direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Elshout, 2e herziening Elshoutseweg 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0797.PH2Elshout-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Elshout, 2e herziening Elshoutseweg 3" van de gemeente Heusden.

1.1 Aanleiding en doel

Op de locatie aan de Elshoutseweg 3 - perceel K2486 - is een grond-, sloop- en verhuurbedrijf gevestigd. Momenteel is een loods voor opslag van klein materieel aan de noordzijde van het perceel aanwezig. Al het andere materieel staat in de buitenlucht. De locatie is verder voorzien van oppervlakteverharding en er vindt beperkte opslag van zand en grond en bestratingsmaterialen plaats. Het kantoorgedeelte van het bedrijf is in de naastgelegen woning aan de noordzijde gevestigd. Net als de kantinefunctie.

Om een efficiëntere bedrijfsvoering te kunnen hanteren is in een eerder stadium een verschuiving van het bouwvlak aangevraagd (van de noordzijde van het plangebied naar de zuidoostzijde). De gemeente heeft hier in 2016 positief over besloten en in het vastgestelde bestemmingsplan ''Elshout'' is een aangepast bouwvlak van 210 m² opgenomen. Bij deze aanvraag voor de verplaatsing van het bouwvlak heeft de initiatiefnemer geen rekening gehouden met het feit dat het tegenwoordig niet meer gewenst is materieel van waarde in de open lucht te stallen. Enerzijds om extra onderhoud aan het materieel door slijtage vanwege weersomstandigheden te voorkomen. En anderzijds om diefstal van materieel te voorkomen. Daarnaast is het gewenst de kantooractiviteiten vanuit de woning te verplaatsen naar het bedrijfsperceel. Om al het aanwezige materieel in een gebouw te stallen en een kantoorgedeelte te realiseren is daarom een groter bedrijfsgebouw noodzakelijk en daarmee een groter bouwvlak.

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan ''Elshout'', omdat een vergroting van het bedrijfsgebouw niet past binnen het huidige bouwvlak. De gemeente Heusden heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing en regels voor het vergroten van het bedrijfsgebouw met hierbij horend een vergroting van het bouwvlak naar 400 m².

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.PH2Elshout-VG01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.PH2Elshout-VG01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Heusden, sectie K, nummers 2486 (gedeeltelijk) en 2488 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1.288 m². De gronden zijn particulier in eigendom.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Elshout", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 december 2016. Daarnaast geldt het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren Heusden'' dat op 18 september 2018 is vastgesteld.

1.3.1 Bestemmingsplan ''Elshout''

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.PH2Elshout-VG01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Gemengd' en 'Tuin'. De gronden met de bestemming 'Gemengd' zijn onder andere bestemd voor:

  • bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) van de regels onder de categorie A en B, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bestaand bedrijf', uitsluitend een een grond-, sloop- en verhuurbedrijf;
    Met de daarbij behorende:
    • 1. nutsvoorzieningen;
    • 2. tuinen, erven en verhardingen;
    • 3. terrassen;
    • 4. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeersroutes, parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van bevoorrading;
    • 5. groenvoorzieningen;
    • 6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Binnen de bestemming 'Gemengd' geldt tevens dat het bouwen van hoofdgebouwen uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak.

De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn onder andere aangewezen voor tuinen, erven en verhardingen, en; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

1.3.2 Bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren Heusden''

Op 18 september 2018 heeft de gemeente Heusden het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren Heusden'' vastgesteld, waarin het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd. Toepassing van het parkeerbeleid op onderhavig plan is opgenomen in paragraaf 3.2.

1.3.3 Conclusie

Voorliggend initiatief betreft het vergroten van het bedrijfsgebouw. Dit is niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan, omdat de grootte van het bouwvlak hiervoor niet toereikend is. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied en de directe omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.PH2Elshout-VG01_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Bebouwing en functies

Het bedrijfsperceel is onderdeel van de kernrand van Elshout. De bestaande bedrijfsloods staat direct achter de woonbebouwing. Langs de Elshoutseweg is over de gehele lengte van het bedrijfsperceel een haag van circa 3 meter en een gesloten poort aanwezig. Hierdoor is er geen zicht op de bedrijfsactiviteiten op het perceel.

Binnen het plangebied is een grond-, sloop- en verhuurbedrijf gevestigd. Momenteel is een loods voor opslag van klein materieel aan de noordzijde van het perceel aanwezig. Al het andere materieel staat in de buitenlucht. De locatie is deels voorzien van oppervlakteverharding en er vindt beperkte opslag van zand en grond en bestratingsmaterialen plaats. Het kantoorgedeelte van het bedrijf is in de naastgelegen woning aan de noordzijde gevestigd. Net als de kantinefunctie.

De bedrijfsactiviteiten behelzen het met behulp van een mobiele graafmachine verrichten van graafwerkzaamheden ten behoeve van aannemers. De desbetreffende werkzaamheden worden allen op de opdrachtlocatie uitgevoerd. Het werkgebied bestrijkt daarbij in principe het gehele land. Op de gronden van het bedrijfsperceel worden in principe geen werkzaamheden verricht. De locatie wordt gebruikt voor het stallen van het voor de bedrijfsvoering aan te wenden materieel. Ook zullen op de gronden van het bedrijf beperkte vervoersbewegingen plaatsvinden met de in het bedrijf te gebruiken werktuigen. Daarnaast is er beperkte op- en overslag van restmaterialen die vrijkomen bij de uitgevoerde werkzaamheden. Het gaat daarbij om zand, grond en bestratingsmaterialen.

2.2 Ontsluiting

Het bedrijfsperceel wordt momenteel ontsloten op de Elshoutseweg, recht tegenover de woning van Elshoutseweg 4. De Elshoutseweg is een belangrijke ontsluitingsweg voor de dorpskern Elshout in de richting van Drunen. Hierdoor kan worden aangenomen dat de verkeersintensiteit relatief hoog is.

2.3 Groen en water

In de huidige situatie is het plangebied in zijn geheel verhard ten behoeve van het gevestigde bedrijf. Enkel langs de perceelsgrenzen bevindt zich een haag van circa 3 meter. Het plangebied kent geen oppervlaktewater.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Op onderstaande afbeelding is de nieuwe inrichting van het perceel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.PH2Elshout-VG01_0005.jpg"

INRICHTINGSSCHETS

3.1 Bebouwing en functies

Het initiatief bestaat uit de realisatie van een bedrijfsloods van circa 400 m². De gewenste op te richten bedrijfsbebouwing is bestemd om het binnen het bedrijf benodigde materieel te stallen en een kantoorruimte te realiseren.

In de gewenste situatie wordt er een gebouw tegen de oostelijke grens van het bedrijfsperceel gerealiseerd. Tegelijkertijd met de realisatie van het nieuwe gebouw zal een nieuwe entree van het terrein worden gerealiseerd met een geluidsafschermende wand waarmee de licht- en geluidshinder richting de omgeving van de vertrekkende en aankomende voertuigen wordt verminderd. Ook de indeling van het perceel wijzigt door het gebouw. De opslag van zand, grond en bestratingsmaterialen zal direct achter de haag plaatsvinden uit het zicht van de Elshoutseweg. De maximale hoogte van deze buitenopslag blijft beperkt tot de hoogte van de haag.

Het gewenste bouwvlak heeft een grootte van 400 m² (16 x 25 meter). De gewenste goothoogte van het bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 6 meter en de bouwhoogte 9 meter. Met deze goothoogte kan ook de mobiele kraan met aanhanger in het gebouw worden gestald en door een hogere bouwhoogte toe te staan dan de goothoogte kan een gebouw met een kap in een landelijke sfeer worden gerealiseerd. De goothoogte aan de oostelijke perceelsgrens wordt 4,5 m. Hiermee wordt het zicht vanaf de omgeving op het gebouw nog meer verminderd.

Door de verplaatsing van de entree, de ligging van het nieuwe gebouw tegen de oostgrens van het perceel, de beperking van de bouwhoogte tot 9 meter en de aanwezige haag, is er vanuit (de woningen aan) Elshoutseweg geen direct zicht op de gewenste bebouwing. De vergroting van het bouwvlak geeft hierin geen verslechtering.

De vergroting van het bouwvlak zorgt ook niet voor een verslechtering van de situatie voor de woningen aan de Kerkstraat, omdat de bouwmogelijkheden voor de bedrijfsbebouwing niet dichterbij komen (zelfs iets verder weg) dan in de huidige situatie en zoals mogelijk was in het voorgaande bestemmingsplan ''Heusden Buitengebied Reparatieplan deel B''. Ook wordt het zicht op het bedrijfsperceel vanaf de woningen aan de Kerkstraat reeds geblokkeerd door eigen bijgebouwen.

Ook vanuit het buitengebied verslechtert de ruimtelijke situatie niet of nauwelijks. Doordat de bestaande haag langs de Elshoutseweg (circa 2 meter hoog) middels een voorwaardelijke verplichting in stand wordt gehouden en de grote boom ten zuiden van het plangebied behouden blijft, is er vanaf de openbare ruimte geen direct zicht op de locatie.

3.1.1 Stalling materieel

De initiatiefnemer heeft een opgaaf gedaan van het thans in zijn bedrijf aanwezige materieel en de oppervlaktebehoefte van stalling daarvan. Dit leidt tot het volgende gewenste oppervlakten:

  Type materieel   Benodigde m² stallingsplaats  
1   Mobiele kraan met aanhanger   70  
1   Tractor met kiepkar   45  
2   Minigravers   30 (2 x 15)  
1   Dieplader voor vervoer minigravers   35  
1   Bedrijfsauto + aanhanger   40  
1   Mini loader   15  
1   Klein materiaal zoals trilplaat e.d.   25  
1   Afsluitbare opslag   25  
  Totaal   285 m²  

Hieruit blijkt dat enkel voor het stallen van het materieel een minimale oppervlakte nodig is van 285 m². Samen met de benodigde manoeuvreerruimte van het materieel dient de stallingsruimte een maatvoering te hebben van circa 370 m².

3.1.2 Realiseren kantoorruimte/kantine

Om tot een efficiëntere bedrijfsvoering en verbetering van de woonsituatie te komen, is het tevens gewenst de kantooractiviteiten van het bedrijf te verplaatsen van het woonhuis naar het bedrijfsperceel. Naast een kantoorruimte kan dan ook een kleine kantine gerealiseerd worden en de ontvangst van cliënten c.q. zakenrelaties. Gekoppeld hieraan is het realiseren van een toiletruimte en summiere wasgelegenheid gewenst. Dit laatste is uit een oogpunt van bedrijfsveiligheid en hygiëne wenselijk (nu vinden al deze functies plaats binnen de woning). Voor de vestiging van bovenstaande functies is een oppervlakte van circa 30 m² benodigd.

3.1.3 Conclusie

Onderhavig planvoornemen leidt tot de realisatie van een groter bedrijfsgebouw. Dit komt voort uit de gewenste herschikking en het centraal onderbrengen van de verschillende onderdelen van het bedrijf (stalling, kantoor, kantine/ontvangstruimte) in één gebouw, omdat dit vanuit bedrijfsorganisatorisch opzicht noodzakelijk is. Dit planvoornemen leidt wel tot een vergroting van het bouwvlak, maar er wordt geen uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten beoogd.

3.2 Verkeer en parkeren

3.2.1 Verkeer

De realisatie van één nieuwe bedrijfsloods heeft geen invloed op de verkeersgeneratie, omdat er geen functionele uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten wordt beoogd en het initiatief hiermee niet leidt tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. Het initiatief leidt enkel tot een vergroting van de bedrijfsloods, zodat de momenteel buiten gestalde materialen voortaan overdekt gestald kunnen worden.

3.2.2 Ontsluiting

De bestaande ontsluiting wordt in zuidelijke richting verschoven, waardoor mogelijke hinder wordt voorkomen doordat deze ontsluiting verder van de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd en direct aansluit op de nieuwe bedrijfsloods. Er is geen sprake van extra ontsluiting op de Elshoutseweg

3.2.3 Parkeren

Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Heusden heeft hiertoe het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren Heusden'' vastgesteld. Van toepassing zijn de normen uit de ''Nota Parkeernormen Heusden 2016'', waarin het plangebied wordt aangeduid als 'Rest bebouwde kom en Buitengebied'. Hier dient gerekend te worden met een minimale norm van 1,0 parkeerplaatsen per 100 m² bvo (bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief).

Op basis van deze informatie kan normaliter worden aangenomen dat het initiatief afgerond moet voorzien in 4 parkeerplaatsen. Desalniettemin betreft onderhavig bedrijf een grond-, sloop- en verhuurbedrijf dat enkel elders op locatie werkt. De eigenaar woont op het aangrenzende woonperceel. Hiernaast worden binnen het plangebied incidenteel klanten ontvangen. Dit leidt ertoe dat het voorzien in 4 parkeerplaatsen op het perceel aan de hoge kant is. In het principebesluit van de gemeente is aangegeven dat de realisatie van het nieuwe bedrijfsgebouw leidt tot een toename van 210 m² en op eigen terrein voorzien moet worden in drie parkeerplaatsen. Hieraan wordt voldaan.

3.3 Groen en water

Onderhavig planvoornemen voorziet niet in het aanbrengen van groenstructuren en oppervlaktewater. De bestaande haag van circa 2 meter hoog wordt - middels een voorwaardelijke verplichting - behouden en ter plaatse van de huidige inrit extra geplant en ter plaatse van de nieuwe inrit verwijderd.

3.4 Duurzame en gezonde leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

3.4.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • de bedrijfsloods wordt 'aardgasvrij' gebouwd;
  • de oriëntatie en constructie van de bedrijfsloods is geoptimaliseerd voor mogelijke toepassing van zonne-energie.
3.4.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hierin middels waterberging op eigen terrein ten zuiden van het plangebied.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft daarom ook geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onderhavig initiatief betreft het realiseren van een groter bedrijfsgebouw met hierbij horend een vergroting van het bouwvlak naar 400 m². De beoogde ontwikkeling is niet aan te merken als een nieuwe stedelijk ontwikkeling. Ter plaatse is reeds een bestaand bedrijf gevestigd. Daarnaast blijft het gebouw onder de gestelde ondergrens van 500 m². Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  • 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  • 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  • 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  • 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig initiatief betreft het realiseren van een groter bedrijfsgebouw met hierbij horend een vergroting van het bouwvlak naar 400 m². Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1.   De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. Het nieuwe bedrijfsgebouw binnen het plangebied zal minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor het bedrijfsgebouw. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.  
ad 2.   Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de bedrijfsloods en de inrichting van de het perceel kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt.  
ad 3.   Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Dit initiatief gaat niet uit van een uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied. Dit aspect is hierdoor niet van toepassing.  
ad 4.   Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van het bedrijfsgebouw wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.  

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2022 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden:

  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies.
4.2.2.1 De basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies

Uit artikel 3.5 van de Interim Omgevingsverordening komt naar voren dat aan een drietal aspecten getoetst moet worden om een goede omgevingskwaliteit en een veilige, gezonde leefomgeving te waarborgen. Dit zijn de volgende aspecten:

  • 1. zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 3.6);
  • 2. de waarden in een gebied met toepassing van de lagenbenadering (artikel 3.7);
  • 3. meerwaardecreatie (artikel 3.8).
4.2.2.1.1 Zorgvuldig ruimtegebruik

Lid 1

Zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat:

  • a. de toedeling van functies in beginsel plaatsvindt binnen bestaand ruimtebeslag voor bebouwing, behalve in de gevallen dat:
    • 1. nieuwvestiging mogelijk is op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk;
    • 2. er feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte is en uitbreiding, al dan niet gelijktijdig met de vestiging van een functie, op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk is toegestaan;
      Onderhavig planvoornemen leidt tot de realisatie van een nieuw bedrijfsgebouw die circa 400 m² groter is dan het reeds bestaande bedrijfsgebouw. Op basis van artikel 3.42 IOV kan hierin worden voorzien.
  • b. bij stedelijke ontwikkeling toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking);
    Onderhavig plan voldoet aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, zie paragraaf 4.1.2
  • c. gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen worden geconcentreerd binnen een bouwperceel.
    Onderhavig planvoornemen voorziet in één bouwperceel.

Lid 2

Onder bestaand ruimtebeslag voor bebouwing wordt verstaan het werkingsgebied Stedelijk Gebied of een bestaand bouwperceel.
Onderhavig planvoornemen ligt binnen het Stedelijk Gebied.

4.2.2.1.2 Toepassing van de lagenbenadering

De toepassing van de lagenbenadering omvat het effect van de ontwikkeling op de lagen in onderlinge wisselwerking met elkaar en het actief benutten van de factor tijd. De lagenbenadering omvat de effecten op:

  • a. de ondergrond; zoals de bodem, het grondwater en archeologische waarden;
  • b. de netwerklaag; zoals infrastructuur, natuurnetwerk, energienetwerk, waterwegen waaronder een goede, multimodale afwikkeling van het personen- en goederenvervoer.
  • c. de bovenste laag; zoals cultuurhistorische en landschappelijke waarden, de omvang van de functie en de bebouwing, de effecten op bestaande en toekomstige functies, de effecten op volksgezondheid, veiligheid en milieu.

Door de factor tijd actief te benutten wordt rekening gehouden met de herkomstwaarde, vanuit het verleden, de (on)omkeerbaarheid van optredende effecten en de toekomstwaarde gelet op duurzaamheid en toekomstbestendigheid.

Onderhavig planvoornemen zorgt niet voor een wijziging in de eerste twee lagen. Desalniettemin treedt er wel een verandering op in de derde laag. Doordat de nieuwe loods groter en hoger is verandert de omvang van de functie, maar de nieuwe loods zorgt voor een verbetering van de bedrijfssituatie door de combinatie van kantoor en bedrijf op één locatie en het langere levensduur van de gebruikte werktuigen. Daarnaast wordt met de aanleg van een geluidswal voorkomen dat er grotere effecten optreden voor de bestaande functies in de omgeving. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect.

4.2.2.1.3 Meerwaardecreatie

Meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken, waaronder:

  • a. de mogelijkheid om opgaven en ontwikkelingen te combineren waardoor er meerwaarde ontstaat;
  • b. de bijdrage van een ontwikkeling aan andere opgaven en belangen dan die rechtstreeks met de ontwikkeling gemoeid zijn.

Onderhavig planvoornemen zorgt voor diverse sociaaleconomische meerwaardecreaties. Allereerst wordt het plangebied netter, doordat de machines die nu in de buitenlucht verspreid staan over het terrein worden gestald in de nieuwe schuur en hierdoor worden verzameld op een specifiek deel van het terrein. Daarnaast wordt met de aanleg van een geluidswal getracht de omgeving te vrijwaren van enige vorm van geluidsoverlast. Ten slotte zorgt onderhavig planvoornemen met de realisatie van de nieuwe schuur indirect voor een langere levensduur van de machines, doordat deze nu worden afgeschermd van eventuele weersomstandigheden die een negatieve invloed hebben op de levensduur.

4.2.2.2 De bescherming van gebiedskenmerken

Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende gebiedskenmerken:

  • aangewezen gebied voor peilbesluit;
  • norm wateroverlast Stedelijk gebied.

Aangewezen gebied voor peilbesluit en norm wateroverlast Stedelijk gebied

De artikelen 4.16 en 4.2 IOV stellen regels aangaande waterschapsbeslissingen. De ontwikkeling zorgt niet voor een toename van het verhard oppervlak en zorgt dus niet voor een verslechtering van de waterhuishouding. Inzake het bestemmingsplan wordt het waterschap gevraagd te oordelen over deze locatie. Dit wordt nader beschreven in paragraaf 6.3.2.

4.2.2.3 De toedeling van functies

Onderhavig planvoornemen voorziet in de realisatie van een groter bedrijfsgebouw met hierbij horend een vergroting van het bouwvlak naar 400 m² binnen stedelijk gebied. In het kader van deze ontwikkeling dient in beginsel aan artikel 3.42 van de Interim Omgevingsverordening getoetst te worden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt hieraan getoetst.

''Artikel 3.42 - duurzame stedelijke ontwikkeling

Lid 1

Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:

  • a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
    Onderhavig planvoornemen heeft een geringe omvang, waardoor het niet is opgenomen binnen de regionale afspraken.
  • b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
    Het nieuwe bedrijfsgebouw binnen het plangebied zal minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Daarnaast wordt het bedrijfsgebouw verder van de reeds bestaande bebouwing gerealiseerd, en zal het bedrijfsgebouw een kapconstructie krijgen waardoor het nauwelijks zichtbaar is vanaf de openbare ruimte. Tevens wordt er een geluidswal opgericht waardoor de omgeving minder last heeft van eventueel geproduceerd geluid op het terrein. Hiermee wordt een duurzame stedelijke ontwikkeling gerealiseerd.

Lid 2

Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:

  • a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
    Onderhavig planvoornemen voldoet aan alle uitvoeringsaspecten. Deze worden nader toegelicht in hoofdstuk 5.
  • b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
    Onderhavig planvoornemen voorziet in de realisatie van een nieuw, groter bedrijfsgebouw; waarbij het verouderde bedrijfsgebouw gesloopt wordt. Dit bedrijfsgebouw wordt opgericht binnen de huidige grenzen van de bestemming die onderdeel uitmaakt van het stedelijke gebied. Hiermee draagt dit planvoornemen bij aan de transformatie van verouderde en stedelijke gebieden.
  • c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
    Onderhavig planvoornemen biedt met de realisatie van een nieuw gebouw mogelijkheden voor duurzaam bouwen. Dit wordt verder uitgewerkt in het bouwplan voor dit planvoornemen.
  • d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
    Onderhavig planvoornemen voldoet aan de in paragraaf 5.3 benoemde eisen voor de opvang en afvoer van hemelwater. Hiermee wordt voldaan aan dit sublid.
  • e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
    Onderhavig planvoornemen zorgt niet voor een verandering/aanpassing met betrekking tot duurzame mobiliteit. Dit sublid is niet van toepassing.
  • f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.
    Onderhavig planvoornemen zorgt ervoor dat het gevestigde bedrijf kan blijven bestaan op deze specifieke locatie, waardoor dit bijdraagt aan de continuïteit van het dorp Elshout als locatie voor bedrijvigheid.
4.2.2.4 Conclusie

Het plan past binnen het beleid van de Interim Omgevingsverordening.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie Heusden (2009)

Op 21 juli 2009 heeft de gemeente Heusden de Structuurvisie Heusden 2009 vastgesteld. De structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities van de gemeente Heusden voor een periode van 20 jaar, met een accent op de periode 2010-2020. De structuurvisie geeft een richtsnoer die aangeeft welke investeringen en ruimtelijke ingrepen het best passen bij het beleid voor de langere termijn.

In deze structuurvisie van 2009 ligt het initiatief binnen het deelgebied 'Woongebied'. Met voorliggende ontwikkeling wijzigt de huidige functie op deze locatie niet. Hiermee blijft de functie passend binnen de structuurvisie.

Conclusie

Het plan voldoet c.q. is niet in strijd met de 'Structuurvisie Heusden (2009)'.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Het initiatief betreft het realiseren van een groter bedrijfsgebouw met hierbij horend een vergroting van het bouwvlak naar 400 m², binnen de huidige bestemming 'Gemengd'. Dit zorgt niet voor een bestemmingswijziging naar een gevoeligere bestemming. Binnen dit initiatief is tijdens de bestemmingsplanfase dan ook geen noodzaak tot het laten uitvoeren van een bodemonderzoek door een gespecialiseerd bedrijf.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft de realisatie van een groter bedrijfsgebouw met hierbij horend een vergroting van het bouwvlak naar 400 m². De bedrijfsactiviteiten wijzigen niet ten opzichte van de huidige situatie. Echter verschuiven de verkeersbewegingen op het terrein wel in beperkte mate. Daarom is het akoestisch onderzoek geactualiseerd. Uit het onderzoek van uitgevoerd door AGEL Adviseurs uit Oosterhout: rapport ''Akoestisch onderzoek ruimtelijke zonering, plangebied Elshoutseweg 3 te Elshout'' (8 juni 2020 20150075), bijgevoegd als bijlage 2 van de toelichting, blijkt het volgende:

Bij de beoogde representatieve bedrijfssituatie van de ruimtelijke ontwikkeling wordt voldaan aan het toetsingskader geluid geldend voor een gemengd gebied en het Activiteitenbesluit milieubeheer voor de onderdelen langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en indirecte hinder, mits op de erfafscheiding en langs de inrit een scherm wordt geplaatst met een hoogte van 2 meter. Voor het onderdeel maximaal geluidniveau wordt in die situatie gedurende de dagperiode voldaan.

Gedurende de nachtperiode blijft sprake van een overschrijding van 6 dB op de grenswaarde van 60 dB(A). Deze overschrijding is het gevolg van een mobiele kraan of een tractor die aan het eind van de nachtperiode (tussen 06:00 en 07:00 uur) vertrekt. Deze activiteit treedt slechts enkele keren per maand (2 keer) op. Hoewel sprake is van een overschrijding kan deze gelet op de geringe frequentie en het feit dat verdere maatregelen niet mogelijk of niet kostenefficiënt zijn, als acceptabel worden aangemerkt.

Samengevat geldt dat 2 keer per maand tussen 06:00 en 07:00 uur het maximale geluidniveau wordt overschreden. Het bevoegd gezag wordt derhalve in overweging gegeven deze activiteit middels maatwerkvoorschrift mogelijk te maken.

De indirecte hinder voldoet aan de richtwaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Rondom het plangebied zijn geen functies aanwezig die van invloed zijn op het initiatief. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op het plan.

5.1.2.3 Conclusie

In het vigerende bestemmingsplan is deze locatie reeds bestemd voor dit bedrijf. Het initiatief zorgt niet voor een verandering van de invloed op de omgeving. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat geen nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Er zijn geen risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Het aantal mensen dat mogelijk wordt blootgesteld aan een veiligheidsrisico (zowel plaatsgebonden als groepsrisico) neemt niet toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.PH2Elshout-VG01_0006.jpg"

UITSNEDE RISICOKAART

Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Het plan omvat geen nieuwe geurgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet aan de orde.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Verkeerslawaai

Het plan omvat geen nieuwe geluidgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet aan de orde.

Industrielawaai

Het initiatief zorgt voor geluidsbelasting op de omgeving. Daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In paragraaf 5.1.2 zijn de resultaten hiervan opgenomen.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Onderhavig planvoornemen zorgt niet voor een verandering van het aantal verkeersbewegingen van en naar de locatie. Daarmee kan gesteld worden dat het het planvoornemen onder de gestelde grens uit de Regeling NIBM blijft, waarbij de toename van de concentratie van een bepaalde stof met minder dan 3% toeneemt. (De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor zowel fijn stof en NO2). Het planvoornemen draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:

  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2;
  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM10;
  • 25 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM2,5;
  • 35 overschrijdingsdagen per jaar van de gemiddelde concentratie PM10.

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2012, 2015 en 2020 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan. Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Volksgezondheid
5.1.7.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

5.1.7.2 Veehouderijen

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen.

Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode. Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.

Analyse
Het plan omvat geen nieuwe milieugevoelige objecten. Een nadere beoordeling aan het aspect endotoxinen kan achterwege blijven.

Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Analyse
Het plan omvat geen nieuwe milieugevoelige objecten. Een nadere beoordeling aan het aspect geitenhouderijen kan achterwege blijven.

5.1.7.3 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.

Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat de gronden rondom het plangebied thans niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.

5.1.7.4 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk circa 675 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.

5.1.7.5 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Milieueffectrapportage
5.1.8.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.1.8.2 Analyse

De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.

Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.8.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Het plangebied ligt in een zone met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Er geldt een vrijstelling voor onderzoek bij bodemingrepen tot 50 cm onder maaiveld over een oppervlakte van minder dan 100 m². Voor het bouwen van bouwwerken geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of deze waarden weliswaar aanwezig zijn, maar deze niet worden geschaad, met dien verstande dat geen archeologisch onderzoek is vereist in het geval dat:

  • a. een bouwplan voor gebouwen en/of bouwwerken geen grotere oppervlakte heeft dan 100 m² én waarbinnen de bodem tot ten hoogste 50 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
  • b. een gebouw of ander bouwwerk wordt gebouwd op een bestaande fundering en er buiten 1 m uit deze fundering geen bodemverstoring plaats vindt.

Het initiatief overschrijdt de grens van 100 m². Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek voor de bouw van de bedrijfsloods is dan noodzakelijk.

In voorliggend bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 2' opgenomen waarmee een onderzoeksverplichting voor verstoringen van groter dan 100 m2 is vastgelegd. Bij de omgevingsvergunning voor het bouwen zal een archeologisch onderzoek worden overlegd.

Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant.

Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 3 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat zowel in de bouwfase als in de gebruiksfase (niet van toepassing voor dit initiatief) wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.

Soortenbescherming

Bij de ontwikkeling van het initiatief worden beschermde soorten niet verstoord, omdat de bestaande schuur in de bestemming 'Tuin' behouden blijft. Daarnaast is het plangebied volledig verhard en worden er geen bomen en/of struiken gerooid.

Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

De verschillende overheidslagen hebben hun waterbeleid vastgelegd in diverse beleidsdocumenten.

Waterschap

Waterbeheerplan 2016-2021

In het Waterbeheerplan (WBP) beschrijft het waterschap Aa en Maas haar doelstellingen voor de periode 2016 – 2021 en de wijze waarop deze doelstellingen bereikt moeten worden. Hiermee geeft het waterschap invulling aan de verplichting vanuit de Waterwet en de Verordening water Noord-Brabant om een waterbeheerplan op te stellen.

In het waterbeheerplan wordt een indeling gemaakt in de volgende programma's:

  • Veilig en bewoonbaar;
  • Voldoende water en robuust watersysteem;
  • Schoon water;
  • Gezond en natuurlijk water;
  • Het leveren van maatschappelijke meerwaarde

Deze programma's zijn verder uitgewerkt in het WBP naar concrete doelstellingen. Deze doelstellingen vinden onder andere een doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap; Keur, legger, communicatie en stimuleringsmiddelen.

Keur

De Keur is een waterschapsverordening en omvat samen met de Waterwet alle gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen of activiteiten die consequenties hebben voor de waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterveiligheid. De Keur is verder uitgewerkt beleids- en algemene regels.

Legger

De Keur verwijst in de gebods- en verbodsbepalingen volop naar de legger. De legger legt de status en afmetingen behorende bij de regels van de Keur vast in een overzichtskaart van het waterbeheersgebied. Op deze kaart zijn onder andere dijken, waterlopen en bijbehorende beschermingszones aangegeven.

Gemeente

Waterplan Heusden 2018-2022
Op 3 juli 2018 is het Waterplan Heusden 2018-2022 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit plan omvat naast de traditionele watertaken (afval-, hemel- en grondwater) ook de klimaatstrategie en geeft daarmee invulling aan de duurzaamheidsagenda.

Het beleid is gestoeld op 5 speerpunten:

  • 1. Klimaatadaptief Heusden
  • 2. Duurzaam watersysteem
  • 3. Mooi en schoon water
  • 4. Dromen, doen, Heusden
  • 5. Invulling zorgplichten

De algemene strekking met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen betreft:

  • het scheiden van het schone hemelwater en het vuile afvalwater;
  • het verwerken van het hemelwater op het eigen terrein, of middels een gezamenlijke voorziening heeft de voorkeur boven afvoer via het oppervlaktewater.
5.3.3 Analyse

Onderhavig initiatief brengt geen wijzigingen aan aan de verharding in het plangebied, omdat het gehele plangebied momenteel verhard is. Er is dus geen toename van het verhard oppervlak.

Om wateroverlast te voorkomen en de waterhuishoudkundige situatie te verbeteren wordt het water van de nieuwe loods via een open watergang naar de bestaande vijver ten zuiden van het plangebied geleid.

5.3.4 Conclusie

Onderhavig initiatief voldoet hiermee aan de gestelde normen omtrent het aspect water.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

6.2 Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Maatschappelijk

6.3.1 Omgevingsdialoog

De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de direct omwonenden en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief voor de realisatie van een nieuwe bedrijfsloods. Omwonenden hebben geen bezwaren geuit tegen het voornemen. In bijlage 4 'Omgevingsdialoog' is de ondertekende brief opgenomen.

6.3.2 Vooroverleg en tervisielegging

Het ontwerpbestemmingsplan ‘Elshout, 2e herziening Elshoutseweg 3’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening.

Het ontwerpbestemmingsplan ‘Elshout, 2e herziening Elshoutseweg 3 heeft vanaf 25 juni 2020 tot en met 5 augustus gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

6.3.3 Vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan is op 22 september ongewijzigd vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Gemengd (artikel 3)

Ter plaatse van de in het plangebied aanwezige bebouwing, waarbinnen verschillende functies gesitueerd zijn, is binnen deze bestemming opgenomen. Binnen deze bestemming zijn de niet-woonfuncties opgenomen die passend worden geacht in het plangebied, gezien de aard daarvan. Gekozen is voor één bestemming ten behoeve van de uniformiteit en flexibiliteit. Binnen deze regeling wordt onder meer toegespitst op de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - bestaand bedrijf', 'overige zone - voorwaardelijke verplichting', 'bedrijfswoning uitgesloten' en 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening'. Daarnaast worden in deze regeling de bouwregels nader toegelicht, zoals maximale goot- en bouwhoogte en maximaal bebouwd oppervlak.


Tuin (artikel 4)

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen. Op en in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Waarde - Archeologie 2 (artikel 5)

Het gehele plangebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. Derhalve is binnen het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing, die de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek legt op ontwikkelingen waarbij de bodemingreep meer dan 100 m² bedraagt èn waarbinnen de bodem tot ten hoogste 50 centimeter onder maaiveld wordt geroerd

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 7)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen.

Algemene afwijkingsregels (artikel 8)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 9)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 10)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.