direct naar inhoud van 4.6 Toetsing plan aan beleidskader
Plan: Koesteeg, Nieuwkuijk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0797.BPkoesteegnwkuijk-OH01

4.6 Toetsing plan aan beleidskader

Het plan wordt achtereenvolgens getoetst aan:

  • artikel 3.2 Verordening ruimte;
  • artikel 3.5 Verordening ruimte;
  • artikel 5.5 lid 4 Verordening ruimte;
  • artikel 5.1.4.5. Provinciale milieuverordening Noord-Brabant.

Hierna is eerst (het relevante deel van) het betreffende artikel geciteerd, dan volgt de toetsing.

Verordening ruimte

Artikel 3.2. Stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied

Bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling zijn uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk gebied.

Voorliggend plan ligt binnen het bestaand stedelijk gebied en voldoet dus aan dit artikel.

Artikel 3.5. Regels voor nieuwbouw van woningen

  • 1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwbouw van woningen bevat een verantwoording over de wijze waarop:
    • a. de afspraken die daaromtrent in het regionaal ruimtelijk overleg, bedoeld in artikel 12.4, onder b, zijn gemaakt, worden nagekomen;
    • b. de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken genoemd onder a en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw.
  • 2. Onder harde plancapaciteit voor woningbouw, als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan de capaciteit voor nieuw te bouwen woningen waarover een gemeente beschikt:
    • a. die wordt uitgedrukt in aantallen woningen, en
    • b. die is opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan waarbij de bestemming nog niet is verwezenlijkt.

Ad 1a: De planlocatie is opgenomen in het vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma, dat de input vormt voor het regionaal planningsoverleg.

Ad 1b. Voor de locatie zijn 11 vrijstaande woningen opgenomen in het woningbouwprogramma.

Ad 2a. Zie ad 1b.

Ad 2b. Zie ad 1b.

Artikel 5.5. Bescherming van beschermingszones voor grondwaterwinningen voor de openbare drinkwatervoorziening

1. ...

2. ...

3. ...

4. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een boringvrije zone strekt mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem.

Ad 4. In de toelichting van de Verordening staat de volgende uitleg bij dit artikel.

In de boringvrije zone geldt de minst strikte vorm van bescherming, namelijk
behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Hieraan kan bijvoorbeeld invulling gegeven worden door middel van een aanlegvergunningenstelsel voor activiteiten in de bodem die de beschermende kleilaag kunnen doorboren, maar veelal is het niet noodzakelijk om inhoudelijke bescherming via het ruimtelijke spoor op te nemen nu in de PMV al is voorzien in een systeem van melding van dergelijke activiteiten. Van opname in het bestemmingsplan van de boringvrije zone gaat dan vooral een signalerende functie uit.

In dit bestemmingsplan wordt de lijn van de Verordening ruimte gevolgd. Er wordt geen apart aanlegvergunningenstelsel voor de boringvrije zone opgenomen, omdat in de bescherming van het grondwater reeds wordt voorzien door de meldingsplicht in het kader van de Provinciale milieuverordening. Zie ook hieronder.

Provinciale milieuverordening

Artikel 5.1.4.5 van de Provinciale milieuverordening (PMV) stelt regels ten aanzien van boringsvrije zones buiten inrichtingen en luidt als volgt:

Artikel 5.1.4.5 Verbodsbepaling warmtetoevoeging en –onttrekking

  • 1. Het is verboden in een boringsvrije zone werken of handelingen te verrichten waardoor direct of indirect warmte aan het grondwater wordt onttrokken of toegevoegd, waaronder in ieder geval wordt begrepen het oprichten, in exploitatie nemen of hebben van een bodemenergiesysteem.
  • 2. Het verbod als bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien boven het voor de drinkwaterwinning bestemde grondwater een beschermende kleilaag is gelegen en door de in het eerste lid, bedoelde handelingen die kleilaag niet wordt doorboord.
  • 3. Van het voornemen werken of handelingen te verrichten als bedoeld in het eerste lid, waarbij toepassing gegeven wordt aan het tweede lid, doet degene die de werken of handelingen uitvoert een melding.
  • 4. Ten aanzien van de melding als bedoeld in het derde lid, is artikel 5.1.5.3 van toepassing.

In principe is het niet toegestaan om een binnen het plangebied bodemenergiesystemen te hanteren, tenzij de beschermde kleilaag niet wordt doorboord. Te allen tijden moet een melding worden gedaan (conform artikel 5.1.5.3 van de PMV) voordat dergelijke activiteiten worden uitgevoerd.

Conclusie

Het plan voldoet aan bovengenoemde artikelen uit de Verordening ruimte en de Provinciale milieuverordening.