direct naar inhoud van Regels
Plan: Biestsestraat 89A Biest-Houtakker
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0798.BPBiestsestraat89a-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0798.BPBiestsestraat89a-VG01 met bijbehorende regels en bijlagen;

1.2 het plan:

het bestemmingsplan 'Biestsestraat 89A Biest-Houtakker' van de gemeente Hilvarenbeek;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw is gebouwd, in directe verbinding staat met het hoofdgebouw, door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, die door zijn beperkte omvang, door de gebruiker van een woning in die woning of bij die woning kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;

1.7 aan huis verbonden beroep:

een beroep, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;

1.8 achtererf:

gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterkant van die lijn gelegen perceelgrens;

1.9 achtergevel:

de gevel aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

1.10 achtergevellijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van een gebouw loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.11 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.12 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.13 agrarisch bedrijf:

een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:

  • het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt;
  • het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;

nader te onderscheiden in:

grondgebonden bedrijf:

een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of glas met een hoogte van niet meer dan 1.00 meter;

kassenbedrijf:

een bedrijf, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;

niet-grondgebonden bedrijf:

een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel, waaronder begrepen intensieve veehouderij, zijnde een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang;

1.14 agrarisch loonbedrijf:

een bedrijf, in het bijzonder gericht op het verrichten van grondwerkzaamheden ten dienste van derden en op het verrichten van werkzaamheden ten dienste van agrarische bedrijven, een en ander met behulp van zware machines;

1.15 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.16 archeologische deskundige:

professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;

1.17 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

1.18 archeologisch rapport:

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

1.19 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.20 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.21 bebouwingspercentage:

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak in procenten van de oppervlakte van dat bouwvlak;

1.22 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.23 bedrijfsgebouwen

één of meer gebouwen ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf;

1.24 beperkt kwetsbaar object:
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en bedrijfswoningen;
  • b. kantoorgebouwen, voor zover zij niet aan te merken zijn als kwetsbaar object;
  • c. hotels en restaurants, voor zover zij niet aan te merken zijn als kwetsbaar object;
  • d. winkels, voor zover zij niet aan te merken zijn als kwetsbaar object;
  • e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet aan te merken zijn als kwetsbaar object;
  • g. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet aan te merken zijn als kwetsbaar object;
  • h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  • i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.25 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.26 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.27 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.28 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in bouwkundig, ruimtelijk, functioneel, architectonisch of stedenbouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.29 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.30 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.31 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.32 (bouw)perceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.33 (bouw)perceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.34 bouwvlak:

een geometrisch bepaald bouwvlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.35 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.36 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.37 dienstwoning/bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;

1.38 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.39 erfbebouwing:

alle bebouwing die op het bebouwbare erf is gelegen;

1.40 eindwoning:

een woning die grenst aan een aanliggende woning en aan het begin of einde ligt van een reeks woningen;

1.41 evenement:

een publieke gebeurtenis op het gebied van cultuur en sport of daarmee gelijk te stellen activiteit;

1.42 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.43 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.44 gevellijn:

de geometrisch bepaalde lijn en het verlengde daarvan, die bij het bouwen niet mag worden overschreden;

1.45 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.46 horecabedrijf:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:

horecabedrijf categorie A

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;

horecabedrijf categorie B

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;

horecabedrijf categorie C

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;

horecabedrijf categorie D

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;

horecabedrijf categorie E

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek;

1.47 huishouden:

de bewoning van een woning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;

1.48 kantoor:

een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

1.49 kwetsbaar object:
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.50 landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.51 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen (alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen);

1.52 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.53 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.54 ondersteunende horeca

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie en ondergeschikt daaraan strikt functiegebonden ondersteunende horeca mag uitoefenen en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie;

1.55 overkapping:

een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw en dat maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.56 peil:
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor andere bouwwerken de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;
1.57 prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

1.58 seks- en/of pornobedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel door detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.59 Tuin

Een omheind stuk grond, met bloemen, bomen en andere gewassen beplant.

1.60 uitbouw:

een gebouw dat is gebouwd aan het hoofdgebouw, als vergroting van een bestaande ruimte, door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.61 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel aan de weg waaraan het gebouw op basis van de gemeentelijke basisadministratie (huisnummer) is gesitueerd;

1.62 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;

1.63 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten, bergings- en infiltratievoorzieningen;

1.64 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.65 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden;

1.66 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.67 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van een bouwperceel en dat punt van een op het bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand, gemeten op het peil, het kortst is;

2.4 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil;

2.6 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', uitsluitend één vrijstaande woning is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'tuin', uitsluitend als tuin;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', uitsluitend voor instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden. Onder deze landschappelijke waarden wordt mede verstaan het behoud en herstel van de kenmerkende openheid van een akkercomplex.

alsmede voor:

  • d. aan huis verbonden beroepen;
  • e. erven en tuinen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met bijbehorende:

  • g. hoofdgebouwen;
  • h. onderbouwen;
  • i. aan- en uitbouwen;
  • j. bijgebouwen;
  • k. overkappingen;
  • l. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.1.2 Beperkingen

Ten aanzien van de in artikel 3.1.1 genoemde functies geldt het volgende:

  • a. nieuw te bouwen woningen zijn toegestaan daar waar dat met een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven, met dien verstande dat het totaal aantal woningen maximaal het middels deze aanduiding aangegeven aantal mag bedragen;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'tuin' en 'landschapswaarden' is geen bebouwing toegestaan met uitzondering van een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van erfafscheiding tussen de woonpercelen Biestsestraat 89a en 91.

3.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 3.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in Hoofdstuk 3 en de volgende regels:

  • a. de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de (voor)gevellijn worden gebouwd;
  • b. de diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 13 m bedragen;
  • c. de inhoud van een hoofdgebouw dient ten minste 350 m3 te bedragen;
  • d. onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.3;
  • e. Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2,5 m te bedragen;
  • f. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de (voor)gevellijn van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • g. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van het bouwperceel bedragen tot een maximum van 100 m2, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m2 van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • h. de diepte van aan- en uitbouwen en overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag ten hoogste 4 m bedragen, met dien verstande dat de diepte van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen en overkappingen gezamenlijk niet meer dan 17 m mag bedragen;
  • i. overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • j. op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 5.4 van toepassing;
  • k. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven maten;
  • l. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

  goothoogte   bouwhoogte  
aan- en uitbouwen   3 m   5,5 m  
bijgebouwen   3 m   5,5 m  
overkappingen   -   3 m  
erfafscheidingen voor de voorgevel   -   1 m  
erfafscheidingen achter de voorgevel   -   2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m  

  • m. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' en 'landschapswaarden' is geen bebouwing toegestaan met uitzondering van een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van erfafscheiding tussen de woonpercelen Biestsestraat 89a en 91.

3.3 Afwijking van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingsmogelijkheid grotere diepte

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2, onder b, en artikel 3.2, onder h, voor een grotere diepte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel dient minimaal 5 m te bedragen;
  • b. de totale diepte van hoofdgebouwen en aan- en/of uitbouwen en overkappingen mag ten hoogste 17 m bedragen;
  • c. de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 2,5 m te bedragen.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' en 'landschapswaarden' is geen bebouwing toegestaan met uitzondering van een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van erfafscheiding tussen de woonpercelen Biestsestraat 89a en 91.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. het ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
  • b. het aan huis verbonden bedrijf voorkomt in de milieucategorie 1 of 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • c. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • d. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf;
  • e. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. het aanleggen van (aaneengesloten) oppervlakteverhardingen;
  • b. afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • c. diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • d. beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1,0 meter;
  • e. vellen of rooien van houtgewas.

3.5.2 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 alleen indien door de in lid 3.5.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

3.5.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 is vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden met uitzondering van het aanbrengen van aanplant hoger dan 1 meter;
  • c. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Bestaande afmetingen, afstanden en percentages
5.1.1 Bestaande kleinere maten

In die gevallen dat een bestaande maatvoering, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, minder bedraagt dan de minimale maat, die in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt voor de bouwmogelijkheden op het perceel die maat in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven.

5.1.2 Bestaande grotere maten

In die gevallen dat een bestaande maatvoering, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan de maximale maat, die in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt voor de bouwmogelijkheden op het perceel die maat in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

5.2 Percentageregeling

Een middels een aanduiding of in de regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.

Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.

5.3 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in dit bestemmingsplan omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.

5.4 Overschrijding van bouwgrenzen en gevellijnen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, en gevellijnen mogen, in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels, uitsluitend worden overschreden door tot hoofdgebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits:

  • a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m, met dien verstande dat de diepte van een erker maximaal 1,10 m mag bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m, met een maximum van 3 m;
  • c. de breedte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw, met dien verstande dat:
    • 1. een erker voor de gevellijn niet buiten de zijgevel mag uitsteken;
    • 2. de afstand van een erker aan de zijgevel tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 2,5 m dient te bedragen;
    • 3. een erker aan de zijgevel ten minste 3 m achter de gevellijn dient te liggen;
  • d. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m, indien het gaat om andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen.

Artikel 6 algemene gebruiksregels

6.1 Algemeen

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo) en het Vuurwerkbesluit;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan bij of krachtens deze regels;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf;
  • g. een gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van zodanig gebruik dat uitdrukkelijk bij of krachtens deze regels is toegestaan;
  • h. een gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen.

6.2 Afhankelijke woonruimte

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1, onder g, voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. het gebruik beperkt blijft tot de in Hoofdstuk 2 genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 80 m2;
  • c. de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.

6.3 Intrekken vergunning

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning, verleend op grond van artikel 6.2, in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 7 Algemene afwijkingssregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor:

  • a. het afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits dat uit een oogpunt van architectuur en/of constructie noodzakelijk is;
  • b. het afwijken van gevellijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen geometrisch is bepaald niet meer dan 2,5 m bedraagt.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Kleine overschrijdingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 9 Overige regels

Daar waar aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, prevaleren de regels bij de dubbelbestemming(en). Daar waar tevens aan gronden meerdere dubbelbestemmingen zijn gegeven, gelden de regels bij deze dubbelbestemmingen naast elkaar.

Artikel 10 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • c. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht voor bouwwerken
11.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

11.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig vergunning verlenen voor het afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

11.1.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht voor gebruik
11.2.1 Algemeen

Het gebruik van gronden en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.2.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Biestsestraat 89A Biest-Houtakker'.