direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herziening Laag Spul 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan “Laag Spul”, zoals vastgesteld d.d. 3 juli 2008 door de gemeenteraad van de gemeente Hilvarenbeek, bevat dertien Ruimte voor Ruimte kavels van ongeveer 1.150 m², twaalf reguliere kavels van ongeveer 500 m² en acht doelgroep woningen van ongeveer 210 m².

Onder de huidige marktomstandigheden blijkt de verkoop van Ruimte voor Ruimte kavels met een dergelijke grootte minder goed te lopen dan destijds bij de planontwikkeling werd verwacht. De vraag naar kavels met een grootte van 500 tot 750 m2 is echter nog wel aanwezig.

De huidige grondeigenaar, de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte, heeft derhalve het bestaande plan herontwikkeld tot een nieuwe verkaveling, waarbij vier ruime kavels plaats maken voor zes kleinere kavels. De bouw van zes woningen is binnen het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk, derhalve is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld. Omdat de kavels kleiner worden, zijn de verbeelding en de regels voor de bestemming Wonen op onderdelen aangepast. Daarnaast is de regeling aangepast om te voldoen aan de actuele RO-standaarden.

Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van zes middelgrote woonkavels mogelijk en legt de regels vast voor de toekomstige woningen.

1.2 Het plangebied

De woningbouwlocatie Laag Spul ligt aan de zuidoostzijde van de kern Hilvarenbeek, grenzend aan de woonwijk Molenakkers, zoals weergegeven in figuur 1.1. Kenmerkend voor de locatie is de ligging in een van de taartvormige ruimtes. Deze ruimtes zijn gevormd door een stervormige ontsluitingsstructuur van de Molenstraat, Kromstraat, Laag Spul en een halfverhard pad. In de loop der jaren heeft de agrarische invulling van de taartvormige ruimtes plaatsgemaakt voor woningbouw en kleinschalige bedrijvigheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0001.png"

Figuur 1.1: Woningbouwlocatie Laag Spul (omcirkeld)

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt in het noordoosten van de woningbouwlocatie Laag Spul en is in figuur 1.2 door middel van een rode omkadering globaal aangegeven. De exacte begrenzing is te zien op de bij dit plan behorende verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0002.png"

Figuur 1.2: Woningbouwlocatie Laag Spul, met het huidig plangebied rood omcirkeld

Het plangebied voor de zes kavels is circa 5.000 m2 groot. De gronden zijn in eigendom van de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte en worden globaal begrensd door de achtertuinen van enkele vrijstaande woningen in de wijk Molenakkers.

Op de zes kavels worden vijf woningen in het kader van de regeling Ruimte voor Ruimte gerealiseerd en een woning op grond van het gemeentelijke contingent.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplannen Laag Spul (vastgesteld d.d. 3 juli 2008) en is daarin geheel bestemd als 'Wonen'.

1.4 Bij het plan behorende stukken

Ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan zijn een archeologisch onderzoek en een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, die ook voor voorliggend plan geldend zijn.

Voor de aspecten water, flora en fauna en geluid zijn de bestaande onderzoeken geactualiseerd. De waterparagraaf is verwerkt in deze toelichting (paragraaf 3.5). De actualisaties van de onderzoeken naar flora en fauna en geluid zijn opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting geeft in een aantal hoofdstukken de gedachten weer die ten grondslag liggen aan het plan Herziening Laag Spul 2014.

Na hoofdstuk 1, inleiding en algemene aspecten, wordt in hoofdstuk 2 inzicht gegeven in het op het plangebied van toepassing zijnde beleidskader. Hoofdstuk 3 geeft een toelichting op eigenschappen van het plangebied . De planbeschrijving wordt weergegeven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet beschreven, waarbij wordt uiteengezet op welke wijze de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkelingen juridisch zijn vertaald. Er wordt onder meer aangegeven op welke wijze de regels in het bestemmingsplan zijn ingevuld. Dit heeft een directe relatie met de uitvoerbaarheid, met name het beleid ter handhaving van de inrichting van het plangebied (hoofdstuk 6). De procedure, het overleg en de inspraak komen aan bod in hoofdstuk 7.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Mestproblematiek als aanleiding

In het kader van de aanpak van de mestproblematiek is de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) opgesteld. Voor de beëindiging van verschillende takken van veehouderij kan subsidie worden aangevraagd. Indien een beëindigingssubsidie wordt aangevraagd kan op aanvraag ook subsidie worden verstrekt voor de afbraak van stallen. De sloopsubsidie kan alleen worden verstrekt voor gebouwen binnen de reconstructiegebieden.

2.2.2 'Ruimte voor Ruimte'-regeling

Om de sloopsubsidies te kunnen financieren is de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling in het leven geroepen. De provincies binnen de concentratiegebieden krijgen de mogelijkheid extra woningen te realiseren bovenop het reeds toegekend reguliere contingent, om met de opbrengsten daarvan de sloop van stallen te betalen. Hieraan zijn meerdere voordelen verbonden. De verstening van het platteland wordt teruggebracht, de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd en er wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van het mestoverschot. De gemaakte afspraken brengen met zich mee dat er in Noord-Brabant 3.000 extra woningen mogen worden gerealiseerd boven op de reguliere aantallen.

Op 31 maart 2000 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ingestemd met het beginsel 'Ruimte voor Ruimte'.

2.2.3 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR), die in maart 2012 is verschenen, zijn door het Ministerie van Infrastructuur & Milieu de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. Hoofddoel van de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte is Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden.

Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Naast de hoofddoelen heeft het Rijk een keuze gemaakt om de sturingsfilosofie te wijzigen. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.

Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:

  • Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport en greenports;
  • Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed;
  • Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld het hoofdnetwerk voor mobiliteit (over weg, water, spoor en lucht) en energie, waterveiligheid en de bescherming van gezondheid van inwoners.

Deze drie criteria zijn leidend bij de in de structuurvisie benoemde rijksdoelen en bijbehorende nationale belangen. Voor de gemeente Hilvarenbeek zijn geen directe rijksdoelen benoemd. Het rijksbeleid heeft geen directe werking op de ontwikkeling van het plangebied.

2.2.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de "ladder voor duurzame verstedelijking" geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Om toepassing van de Ladder voor duurzame ontwikkeling in de praktijk te faciliteren is een handreiking ontwikkeld. In deze handreiking wordt de ladder, die uit drie treden bestaat (zie figuur 2.1), nader toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0003.png"

Figuur 2.1: Ladder voor duurzame verstedelijking

Nut en noodzaak van de ontwikkeling van het plan 'Herziening Laag Spul 2014' is getoetst op basis van de drie treden van de ladder voor duurzame verstedelijking. Het plan voldoet aan de ladder:

  • 1. Planrealisatie voorziet in een regionale behoefte. De ontwikkeling betreft een verdichting binnen bestaand stedelijk gebied, met als doel beter aan te sluiten op de huidige vraag.
  • 2. Voorliggend plan betreft herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied, gericht op de ontwikkeling van 6 kleinere kavels in plaats van 4 grote kavels. De ontwikkeling wordt binnen het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd.
  • 3. Omdat de regionale behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied is op te vangen, is trede drie van de ladder niet aan de orde.
2.2.5 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen.

In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:

  • rijksvaarwegen;
  • mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen
  • elektriciteitsvoorziening;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Geen van de nationale belangen heeft betrekking op het plangebied.

2.3 Provinciaal / regionaal beleid

2.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Structuurvisie ruimtelijke ordening vastgesteld. Op 1 januari 2011 is deze Structuurvisie in werking getreden en in maart 2014 is een partiele herziening van kracht geworden.

Uit de Structuurvisie blijkt dat de provincie het wonen zoveel mogelijk in kernen wil concentreren om op deze manier ook het voorzieningenniveau in de kleinere kernen op peil te houden. Leefbaarheid is dan ook een belangrijk aandachtspunt. Samen met de bewoners wordt in de dorpen in het landelijke gebied gezocht naar mogelijkheden om gemeenschappelijke voorzieningen voor de kernen te behouden.

De provinciale ruimtelijke belangen zijn in vier structuren onderverdeeld:

  • 4. De groenblauwe structuur: hier wordt gekozen voor functieontwikkeling in combinatie met de ontwikkeling van een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit. Deze structuur bestaat uit de bestaande natuur, watersystemen en gebieden die geschikt zijn voor de ontwikkeling van nieuwe natuur.
  • 5. Het landelijk gebied: dit is een multifunctioneel gebied waarbij de agrarische productieruimte wordt behouden in delen van het gebied waar de landbouw bepalend is voor nieuwe ontwikkelingen.
  • 6. De stedelijke structuur: er is sprake van twee perspectieven binnen deze structuur. De eerste zijn de stedelijke concentratiegebieden waar de stedelijke groei wordt opgevangen. Op deze manier blijven de groene gebieden tussen de steden open. De tweede zijn de kernen in het landelijk gebied die zoveel mogelijk worden ontzien van verdere verstedelijking. Hier zijn ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen mogelijk wanneer deze voorzien in de eigen verstedelijkingsbehoefte.
  • 7. De infrastructuur: gekozen wordt voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische kennisclusters in de provincie Noord-Brabant.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de stedelijke structuur (zoekgebied voor verstedelijking). Dit is in figuur 2.2 weergegeven. Het plan Herziening Laag Spul 2014 past daarmee binnen de kaders van de Structuurvisie ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0005.png"

Figuur 2.2: Uitsnede structurenkaart. De ligging van het plangebied is met een zwarte cirkel aangeduid.

2.3.2 Verordening Ruimte

Kader

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld met algemene en specifieke eisen ten aanzien van ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Verordening Ruimte 2014 is per 19 maart 2014 in werking getreden.

Een relevant uitgangspunt van de Verordening Ruimte is dat getracht moet worden zo veel mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied te bouwen, dan wel in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Met bestaand stedelijk gebied wordt reeds bestaande bebouwing bedoeld, maar ook bijvoorbeeld inbreidingslocaties. Zoekgebieden zijn die gebieden waar, indien er toch uitbreiding noodzakelijk is, uitbreiding als verantwoord wordt beschouwd.

Het plangebied is binnen de Verordening Ruimte 2014 aangeduid als zoekgebied voor verstedelijking.

Vanwege de uitgifte van kavels in het plan Laag Spul, heeft het plangebied inmiddels een stedelijke vorm van gebruik. Voorliggend plan is een verdichting van het plan Laag Spul, waardoor het in overeenstemming is met het provinciale beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0007.png" zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling bij kern in landelijk gebied

Figuur 2.3: Uitsnede plankaart Verordening Ruimte 2014 provincie Noord-Brabant (plangebied is met een rode cirkel aangeduid)

Conclusie

Voorliggend plan betreft een verdichting van het vigerende plan Laag Spul. Het is in overeenstemming met het provinciale beleid.

2.3.3 Provinciale benadering 'Ruimte voor Ruimte'-regeling

De provincie Noord-Brabant heeft als voorwaarde aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling gesteld dat de ontwikkeling van kavels direct dient te worden gerelateerd aan concreet te slopen staloppervlak. Zoals gesteld, mag er voor de sloop van 1.000 m² stal 1 kavel worden ontwikkeld. Er hoeft geen sprake te zijn van een directe koppeling tussen te slopen stallen en de ontwikkeling van kavels op een en dezelfde locatie. De sloop mag elders plaatsvinden als de kavelontwikkeling.

Om aan te tonen dat er inderdaad per te ontwikkelen woningbouwkavel 1.000 m² stallen gesloopt zijn, stelt de provincie conform afspraken met de ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte dossiernummers ter beschikking van aanvragen voor sloopsubsidie in het kader van de beëindigingsregeling.

De benodigde dossiernummers voor plangebied Laag Spul zijn opgenomen in tabel 2.1. Het dossiernummer 4768105 is nog steeds geldig voor vier van de zes kavels in voorliggend plan. Echter worden in voorliggend plan twee extra woningen mogelijk gemaakt als gevolg van de herverkaveling. Een van deze woningen valt onder het reguliere (gemeentelijke) contingent, zie ook paragraaf 2.4.2. Voor de andere woning is derhalve een extra dossiernummer aangevraagd.

Tabel 2.1: Dossiernummers RBV

Aanvraagnummer   Mestnummer   Sloop m2   Toegekende sloop m2  
4768105   112024165   15.185   4.000, van totaal 13.000  
2093217   202353591   2.429   1.000  
Totaal ingebrachte m2 sloop 5.000  

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Hilvarenbeek

Op 25 februari 2010 heeft de gemeenteraad van Hilvarenbeek de Structuurvisie Hilvarenbeek vastgesteld. Het plangebied is in deze structuurvisie aangewezen als 'woningbouwontwikkeling', zie figuur 2.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0008.png"

Figuur 2.4: Uitsnede kaart Structuurvisie Hilvarenbeek

Ten aanzien van het gebied is in de structuurvisie het ruimtelijk karakter bepaald. In het geval van sloop en nieuwbouw of nieuwbouw, moet de ruimtelijke structuur niet worden verstoord. Dit wil zeggen dat voorkomen moet worden dat grote schaalverschillen in bouwhoogte en bouwmassa met de directe omgeving zullen worden veroorzaakt.

Nieuwe woningen dienen grondgebonden te zijn. Een gestapelde woonvorm dient voorkomen te worden. Voor de criteria ten aanzien van de ontwikkeling van Laag Spul wordt verwezen naar het vigerende bestemmingsplan "Laag Spul”.

Bij de ontwikkeling van nieuwe woningen dient verder in algemene zin, voldaan te worden aan het gestelde in de woonvisie.

2.4.2 Volkshuisvesting

Op basis Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant maken de 8 gemeenten in de regio Hart van Brabant (Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk) jaarlijks met de provincie in het Regionaal Ruimtelijk Overleg afspraken over de woningbouwopgave. De laatste versie van die afspraken is vastgesteld op 19 december 2013 en vastgelegd in de zgn. “Regionale Agenda Wonen 2014 – deel A”.

Op basis van de regionale afspraken is een opgave voor Hilvarenbeek bepaald van 680 woningen. Dit is het aantal dat Hilvarenbeek mag en moet bouwen om aan de groeiende behoefte tegemoet te komen. Hierbij hoort de afspraak dat maximaal 100% van de opgave in harde bestemmingsplancapaciteit mag worden vastgelegd. ‘Harde plannen’ zijn vastgesteld of onherroepelijk. Op 1 januari 2014 heeft Hilvarenbeek een bouwcapaciteit van 518 woningen in harde bestemmingsplannen. Dat is 76% van de opgave.

Het plan voor één extra reguliere woning, de ruimte voor ruimte kavels zijn uitgezonderd, is nauwelijks van invloed op deze woningbouwafspraken. Er ligt binnen de afspraken nog ruimte voor dit soort individuele inbreidingsinitiatieven.

Conclusie

De realisatie van twee extra kavels (een Ruimte voor Ruimte kavel en een reguliere kavel) past binnen het rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Gebiedsanalyse

3.1 Ruimtelijke en functionele opbouw

3.1.1 Landschap

In verschillende studies over Hilvarenbeek wordt voorzichtig gesuggereerd dat Hilvarenbeek behoort tot de 'wandelende' Brabantse dorpen, waarvan de kern in de Vroege Middeleeuwen elders heeft gelegen. Volgens de huidige inzichten heerste er in de periode 1000-1300 extreme droogte en werden hoger gelegen nederzettingen abrupt verlaten en verplaatst naar de beekdalen.

Mogelijk is dat ook in Hilvarenbeek het geval geweest, waar de kerk gebouwd werd tussen een door beken gevormde driehoek. Op hoger gelegen grond van de beekdalen werden bewoningssporen aangetroffen vanaf de twaalfde, mogelijk nog late elfde eeuw.

De oudste vermelding van Beek vinden we in een charter uit 1157, aanwezig in de abdij van Tongerlo. Door het kapittel van Beek worden in deze akte twee vrije hoeven land te Viersel in erfpacht gegeven aan de voornoemde abdij. Vanaf het begin van de 14e eeuw staat het dorp bekend als Beke der heyliger Hildevardi, mogelijk een verwijzing naar Hereswind (Hilsondis) de vrouw van graaf Ansfried, later bisschop van Utrecht en daar waarschijnlijk op 3 mei 1010 overleden.

Tot ver in de negentiende eeuw lagen de woonkernen in het gebied als enclaves in zeer uitgebreide heidevlakten. Wie oude kaarten van Hilvarenbeek bekijkt, ziet dat Beek en de latere kerkdorpen Esbeek en de Biest omringd werden door grote complexen heidevelden: de Welleneindsche Heide, de Aalst Duinen, de Aalst-, Teulder- en Roovertsche heide in het zuidwesten, de Lange Grachtse en Diessensche Heide in het oosten en de Breheessche, Buntsche en Beertsche Heide in het noorden.

Na bestudering van de Historische Kaart uit 1840 (kaartblad 50 II, Wolters/Noordhoff, 1990) blijkt dat net buiten de noordoostrand van het plangebied bebouwing heeft gelegen. Meer specifiek gaat het om een cluster van drie gebouwen, die hoogstwaarschijnlijk een agrarische functie hadden. De bebouwing was omringd door vijf percelen in stervorm, waaronder vier in gebruik waren als weiland en/of grasland, en één als akkerland. Op een Historische Kaart van recentere datum (Robas, 1991, kaart no 667 Hilvarenbeek, verkend in 1894 en herzien in 1917) vinden we deze drie gebouwen nog steeds terug, weliswaar met gewijzigd beakkeringssysteem.

Ook in het uitgespaarde zuidwestelijke deel van het plangebied staan twee gebouwen afgebeeld. Dit zijn de reeds afgebroken voorgangers van de boerderij die tegenwoordig gelegen is aan het einde van de landbouwweg Laag Spul. Dat deze twee gebouwen ergens tussen 1840 en 1894 werden afgebroken en deels door twee nieuwe werden vervangen, is gebaseerd op de andere oriëntatie van de nieuwbouw op de Historische Kaart uit 1894-1917. Voor zover bekend vallen de twee gebouwen uit 1840 buiten de contouren van het plangebied.

Ten tijde van de veldkartering in 1840 was het overgrote deel (ca. 85%) van het plangebied in gebruik als akkerland. De rest van het plangebied was, met uitzondering van bovenvernoemde bebouwde plekken, in gebruik als weiland en/of grasland. Hetzelfde geldt voor de periode 1894-1917. Sinds 1973 is het plangebied integraal in gebruik als grasland en niet meer geploegd.

Over bewoning en/of grondgebruik uit een verder verleden kunnen geen uitspraken worden gedaan omdat hiervoor de historische bronnen ontbreken.

Vanuit de lokale gebiedsanalyse kan worden gesteld dat de aanwezige landschappelijke waarde geen belemmering vormt voor het voorgestelde plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0009.png"

Figuur 3.1: Historische kaart

3.1.2 Bebouwingsstructuur

De locatie grenst aan de noordzijde aan de woonwijk Molenakkers. Deze woonwijk is ruim opgezet en bestaat uit vrijstaande woningen. Karakteristiek voor de woonwijk is dat er een veelheid aan architectuurstijlen en materiaalgebruik aanwezig is. De bijna overal gelijk voorkomende bouwhoogte (een bouwlaag met kap) zorgt voor eenheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0010.png" 

Figuur 3.2: Bebouwingsstructuur (woningbouwlocatie Laag Spul is geel gemarkeerd)

3.1.3 Ontsluitingsstructuur

De locatie ligt in de oksel van de stervormige ontsluitingsstructuur die gevormd wordt door de Molenstraat, Kromstraat, Laag Spul en een halfverhard pad. Vanuit de woonwijk Molenakkers takt de Godfried Bomanslaan aan op de noordzijde van de locatie. Binnen de woningbouwlocatie Laag Spul is een nieuwe ontsluitingsstructuur gerealiseerd, die wordt gevormd door de wegen Goropiuslaan en Heerkenslaan.

Zowel in Molenakkers als in het woongebied Laag Spul geldt een snelheidsregime van 30 km/h.

Door de diepe voortuinen en de inrichting van het openbaar gebied heeft de wijk Molenakkers een groen en lommerrijk karakter. Ook binnen de locatie Laag Spul is deze structuur met voortuinen doorgezet en wordt het karakter van de ontsluitingsweg bepaald door groene bermen en bomen. De groene ruimte bij de woningen aan de Heerkenslaan geeft het gebied een eigen karakter.

Voorliggend plangebied wordt door een pad afgescheiden van de bestaande woningen in de wijk Molenakkers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0011.png"

Figuur 3.3: Ontsluitingsstructuur (woningbouwlocatie Laag Spul is geel gemarkeerd)

afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0012.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0014.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0015.jpg"

Figuur 3.4: Godfried Bomanslaan (linksboven), Molenakkers (rechtsboven), aansluiting Heerkenslaan op Godfried Bomanslaan (linksonder) en Goropiuslaan (rechtsonder)

3.2 Milieu

3.2.1 Algemeen

Ten behoeve van het bestemmingsplan Laag Spul uit 2008 zijn de nodige onderzoeken uitgevoerd ter onderbouwing van de wijziging van de bestemming Agrarisch naar Wonen. Momenteel hebben de gronden derhalve de bestemming wonen en ziet dit plan enkel op het toestaan van 2 extra woningen binnenn de bestemming. In feite wordt daarom niet de bestemming gewijzigd, maar wordt alleen mogelijk gemaakt dat er 2 extra woningen kunnen komen. Toch is van belang dat onderhavig bestemmingsplan voldoet aan de huidige wet en regelgeving. Daarom zijn op een aantal onderdelen aanvullende onderzoeken uitgevoerd.

3.2.2 Overige bedrijvigheid

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen andere bedrijven aanwezig met een milieuhindercontour. De ontwikkeling van deze woonlocatie vormt dan ook geen belemmering voor actuele bedrijfsvoeringen.

3.3 Bodem

3.3.1 Bodemopbouw

Volgens de Bodemkaart van Nederland (BvN, blad 50 Oost, 1984) bestaat de bodem ter plaatse van de locatie uit een hoge zwarte enkeerdgrond, ontwikkeld in lemig fijn zand (zEZ23). De locatie is in het verleden afgegraven. Waarschijnlijk is er zand ('geel' zand uit de ondergrond) gewonnen en is er humeuze grond teruggebracht. De grondwatertrap bedraagt VI.

In maart 2005 heeft Grontmij een bodemkartering uitgevoerd. Op basis van de resultaten van dit veldonderzoek kan de bodemopbouw ter plaatse van de locatie als volgt worden geschematiseerd:

0,0 – 0,40 à 0,60 m-mv: matig humeus, zwak lemig, zeer fijn zand (teelaarde)

0,40 à 0,60 – 1,6 m-mv: matig leemarm tot sterk lemig, zeer tot matig fijn zand (deels opgebracht);

1,6 – 1,75 à 2,45 m-mv: zandige leem;

1,75 à 2,45 - 3,3 m-mv: matig leemarm tot zwak lemig, matig fijn zand;

3,3 - > 3,7 m-mv: grof, matig leemarm zand.

Plaatselijk is de oorspronkelijke grofzandige ondergrond nog aanwezig en ontbreken daar de lemige zandlaag en leemlaag.

3.3.2 Milieuhygiënische bodemkwaliteit

In het kader van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden vastgesteld of de voorgenomen vorm van bodemgebruik, vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien, ter plaatse mogelijk is en welke vervolgacties eventueel noodzakelijk zijn om dit mogelijk te maken. Hiertoe dient inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische bodemkwaliteit van het plangebied.

Verkennend bodemonderzoek

In 2005 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de gehele woningbouwlocatie Laag Spul (Verkennend bodemonderzoek; Locatie Laag Spul te Hilvarenbeek, Grontmij Nederland B.V., documentnummer: 180171.ehv.220.R001, 7 juli 2005). Op basis van de uitkomsten van het bodemonderzoek is vastgesteld dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen beperkingen zijn voor het toekomstige gebruik van de locatie als 'wonen met tuin'.

Bouwrijp

De locatie Laag Spul is in 2010 bouwrijp gemaakt. Daarbij is de grond ter plaatse van voorliggend plangebied met circa 0,5 m tot 1 meter opgehoogd. Voor meer informatie wordt verwezen naar 'rapportage keuringen grondwerkcombinatie Heijmans - Martens en Van Oord, Certicon kwaliteitskeuring B.V., rapportnr. P2010-0410, d.d. 26-02-2010.

Sindsdien is voorliggend plangebied ten behoeve van de verkoop ingezaaid met gras en het wordt op die manier onderhouden.

Bodemkwaliteitskaart gemeenten Hilvarenbeek en Oisterwijk

De gemeenten Hilvarenbeek en Oisterwijk beschikken over een bodemkwaliteitskaart waarbij voor het gemeentelijk grondgebied achtergrondwaarden zijn vastgesteld. De locatie is gelegen in de bodemkwaliteitszone ‘Agrarische buitengebied’. In de boven- en ondergrond (0 – 2,5 m-mv) is de bodemkwaliteitsklasse ‘Achtergrondwaarde’ van toepassing, waarbij geen verhoogde gehalten te verwachten zijn.

Overige bodeminformatie

Bij de gemeente Hilvarenbeek, mevrouw V. Voigt, is op 31 juli 2014 relevante (bodem)informatie opgevraagd. Hiervoor is het Omgevingsrapport van de Omgevingsdienst Midden- en West-brabant aangeleverd. Daarnaast zijn het bodemloket en de stortplaatsenkaarten geraadpleegd. De verzamelde informatie geeft geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van (voormalige) bodembedreigende activiteiten op en nabij de onderzoekslocatie.

Conclusie

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen beperkingen voor het toekomstige gebruik van de locatie als 'wonen met tuin'.

3.4 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5) opgenomen met daarbij behorende regelgeving. Op grond van de Wm en bijbehorende regelgeving is onderzoek naar luchtkwaliteit voor woningbouwlocaties niet meer noodzakelijk, wanneer er minder dan 1.500 woningen (bij ontsluiting over één weg) danwel 1.000 woningen (bij gelijkmatige ontsluiting over twee wegen) gerealiseerd worden. Een initiatief voor minder dan 1.500 respectievelijk 1.000 woningen kan op grond van de Regeling niet in betekenende mate (nibm) zonder meer doorgang vinden.

In het plangebied worden 6 nieuwe woningen mogelijk gemaakt, waarvan er reeds 4 bestemd waren. Luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor het planvoornemen.

3.5 Water

De op te splitsen woonkavels liggen binnen de compleet bouwrijp gemaakte woningbouwontwikkeling Laag Spul te Hilvarenbeek. Binnen het bouwrijp maken zijn onder andere de riolering en de ondergrondse waterberging (lavapakket) gerealiseerd, conform de waterparagraaf en het advies waterhuishouding en bouwrijp maken.

In 2006 is de watertoets doorlopen, waarbinnen de huidige en toekomstige waterhuishouding zijn uitgewerkt en zijn vastgelegd in de waterparagraaf. In 2008 is de waterparagraaf uitgewerkt tot het advies waterhuishouding en bouwrijp maken, waarin onder andere het watersysteem, de riolering en de berging (lavapakket) nader zijn uitgewerkt. Zowel de waterparagraaf als het advies zijn in afstemming met de gemeente Hilvarenbeek en het waterschap De Dommel opgesteld.

Onderstaand wordt aangegeven wat de invloed is van het opsplitsen van de vier kavels naar zes kavels.

Bergingseis

Voor kleine op zichzelf staande ruimtelijke plannen ('postzegelplannen') waarbij sprake is van een toename van verhard oppervlak tot maximaal 250 m2 hanteert het waterschap de Dommel geen bergingseis. Wel dienen in deze gevallen kansen voor hydrologisch neutraal ontwikkelen te worden benut waar mogelijk.

Binnen de woningbouwontwikkeling Laag Spul zijn, buiten de vier kavels en één ander kavel, alle kavels verkocht. De ene kavel wordt, gezien het beperkte oppervlak, niet opgesplitst. Dus buiten de vier kavels vinden er verder geen opsplitsingen van kavels plaats. Gezien dit feit wordt de opsplitsingen van de vier naar zes kavels gezien als een postzegelplan.

In de waterparagraaf en het advies waterhuishouding en bouwrijp maken was het afwaterend verhard oppervlak voor de vier kavels bepaald op 1.295 m2. Dit oppervlak bestaat uit het maximaal bouwvlak van circa 905 m2 plus de opritten van circa 390 m2 (10% van het onbebouwde kaveloppervlak). De benodigde berging voor het afwaterend verhard oppervlak zit in de gerealiseerde ondergrondse waterberging (lavapakket).

Binnen de zes kleinere kavels uit het nieuwe plan is het afwaterend verhard oppervlak bepaald op 1.529 m2, bestaande uit het maximaal bouwvlak van circa 1.229 m2 plus de opritten van 300 m2 (50 m2 per kavel). Ten opzichte van het oude plan betekent dit dat het verhard oppervlak toeneemt met 234 m2. Omdat dit oppervlak kleiner is dan 250 m2 is het niet noodzakelijk aanvullende berging te realiseren.

Ook ligt het realiseren van extra waterberging, binnen het gebied, niet voor de hand omdat het gebied al helemaal is ingedeeld en bouwrijp is gemaakt.

Beschermingszones

Het plangebied ligt niet binnen een beschermingsgebied vanuit waterhuishoudkundige doeleinden. Dit betekent geen aanvullende randvoorwaarden vanuit dergelijke gebieden.

Proces

De invloed van het opsplitsen van de kavels is op 18 augustus 2014 voorgelegd aan het waterschap en is in het watertoets overleg van 20 augustus 2014 besproken. Op 17 september 2014 heeft het waterschap gereageerd en is het waterschap akkoord gegaan met de conclusie.

3.6 Archeologie

Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot verstoring en vernietiging van archeologische vindplaatsen, vooral indien sprake is van graafwerkzaamheden. In het kader van ruimtelijke plannen dient de archeologische waarde van gebieden te worden beoordeeld en desnoods te worden onderzocht. Archeologische bronnen geven een indicatie van de archeologische verwachtingswaarde van gebieden danwel de trefkans van archeologische vindplaatsen.

Grontmij Nederland bv heeft in opdracht van ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte op 19 mei 2005 een archeologisch onderzoek uitgevoerd in verband met geplande nieuwbouw in het plangebied Laag Spul, gemeente Hilvarenbeek. Doel van dit onderzoek was het opsporen van eventueel aanwezige archeologische resten en, voor zover mogelijk, een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging ervan. Het archeologisch onderzoek bestond uit een bureau-onderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door boringen.

Het bureauonderzoek heeft uitgewezen dat zich in het plangebied hoge zwarte enkeerdgronden ontwikkeld in lemig fijn zand (code zEZ23) bevinden met grondwater--trap VI. In ARCHIS zijn in totaal 8 waarnemingen uit de onmiddellijke omgeving (ca. 500 m) bekend. Op de Cultuur Historische Waardenkaart Noord-Brabant heeft het plangebied een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische waarden.

Doordat uit de bodemkaart valt af te leiden dat het plangebied in het verleden werd afgegraven is op basis van het bureauonderzoek, voor aanvang van het veldwerk, een lage specifieke archeologische verwachtingswaarde vastgesteld.

Tijdens het veldonderzoek werden restanten van de verwachte hoge zwarte enkeerdgronden aangetroffen. De geologische ondergrond bestaat uit eolische afzettingen (dekzand), behorend tot de Formatie van Twente welke dateren uit de laatste fase van het Pleistoceen (het Weichselien). Het bodemprofiel is in heel het plangebied matig tot sterk verstoord tengevolge van ontgraving en waarschijnlijk ten gevolge van verkavelingsactiviteiten en egalisaties.

Tijdens het booronderzoek is in het plangebied één archeologische indicator aangetroffen in de zwaar verstoorde Aan-horizont. Het betreft een aardewerkscherf uit de Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd dat als mestaardewerk wordt aangezien. Omdat deze scherf uit de zwaar verstoorde Aan-horizont afkomstig is, kan aan deze archeologische indicator geen conclusie worden verbonden. Naar verwachting zal er als gevolg van de geplande werkzaamheden dan ook geen verstoring van archeologische waarden optreden. Derhalve worden géén aanbevelingen ten aanzien van behoud van archeologische waarden of vervolgonderzoek gedaan.

Mochten tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 47 van de monumentenwet 1988.

3.7 Flora en fauna

In het kader van deze bestemmingsplanwijziging is een actualisatie van het door Grontmij uitgevoerde natuuronderzoek uit 2005 noodzakelijk om inzicht te krijgen in de aanwezige beschermde flora en fauna in het plangebied. De resultaten van de actualisatie zijn opgenomen in de notitie in Bijlage 1.

Uit de actualisatie blijkt dat er geen zwaarder beschermde soorten in het plangebied aanwezig of te verwachten zijn die negatief beïnvloed kunnen worden als gevolg van de ontwikkeling van de woningen in plangebied Laag Spul te Hilvarenbeek. Men dient echter rekening te houden met de aanwezigheid van broedvogels gedurende het broedseizoen (globaal half maart tot augustus).

Ten opzichte van het bestaande bestemmingsplan, worden twee extra woningen gerealiseerd. Effecten van deze ontwikkeling op nabijgelegen beschermde (natuur)gebieden zijn op voorhand uit te sluiten.

Deze conclusies komen overeen met de conclusies van het natuuronderzoek dat in 2005 door Grontmij is uitgevoerd. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

3.8 Geluid - wegverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder is vastgelegd dat geluidsgevoelige objecten (woningen, scholen, bepaalde bedrijven, en dergelijke) geen hinder mogen ondervinden van geluid afkomstig van verkeers- of spoorwegen en/of industrieterreinen. Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting vanwege de Provinciale weg N269 is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.

Uit de resultaten blijkt dat de hoogste berekende waarde 44 dB is. Deze waarde is getoetst aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) en overschrijdt deze niet. Aanvullende akoestische procedures zijn niet noodzakelijk. Het plan kan verder in procedure worden gebracht.

3.9 Externe veiligheid

Voor ruimtelijke ontwikkelingen moet een toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden uitgevoerd. Aangetoond dient te worden of er zich in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen en /of objecten bevinden die mogelijk risico's kunnen opleveren voor de toekomstige gebruikers in het plangebied.

Ten behoeve van de herbestemming is er geïnventariseerd in hoeverre er sprake is van veiligheidsgevaren vanuit de omgeving voor de beoogde functie wonen. Onderstaand de resultaten.

3.9.1 Gevaarlijke stoffen

Er zijn in de directe nabijheid van het plangebied geen bedrijven aanwezig die volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een veiligheidscontour hebben die tot het plangebied reikt.

Er vindt op nabijgelegen wegen geen transport van gevaarlijke stoffen plaats dat vanuit externe veiligheid ter plaatse van het plangebied de beoogde functie wonen belemmerd.

3.9.2 Kabels en leidingen

Er zijn in de directe nabijheid van het plangebied geen gastransportleidingen dan wel andersoortige kabels of leidingen aanwezig waarvoor een veiligheidszone geldt, die een belemmering vormen voor de beoogde functie wonen.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Randvoorwaarden en uitgangspunten

Vanwege de wens om kleinere kavels uit te geven, met een kaveloppervlakte van circa 500 tot 750 m2, heeft de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte een gedeelte van het plangebied 'Laag Spul' herontwikkeld tot het voorliggende plan voor zes kavels. De zes kavels zijn gepositioneerd op de gronden van 4 kavels uit het bestemmingsplan Laag Spul.

Bij de uitwerking van het voorliggende bestemmingsplan voor het plangebied Herziening Laag Spul 2014 zijn de stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten, die ten grondslag hebben gelegen aan het bestemmingsplan Laag Spul, overgenomen.

4.2 Stedenbouwkundige opzet

Het stedenbouwkundig opzet van het plan Laag Spul wordt niet gewijzigd. Het onderhavige plandeel wordt enkel herverkaveld van vier naar zes kavels.De principes van de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet blijven intact. In de onderstaande paragrafen wordt nader ingegaan op de relevante onderdelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0798.BPLaagSpulherz2014-VG01_0016.png" Figuur 4.1: Oorspronkelijke verkaveling met vier bouwvlakken (links) en de nieuwe verkaveling met zes bouwvlakken (rechts)

4.3 Beschrijving op onderdelen

4.3.1 Wonen

Om een goede aansluiting te realiseren op de omliggende woningen is het belangrijk dat de maat en schaal van de nieuwe woningen binnen het plangebied passen bij het karakter van de plek. Kleinschaligheid en afwisseling zijn in dit geval belangrijk.

De overgang tussen privé en openbaar zal vloeiend zijn in de vorm van groene afscheidingen of een geleidelijke groene overgang. Hekwerken sluiten niet aan bij dit beeld.

4.3.2 Parkeren

Parkeren geschiedt in beginsel op eigen terrein. Per woning dienen minimaal twee volwaardige parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd, waarbij een eventuele garage niet wordt meegeteld.

4.3.3 Duurzaam watersysteem

Het hemelwater wordt binnen de woningbouwlocatie Laag Spul in twee waterbergingen opgevangen en vervolgens vertraagd afgevoerd op de schouwsloot aan de oostzijde van de Goropiuslaan. De ene berging is centraal in de woningbouwlocatie gelegen, de andere ligt in de zuidwestelijke hoek. De waterberging is voorzien van een noodoverlaat: indien de bui-intensiteit hoger is dan een T=10 bui, zal het teveel aan water overstorten op de schouwsloot. Deze schouwsloot kan vrij afwateren.

De beoogde herontwikkeling heeft geen invloed op het grondwaterregime. Er wordt 'waterneutraal' gebouwd waarbij er geen grondwater wordt onttrokken. Voor de woningen en wegen wordt een minimale ontwateringsdiepte gehanteerd van 0,7 m ten opzichte van het GHG. Tijdens het bouwrijpmaken van de locatie Laag Spul zijn de plaatsen opgehoogd waar deze ontwateringsdiepte niet aanwezig was.

Door de aanwezigheid van slechter doorlatende lagen in de ondergrond bestaat de kans dat infiltrerend hemelwater horizontaal gaat afstromen. De woningen dienen derhalve zonder kruipruimte gebouwd te worden. De woningen worden aagesloten op de aanwezige droogweerafvoer (dwa) riolering.

4.3.4 Beeldkwaliteit

De ligging van het plangebied op de overgang naar het landelijk gebied en aansluitend op de wijk Molenakkers vraagt om zorgvuldigheid en behoudendheid. Om het gewenste ambitieniveau daadwerkelijk te kunnen realiseren is het belangrijk dat niet alleen van de gemeente zelf maar ook van de ontwikkelingspartij extra inzet gevraagd wordt.

De gemeenteraad heeft een beeldkwaliteitplan voor de locatie Laag Spul vastgesteld. Dit vormt een verplichte leidraad voor de welstandstoetsing. In dit beeldkwaliteitplan worden verschillende criteria benoemd en beschreven waarvan wordt gesteld dat deze bepalend zijn voor de uitstraling van de uiteindelijk woonlocatie. Het betreft criteria gericht op de kwaliteit en samenhang van de (openbare) ruimte en op de uitstraling en architectonische kwaliteit van de gebouwen.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk is uiteengezet op welke wijze de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkelingen juridisch zijn vertaald in de regels. Het doel van dit bestemmingsplan is een regeling te bieden voor de voorgenomen herverkaveling binnen de woningbouwlocatie Laag Spul, evenals een regeling voor de bestaande woningen in het westen van het plangebied. Het bestemmingsplan bestaat uit verbeelding en regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

5.1.1 Verbeelding

De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. Op verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. De opgenomen verklaring is niet juridisch bindend en is op de verbeelding opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens).

5.1.2 Regels

De regels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en regels.

De regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels (paragraaf 5.2.1);
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels (paragraaf 5.2.2);
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels (paragraaf 5.2.3);
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels (paragraaf 5.2.4).

5.2 Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een omschrijving gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

In artikel 2 is een omschrijving gegeven van de te gebruiken wijze van meten.

5.2.2 Bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen allen een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten. Naast bouwregels is het mogelijk om nadere eisen te stellen op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d, Wro. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik. Afwijken van de bouw- en gebruikregels is onder voorwaarden mogelijke wanneer een omgevingsvergunning is verleend door het bevoegd gezag.

Artikel 3 Wonen

De gronden die bestemd zijn als 'Wonen' zijn primair bedoeld voor het wonen. De regeling is gericht op het realiseren van vrijstaande woningen.

De bestemming heeft tevens als doel om ruimte te bieden aan het realiseren van parkeervoorzieningen op eigen terrein. Per kavel dient in ieder geval te worden voldaan aan minimaal twee volwaardige parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij een eventuele garage niet wordt meegeteld.

5.2.3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardbepalingen opgenomen te weten, de anti-dubbeltelregel, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en de algemene procedureregels.

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelbepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn aanvullende gebruiksregels opgenomen, onder andere ten aanzien van detailhandel, permanente bewoning en prostitutie.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn de regels opgenomen het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om gebruik te maken van een bestemmingswijziging.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

In deze regel is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht.

Artikel 9 Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze regel omschrijft de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Aan de uitvoering van het plan Herziening Laag Spul 2014 zijn diverse kosten en opbrengsten verbonden. Op basis van het stedenbouwkundig plan zijn de kosten en opbrengsten van het plan in hoofdlijnen berekend. De kosten voor de planontwikkeling komen geheel ten laste van Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte (ORR). Op grond van de uitgevoerde berekeningen wordt geconcludeerd dat sprake is van een sluitende grondexploitatie.

Er bestaan voor de gemeente geen kosten in exploitatieve sfeer. De gemeente heeft zich slechts verplicht tot het zorgdragen van de normale bestuurskosten voor de te volgens procedures en het in beheer en onderhoud nemen van het openbaar gebied. Afspraken hierover zijn voor dit specifieke plangebied met de gemeente gemaakt en vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Hilvarenbeek en ORR.

Op grond van het voorgaande mag worden geconcludeerd dat de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in voldoende mate is zeker gesteld.

6.2 Handhaving

Een belangrijk aspect in de uitvoering van het bestemmingsplan is van juridische aard. Het gaat hierbij om de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten te kunnen bewaren.

Daarnaast is handhaving van belang uit het oogpunt van rechtszekerheid. Alle gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze aan het plan te worden gehouden. Met deze oogmerken is in het plan gestreefd naar een eenvoud van in het bijzonder de regels van het plan. Door de toegankelijkheid en de leesbaarheid daarvan worden de mogelijkheden om toe te zien op de naleving vergroot.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Inspraak en vooroverleg

Het onderhavige bestemmingplan heeft niet ter inzage gelegen in het kader van de gemeentelijk inspraakprocedure. Van gemeentelijke inspraak is afgezien, omdat onderhavig plan grotendeels overeenkomt met het bestemmingsplan 'Laag Spul' dat op 3 juli 2008 door de gemeenteraad van Hilvarenbeek is vastgesteld.

In het kader van vooroverleg heeft afstemming plaatsgevonden met de betrokken instanties. De vooroverlegreacties vormden geen aanleiding om het plan aan te passen.

7.2 Vaststelling

Het ontwerp bestemmingsplan Herziening Laag Spul 2014 ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze periode kan een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren brengen bij de gemeenteraad.

De gemeente Hilvarenbeek heeft twee zienswijzen ontvangen. De reacties zijn samengevat en beantwoord in de Zienswijzetabel, die in bijlage 3 is opgenomen. De reacties hebben geleid tot aanpassing aan het bestemmingsplan, zijnde het verkleinen van de twee meest westelijk gelegen bouwvlakken. Daarnaast is een ambtelijke wijziging gedaan, zijnde het toevoegen van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.5.

Binnen 12 weken na ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van Hilvarenbeek het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken:

  • 1. Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van I&M hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan;
  • 2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van I&M - wijzigingen aangebracht.

7.3 Beroep

Na vaststelling van het bestemmingsplan Herziening Laag Spul 2014 kan binnen 6 weken na bekendmakening beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Herziening Laag Spul 2014.