Plan: | Elshout, 2e herziening Elshoutseweg 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0797.PH2Elshout-VG01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Elshout, 2e herziening Elshoutseweg 3" van de gemeente Heusden.
Op de locatie aan de Elshoutseweg 3 - perceel K2486 - is een grond-, sloop- en verhuurbedrijf gevestigd. Momenteel is een loods voor opslag van klein materieel aan de noordzijde van het perceel aanwezig. Al het andere materieel staat in de buitenlucht. De locatie is verder voorzien van oppervlakteverharding en er vindt beperkte opslag van zand en grond en bestratingsmaterialen plaats. Het kantoorgedeelte van het bedrijf is in de naastgelegen woning aan de noordzijde gevestigd. Net als de kantinefunctie.
Om een efficiëntere bedrijfsvoering te kunnen hanteren is in een eerder stadium een verschuiving van het bouwvlak aangevraagd (van de noordzijde van het plangebied naar de zuidoostzijde). De gemeente heeft hier in 2016 positief over besloten en in het vastgestelde bestemmingsplan ''Elshout'' is een aangepast bouwvlak van 210 m² opgenomen. Bij deze aanvraag voor de verplaatsing van het bouwvlak heeft de initiatiefnemer geen rekening gehouden met het feit dat het tegenwoordig niet meer gewenst is materieel van waarde in de open lucht te stallen. Enerzijds om extra onderhoud aan het materieel door slijtage vanwege weersomstandigheden te voorkomen. En anderzijds om diefstal van materieel te voorkomen. Daarnaast is het gewenst de kantooractiviteiten vanuit de woning te verplaatsen naar het bedrijfsperceel. Om al het aanwezige materieel in een gebouw te stallen en een kantoorgedeelte te realiseren is daarom een groter bedrijfsgebouw noodzakelijk en daarmee een groter bouwvlak.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan ''Elshout'', omdat een vergroting van het bedrijfsgebouw niet past binnen het huidige bouwvlak. De gemeente Heusden heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing en regels voor het vergroten van het bedrijfsgebouw met hierbij horend een vergroting van het bouwvlak naar 400 m².
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Heusden, sectie K, nummers 2486 (gedeeltelijk) en 2488 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1.288 m². De gronden zijn particulier in eigendom.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Elshout", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 december 2016. Daarnaast geldt het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren Heusden'' dat op 18 september 2018 is vastgesteld.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Gemengd' en 'Tuin'. De gronden met de bestemming 'Gemengd' zijn onder andere bestemd voor:
Binnen de bestemming 'Gemengd' geldt tevens dat het bouwen van hoofdgebouwen uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak.
De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn onder andere aangewezen voor tuinen, erven en verhardingen, en; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op 18 september 2018 heeft de gemeente Heusden het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren Heusden'' vastgesteld, waarin het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd. Toepassing van het parkeerbeleid op onderhavig plan is opgenomen in paragraaf 3.2.
Voorliggend initiatief betreft het vergroten van het bedrijfsgebouw. Dit is niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan, omdat de grootte van het bouwvlak hiervoor niet toereikend is. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied en de directe omgeving weer.
DIRECTE OMGEVING
Het bedrijfsperceel is onderdeel van de kernrand van Elshout. De bestaande bedrijfsloods staat direct achter de woonbebouwing. Langs de Elshoutseweg is over de gehele lengte van het bedrijfsperceel een haag van circa 3 meter en een gesloten poort aanwezig. Hierdoor is er geen zicht op de bedrijfsactiviteiten op het perceel.
Binnen het plangebied is een grond-, sloop- en verhuurbedrijf gevestigd. Momenteel is een loods voor opslag van klein materieel aan de noordzijde van het perceel aanwezig. Al het andere materieel staat in de buitenlucht. De locatie is deels voorzien van oppervlakteverharding en er vindt beperkte opslag van zand en grond en bestratingsmaterialen plaats. Het kantoorgedeelte van het bedrijf is in de naastgelegen woning aan de noordzijde gevestigd. Net als de kantinefunctie.
De bedrijfsactiviteiten behelzen het met behulp van een mobiele graafmachine verrichten van graafwerkzaamheden ten behoeve van aannemers. De desbetreffende werkzaamheden worden allen op de opdrachtlocatie uitgevoerd. Het werkgebied bestrijkt daarbij in principe het gehele land. Op de gronden van het bedrijfsperceel worden in principe geen werkzaamheden verricht. De locatie wordt gebruikt voor het stallen van het voor de bedrijfsvoering aan te wenden materieel. Ook zullen op de gronden van het bedrijf beperkte vervoersbewegingen plaatsvinden met de in het bedrijf te gebruiken werktuigen. Daarnaast is er beperkte op- en overslag van restmaterialen die vrijkomen bij de uitgevoerde werkzaamheden. Het gaat daarbij om zand, grond en bestratingsmaterialen.
Het bedrijfsperceel wordt momenteel ontsloten op de Elshoutseweg, recht tegenover de woning van Elshoutseweg 4. De Elshoutseweg is een belangrijke ontsluitingsweg voor de dorpskern Elshout in de richting van Drunen. Hierdoor kan worden aangenomen dat de verkeersintensiteit relatief hoog is.
In de huidige situatie is het plangebied in zijn geheel verhard ten behoeve van het gevestigde bedrijf. Enkel langs de perceelsgrenzen bevindt zich een haag van circa 3 meter. Het plangebied kent geen oppervlaktewater.
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Op onderstaande afbeelding is de nieuwe inrichting van het perceel weergegeven.
INRICHTINGSSCHETS
Het initiatief bestaat uit de realisatie van een bedrijfsloods van circa 400 m². De gewenste op te richten bedrijfsbebouwing is bestemd om het binnen het bedrijf benodigde materieel te stallen en een kantoorruimte te realiseren.
In de gewenste situatie wordt er een gebouw tegen de oostelijke grens van het bedrijfsperceel gerealiseerd. Tegelijkertijd met de realisatie van het nieuwe gebouw zal een nieuwe entree van het terrein worden gerealiseerd met een geluidsafschermende wand waarmee de licht- en geluidshinder richting de omgeving van de vertrekkende en aankomende voertuigen wordt verminderd. Ook de indeling van het perceel wijzigt door het gebouw. De opslag van zand, grond en bestratingsmaterialen zal direct achter de haag plaatsvinden uit het zicht van de Elshoutseweg. De maximale hoogte van deze buitenopslag blijft beperkt tot de hoogte van de haag.
Het gewenste bouwvlak heeft een grootte van 400 m² (16 x 25 meter). De gewenste goothoogte van het bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 6 meter en de bouwhoogte 9 meter. Met deze goothoogte kan ook de mobiele kraan met aanhanger in het gebouw worden gestald en door een hogere bouwhoogte toe te staan dan de goothoogte kan een gebouw met een kap in een landelijke sfeer worden gerealiseerd. De goothoogte aan de oostelijke perceelsgrens wordt 4,5 m. Hiermee wordt het zicht vanaf de omgeving op het gebouw nog meer verminderd.
Door de verplaatsing van de entree, de ligging van het nieuwe gebouw tegen de oostgrens van het perceel, de beperking van de bouwhoogte tot 9 meter en de aanwezige haag, is er vanuit (de woningen aan) Elshoutseweg geen direct zicht op de gewenste bebouwing. De vergroting van het bouwvlak geeft hierin geen verslechtering.
De vergroting van het bouwvlak zorgt ook niet voor een verslechtering van de situatie voor de woningen aan de Kerkstraat, omdat de bouwmogelijkheden voor de bedrijfsbebouwing niet dichterbij komen (zelfs iets verder weg) dan in de huidige situatie en zoals mogelijk was in het voorgaande bestemmingsplan ''Heusden Buitengebied Reparatieplan deel B''. Ook wordt het zicht op het bedrijfsperceel vanaf de woningen aan de Kerkstraat reeds geblokkeerd door eigen bijgebouwen.
Ook vanuit het buitengebied verslechtert de ruimtelijke situatie niet of nauwelijks. Doordat de bestaande haag langs de Elshoutseweg (circa 2 meter hoog) middels een voorwaardelijke verplichting in stand wordt gehouden en de grote boom ten zuiden van het plangebied behouden blijft, is er vanaf de openbare ruimte geen direct zicht op de locatie.
De initiatiefnemer heeft een opgaaf gedaan van het thans in zijn bedrijf aanwezige materieel en de oppervlaktebehoefte van stalling daarvan. Dit leidt tot het volgende gewenste oppervlakten:
Type materieel | Benodigde m² stallingsplaats | |
1 | Mobiele kraan met aanhanger | 70 |
1 | Tractor met kiepkar | 45 |
2 | Minigravers | 30 (2 x 15) |
1 | Dieplader voor vervoer minigravers | 35 |
1 | Bedrijfsauto + aanhanger | 40 |
1 | Mini loader | 15 |
1 | Klein materiaal zoals trilplaat e.d. | 25 |
1 | Afsluitbare opslag | 25 |
Totaal | 285 m² |
Hieruit blijkt dat enkel voor het stallen van het materieel een minimale oppervlakte nodig is van 285 m². Samen met de benodigde manoeuvreerruimte van het materieel dient de stallingsruimte een maatvoering te hebben van circa 370 m².
Om tot een efficiëntere bedrijfsvoering en verbetering van de woonsituatie te komen, is het tevens gewenst de kantooractiviteiten van het bedrijf te verplaatsen van het woonhuis naar het bedrijfsperceel. Naast een kantoorruimte kan dan ook een kleine kantine gerealiseerd worden en de ontvangst van cliënten c.q. zakenrelaties. Gekoppeld hieraan is het realiseren van een toiletruimte en summiere wasgelegenheid gewenst. Dit laatste is uit een oogpunt van bedrijfsveiligheid en hygiëne wenselijk (nu vinden al deze functies plaats binnen de woning). Voor de vestiging van bovenstaande functies is een oppervlakte van circa 30 m² benodigd.
Onderhavig planvoornemen leidt tot de realisatie van een groter bedrijfsgebouw. Dit komt voort uit de gewenste herschikking en het centraal onderbrengen van de verschillende onderdelen van het bedrijf (stalling, kantoor, kantine/ontvangstruimte) in één gebouw, omdat dit vanuit bedrijfsorganisatorisch opzicht noodzakelijk is. Dit planvoornemen leidt wel tot een vergroting van het bouwvlak, maar er wordt geen uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten beoogd.
De realisatie van één nieuwe bedrijfsloods heeft geen invloed op de verkeersgeneratie, omdat er geen functionele uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten wordt beoogd en het initiatief hiermee niet leidt tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. Het initiatief leidt enkel tot een vergroting van de bedrijfsloods, zodat de momenteel buiten gestalde materialen voortaan overdekt gestald kunnen worden.
De bestaande ontsluiting wordt in zuidelijke richting verschoven, waardoor mogelijke hinder wordt voorkomen doordat deze ontsluiting verder van de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd en direct aansluit op de nieuwe bedrijfsloods. Er is geen sprake van extra ontsluiting op de Elshoutseweg
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Heusden heeft hiertoe het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren Heusden'' vastgesteld. Van toepassing zijn de normen uit de ''Nota Parkeernormen Heusden 2016'', waarin het plangebied wordt aangeduid als 'Rest bebouwde kom en Buitengebied'. Hier dient gerekend te worden met een minimale norm van 1,0 parkeerplaatsen per 100 m² bvo (bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief).
Op basis van deze informatie kan normaliter worden aangenomen dat het initiatief afgerond moet voorzien in 4 parkeerplaatsen. Desalniettemin betreft onderhavig bedrijf een grond-, sloop- en verhuurbedrijf dat enkel elders op locatie werkt. De eigenaar woont op het aangrenzende woonperceel. Hiernaast worden binnen het plangebied incidenteel klanten ontvangen. Dit leidt ertoe dat het voorzien in 4 parkeerplaatsen op het perceel aan de hoge kant is. In het principebesluit van de gemeente is aangegeven dat de realisatie van het nieuwe bedrijfsgebouw leidt tot een toename van 210 m² en op eigen terrein voorzien moet worden in drie parkeerplaatsen. Hieraan wordt voldaan.
Onderhavig planvoornemen voorziet niet in het aanbrengen van groenstructuren en oppervlaktewater. De bestaande haag van circa 2 meter hoog wordt - middels een voorwaardelijke verplichting - behouden en ter plaatse van de huidige inrit extra geplant en ter plaatse van de nieuwe inrit verwijderd.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig plan voorziet hierin middels waterberging op eigen terrein ten zuiden van het plangebied.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft daarom ook geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Onderhavig initiatief betreft het realiseren van een groter bedrijfsgebouw met hierbij horend een vergroting van het bouwvlak naar 400 m². De beoogde ontwikkeling is niet aan te merken als een nieuwe stedelijk ontwikkeling. Ter plaatse is reeds een bestaand bedrijf gevestigd. Daarnaast blijft het gebouw onder de gestelde ondergrens van 500 m². Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Onderhavig initiatief betreft het realiseren van een groter bedrijfsgebouw met hierbij horend een vergroting van het bouwvlak naar 400 m². Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. Het nieuwe bedrijfsgebouw binnen het plangebied zal minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor het bedrijfsgebouw. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de bedrijfsloods en de inrichting van de het perceel kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Dit initiatief gaat niet uit van een uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied. Dit aspect is hierdoor niet van toepassing. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van het bedrijfsgebouw wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2022 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden:
Uit artikel 3.5 van de Interim Omgevingsverordening komt naar voren dat aan een drietal aspecten getoetst moet worden om een goede omgevingskwaliteit en een veilige, gezonde leefomgeving te waarborgen. Dit zijn de volgende aspecten:
Lid 1
Zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat:
Lid 2
Onder bestaand ruimtebeslag voor bebouwing wordt verstaan het werkingsgebied Stedelijk
Gebied of een bestaand bouwperceel.
Onderhavig planvoornemen ligt binnen het Stedelijk Gebied.
De toepassing van de lagenbenadering omvat het effect van de ontwikkeling op de lagen in onderlinge wisselwerking met elkaar en het actief benutten van de factor tijd. De lagenbenadering omvat de effecten op:
Door de factor tijd actief te benutten wordt rekening gehouden met de herkomstwaarde, vanuit het verleden, de (on)omkeerbaarheid van optredende effecten en de toekomstwaarde gelet op duurzaamheid en toekomstbestendigheid.
Onderhavig planvoornemen zorgt niet voor een wijziging in de eerste twee lagen. Desalniettemin treedt er wel een verandering op in de derde laag. Doordat de nieuwe loods groter en hoger is verandert de omvang van de functie, maar de nieuwe loods zorgt voor een verbetering van de bedrijfssituatie door de combinatie van kantoor en bedrijf op één locatie en het langere levensduur van de gebruikte werktuigen. Daarnaast wordt met de aanleg van een geluidswal voorkomen dat er grotere effecten optreden voor de bestaande functies in de omgeving. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect.
Meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken, waaronder:
Onderhavig planvoornemen zorgt voor diverse sociaaleconomische meerwaardecreaties. Allereerst wordt het plangebied netter, doordat de machines die nu in de buitenlucht verspreid staan over het terrein worden gestald in de nieuwe schuur en hierdoor worden verzameld op een specifiek deel van het terrein. Daarnaast wordt met de aanleg van een geluidswal getracht de omgeving te vrijwaren van enige vorm van geluidsoverlast. Ten slotte zorgt onderhavig planvoornemen met de realisatie van de nieuwe schuur indirect voor een langere levensduur van de machines, doordat deze nu worden afgeschermd van eventuele weersomstandigheden die een negatieve invloed hebben op de levensduur.
Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende gebiedskenmerken:
Aangewezen gebied voor peilbesluit en norm wateroverlast Stedelijk gebied
De artikelen 4.16 en 4.2 IOV stellen regels aangaande waterschapsbeslissingen. De ontwikkeling zorgt niet voor een toename van het verhard oppervlak en zorgt dus niet voor een verslechtering van de waterhuishouding. Inzake het bestemmingsplan wordt het waterschap gevraagd te oordelen over deze locatie. Dit wordt nader beschreven in paragraaf 6.3.2.
Onderhavig planvoornemen voorziet in de realisatie van een groter bedrijfsgebouw met hierbij horend een vergroting van het bouwvlak naar 400 m² binnen stedelijk gebied. In het kader van deze ontwikkeling dient in beginsel aan artikel 3.42 van de Interim Omgevingsverordening getoetst te worden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt hieraan getoetst.
''Artikel 3.42 - duurzame stedelijke ontwikkeling
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:
Lid 2
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
Het plan past binnen het beleid van de Interim Omgevingsverordening.
Op 21 juli 2009 heeft de gemeente Heusden de Structuurvisie Heusden 2009 vastgesteld. De structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities van de gemeente Heusden voor een periode van 20 jaar, met een accent op de periode 2010-2020. De structuurvisie geeft een richtsnoer die aangeeft welke investeringen en ruimtelijke ingrepen het best passen bij het beleid voor de langere termijn.
In deze structuurvisie van 2009 ligt het initiatief binnen het deelgebied 'Woongebied'. Met voorliggende ontwikkeling wijzigt de huidige functie op deze locatie niet. Hiermee blijft de functie passend binnen de structuurvisie.
Conclusie
Het plan voldoet c.q. is niet in strijd met de 'Structuurvisie Heusden (2009)'.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Het initiatief betreft het realiseren van een groter bedrijfsgebouw met hierbij horend een vergroting van het bouwvlak naar 400 m², binnen de huidige bestemming 'Gemengd'. Dit zorgt niet voor een bestemmingswijziging naar een gevoeligere bestemming. Binnen dit initiatief is tijdens de bestemmingsplanfase dan ook geen noodzaak tot het laten uitvoeren van een bodemonderzoek door een gespecialiseerd bedrijf.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft de realisatie van een groter bedrijfsgebouw met hierbij horend een vergroting van het bouwvlak naar 400 m². De bedrijfsactiviteiten wijzigen niet ten opzichte van de huidige situatie. Echter verschuiven de verkeersbewegingen op het terrein wel in beperkte mate. Daarom is het akoestisch onderzoek geactualiseerd. Uit het onderzoek van uitgevoerd door AGEL Adviseurs uit Oosterhout: rapport ''Akoestisch onderzoek ruimtelijke zonering, plangebied Elshoutseweg 3 te Elshout'' (8 juni 2020 20150075), bijgevoegd als bijlage 2 van de toelichting, blijkt het volgende:
Bij de beoogde representatieve bedrijfssituatie van de ruimtelijke ontwikkeling wordt voldaan aan het toetsingskader geluid geldend voor een gemengd gebied en het Activiteitenbesluit milieubeheer voor de onderdelen langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en indirecte hinder, mits op de erfafscheiding en langs de inrit een scherm wordt geplaatst met een hoogte van 2 meter. Voor het onderdeel maximaal geluidniveau wordt in die situatie gedurende de dagperiode voldaan.
Gedurende de nachtperiode blijft sprake van een overschrijding van 6 dB op de grenswaarde van 60 dB(A). Deze overschrijding is het gevolg van een mobiele kraan of een tractor die aan het eind van de nachtperiode (tussen 06:00 en 07:00 uur) vertrekt. Deze activiteit treedt slechts enkele keren per maand (2 keer) op. Hoewel sprake is van een overschrijding kan deze gelet op de geringe frequentie en het feit dat verdere maatregelen niet mogelijk of niet kostenefficiënt zijn, als acceptabel worden aangemerkt.
Samengevat geldt dat 2 keer per maand tussen 06:00 en 07:00 uur het maximale geluidniveau wordt overschreden. Het bevoegd gezag wordt derhalve in overweging gegeven deze activiteit middels maatwerkvoorschrift mogelijk te maken.
De indirecte hinder voldoet aan de richtwaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Rondom het plangebied zijn geen functies aanwezig die van invloed zijn op het initiatief. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op het plan.
In het vigerende bestemmingsplan is deze locatie reeds bestemd voor dit bedrijf. Het initiatief zorgt niet voor een verandering van de invloed op de omgeving. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het plan omvat geen nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Er zijn geen risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Het aantal mensen dat mogelijk wordt blootgesteld aan een veiligheidsrisico (zowel plaatsgebonden als groepsrisico) neemt niet toe.
UITSNEDE RISICOKAART
Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Het plan omvat geen nieuwe geurgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet aan de orde.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Verkeerslawaai
Het plan omvat geen nieuwe geluidgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet aan de orde.
Industrielawaai
Het initiatief zorgt voor geluidsbelasting op de omgeving. Daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In paragraaf 5.1.2 zijn de resultaten hiervan opgenomen.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Onderhavig planvoornemen zorgt niet voor een verandering van het aantal verkeersbewegingen van en naar de locatie. Daarmee kan gesteld worden dat het het planvoornemen onder de gestelde grens uit de Regeling NIBM blijft, waarbij de toename van de concentratie van een bepaalde stof met minder dan 3% toeneemt. (De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor zowel fijn stof en NO2). Het planvoornemen draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2012, 2015 en 2020 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan. Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode. Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.
Analyse
Het plan omvat geen nieuwe milieugevoelige objecten. Een nadere beoordeling aan het aspect endotoxinen kan achterwege blijven.
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het plan omvat geen nieuwe milieugevoelige objecten. Een nadere beoordeling aan het aspect geitenhouderijen kan achterwege blijven.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat de gronden rondom het plangebied thans niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk circa 675 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.
Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Het plangebied ligt in een zone met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Er geldt een vrijstelling voor onderzoek bij bodemingrepen tot 50 cm onder maaiveld over een oppervlakte van minder dan 100 m². Voor het bouwen van bouwwerken geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of deze waarden weliswaar aanwezig zijn, maar deze niet worden geschaad, met dien verstande dat geen archeologisch onderzoek is vereist in het geval dat:
Het initiatief overschrijdt de grens van 100 m². Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek voor de bouw van de bedrijfsloods is dan noodzakelijk.
In voorliggend bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 2' opgenomen waarmee een onderzoeksverplichting voor verstoringen van groter dan 100 m2 is vastgelegd. Bij de omgevingsvergunning voor het bouwen zal een archeologisch onderzoek worden overlegd.
Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant.
Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 3 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat zowel in de bouwfase als in de gebruiksfase (niet van toepassing voor dit initiatief) wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.
Soortenbescherming
Bij de ontwikkeling van het initiatief worden beschermde soorten niet verstoord, omdat de bestaande schuur in de bestemming 'Tuin' behouden blijft. Daarnaast is het plangebied volledig verhard en worden er geen bomen en/of struiken gerooid.
Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
De verschillende overheidslagen hebben hun waterbeleid vastgelegd in diverse beleidsdocumenten.
Waterschap
Waterbeheerplan 2016-2021
In het Waterbeheerplan (WBP) beschrijft het waterschap Aa en Maas haar doelstellingen voor de periode 2016 – 2021 en de wijze waarop deze doelstellingen bereikt moeten worden. Hiermee geeft het waterschap invulling aan de verplichting vanuit de Waterwet en de Verordening water Noord-Brabant om een waterbeheerplan op te stellen.
In het waterbeheerplan wordt een indeling gemaakt in de volgende programma's:
Deze programma's zijn verder uitgewerkt in het WBP naar concrete doelstellingen. Deze doelstellingen vinden onder andere een doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap; Keur, legger, communicatie en stimuleringsmiddelen.
Keur
De Keur is een waterschapsverordening en omvat samen met de Waterwet alle gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen of activiteiten die consequenties hebben voor de waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterveiligheid. De Keur is verder uitgewerkt beleids- en algemene regels.
Legger
De Keur verwijst in de gebods- en verbodsbepalingen volop naar de legger. De legger legt de status en afmetingen behorende bij de regels van de Keur vast in een overzichtskaart van het waterbeheersgebied. Op deze kaart zijn onder andere dijken, waterlopen en bijbehorende beschermingszones aangegeven.
Gemeente
Waterplan Heusden 2018-2022
Op 3 juli 2018 is het Waterplan Heusden 2018-2022 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit plan omvat naast de traditionele watertaken (afval-, hemel- en grondwater) ook de klimaatstrategie en geeft daarmee invulling aan de duurzaamheidsagenda.
Het beleid is gestoeld op 5 speerpunten:
De algemene strekking met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen betreft:
Onderhavig initiatief brengt geen wijzigingen aan aan de verharding in het plangebied, omdat het gehele plangebied momenteel verhard is. Er is dus geen toename van het verhard oppervlak.
Om wateroverlast te voorkomen en de waterhuishoudkundige situatie te verbeteren wordt het water van de nieuwe loods via een open watergang naar de bestaande vijver ten zuiden van het plangebied geleid.
Onderhavig initiatief voldoet hiermee aan de gestelde normen omtrent het aspect water.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de direct omwonenden en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief voor de realisatie van een nieuwe bedrijfsloods. Omwonenden hebben geen bezwaren geuit tegen het voornemen. In bijlage 4 'Omgevingsdialoog' is de ondertekende brief opgenomen.
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Elshout, 2e herziening Elshoutseweg 3’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening.
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Elshout, 2e herziening Elshoutseweg 3 heeft vanaf 25 juni 2020 tot en met 5 augustus gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.
Het ontwerpbestemmingsplan is op 22 september ongewijzigd vastgesteld.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Gemengd (artikel 3)
Ter plaatse van de in het plangebied aanwezige bebouwing, waarbinnen verschillende functies gesitueerd zijn, is binnen deze bestemming opgenomen. Binnen deze bestemming zijn de niet-woonfuncties opgenomen die passend worden geacht in het plangebied, gezien de aard daarvan. Gekozen is voor één bestemming ten behoeve van de uniformiteit en flexibiliteit. Binnen deze regeling wordt onder meer toegespitst op de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - bestaand bedrijf', 'overige zone - voorwaardelijke verplichting', 'bedrijfswoning uitgesloten' en 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening'. Daarnaast worden in deze regeling de bouwregels nader toegelicht, zoals maximale goot- en bouwhoogte en maximaal bebouwd oppervlak.
Tuin (artikel 4)
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen. Op en in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Waarde - Archeologie 2 (artikel 5)
Het gehele plangebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. Derhalve is binnen het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing, die de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek legt op ontwikkelingen waarbij de bodemingreep meer dan 100 m² bedraagt èn waarbinnen de bodem tot ten hoogste 50 centimeter onder maaiveld wordt geroerd
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 7)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen.
Algemene afwijkingsregels (artikel 8)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 9)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 10)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.