direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Heikant 20
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0798.BPheikant20-VG01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden, die op de verbeelding zijn aangegeven als "Agrarisch", zijn bestemd voor:

  • a. de duurzame uitoefening van het agrarisch bedrijfsvoering, met de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. het gebruik van tijdelijke tunnels met een hoogte van maximaal 1,5 m die dienen ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt en/of bloembollenteelt, en gedurende maximaal acht maanden per jaar (afhankelijk van de teelt) worden aangebracht;
  • c. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden;
  • d. extensieve dagrecreatie.

3.2 Bouwregels

Op de tot "Agrarisch" bestemde gronden zijn uitsluitend toegestaan:

  • a. bouwwerken geen gebouw zijnde met een hoogte van niet meer dan 3 m;
  • b. terreinafscheidingen met een hoogte van niet meer dan 2 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7 van deze bestemmingsplanregels, wordt tevens verstaan het gebruik van de in 3.1 bedoelde gronden en/of opstallen:

  • a. voor de nieuwvestiging van en de omschakeling naar de glastuinbouw;
  • b. voor woondoeleinden;
  • c. als staanplaats voor onderkomens, c.q. voor kamperen.
  • d. als lig- en/of speelweide;
  • e. als volkstuin;
  • f. als wedstrijd- of sportterrein ;
  • g. voor militaire doeleinden.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.4.1 Onder een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7 van deze bestemmingsplanregels wordt tevens verstaan het doen of laten uitvoeren van de volgende werken en/of werkzaamheden op of in de in het eerste lid bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een vergunning van Burgemeester en Wethouders:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 200 m²;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.

3.4.2 Onder een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7 van deze bestemmingsplanregels, wordt tevens verstaan het doen of laten uitvoeren van de volgende werken en/of werkzaamheden op of in de in 3.4.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een vergunning van Burgemeester en Wethouders:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem, dan wel het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 m;
  • b. het opslaan of ingraven van materialen;
  • c. het diepwoelen of -ploegen van de bodem, dieper dan 0,5 m;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 200 m²;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.

3.4.3 Het onder 3.4.1 en 3.4.2 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de betrokken gronden en/of geschieden in het kader van de bestendige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds aanlegvergunning was verleend;
  • c. die zijn aan te merken als een vorm van "bestaand gebruik" in de zin van artikel 11.2 van deze bestemmingsplanregels (Overgangsbepaling).

3.4.4 Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, dienen de procedureregels conform artikel 10 in acht genomen te worden.