Plan: | Val |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0797.HeusdenVALBV-VO01 |
Gebiedsbescherming7
Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur liggen op voldoende afstand van het plangebied. Het meest nabijgelegen gebied is de Haarsteegse Wiel. Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat de immissie van NO2 ter plaatse van de Haarsteegse wiel in de nieuwe situatie afneemt. Gezien de aard van de ingrepen zijn dan ook geen negatieve effecten te verwachten. Voor deze activiteit is daarom waarschijnlijk geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet nodig. De activiteit is op het punt van de gebiedsbescherming van de Ecologische Hoofdstructuur naar het zich laat aanzien niet in strijd met het provinciaal beleid. Deze conclusie moet door vertegenwoordigers van het bevoegd gezag worden bevestigd in het kader van de oriëntatiefase en het vooroverleg.
Soortenbescherming
Ten aanzien van de soortenbescherming zijn vijf aspecten (van belang in de verdere procedure) in achtgenomen:
Nadere inventarisatie
Van alle soorten is voldoende beeld ontstaan door het veldbezoek en de overige gegevens. Nader onderzoek is niet nodig.
Niet bedreigde waarden
Van de volgende soortengroepen worden geen verbodsbepalingen overtreden in het plangebied; vaatplanten, vleermuizen, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en overige ongewervelde soorten.
Bescherming vogels
Alle vogelsoorten (uitgezonderd exoten) zijn beschermd. Er zijn in of in de omgeving van het plangebied geen permanent bewoonde nesten of belangrijke rust- of foerageergebieden van vogels aanwezig. Mogelijk broeden er enkele vrij algemeen voorkomende soorten in en rond het plangebied. Daarom kan men er in dit plangebied van uitgaan dat geen verbodsbepalingen worden overtreden als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of de werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren. Bij de tweede optie zal in elk geval het te verwijderen opgaand groen ruim voor aanvang van het broedseizoen moeten zijn verwijderd. Als de werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren, zullen broedvogels een rustigere broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord. Voor het broedseizoen wordt in het kader van de Flora- en faunawet geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli duurt. In het plangebied is voor geen enkele soort de goede staat van instandhouding in het geding.
Vrijgestelde soorten
In het plangebied komen enkele beschermde soorten voor in de groepen amfibieën en zoogdieren die worden verstoord door de werkzaamheden. Deze staan in de onderstaande tabel. Voor deze soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling voor of de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Voor verstoring van deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. De verboden in de artikelen 9, 10 en 11 gelden niet voor mol, bosmuis en veldmuis. Ook gelden ze niet voor huisspitsmuis als deze zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevindt.
Soorten in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt.
Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam |
Egel | Erinaceus europaeus |
Gewone bosspitsmuis | Sorex araneus |
Rosse woelmuis | Clethrionomys glareolus |
Tweekleurige bosspitsmuis | Sorex coronatus |
Bunzing | Mustela putorius |
Wezel | Mustela nivalis |
Woelrat | Arvicola terrestris |
Aardmuis | Microtus agrestis |
Haas | Lepus europaeus |
Ree | Capreolus capreolus |
Gewone pad | Bufo bufo |
Bastaardkikker | Rana klepton esculenta |
Bruine kikker | Rana tem poraria |
Kleine watersalamander | Triturus vulgaris |
Ontheffingen
In het plangebied komen geen soorten voor, waarvoor ontheffing dient te worden aangevraagd