld. Het plangebied is op de Archeologische beleidskaart gedeeltelijk aangeduid als 'Categorie 2: archeologische waarde' (paars) en voor het overige deel als 'Gebied 4a: Gebied met middelhoge verwachting' (geel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001_0010.jpg"

PLANGEBIED OP DE GEMEENTELIJKE ARCHEOLOGISCHE BELEIDSKAART

Om het aspect 'archeologie' inzichtelijk te maken heeft Vestigia uit Amersfoort een Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek en een cultuurhistorische inventarisatie uitgevoerd: rapport "Vooronderzoek in het kader van een herinrichting aan Rullen 7 te Gerwen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten" (29 maart 2021, V20-4342 V1932, versie 2.0). Dit onderzoek is uitgevoerd toen er nog sprake was van het toevoegen van vier woningen in plaats van twee woningen zoals in onderhavig plan. Deze wijziging is niet van invloed op de conclusies uit het onderzoeksrapport. Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 9.

Vestigia concludeert dat op basis van de aardwetenschappelijke waarden en op basis van de aangetroffen archeologische resten in de directe omgeving het plangebied een hoge archeologische waarde heeft; deze hoge verwachting geldt vanaf het maaiveld. Door sub-recente activiteiten zal de ondergrond in delen van het plangebied verstoord zijn geraakt. Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie adviseert de archeologische verwachting te toetsen door middel van een verkennend en karterend booronderzoek. Op basis het vooronderzoek adviseert de omgevingsdienst om het vervolgonderzoek door middel van een proefsleuvenonderzoek uit te voeren en zegt daarover het volgende:

''Op grond van de resultaten van dit vervolgonderzoek zal het bevoegd gezag (de gemeente Nuenen) een selectiebesluit nemen over de daadwerkelijke omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied. Dit vervolgonderzoek dient plaats te vinden voorafgaand aan de definitieve vaststelling van het bestemmingsplan, zodat mogelijk aanwezige archeologische waarden goed geborgd kunnen worden in het plan door behoud in situ en een passende dubbelbestemming dan wel door een opgraving indien behoud in de bodem niet mogelijk is.''

Om deze onderzoeksplicht geborgen te hebben, blijven de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 4a gehandhaafd en is er een voorwaardelijke verplichting onder de bestemming Wonen opgenomen.

5.2.1.3 Conclusie

De archeologische verwachting wordt getoetst door middel van een verkennend en karterend booronderzoekpoefsleuvenonderzoek.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie zijn de cultuurhistorische (landschaps)waarden van bovenlokaal belang aangegeven: onder andere regio Meijerij,

cultuurhistorisch vlak Broekgebied tussen Breugel en Nuenen en cultuurhistorisch landschap Groene Woud.

Het plangebied is gelegen in de regio Meijerij. De natuurlijke terreingesteldheid heeft in de Meijerij voor een groot deel de culturele inrichting gevormd. Deze indeling van het terrein is op plekken nog steeds goed herkenbaar in het landschap en heeft in grote mate de bewoningsgeschiedenis bepaald. Om die reden is dit gebied dan ook aan te merken als cultuurhistorisch waardevol. Het cultuurhistorisch vlak, het broekgebied tussen Breugel en Nuenen, is een kleinschalig landschap met graslanden, broekbossen en geïsoleerde oude akkers. Het gebied bestaat uit laaggelegen broekgebieden met graslanden en loofbossen, geflankeerd door hogere gronden met kleine oude akkercomplexen. Ook is het onderzoeksgebied gelegen in Cultuurhistorisch landschap 'Groene Woud', dit betreft een Nationaal Landschap. Het gebied laat zich kenmerken door beekdalen en dekzandplateaus, in de kleinschalige middeleeuwse ontginningen wisselen bossen, heidevelden, zandverstuivingen en jonge ontginningen af. De beoogde ontwikkeling is dermate kleinschalig dat deze geen invloed zal hebben op voorgenoemde cultuurhistorische waarden.

Daarnaast gelden binnen het onderzoeksgebied meer lokale waarden, middels het vigerende bestemmingsplan, de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie akkerbouwcomplex' en 'Waarde - Cultuurhistorie historische verkaveling'.

Om het aspect 'cultuurhistorie' inzichtelijk te maken heeft Vestigia uit Amersfoort een Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek en een cultuurhistorische inventarisatie uitgevoerd: rapport "Vooronderzoek in het kader van een herinrichting aan Rullen 7 te Gerwen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten" (29 maart 2021, V20-4342 V1932, versie 2.0). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 9. Het onderzoeksgebied heeft zich gericht op het deel van de ontwikkeling waar de nieuwe woningen komen. Dit onderzoek is uitgevoerd toen er nog sprake was van het toevoegen van vier woningen in plaats van twee woningen zoals in onderhavig plan. Deze wijziging is niet van invloed op de conclusies uit het onderzoeksrapport. Het open veld waar nagenoeg niets veranderd, maakt geen wezenlijk onderdeel uit van de conclusies.

Vestigia constateert dat de in het bestemmingplan genoemde 'Waarden Cultuurhistorie historische verkaveling' en 'Cultuurhistorie historische akkerbouwcomplex' in het onderzoeksgebied niet intact aanwezig zijn. De oorspronkelijke historische kleinschaligheid, zoals nog zichtbaar op 19e-eeuwse kaarten, gekenmerkt door de oude verkavelingsstructuur en kleinschalige boerenerven, is veelal verdwenen. De perceelsrandbegroeiing is op veel plaatsen gerooid en grote agrarische bedrijven kenmerken het landschap. Het landschap heeft daardoor een veel opener karakter dan in de 19de eeuw. Wat betreft de bebouwing in en rondom het onderzoeksgebied is er dus geen sprake meer van kleinschaligheid.

Binnen het onderzoeksgebied is er sprake van twee cultuurhistorische waarden die hieronder staan beschreven en weergegeven. Dit onderzoek is uitgevoerd toen er nog sprake was van het toevoegen van vier woningen in plaats van twee woningen zoals in onderhavig plan. Deze wijziging is niet van invloed op de conclusies uit het onderzoeksrapport.

  • 1. Twee boerderijen van het Langgeveltype uit de jaren '50 van de 20e eeuw en uit het midden van de 19e eeuw.
    Advies: In de plannen dient rekening worden gehouden met het behoud van deze boerderijen.
  • 2. Delen van historische verkavelingsstructuur op en rond het onderzoeksgebied zijn nog aanwezig in de vorm van enkele resterende karakteristieke perceelsgrenzen, fragmenten van de oorspronkelijke kleinschaligheid in deze omgeving.
    Advies: In de plannen dient rekening te worden gehouden met (het behoud van de samenhang van) de nog bestaande historische percelering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001_0011.png"

NOG AANWEZIGE OORSPRONKELIJKE CULTUURHISTORISCHE ELEMENTEN

ad 1   De resterende cultuurhistorische waarde, vooral gelegen in de contouren van de bebouwing, wordt niet geschaad omdat de boerderijen en hun erven niet betrokken worden bij deze ontwikkeling. Het deel van de langgevelboerderij Rullen 7 blijft als woning met achtererf behouden.  
ad 2   In het stedenbouwkundig plan blijft de nog beperkt zichtbare historische percelering behouden. Ook wordt er gestreefd naar het terugbrengen van de vroegere kleinschaligheid door middel van de aanplant van gebiedseigen perceelbeplanting en het behoud van de perceelsloten.  

Onderhavig plan voorziet in een zachte afronding van buurtschap Rullen. De landschappelijke inpassing houdt rekening met het (oude) landschap en draagt bij aan het herstel van het oude essencomplex. De inpassing, volumes en de beeldkwaliteit zijn afgestemd op de bestaande landelijke stijl binnen Rullen.

Op basis van voorgaande onderzoek en conclusies wordt de aanwezigheid van een historisch akkerbouwcomplex binnen het onderzoeksgebied betwijfeld, vanwege de verstoringen ervan in de wijde omgeving, de zo karakteristieke kleinschaligheid is niet meer aanwezig. De doelmatigheid van het behouden van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie akkerbouwcomplex' ontbreekt hierdoor en is derhalve voor dit deel niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Op het westelijke deel van het plangebied, daar waar de Agrarische bestemming blijft, wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie akkerbouwcomplex' nog wel overgenomen.

Omdat delen van de historische verkavelingsstructuur op en rond het plangebied nog wel aanwezig zijn en deze als karakteristieke perceelsgrenzen worden hersteld binnen dit plan, blijft dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie historische verkaveling' wel van kracht voor het hele plagebied.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant.

Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport (18 augustus 2020, revisie 18 januari 2021) is als bijlage 10 bijgevoegd. Dit onderzoek is uitgevoerd toen er nog sprake was van het toevoegen van vier woningen in plaats van twee woningen zoals in onderhavig plan. Deze wijziging is niet van invloed op de conclusies uit het onderzoeksrapport. Uit het onderzoek volgt dat het plan niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig. Daarnaast geldt gezien de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied dat de verstoring door licht, geluid en optische verstoringen die voortvloeien uit het plan niet voor significante gevolgen zorgen.

Soortenbescherming
Bij ontwikkeling van het initiatief kunnen natuurwaarden in het gebied verstoord worden. Blom Ecologie uit Waardenburg heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd om de effecten van het plan op beschermde soorten te bepalen: rapport "Quickscan Wet natuurbescherming Rullen 7 Gerwen" (1 mei 2020, BE/2020/075/r - revisie 14 januari 2021). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 11. Dit onderzoek is uitgevoerd toen er nog sprake was van het toevoegen van vier woningen in plaats van twee woningen zoals in onderhavig plan. Deze wijziging is niet van invloed op de conclusies uit het onderzoeksrapport.

Blom Ecologie concludeert dat de planlocatie geen essentiële betekenis heeft voor beschermde soorten. De planlocatie is mogelijk geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, amfibieën, insecten en broedvogels welke niet beschermd zijn (behoudens de Algemene zorgplicht) onder de Wet natuurbescherming.

Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.

Bescherming van houtopstanden
Conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming geldt een herplantplicht indien een plan het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen omvat. De huidige perceelbeplanting van het plangebied bestaat uit naaldbomen waarvan circa de helft reeds is afgestorven. In het kader van het herstellen van het essencomplex wordt in de landschappelijk inpassing gezorgd voor gebiedseigen soorten in plaats van de naaldbomen als markering van de perceelgrens. De huidige bomenrij aan de entree past niet in de beoogde opzet van het plan. Daarvoor in de plaats komt een kleine fruitboomgaard die de entree van het nieuwe plan markeert.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001_0012.jpg"

BESTAANDE BOMEN - LINKS ENTREE, RECHTS PERCEELGRENS WEIDE

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2016-2021
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
5.3.2.3 Waterschap De Dommel

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap De Dommel. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2016-2021
    Het waterbeheerplan 'Waardevol Water' is een strategisch document. Hierin wordt aangegeven wat de doelen zijn voor de periode 2016-2021 en hoe het waterschap dit wil bereiken. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Dit waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2016-2021.

  • Brabant Keur
    Voor de beheergebieden van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel geldt dezelfde keur: Brabant Keur. De keur bevat regels ter bescherming van de waterwerken die nodig zijn voor een goed waterbeheer (kwantiteit) en voor de bescherming van het gebied tegen hoog water.
    Bij veel projecten is sprake van een toename van het verharde oppervlak. Hieromtrent is in de Algemene regels bij de keur het volgende opgenomen:
    • 1. Bij een toename van het verharde oppervlak van minder dan 500 m² stelt het waterschap geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater. Hiervoor geldt het gemeentelijke beleid.
    • 2. Bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 500 m² maar minder dan 10.000 m² moeten compenserende maatregelen ten aanzien van de verwerking van het hemelwater worden getroffen conform de rekenregel:
      benodigde compensatie (in m³) =
      toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)  
    • 3. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m² is een watervergunning nodig.
  • De notitie Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk
    De beleidsnotitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk’ maakt inzichtelijk welke hydrologische consequentie(s) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hebben op het watersysteem. Het bevat beleidsuitgangspunten, voorwaarden en normen om de negatieve hydrologische consequenties te compenseren. Tevens zijn de navolgende toetsaspecten opgenomen:
    • 1. afvoer uit het gebied;
    • 2. oppervlaktewaterstanden;
    • 3. overlast/schade;
    • 4. grondwateraanvulling;
    • 5. grondwaterstanden.
5.3.3 Watersysteem
5.3.3.1 Bodem

Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Gebaseerd op het verkennend bodemonderzoek is sprake van een zandbodem (zeer fijn tot zeer grof zand, lokaal kleiig, grindig of humeus). De waterdoorlatendheid is matig.

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Direct ten westen van het plangebied ligt A-watergang DL123. Hier sluiten diverse B-watergangen in de omgeving op aan. Binnen het plangebied liggen een aantal C-watergangen op de perceelgrens. Deze maken feitelijk geen onderdeel uit van het watersysteem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001_0013.jpg"

UITSNEDE LEGGER WATERSCHAP DE DOMMEL

5.3.3.3 Grondwater

Het plangebied ligt op de grens van twee grondwatertrappen. Het deel aan Rullen, daar waar de woningen komen, ligt in grondwatertrap Vb, hiervoor geldt een GHG van 25-40 cm onder maaiveld en een GLG van >120 cm onder maaiveld. Het westelijke deel van het plangebied ligt binnen grondwatertrap III, hiervoor geldt een GHG van <40 cm onder maaiveld en een GLG van 80-120 cm onder maaiveld (bron: bodemdata).

5.3.3.4 Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt nabij een A-watergang. De beschermingszone zal worden gerespecteerd bij de aanplant van de nieuwe bomen. Verder ligt het plangebied niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

5.3.4 Hemelwater
5.3.4.1 Verhard oppervlak

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie. In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De derde kolom geeft de het nieuwe verhard oppervlak weer. De toe- en af name van verhard oppervlak staat in de laatste kolom. De bestaande woning Rullen 7 is voor de volledigheid ook meegenomen.

omschrijving   bestaand   nieuw   afname  
bebouwing   1.680   m2   470   m2   1.210   m2  
bestrating   1.270   m2   240   m2   1.030   m2  
erf (gemiddeld)   100   m2   250   m2   -150   m²  
totaal   2.950   m2   960   m2   1.990   m2  

De totale afname van de verharding is 2.950 - 960 = 1.990 m2.

5.3.4.2 Berekening bergingscapaciteit

Hoewel er het waterschap geen eisen stelt aan de verwerking van het hemelwater, moet dit wel goed gebeuren. Uitgaande van de door het waterschap gehanteerde rekenregel uit de Keur (gevoeligheidsfactor = 1) bedraagt de benodigde bergingscapaciteit voor het project 58 m³ (= 960 x 0,06).

5.3.4.3 Ontwerp bergingsvoorziening

Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:

  • 1. hergebruik;
  • 2. infiltratie;
  • 3. buffering;
  • 4. afvoer.

Onderhavig plan voorziet in ruime kavels met voldoende ruimte in de tuin voor infiltratie in de bodem. Derhalve wordt voor het hemelwater de volgorde “vasthouden-bergen-afvoeren” aangehouden. Het regenwater wordt opgevangen in een een bergingsvoorziening die boven de GHG ligt, zoals een wadi of een zaksloot (een sloot die niet direct is verbonden met afvoerende watergangen). Hier kan het regenwater wegzakken in de grond en zo het grondwater aanvullen. Bij hevige buien dient er geen wateroverlast vanuit de voorzieningen te ontstaan bij de woningen. Indien het water niet snel genoeg wegzakt in de grond kan er gebruik worden gemaakt van de perceelssloot die ten zuiden van de woningen op de perceelgrens ligt, of naar lager gelegen delen van het plangebied waar het water geen kwaad kan. Er is voldoende ruimte in het plan om de 58 m³ te bergen.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in Rullen geloosd worden.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure- en planschadeverhaals)overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Ook voor het verhalen van de kosten voor planschade is met de initiatiefnemer bovenvermelde overeenkomst afgesloten Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

6.2 Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Maatschappelijk

6.3.1 Omgevingsdialoog

Ten einde direct omwonenden en belanghebbenden te informeren over de ontwikkeling van de ruimte voor ruimte kavels, heeft een omgevingsdialoog plaatsgevonden.

Door de beperkingen ten gevolge van het corona-virus, bleek het organiseren van een fysieke bijeenkomst niet mogelijk. In plaats daarvan is ervoor gekozen om 12 direct omwonenden middels een brief met inrichtingsschets over de ontwikkeling te informeren. In de brief was een toelichting op het plan opgenomen. Tevens werd in de brief gewezen op het bestaan van een beeldkwaliteitsplan, dat desgewenst per email nagestuurd zou kunnen worden. In de brief is gevraagd om voor een genoemde datum per email te reageren op het plan.

Tijdens deze periode is door 4 omwonenden verzocht om het beeldkwaliteitsplan per email na te sturen. Op basis van dit beeldkwaliteitsplan zijn door 2 omwonenden aanvullende vragen per email gesteld. Met 1 omwonende is telefonisch over het plan gesproken. Hieronder een beknopte samenvatting van de reacties.

Verschillende omwonende hebben gereageerd op het plan. Naast een aantal algemene vragen over de te doorlopen procedure en het geplande bouwjaar, waren er vragen over het ontwerp. Zo worden er vragen gesteld over het aantal woningen en de bouwhoogte en of dit niet te massaal is waardoor het de cultuurhistorische waarden zou schaden. De opzet van 4 woningen in een hofje is niet veranderd, maar naar aanleiding van deze opmerking zijn de bouwhoogtes verlaagd van 10 naar 7 meter. Hierdoor is de massaliteit van het plan verkleind en de impact op het buurtschap verkleind. Ook hadden reacties betrekking op zichtlijnen op het landschap en de nieuwe woningen. Hierop zijn extra bomen in het plan opgenomen en zijn de bouwhoogtes verlaagd. Tot slot worden vraagtekens bij de capaciteit van het bestaande drukriool gezet. Deze is inderdaad onvoldoende om de VWA van 4 woningen op aan te sluiten. De capaciteit van het bestaande drukriool wordt daarom vergroot.

6.3.2 Ter inzage legging

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage heeft gelegen. Tijdens deze periode zijn verschillende inspraakreacties op het plan gegeven. Zowel de inhoud van de inspraakreacties als de invloed daarvan op het plan is opgenomen in de nota van inspraak (bijlage 12). Als gevolg van de inspraakreacties is besloten het plan te verkleinen van 4 naar 2 woningen.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, SVBP 2012 en IMRO2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Agrarisch met Waarden - Groenblauwe mantel (artikel 3)

De bestemming 'Agrarisch met Waarden - Groenblauwe mantel' is van toepassing op de gronden waar de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd, maar waar geen woningbouw gaat plaatsvinden. Uitsluitend grondgebonden agrarische activiteiten zijn toegestaan. Er mogen geen gebouwen worden opgericht.

Verkeer (artikel 4)

De nieuwe ontsluitingstraat is in de bestemming 'Verkeer' opgenomen.

Wonen (artikel 5)

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep of bedrijf aan huis. Er is sprake van vrijstaande woningen. Bij de opzet van het bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde regeling. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de bestaande woning en de nieuwe Ruimte voor Ruimte-woningen. Bij de Ruimte voor Ruimte-woningen zijn twee regelingen van toepassing, een voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte 1' en een voor geïntegreerde bijbehorende bouwwerken met aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte 2'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBGRullen7-D001_0014.jpg"

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschapswaarden' zijn de gronden bestemd voor de landschappelijke inrichting. De gronden kunnen wel worden gebruikt als tuin, maar er kan en mag niet gebouwd worden.

Waarde - Archeologie 2 Archeologische waarde (artikel 6)

Het plangebied kent tevens de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 2 Archeologische waarde’. De voor 'Waarde - Archeologie 2 Archeologische waarde' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

Waarde - Archeologie 4a Middelhoge verwachting (artikel 7)

Het plangebied kent tevens de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 4a Middelhoge verwachting’. De voor 'Waarde - Archeologie 4a Middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

Waarde - Cultuurhistorie akkerbouwcomplex (artikel 8 )

Het plangebied kent tevens de dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie akkerbouwcomplex’. De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie akkerbouwcomplex’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voorde bescherming en veiligstelling van de openheid en het reliëfrijke karakter van het akkerbouwcomplex.

Waarde - Cultuurhistorie historische verkaveling (artikel 9 )

Het plangebied kent tevens de dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie historische verkaveling’. De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie historische verkaveling’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de verkavelingsstructuur en de kleinschaligheid van het landschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 10)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 11 )
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.

Algemene afwijkingsregels (artikel 12 )
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Algemene wijzigingsregels (artikel 13 )
Dit artikel bevat een algemene wijzigingsbevoegdheid voor geringe afwijking van de bestemmingsgrenzen en voor een wijziging van de dubbelbestemmingen archeologie.

Algemene aanduidingsregels (artikel 14 )
Dit artikel bevat regels ter bescherming van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - Boringsvrije zone'.

Overige regels (artikel 15 )
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen met betrekking tot wettelijke regelingen en het aanleggen van voldoende parkeerplaatsen en voldoende ruimte voor laden en lossen;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 16)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 17)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro en terinzagelegging voorontwerpbestemmingsplan
  • 2. Inspraak en overleg en besluit college
  • 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 4. Zienswijze en vaststelling door gemeenteraad
  • 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan
  • 6. Beroep en onherroepelijk bestemmingsplan

8.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro en terinzagelegging voorontwerpbestemmingsplan en Inspraak en overleg en besluit college

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. Daarnaast heeft het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn verschillende inspraakreacties op het plan gegeven. Zowel de inhoud van de inspraakreacties als de invloed daarvan op het plan is opgenomen in de nota van inspraak (bijlage 12). Als gevolg van de inspraakreacties is besloten het plan te verkleinen van 4 naar 2 woningen. Het college heeft vervolgens besloten het ontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen.

8.2 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan “Buitengebied, herziening Rullen 7” heeft vanaf 13 maart 2022

gedurende zes weken ter inzage gelegen. In die periode zijn er drie zienswijzen binnen de

gestelde termijn ingediend en daarmee ontvankelijk. De ingediende zienswijzen zijn samengevat in de Nota Zienswijze, bijgevoegd als bijlage 13.

8.3 Zienswijze en vaststelling door gemeenteraad

Het ontwerpbestemmingsplan “Buitengebied, herziening Rullen 7” is op 29 september 2022

vastgesteld door de gemeenteraad. Het vaststellingsbesluit is als bijlage toegevoegd.

8.4 Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

Het vastgesteld bestemmingsplan “Buitengebied, herziening Rullen 7” is op 8 oktober 2022 gepubliceerd. Na publicatie start de beroepstermijn van zes weken.

8.5 Beroep en onherroepelijk bestemmingsplan

Het vastgesteld bestemmingsplan “Buitengebied, herziening Rullen 7” is op 8 oktober 2022 gepubliceerd. Na publicatie start de beroepstermijn van zes weken. Het vaststellingsbesluit staat open voor beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep is ingesteld treedt het bestemmingsplan een dag na afloop van de beroepstermijn in werking. Het bestemmingsplan is dan tevens onherroepelijk. ls er wel beroep wordt ingesteld is het bestemmingsplan onherroepelijk nadat de rechter heeft beslist op het ingestelde beroep.