direct naar inhoud van Artikel 3 Natuur
Plan: Buitengebied, 3e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPBG3eHerziening-D001

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en ander natuurgebied;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Natuurwaarden

Behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden houdt in dat biotopen van inheemse flora en fauna, in het bijzonder van amfibieën, bosvogels, plantengezelschappen en dagvlinders dienen te worden beschermd.

b Recreatief medegebruik

Het gebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden recreatieve voorzieningen toegestaan in het gebied zoals paden, banken, picknicktafels, en bewegwijzering.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken

Uitsluitend zijn toegestaan:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen zijn toegestaan tot een bouwhoogte van 3 m en een oppervlakte van maximaal 4 m2;

met dien verstande dat:

  • b. erfafscheidingen niet zijn toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de in het schema onder 3.4.4 opgenomen werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

3.4.2 Uitzonderingen vergunningsplicht

Het onder 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 3.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.4.4. de toetsingscriteria weergegeven.

3.4.4 Schema werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het verwijderen van houtopstanden   deze werkzaamheid vindt plaats in het kader van bos- of natuurbeheer  
het diepploegen en diepwoelen van de bodem   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer  
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half verhardingen   1. de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden  
het aanbrengen van ondergrondse leidingen   er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden