direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, herziening Rullen 15'
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPBGRullen15-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen


In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Rullen 15' met identificatienummer NL.IMRO.0820.BPBGRullen15-C001 van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, voor advies inzake volwaardigheid, continuïteit en noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanvaardbaar woon- en leefklimaat
  • a. een ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat:
  • b. de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  • c. bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies voldaan wordt aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
  • d. bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • e. er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
  • f. de luchtkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie.
1.7 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn,

dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 aardkundige waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de natuurlijke ontstaanswijze die nog herkenbaar is doordat aardkundige verschijnselen er nog een gave vorm hebben en/of in onderlinge samenhang voorkomen, zoals dal glooiingen, steil randen en bodemovergangen. De aardkunde heeft de - vaak trage en grootschalige - werking van de niet-levende natuur als onderwerp en omvat geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen.

1.9 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.10 agrarisch bedrijf

een inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf, een overig agrarisch bedrijf.

  • a. glastuinbouwbedrijf:
    agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;
  • b. veehouderij:
    agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;
    • 1. grondgebonden veehouderij:
      een veehouderij(tak) waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie;
    • 2. intensieve veehouderij:
      een veehouderij(tak) met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals varkens- , vleeskalveren-, vleesstieren, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
  • c. overig agrarisch bedrijf:
    agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;
  • d. (vollegronds)teeltbedrijf:
    agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
1.11 agrarisch grondgebruik

gebruik van gronden, gelegen buiten een bouwvlak, gericht op het telen van gewassen en het houden van dieren, met uitzondering van honden.

1.12 agrarisch-technisch hulpbedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking;

1.13 agrarisch verwant bedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.14 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf dat, geheel of overwegend door middel van handwerk, goederen vervaardigt, bewerkt of herstelt en installeert, alsook het verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht als ondergeschikte activiteit;

1.15 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.16 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.17 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van het bedrijf;

1.19 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.20 beleidsregels Buitengebied in ontwikkeling

de beleidsregels Buitengebied in ontwikkeling zoals vastgesteld op (gelijktijdig met bestemmingsplan vast te stellen) of de meest recente rechtsopvolger daarvan.

1.21 bestaand bouwwerk

een bouwwerk dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezig is of kan worden gebouwd.

1.22 bestaand gebruik

gebruik dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezig is of kan worden uitgeoefend.

1.23 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

de afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen of kunnen komen.

1.24 bestemde ammoniakemissie

het bestaande aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met de emissiefactoren van het bestaande stalsysteem, waarbij geldt:

  • a. bestaand stalsysteem: het stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan;
  • b. bestaande aantal dierplaatsen: het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan;
  • c. bestaande diersoorten: de diersoorten, waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan zijn gebouwd.
1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 bijgebouw

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.35 dierenverblijf

gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daarbij behorende voorzieningen.

1.36 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.37 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.38 extensief recreatief medegebruik

de niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, ruimte vormt met meer dan één geheel of gedeeltelijke wand.

1.40 hoofdgebouw

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.41 horecabedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.42 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren.

Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  • a. De huisvesting van maximaal 4 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
  • b. de huisvesting van maximaal 8 ouderen, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht;
  • c. de huisvesting van maximaal 8 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 8 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.43 kantoor

een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.44 kelder

een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk;

1.45 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.46 landschappelijke inpassing

een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande dan wel nog te ontwikkelen landschappelijke (ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische) landschapskwaliteiten. Dit kan door middel van: architectuur (vormgeving, situering bebouwing, materiaalgebruik), aanleg van landschappelijke en/of natuurlijke elementen al dan niet in combinatie met sloop;

1.47 landschapselementen

groenelementen met landschappelijke waarden die bepalend zijn voor het omliggende landschap en in hoofdzaak bestaan uit met name inheemse beplanting in de vorm van struiken, bomen en kruidenlaag.

1.48 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.49 maaiveld

de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse van een gebouw/bouwwerk.

1.50 milieu hygiënisch inpasbaar

een ontwikkeling is milieu hygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat:

  • a. omliggende functies niet onevenredig in hun gebruiksmogelijkheden worden beperkt;
  • b. de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  • c. bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies voldaan wordt aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
  • d. bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • e. er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
  • f. de luchtkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. er geen sprake is van significant negatief effecten op Natura 2000-gebied(en);
  • h. nieuwe functies binnen het Natuurnetwerk Brabant niet schadelijk zijn voor het natuurbeheertype ter plaatse;
  • i. soorten die op basis van de Wet natuurbescherming beschermd zijn niet worden aangetast;
  • j. de waterhuishouding niet onevenredig verslechtert;
  • k. de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor veilige afwikkeling van de verkeerstoename;
  • l. er op eigen terrein voorzien wordt in de parkeerbehoefte.
1.51 nevenfunctie

een aan de hoofdfunctie ondergeschikte functie, die door de eigenaar dan wel bedrijfsvoerder van de hoofdfunctie wordt uitgeoefend al dan niet met aanvullend personeel.

1.52 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen die qua aard en omvang ondergeschikt zijn aan het bijbehorende gebouw, zoals bijvoorbeeld schoorstenen, lichtkoepels en balkonhekken.

1.53 overig agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt.

1.54 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en met ten hoogste aan één zijde een gehele of gedeeltelijke wand.

1.55 productie gebonden detailhandel en detailhandel in streek eigen producten

detailhandel in al dan niet bewerkte agrarische producten afkomstig van het eigen agrarische bedrijf of van andere agrarische bedrijven uit de streek en in hoofdzaak op menselijke consumptie gerichte ambachtelijk vervaardigde en aan de streek gebonden producten.

1.56 slopen

het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.

1.57 unit-verhuur

Uitsluitend verhuur ten behoeve van opslag voor bedrijven en particulieren.
Naast opslag geen andere activiteiten toegestaan.

1.58 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op de opslag en teelt van gewassen in de vollegrond en het huisvesten van landbouwhuisdieren, niet zijnde: varkens, pluimvee, konijnen, vleeskalveren, vleesstieren, geiten of nertsen.

1.59 (vollegronds)teeltbedrijf

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.60 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.61 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals onder andere duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen en inlaten.

1.62 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.63 zij erf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.64 zone 'Beperkingen veehouderij'

zone waar beperkingen gelden voor vestiging en uitbreiding van en omschakeling naar intensieve veehouderij.

1.65 zonneveld

Grondgebonden opstelling van zonnepanelen voor het opwekken van duurzame energie / zonne-energie.

1.66 zorgvuldige dialoog

het voeren van overleg met de directe omgeving waarbij:

  • a. de initiatiefnemer alle eigenaren en huurders binnen een straal van 500 m vanaf de locatie van de beoogde ontwikkeling benaderd aan een vorm van overleg deel te nemen;
  • b. de beoogde ontwikkeling door de initiatiefnemer aan de deelnemers aan het overleg wordt toegelicht;
  • c. de deelnemers aan het overleg in de gelegenheid worden gesteld op de beoogde ontwikkeling te reageren;
  • d. de initiatiefnemer, tijdens het overleg of op een later vervolgoverleg met de deelnemers, aangeeft:
    • 1. met welke opmerkingen in het plan rekening gehouden kan/zal worden;
    • 2. met welke opmerkingen in het plan geen rekening gehouden kan/zal worden en waarom niet;
  • e. de deelnemers aan het overleg in de gelegenheid worden gesteld hun tevredenheid kenbaar te maken over de wijze waarop hun opmerkingen al dan niet zijn verwerkt in de plannen;
  • f. de initiatiefnemer een schriftelijk verslag opstelt van de het gevoerde overleg met de omgeving en dit aan de deelnemers van het overleg toestuurt;
  • g. de deelnemers binnen 3 weken na verzending van het verslag schriftelijk kunnen reageren richting de initiatiefnemer;
  • h. de initiatiefnemer het verslag samen met eventuele schriftelijke reacties indient bij de aanvraag omgevingsvergunning.

Artikel 2 Wijze van meten


Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;

ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van een ruimte waar producten verkocht worden, voor zover vrij toegankelijk voor de klant.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden – Groenblauwe mantel

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe Mantel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (vollegronds)teeltbedrijven;
  • b. agrarisch grondgebruik;
  • c. behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en natuur- en landschapswaarden;
  • d. wonen in bedrijfswoningen, voor zover op basis van lid 3.2https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0820.BPBuitengebied-D001/r_NL.IMRO.0820.BPBuitengebied-D001.html een bedrijfswoning toegestaan, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij': tevens een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale oppervlakte bedrijfsgebouwen', tevens maximaal 7.039 m2 bedrijfsgebouwen.
  • g. nevenactiviteiten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij in de regels anders is vermeld, en uitsluitend:
    • 1. voor zover genoemd in 3.1.2, dan wel
    • 2. aan een melding als bedoeld in 3.2

met daaraan ondergeschikt:

  • h. extensief recreatief medegebruik;

en:

  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen;
  • j. erftoegangswegen voor aangrenzende bestemmingen;

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
  • a. Voorzieningen binnen en buiten bouwvlak

Voor voorzieningen voor het eigen agrarisch bedrijf, zoals mestsilo's, sleufsilo's, paardenbakken, opslag, waterbassins, permanente teeltondersteunende voorzieningen e.d. gelden de volgende bepalingen:

    • 1. de voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. Agrarisch bouwvlak

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is één agrarisch bedrijf toegestaan.

  • c. Agrarisch bedrijf

Als agrarisch bedrijf is uitsluitend een (vollegronds) teeltbedrijf toegestaan, met dien verstande dat:

    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'veehouderij' tevens een is toegestaan een agrarisch bedrijf gericht op het huisvesten van landbouwhuisdieren, niet zijnde: varkens, pluimvee, konijnen, vleeskalveren, vleesstieren, geiten of nertsen, uitsluitend voor de ter plaatse toegestane diersoort(en) (omgevingsvergunning milieu c.q. melding in het kader van het activiteitenbesluit);
  • d. Bedrijfswoning

Per aanduiding 'bouwvlak' is maximaal één bedrijfswoning met daarbij behorende bijbehorende bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat:

    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' géén bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het met deze aanduiding aangegeven aantal woningen als maximum aantal bedrijfswoningen geldt.
  • e. Perceelsontsluitingen

Verhardingen voor perceelsontsluitingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' alsmede tussen de voorzijde van de aanduiding 'bouwvlak' en de openbare weg waarop het bouwperceel ontsloten wordt.

  • f. Aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden bedrijf

De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

    • 1. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m²;
    • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    • 3. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woon- en bedrijfsomgeving;
    • 4. detailhandel is niet toegestaan;
    • 5. de activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner.
  • g. Productiegebonden detailhandel en detailhandel in streek eigen producten

Productiegebonden detailhandel en detailhandel in streek eigen producten is uitsluitend als nevenactiviteit toegestaan, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 100 m2 bedraagt.

  • h. Opslag

Unit-verhuur ten behoeve van opslag, niet zijnde gevaarlijke stoffen, aan particulieren en bedrijven is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 2.251,5 m². In de opslag-units mogen geen andere activiteiten dan opslag-activiteiten plaatsvinden;

  • i. Staat van niet-agrarische nevenactiviteiten

Naast de overige in opgenomen nevenactiviteiten zijn uitsluitend de volgende niet-agrarische nevenactiviteiten toegestaan. De nevenactiviteiten zijn uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke aanduiding' toegestaan met de hierna aangegeven aanduiding en wel alleen voor de activiteiten en in de maximale omvang zoals die voor de betreffende locatie hierna staan vermeld:

Afkorting   Aanduiding   Activiteit   Adres   Max. oppervlakte bedrijfsbebouwing in m2  
(sa-uv)   Specifieke vorm van agrarisch
'unit-verhuur'  
Opslag van particulieren en bedrijven   Rullen 15   2251,5 m2  
(k)   Functieaanduiding
'kantoor'  
Kantoorfunctie 'Heihoef - Farming'   Rullen 15   300 m2  
(po)   Functieaanduiding
'productontwikkeling'  
Productontwikkeling – Heihoef Farming   Rullen 15   108 m2  
(sa-zon)   Specifieke vorm van agrarisch
'zonnepanelen'  
Grondopstelling zonnepanelen
Duurzame opwekking van energie  
Rullen 15   4.800 m2  
(sa-edu)   Specifieke vorm van agrarisch 'educatie'   Educatieruimte   Rullen 15   76 m2  
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Binnen bouwvlak

Voor bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • c. voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, geldt het volgende:
      Bedrijfsgebouwen   Bedrijfswoning   Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning  
    Max. inhoud (per bouwvlak)   -   750 m3   -  
    Max. opp (per bouwvlak)     -   90 m2  
    Max. goothoogte   6 m   4,5 m   3 m  
    Max. bouwhoogte   10 m   10 m   6 m  
    Min. / max. dakhelling   12°/45°   12°/45°   12°/45°  
  • d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. In het algemeen geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde vóór de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning maximaal 1 m bedraagt. Daarnaast geldt het volgende:
      • De bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m.
      • De bouwhoogte van sleufsilo's bedraagt maximaal 2,5 m.
      • De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6 m.
    • 2. Het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde met een bebouwde oppervlakte groter dan 100 m2 kan uitsluitend worden toegestaan onder de voorwaarde dat voorzien wordt in een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het bouwvlak.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Vergroting dierenverblijven veehouderij
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d om de uitbreiding van dierenverblijven, enkel ten behoeve van een grondgebonden veehouderij, toe te staan met inachtneming van het volgende:
  • b. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Omgevingsverordening Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • c. afwijking is uitsluitend mogelijk indien de ontwikkeling milieu hygiënisch inpasbaar is;
  • d. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • e. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • f. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • g. op de gronden met de aanduiding 'overige zone - en veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Omgevingsverordening Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
  • b. wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is uitsluitend toegestaan indien: 
    • 1. de wijziging vergund is door middel van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998), of het bevoegd gezag verklaard heeft dat een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998) niet noodzakelijk is, dan wel;
    • 2. de wijziging niet leidt tot een toename van stikstofdepositie vanaf de betreffende veehouderij of een toename van stikstofdepositie niet leidt tot een  overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000;
  • c. de vestiging van, de omschakeling naar en een toename van de oppervlakte dierenverblijf voor geitenhouderij is niet toegestaan;
  • d. de vestiging van, de omschakeling naar en een toename van de oppervlakte dierenverblijf voor hokdierhouderij is niet toegestaan;
  • e. het uitbreiden van de oppervlakte aan dierenverblijven voor overige veehouderij is niet toegestaan;
  • f. het gebruik van meer dan één bouwlaag van gebouwen voor het houden van vee is niet toegestaan, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • g. mestverwerking en -vergisting zijn uitsluitend toegestaan voor dierlijke meststoffen van dieren van het eigen bedrijf;
  • h. de verkoopvloeroppervlakte in gebruik voor detailhandel in streek eigen producten, evenals varkensvlees van het Heihoef-concept , als nevenactiviteit bedraagt ten hoogste 100 m2;
  • i. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend met het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de aangewezen gronden binnen het bouwvlak alleen toegestaan, indien de landschappelijke inpassing binnen maximaal 12 maanden na het onherroepelijk worden van het plan is aangelegd conform het plan 'Landschappelijke inpassing' en aldus in stand wordt gehouden. Onder landschappelijke inpassing wordt in deze planregels verstaan de 'Landschappelijke inpassing' zoals opgenomen in Bijlage 1.
3.4.3 Voorwaardelijke verplichting inrichting Natuur (EVZ, zijnde 2.500 m²)
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en duurzame instandhouding van de enkelbestemming Natuur (EVZ zijnde 2.500 m²) zoals opgenomen in de verbeelding;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt mits binnen een termijn van twee jaar na het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving de aanleg van de enkelbestemming Natuur (EVZ zijnde 2.500 m²) zoals opgenomen op de verbeelding is aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden.
3.4.4 Voorwaardelijke verplichting akoestische maatregelen
  • a. Het uitschuren van de landbouwproducten vindt nooit op dezelfde dagen plaats als het inschuren;
  • b. Het in- of uitschuren van verschillende landbouwproducten (aardappels etc.) vindt niet op dezelfde dagen plaats, aangezien dit seizoensgebonden is;
  • c. Er worden uitsluitend voertuigen met producten, welke worden ingeschuurd (aardappels) gewogen;
  • d. Het inkuilen van maïs (één dag per jaar, najaar) vindt niet op dezelfde dag plaats als het aanvoeren van het gras, aangezien dit seizoensgebonden is.
3.4.5 Voorwaardelijke verplichting infiltreren hemelwater
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe bouwwerken en erfverharding overeenkomstig de in artikel 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en duurzame instandhouding van een waterinfiltratievoorziening;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen nieuwe bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt mits conform de Omgevingsvergunning binnen een termijn van één jaar na het in gebruik nemen van nieuwe bouwwerken en/of erfverharding, bij een toename van meer dan 500 m² verhard oppervlak, het hemelwater (60 mm/m² toename verharding (daken en/of erf-verharding)) moet kunnen infiltreren in een wadi met een diepte van maximaal 60 cm-mv en duurzaam in stand wordt gehouden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 om nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de agrarische functie blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
    • 1. de volgende nevenfuncties zijn toegestaan;
    • 2. vergroting oppervlakte duurzame energieproductie in de vorm van zonne- energie voor derden;
  • b. vergroting van de oppervlakte statische opslag in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
  • c. detailhandel in streek eigen producten uitsluitend is toegestaan tot een maximum van 100 m² voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van de functies als genoemd onder a en b.
  • d. educatie uitsluitend is toegestaan tot een maximum van 76 m² voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van de functies als genoemd onder a en b.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen, ophogen en het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • b. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, veranderen of dempen van waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
3.6.2 Uitzondering aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
3.7.1 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om - indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf - vervolgfuncties toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de vervolgfunctie dient te bestaan uit één van de volgende activiteiten:
    • 1. alternatieve voedselproductie;
    • 2. duurzame energieproductie in de vorm van zon-, wind- en/of biomassaenergie, uitgezonderd mestbewerking voor derden;
    • 3. vrijetijdsbesteding;
    • 4. bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteitenf;
    • 5. Wonen.
  • b. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen gebouwd mogen worden en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat nieuwe gebouwen zijn toegestaan indien er gebouwen gesloopt worden, met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste 75% van de gesloopte oppervlakte mag worden terug gebouwd;
    • 2. met de sloop geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of beeldbepalende panden (met de aanduiding 'karakteristiek') gemoeid zijn;
  • d. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de waarden zoals genoemd in lid 3.1 onder c niet onevenredig worden aangetast;
  • f. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e, is woningsplitsing in maximaal 2 woningen mogelijk bij rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of beeldbepalende panden, met dien verstande dat de inhoud per woning ten minste 200 m3 bedraagt;
  • h. bij de wijziging wordt een aanduiding opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft:
  • i. de omvang van het bestemmingsvlak voor de vervolgfunctie mag ten hoogste 5.000 m2 bedragen;
  • j. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het landschaps-ontwikkelingsplan de Peel en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit Landschapsinvesteringsregeling;
  • k. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast in situaties waarbij gebruik is gemaakt van een subsidieregeling voor sanering of verplaatsing.

Artikel 4 Natuur

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouw en houtproductie;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag mogen geen bouwwerken worden gebouwd;

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. lawaaisporten zijn niet toegestaan;
  • b. verblijfsrecreatie is niet toegestaan.

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen, ophogen en het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • b. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, veranderen of dempen van waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting. 
4.4.2 Uitzondering aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in artikel 4.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning

 

4.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.5.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden (zie bijlage 1);
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de biotopen van flora en fauna;
  • c. behoud en bescherming van aardkundige waarden;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • e. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
  • f. doeleinden van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals (on)verharde paden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

5.2.2 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het voorgaande zijn ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' nutsvoorzieningen toegestaan, uitsluitend met de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt de bouwhoogte voor erfafscheidingen maximaal 1 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten, (chemisch) afval en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en/ of opstallen;
  • b. verblijfsrecreatieve doeleinden zoals lig- en/of speelweide, staanplaats voor onderkomens of kamperen;
  • c. oor agrarische doeleinden;
  • d. het aanleggen van drainage;
  • e. het betreden met en beproeven van of racen of crossen met motoren of motorvoertuigen (lawaaisporten);

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op en in de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. het aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;
  • b. aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
  • c. afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • e. dempen van poelen, sloten en greppels;
  • f. vellen of rooien van houtgewas;
  • g. het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven.
5.4.2 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 5. alleen indien door de in sublid 5. genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

5.4.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 5. is vereist voor:

  • 1. werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • 2. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • 3. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Artikel 6 Waarde – Archeologie 2 archeologische waarde

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2 Archeologische waarde' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2 Archeologische waard el' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen met meer dan 2 m en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;

een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;

reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

binnen een bouwvlak worden uitgevoerd, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand bouwwerk aanwezig is of is geweest.

6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 7 Waarde – Archeologie 3b hoge verwachting met esdek

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3b Hoge verwachting met esdekl' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;]
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ' Waarde - Archeologie 3b Hoge verwachting met esdek ' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen met meer dan 2 m en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. binnen een bouwvlak worden uitgevoerd, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand bouwwerk aanwezig is of is geweest.
7.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.3.1 , zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 8 Waarde – Archeologie 5 lage verwachting

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5 Lage verwachtingl' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10.000 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 Lage verwachting' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen met meer dan 2 m en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constru cties, installaties of apparatuur.
8.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 7.2;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 10.000 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. binnen een bouwvlak worden uitgevoerd, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand bouwwerk aanwezig is of is geweest.
8.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 7.3.1  bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 9 Waarde – Cultuurhistorie akkerbouwcomplex

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie akkerbouwcomplex' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de openheid en het reliëfrijke karakter van het akkerbouwcomplex.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid  8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de openheid en het reliëfrijke karakter van het akkerbouwcomplex niet onevenredig worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Cultuurhistorie akkerbouwcomplex zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen, ophogen en het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het planten van bomen of ander houtgewas, met uitzondering van agrarische wisselteelt (teelt van max. 5 jaar).
9.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 8.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

worden uitgevoerd binnen de bestemmingen

9.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  8 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de openheid en het reliëfrijke karakter van het akkerbouwcomplex zoals omschreven in lid 8 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast

Artikel 10 Waarde – Cultuurhistorische verkaveling

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Waarde - Cultuurhistorie historische verkaveling' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de verkavelingsstructuur en de kleinschaligheid van het landschap.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid  9 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de verkavelingsstructuur en de kleinschaligheid van het landschap niet onevenredig worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Cultuurhistorie historische verkaveling zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van de perceelsindeling in de vorm van:
    • 1. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
    • 2. het aanleggen, veranderen of dempen van waterlopen.
10.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 9https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0820.BPBuitengebied-D001/r_NL.IMRO.0820.BPBuitengebied-D001.html is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

10.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  9 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de verkavelingsstructuur en de kleinschaligheid van het landschap zoals omschreven in lid 9 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltel regel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
12.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
12.3 Kelders

Tenzij anders bepaald in hoofdstuk 2, zijn kelders uitsluitend toegestaan onder de hoofdgebouwen van (bedrijfs)woningen.

12.4 Radarverstoringsgebied

In verband met de aanwezigheid van het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel mag de hoogte van bouwwerken binnen het plangebied niet meer bedragen dan 65 m +NAP.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Maten en bouwgrenzen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  • c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien:
  • d. het afwijken betrekking heeft op een veehouderijbedrijf;
  • e. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

14.2 Waarde archeologie
14.2.1 Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemmingen Waarde - Archeologie 2 Archeologische waardeWaarde - Archeologie 3a Hoge verwachting, Waarde - Archeologie 3b Hoge verwachting met esdekWaarde - Archeologie 4a Middelhoge verwachtingWaarde - Archeologie 4b Middelhoge verwachting met esdekWaarde - Archeologie 5 Lage verwachting geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
14.3 Waterstructuren

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe watergangen en daarbij behorende waterhuishoudkundige voorzieningen en in samenhang daarmee het aanpassen van bestaande watergangen, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder wordt genomen dan nadat de betrokken gronden voor de nieuwe watergang in eigendom zijn overgedragen aan de waterbeherende instantie en deze verwerving op vrijwillige basis is geschied;
  • b. de nut en noodzaak van de nieuwe waterstructuur dient op waterhuishoudkundige gronden te zijn aangetoond;
  • c. de nieuwe waterstructuur is milieuhygiënisch inpasbaar;
  • d. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad door de aanpassing van de waterstructuur;
  • e. natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig geschaad door de aanpassing van de waterstructuur;
  • f. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 Boringsvrije zone

In verband met de bescherming van waterwingebied is het ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - Boringsvrije zone' niet toegestaan om boringen te verrichten die de ondoorlatende laag van de bodem aantasten.

15.2 Overige zone - ecologische verbindingszone
15.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – ecologische verbindingszone' zijn de gronden tevens aangewezen voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van de ecologische verbindingszone.

15.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden op de met deze aanduiding aangewezen gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.
15.2.3 Uitzonderingen op verbod

Het onder lid 14.2.2 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
15.2.4 Toelaatbaarheid

De in lid 14.2.2 l genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verwezenlijking, het behoud en het beheer van de ecologische verbindingszone.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Rullen 15'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van………...


De voorzitter, De raadsgriffier,

…………………. ………………………