direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Heikant 20
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0798.BPheikant20-VG01

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen:

met eventueel daarbijhorende:

  • b. aan huis verbonden beroepen;

met bijbehorende:

  • c. hoofdgebouwen
  • d. bijgebouwen;
  • e. aanbouwen;
  • f. overkappingen;
  • g. erven en tuinen;
  • h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • b. het aantal hoofdgebouwen per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedragen;
  • c. hoofdgebouwen dienen uitgevoerd te worden met kap;
  • d. behoudens afwijking zoals bedoelt in 4.3 mag de goothoogte van hoofdgebouwen niet minder dan 2,2 m en niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • e. behoudens afwijking zoals bedoelt in 4.3 mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer dan 8 m bedragen;
  • f. hoofdgebouwen mogen worden uitgebreid met dien verstande dat de inhoud na uitbreiding niet meer dan 600 m³ mag bedragen;
  • g. hoofdgebouwen dienen voorzien te zijn van een kap met een dakhelling van niet minder dan 30° en niet meer dan 55°.

4.2.2 Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en bijgebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • b. de oppervlakte aan bijgebouwen mag niet meer dan 100 m² bedragen.
  • c. naast de onder b toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, is per bouwperceel niet meer dan één carport toegestaan, met een oppervlakte van niet meer dan 25 m² en een hoogte van niet meer dan 2,75 m;
  • d. bijgebouwen mogen zowel aangebouwd als vrijstaand gebouwd worden;
  • e. bijgebouwen dienen gesitueerd te worden achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;
  • f. de bebouwing dient zo veel mogelijk te worden geconcentreerd; de afstand van bijgebouwen tot het hoofdgebouw mag in ieder geval niet meer dan 40 m bedragen;
  • g. bijgebouwen dienen voorzien te worden van een kap;
  • h. aangebouwde bijgebouwen van ondergeschikte betekenis, zoals een tussenlid, mogen met platdak worden uitgevoerd;
  • i. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 2,75 m bedragen;
  • j. de nokhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen.

4.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

bouwwerk, geen gebouwen zijnde   hoogte maximaal  
vrijstaande antennemast
licht- en andere masten
terreinafscheidingen, achter de
voorgevelrooilijn
pergola's
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
18 m
8 m

2 m
2,75 m

1 m  

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Hogere goot- en bouwhoogte

Burgemeester en Wethouders zijn (voorts) bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 4.2.1, onder d en e, ten behoeve van de bouw van een hoofdgebouw met een hogere goot- c.q. bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. de hogere goothoogte niet meer dan 6 m en de hogere bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • b. bij het verlenen van de omgevingsvergunning een belangenafweging dient plaats te vinden waarbij enerzijds betrokken wordt de (architectonische) noodzaak van deze hogere goot- en/of nokhoogte en anderzijds de mate waarin de omringende landschappelijke, abiotische en/of natuur(wetenschappelijke), agrarische, recreatieve waarden c.q. belangen en/of belangen van derden door toepassing van de afwijking (kunnen) worden geschaad.

4.3.2 Zwembad

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 4.2 voor de aanleg van een zwembad met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand van het zwembad tot een perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer dan 10% van de oppervlakte van het betreffende bouwperceel en in ieder geval niet meer dan 100 m² bedragen;
  • c. bij een eventuele gehele of gedeeltelijke overkapping van het zwembad, dient daarbij hetgeen hiervoor omtrent het bouwen van bijgebouwen is bepaald in acht genomen te worden;
  • d. bij het afwijken voor de aanleg van een zwembad dient een belangenafweging plaats te vinden waarbij met name betrokken wordt de mate waarin de belangen van derden door toepassing van de afwijking (kunnen) worden geschaad;
  • e. het zwembad dient gesitueerd te worden achter de van de weg afgekeerde gevel van de betrokken woning en op een afstand van niet meer dan 50 m daarvan;
  • f. bij het afwijken zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van het zwembad alsmede met betrekking tot te treffen voorzieningen ter afscherming van het zwembad, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken dan wel voor een verantwoorde en evenwichtige inpassing van het zwembad in de omgeving;
  • g. bedrijfsmatige exploitatie van het zwembad wordt aangemerkt als een verboden gebruik in de zin van artikel 7 van deze bestemmingsplanregels.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Gebruik van aanbouwen voor wonen

Bijgebouwen, die als zodanig aan de woning zijn aangebouwd, mogen voor wonen gebruikt worden, met dien verstande dat:

  • a. deze bijgebouwen in dat geval geacht worden deel uit te maken van de woning;
  • b. in verband met het bepaalde onder 4.2.1, de in deze regels opgenomen inhouds-, breedte- en dieptemaat voor woningen in dat geval van toepassing is op de woning inclusief dergelijke aanbouwen;
  • c. overigens de in dit plan opgenomen bouwregels voor bijgebouwen van kracht blijven.

4.4.2 Verboden gebruik

Onder een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7 van deze regels, wordt mede verstaan het gebruik van:

  • a. gronden en/of opstallen als staanplaats voor onderkomens, uitgezonderd kampeermiddelen in de vorm van caravans, kampeerauto's en tenten, indien gelijktijdig niet meer dan één caravan, één kampeerauto en/of één tent per bouwperceel wordt/worden geplaatst, mits geplaatst achter de van de weg afgekeerde gevel van de woning, en deze niet wordt/worden gebruikt voor bewoning, een en ander behoudens afwijking overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4;
  • b. gronden voor recreatieve doeleinden;
  • c. gronden en/of opstallen voor detail- of groothandel;
  • d. gronden en/of opstallen voor bedrijfsdoeleinden, behoudens afwijking voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep;
  • e. het opslaan van materieel, materialen of voorwerpen ten dienste van enige tak van handel of bedrijf;
  • f. het gebruik van bijgebouwen voor wonen, behoudens het bepaalde in artikel 4.4.1.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Aan huis gebonden beroep

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 4.4 ten behoeve van de uitoefening van een "aan huis gebonden beroep" in een hoofdgebouw en/of daarbij behorende bijgebouwen, mits:

  • a. de woonfunctie van het perceel daarbij gehandhaafd blijft, met dien verstande dat deze woonfunctie in ieder geval geacht wordt gewaarborgd te blijven indien maximaal 40% van de oppervlakte van het hoofdgebouw (inclusief bijgebouwen) met een maximum van 50 m² voor het aan huis gebonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
  • b. de bebouwing blijft voldoen aan de inrichtingseisen van de woning, zoals gesteld in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit, zoals deze golden op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • c. geen gebruik plaatsvindt dat vergunning- of meldingsplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer (dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van deze wet), tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteiten over en weer geen overwegende bezwaren van milieuhyginische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de belendende woon- en/of bedrijfsbebouwing en -bestemmingen;
  • d. geen horeca of (detail- of groot)handel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het aan huis gebonden beroep;
  • e. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten, dat extra maatregelen, zoals extra parkeersvoorzieningen, noodzakelijk zijn;
  • f. het niet betreft activiteiten die in de regel in winkelpanden worden uitgeoefend, zoals de vestiging van een kappersbedrijf of videotheek.