Plan: | Opwettense Watermolen en omgeving |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0820.BPBGOpwettenseWate-D001 |
De voor Waarde aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
De landschappelijke en cultuurhistorische waarden bestaan uit:
Op de tot 'Waarde' bestemde gronden zijn de volgende bouwwerken toegestaan:
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken voor het ophogen van gronden.
Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de in het schema onder 9.4.4 opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren.
Het onder 9.4.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 9.4.1. bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 9.1.1 en nader gedetailleerd in 9.1.2. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 9.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden | criteria voor verlening van de omgevingsvergunning |
a. het verzetten van grond | 1. voorzover het het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld betreft, geldt dat de werken of werkzaamheden, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen negatief effect mogen hebben op de waterhuishouding van de ecologische hoofdstructuur; 2. de werken en werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare/ onevenredige aantasting van de aardkundige waarden; 3. de werken en werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden; 4. voorzover het het verzetten van grond over een oppervlakte van meer dan 100 m2 betreft en op een diepte van meer dan 30 cm beneden het bestaande maaiveld, mogen de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; |
b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage | 1. de werken of werkzaamheden, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen negatief effect mogen hebben op de waterhuishouding van de ecologische hoofdstructuur; 2. voorzover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en op een diepte van meer dan 30 cm beneden het bestaande maaiveld, mogen de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; |
c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen; | 1. de werken of werkzaamheden, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen negatief effect mogen hebben op de waterhuishouding van de ecologische hoofdstructuur; 2. voorzover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en op een diepte van meer dan 30 cm beneden het bestaande maaiveld, mogen de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; |
d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, verharde oppervlakken en halfverhardingen, anders dan een bouwwerk; | 1. voorzover het een oppervlakteverharding van meer dan 100 m2 betreft, geldt dat de werken of werkzaamheden, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen negatief effect mogen hebben op de waterhuishouding van de ecologische hoofdstructuur; 2. voorzover het een oppervlakteverharding van meer dan 100 m2 betreft, geldt dat de gronden niet minder geschikt mogen worden voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van de watersystemen; 3. de werken en werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare/ onevenredige aantasting van de aardkundige waarden; 4. voorzover het oppervlakteverhardingen groter dan 1250 m2 betreft, als het gaat om veepaden op huiskavels van weidebedrijven of eigen bedrijfswegen, en voorzover het oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 betreft, als het gaat om overige verhardingen, mogen de werken en werkzaamheden niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden; 5. voorzover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en op een diepte van meer dan 30 cm beneden het bestaande maaiveld, mogen de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; |
e. het aanbrengen of wijzigen van kaden; | voorzien moet zijn in alternatieven waarbij het afgenomen waterbergend vermogen in een afdoende mate wordt gecompenseerd; dit wordt bepaald door middel van de watertoets; |
f. het ontginnen, verlagen, vergraven, egaliseren of afgraven van de bodem; dit geldt ook in het geval deze werkzaamheden moeten worden uitgevoerd om ondergrondse gebouwen te kunnen realiseren, dan wel in het kader van bodemsanering; | 1. de werken en werkzaamheden niet mogen leiden tot een onomkeerbare/ onevenredige aantasting van de aardkundige waarden; 2. voorzover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en op een diepte van meer dan 30 cm beneden het bestaande maaiveld, mogen de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; |
g. het aanbrengen van ondergrondse leidingen; | 1. de werken en werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden; 2. voorzover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en op een diepte van meer dan 30 cm beneden het bestaande maaiveld, mogen de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; |
h. het wijzigen van de perceelsindeling zoals die door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven; | 1. de werken of werkzaamheden zijn noodzakelijk in verband met ernstige hinder, gevaar of ziekte en mits herplant verzekerd is; 2. aangetoond wordt dat de werken of werkzaamheden in het belang van een goede ruimtelijke inrichting gewenst zijn en verplanting of herplant is verzekerd; 3. de werken of werkzaamheden zijn noodzakelijk in verband met het herstel van de te beschermen cultuurhistorische of landschappelijke waarden; |
i. het rooien, vellen, beschadigen of verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, behalve in het kader van de verzorging van de bomen en andere opgaande beplanting; | 1. de werken en werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden; 2. voorzover het werkzaamheden betreft waarbij stobben worden verwijderd en over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en op een diepte van meer dan 30 cm beneden het bestaande maaiveld, mogen de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; |
j. het aanleggen en/of aanplanten van landschapselementen; | 1. de werken en werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden; 2. voorzover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en op een diepte van meer dan 30 cm beneden het bestaande maaiveld, mogen de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; |
k. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van vaarten, waterlopen, sloten en greppels; | 1. de werken en werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden; 2. voorzover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en op een diepte van meer dan 30 cm beneden het bestaande maaiveld, mogen de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; |
l. het tot stand brengen en/of in exploitatie nemen van boor- en pompputten; | 1. de werken en werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden; 2. voorzover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en op een diepte van meer dan 30 cm beneden het bestaande maaiveld, mogen de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; |
m. het uitvoeren van heiwerken en of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem. | 1. voorzover het werken of werkzaamheden betreft dieper dan 0,50 m, mogen de werken en werkzaamheden niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden; 2. voorzover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en op een diepte van meer dan 30 cm beneden het bestaande maaiveld, mogen de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast |
Alvorens een omgevingsvergunning kan worden verleend voor werken en werkzaamheden als bedoeld in 9.4.4 onder a, voorzover het het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld betreft, b, c, d, voorzover het een oppervlakteverharding van meer dan 100 m2 betreft, en e, dient het betrokken waterschapsbestuur te worden gehoord.
De omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden als bedoeld in 9.4.4 onder a, b, c, d, f, g, i voorzover stobben worden verwijderd, j, k, l en m, wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld.
Dit geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden als bedoeld in 9.4.4 onder a, b, c, d, f, g, i voorzover stobben worden verwijderd, j, k, l en m wint het bevoegd gezag advies in van een organisatie die werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Een en ander geldt niet voor werken en/of werkzaamheden: