Plan: | Koesteeg, Nieuwkuijk |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0797.BPkoesteegnwkuijk-OH01 |
Conform het Besluit ruimtelijke ordening artikel 3.1.6 moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen bestemmingswijziging.
Het bodemonderzoek voor het plangebied is gesplitst in twee deelgebieden, zoals op onderstaande afbeelding is weergegeven.
Lankelma heeft een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) uitgevoerd voor deelgebied 1, beschreven in het rapport "Verkennend bodemonderzoek Locatie aan de Koesteeg te Nieuwkuijk" (13 maart 2009, nr. 62693). Zie bijlage 4.
De conclusies en aanbevelingen van het onderzoek zijn hieronder weergegeven.
"In de zintuiglijke schone bovengrond is lokaal koper aangetoond in een gehalte boven de achtergrondwaarde. In het mengmonster van de puinhoudende bovengrond uit de Koesteeg zijn plaatselijk zware metalen aangetroffen in gehalten boven de interventiewaarden . De verontreiniging beperkt zich tot de laag 0-0,2 m-mv. De hoeveelheid ernstig verontreinigde grond bedraagt minder dan 25 m3. Er is derhalve geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In de ondergrond op de locatie zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen. In het grondwater overschrijden de gehalten barium, benzeen en xylenen de streefwaarden.
Daar overschrijdingen van de streefwaarden/achtergrondwaarden zijn gemeten dient de onderzoekshypothese "onverdacht" te worden verworpen. De bodem op de locatie is afdoende onderzocht. Wanneer ter plaatse van de ernstig verontreinigde grond in grondverzet noodzakelijk is, dient hiertoe eerst een plan van aanpak opgesteld te worden (bevoegd gezag gemeente Heusden). Voor het overige deel van de locatie bestaan uit bodemkwaliteitsoogpunt geen beperkingen ten aanzien van de geplande ontwikkeling. De gemeente is in deze echter het bevoegd gezag.
In het kader van dit onderzoek is geen specifiek onderzoek (conform NEN 5707) verricht naar het voorkomen van asbest in de grond. In de vrijkomende grond worden echter geen aanwijzingen aangetroffen die zouden kunnen duiden op het voorkomen van asbesthoudende materialen.
Sinds 1 juli 2009 is Besluit bodemkwaliteit van toepassing voor het toepassen van baggerspecie en grond op landbodems. In het besluit zijn regels opgenomen voor het hergebruik van partijen grond."
De locatie van de verontreinigde grond is op onderstaande afbeelding aangeduid. Ter plaatse van de verontreinigde grond zal geen grondverzet plaatsvinden. Het opstellen van een plan van aanpak is derhalve niet vereist en deze verontreiniging vormt dus ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Lankelma heeft tevens een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) uitgevoerd voor deelgebied 2, beschreven in het rapport "Aanvullend bodemonderzoek locatie aan de Koesteeg te Nieuwkuijk" (11 maart 2010, nr. 62693-A). Zie bijlage 5.
De conclusies en aanbevelingen van het onderzoek zijn hieronder weergegeven.
"Daar geen van de onderzochte stoffen in de grond de desbetreffende achtergrondwaarden overschrijden dient de onderzoekshypothese "onverdacht" te worden aanvaard.
Het aangetoonde beeld wijkt niet significant af van hetgeen is aangetoond bij het eerder uitgevoerde bodemonderzoek. Het totaal aan resultaten is dusdanig dat dit geen belemmering vormt voor de geplande ontwikkelingen.
Wanneer ter plaatse van de ernstig verontreinigde grond in de Koesteeg grondverzet noodzakelijk is, dient hiertoe eerst een plan van aanpak opgesteld te worden (bevoegd gezag gemeente Heusden).
Voor het overige wordt verwezen naar de rapportage van het door ons bureau uitgevoerde verkennend bodemonderzoek (opdrachtnummer: 62692, 13 maart 2009).
In het kader van dit onderzoek is geen specifiek onderzoek (conform NEN 5707) verricht naar het voorkomen van asbest in de grond. In de vrijkomende grond zijn echter geen aanwijzingen aangetroffen die zouden kunnen duiden op het voorkomen van asbesthoudende materialen."
Algemene conclusie
De bodemkundige situatie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moet individuele en groepen burgers een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen bij inrichtingen.
Burgers moeten voldoende beschermd zijn tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het basisbeschermingsniveau is een basisnorm dat de kans uitdrukt dat een omwonende overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. Het is uitgedrukt in een getal: het plaatsgebonden risico (PR). Dat is de kans dat een persoon die een jaar lang permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats aanwezig is, als rechtstreeks gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen overlijdt. Het Bevi stelt grenswaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) vast. Op basis van het Bevi zijn vaste veiligheidsafstanden opgenomen of is aangegeven via welke methodiek deze berekend kunnen worden. Deze veiligheidsafstanden worden getoetst aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico (PR).
Daarnaast legt het Bevi een verantwoordingsplicht op voor het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft de kans aan dat een groep personen door een ongeval bij een risicobedrijf overlijdt. Een gemeente of provincie moet een verantwoording van het groepsrisico afleggen bij veranderingen van het groepsrisico. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen.
Analyse
Onderstaande afbeelding is een uitsnede uit de risicokaart van Brabant. Het plangebied is aangegeven.
risicokaart Brabant
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen en/of objecten op basis waarvan een gevarencontour geldt.
Ook zijn er geen buisleidingen gevaarlijke stoffen in het plangebied en in de directe omgeving gesitueerd. Het plangebied ligt in de nabijheid van de Bevi-inrichtingen Koninklijke Sanders en Alliance. De realisatie van woningen in het plangebied is echter niet van invloed op het groepsrisico van deze inrichtingen.
Conclusie
Het plan is niet in strijd met het Bevi en is niet gelegen in de directe nabijheid van een transportroute of buisleiding vervoer van gevaarlijke stoffen. Externe veiligheid is derhalve niet relevant voor de beoogde bestemmingsplanwijziging.
Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij moet worden beoordeeld of de bouw van nieuwe woningen of andere geurgevoelige objecten een belemmering vormt voor omliggende agrarische bedrijven. In de nabijheid van het plangebied liggen geen agrarische bedrijven in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij.
De Wet luchtkwaliteitseisen voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde plannen met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging als gestelde grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) niet worden overschreden.
In de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” wordt aangegeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwplan op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekenende mate'. De bijlage geeft een harde omschrijving van een aantal gevallen. Zo geldt bij één ontsluitingsweg een aantal van 1500 nieuwe woningen netto (vervanging van bestaande woningen geldt als bijdrageneutraal) of 100.000 m² kantoren.
De voorgestane ontwikkeling omvat de bouw van 11 woningen. Dit is (veel) minder dan 1500 woningen. Het plan draagt dus 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit.
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van autosnelwegen of wegen met een zeer hoge intensiteit. Daarom kan worden aangenomen dat de fijnstofconcentratie van de omgeving voldoende laag is om in een gezond leefklimaat te voorzien.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet luchtkwaliteitseisen en de luchtkwaliteit van de omgeving is voldoende om in een gezond leefklimaat te voorzien.
Basis voor de bovengenoemde toetsing vormt de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
In de nabijheid van het plangebied liggen de volgende bedrijven:
In het kader van de Wet milieubeheer moet worden getoetst of:
Invloed omliggende inrichtingen op voorgestane ontwikkeling
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied. Voor café/zaal D'n Bork en het wielerparcours is de werkelijke afstand gemeten vanaf de perceelgrens van het milieubelastende object tot aan de gevel van de dichtstbijzijnde woning. Voor de kwekerij is een ander referentiepunt genomen. Tussen De Roestenburg Boomkwekerijen en het plangebied ligt een leggerwatergang. Het waterschap legt aan weerszijden van de watergang een obstakelvrije zone op van 5 meter in verband met onderhoudswerkzaamheden (Keur oppervlaktewater). In die 5 meter zone worden geen planten geteeld. De richtafstand kan derhalve vanaf deze beplantingsvrije zone van 5 meter worden gerekend, zoals weergegeven op de kaart bestaande toestand in bijlage 1.
bedrijf | SBI-code | categorie | richtafstand | werkelijke afstand | |||
café/zaal D'n Bork | 563 | 2 | 30 m | 65 m | |||
Roestenburg kwekerijen | 011, 012, 013 | 2 | 30 m | 41 m | |||
Wielerparcours De Heuvelen | 931 | 3.1 | 50 m | 36 m |
Uit de tabel blijkt dat de werkelijke afstand van café/zaal D'n Bork groter is dan de richtafstand. D'n Bork vormt dus geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.
De richtafstand van de Roestenburg Boomkwekerijen is eveneens groter dan de werkelijke afstand. De kwekerij vormt dus evenmin een belemmering voor de ontwikkeling.
De werkelijke afstand van de wielerbaan is circa 14 meter kleiner dan de richtafstand. Deze situatie dient derhalve nader onderzocht te worden. Uit de VNG handreiking blijkt dat de richtafstand van 50 meter gebaseerd is op het aspect geluid. De geluidhinder van de wielerbaan wordt overwegend veroorzaakt door activiteiten in en rond het clubhuis, zoals optrekkende en afremmende auto's, het slaan van portieren, en stemgeluid. De wielrenners op de baan veroorzaken geen geluidhinder. Het clubhuis ligt op een afstand van circa 75 meter van de meest nabijgelegen woning in het plangebied. Deze afstand is anderhalf keer groter dan de richtafstand.
Daarbij ligt tussen de geplande nieuwbouw en de wielerbaan een dijkje, genaamd de Meerdijk. De hoogte van deze dijk is circa 4 meter hoger dan het maaiveld ter plaatse van de toekomstige woningen. De dijk fungeert in feite als een geluidswal.
Geconcludeerd kan worden dat door de grote afstand van het clubhuis en de aanwezigheid van de dijk, sprake is van een goed woon- en leefmilieu in de woningen.
Invloed ontwikkeling op omgeving
Voor de drie bedrijven in de nabijheid van het plangebied wordt nagegaan of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de handreiking Bedrijven en milieuzonering.
Het plangebied ligt deels binnen de onderzoekszone Wet geluidhinder van de Nieuwkuijkseweg. De afstand tot de rijksweg A59 is groter dan 400 meter. Het plangebied valt derhalve niet binnen de onderzoekszone van de A59. De overige wegen rondom het plangebied waaronder de Nieuwkuijksestraat zijn 30 km-wegen. Formeel is dan geen akoestisch onderzoek vereist. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidsbelasting van deze wegen wel in kaart gebracht.
Cauberg-Huygen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeerslawaai. De resultaten van het onderzoek zijn beschreven in het rapport 'Akoestisch onderzoek bouwlocatie Koesteeg te Nieuwkuijk', 20101266-04, d.d. 24 augustus 2011. De conclusies van het onderzoek staan hieronder geciteerd:
"Het onderzoek is noodzakelijk omdat het bouwplan (deels) is gelegen binnen de geluidzone van de Nieuwkuijkseweg. Als gevolg hiervan dient er een toetsing plaats te vinden aan de eisen uit de Wet geluidhinder.
Blijkens de informatie van gemeente Heusden zijn of worden de overige wegen rondom het bouwplan, waaronder de Nieuwkuijksestraat, als een 30-km/uur zone ingericht. In de Wet geluidhinder is gesteld dat rondom deze wegen geen zone is gelegen. Deze geluidemissie van 30 km/uur wegen behoeft in het kader van de Wet geluidhinder niet beoordeeld te worden.
Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
Conclusie
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van de (gezoneerde) Nieuwkuijkseweg nergens in het plangebied wordt overschreden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ook de invloed van de omliggende 30 km/uur wegen in kaart gebracht. De cumulatieve geluidbelasting is maximaal 46 dB(A). Hiermee is aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect geluid.