direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijventerrein Heesbeen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Herstelplan

Op 29 maart 2016 is het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Heesbeen' vastgesteld door de raad van de gemeente Heusden. Op 2 augustus 2017 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Heesbeen' op onderdelen vernietigd. In voorliggend herstelplan zijn de plandelen uit het plangebied verwijderd.

1.2 Aanleiding

In de Wet ruimtelijke ordening (verder Wro) is de plicht opgenomen om voor het gehele grondgebied van de gemeente actuele ruimtelijke plannen, dat wil zeggen plannen niet ouder dan 10 jaar, te hebben. De gemeente spant zich ervoor in om de actualiseringsopgave tijdig voor alle afzonderlijke bestemmingsplannen af te ronden. Voor een deel van de plannen is dat om uiteenlopende redenen niet haalbaar gebleken. Voor die plangebieden, waaronder voor een gedeelte van het Bedrijventerrein Heesbeen, heeft de gemeenteraad een verordening Bedrijventerreinen vastgesteld (18 juni 2013) waarin het beheer van dat gebied, in overeenstemming met het bestaande feitelijke of planologisch toelaatbare gebruik, is geregeld.

In de beheersverordening is het niet mogelijk om nadere eisenbepalingen op te nemen en flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigingsbevoegdheden. Daarnaast is nadere afstemming gewenst met onder meer het gemeentelijk beleid en de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant.

De gemeente acht het daarom wenselijk om over een actueel en digitaal bestemmingsplan te beschikken conform de landelijke standaarden (SVBP 2012), waarin afstemming plaatsvindt met de laatste beleidsinzichten en wet- en regelgeving. Hiervoor is de beheersverordening Bedrijventerreinen minder geschikt.

Om deze reden heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heusden besloten tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het Bedrijventerrein Heesbeen.

1.3 Doelstelling van het plan

Met het nieuwe bestemmingsplan wordt voorzien in een eenduidige regeling voor de bedrijventerreinen conform de Wro.

1.4 Het plangebied

In dit bestemmingsplan is het bedrijventerrein Heesbeen voorzien van een juridische regeling. Bedrijventerrein Heesbeen is gelegen langs de Bergsche Maas, direct ten westen van Heusden Vesting.

Het plangebied van het bestemmingsplan wordt globaal begrensd door:

  • de gemeentegrens in de Bergsche Maas aan de noordzijde;
  • de Heesbeenseweg en daarachter de provinciale weg 269 aan de westzijde;
  • de Voorstraat en Grotestraat aan de zuidzijde, waarbij aan de oostzijde de vestingwerken en de jachthaven van Heusden gelegen zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0001.jpg"

Plangebied

Tot het plangebied behoren naast het bedrijventerrein ook de begraafplaats aan de Grotestraat, de dijk van de Bergsche Maas (Nieuwe Maasdijk), een deel van de Bergsche Maas en de 'Jonker Fris-locatie'.

1.5 Geldende plannen

Het nieuwe bestemmingplan Heesbeen vervangt de Beheersverordening Bedrijventerreinen voor wat betreft het plangebied Heesbeen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0002.png"

Verbeelding Beheersverordening bedrijventerreinen

Een beheersverordening is een document waarin de voortzetting van bestaande bestemmingsplannen wordt vastgelegd. Die geldende bestemmingsplannen zijn dan ook nagenoeg integraal opgenomen in de beheersverordening.

Niet alle regels uit de geldende bestemmingsplannen zijn nog geldig in de beheersverordening. Dit vanwege het conserverende karakter. De volgende artikelen zijn buiten de werking van de beheersverordening gelaten:

  • nadere eisenbepalingen;
  • wijzigingsbevoegdheden;
  • uitwerkingsbevoegdheden.

In gebieden waar goedkeuring onthouden is door Gedeputeerde Staten en/of de Kroon aan het geldende bestemmingsplan, is het voorgaande plan geldend. Dit is ook zo opgenomen in de beheersverordening. Besluiten die genomen zijn na inwerkingtreding van de geldende bestemmingsplannen, zoals wijzigingsbesluiten en ontheffingen blijven van kracht. Voor deze stukken wordt verwezen naar het gemeentelijke archief.

In de beheersverordening zijn de volgende regelingen van kracht:

Bestemmingsplan 'Heesbeen 1989'

Op de percelen Voorstraat 2 t/m 10 en 12A geldt het bestemmingsplan 'Heesbeen 1989'. Het bestemmingsplan is vastgesteld op 6 juni 1989 en goedgekeurd op 17 januari 1990.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0003.png"

Plankaart 'Heesbeen 1989'

De percelen hebben vrijwel allemaal een woonbestemming voor de woning, de bestemming 'Tuin' voor de voortuinen en de bestemming 'Erf' voor het eerste deel van het achterterrein. De verdere delen van de achterzijdes (van de percelen 2 t/m 10) hebben de bestemming 'Agrarische doeleinden' met de aanduiding 'zonder bebouwing'. Het perceel van nr. 4 heeft in het geheel de agrarische bestemming, met een flink bouwvlak over bijna het gehele perceel. De voortuin heeft de aanduiding 'zonder bebouwing'. De Voorstraat behoort ook bij dit bestemmingsplan en heeft de bestemming 'Verkeersdoeleinden'.

Bestemmingsplan 'Industrieterrein Heusden'

Het geldende bestemmingsplan voor het grootste deel van het plangebied en het feitelijke bedrijventerrein is het bestemmingsplan 'Industrieterrein Heusden'. Het is vastgesteld op 2 juli 2002 en goedgekeurd door GS op 11 februari 2003. Niet het gehele bestemmingsplan is goedgekeurd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0004.png"

In het bestemmingsplan zijn veel wezenlijke zaken voor het plangebied vastgelegd. Allereerst is er de bestemming 'Industrie'. Deze is gelegd op het grootste deel van het plangebied en alle bedrijven in het plangebied hebben deze bestemming gekregen. De bouwhoogten aan beide zijden van de Industrieweg bedraagt 8 m voor gebouwen en 10 m voor andere bouwwerken (8/10 op de kaart). Op het perceel aan nr. 14 is de bouwhoogte voor gebouwen iets hoger: 10 m. Dit geldt ook voor het grootste deel van de Jonker Fris-locatie (met een vrijstellingsmogelijkheid tot 25 m voor andere bouwwerken), behalve voor:

  • a. Een locatie in het oosten: 7/10 m. Hier staat in de huidige situatie geen bebouwing.
  • b. Een locatie in het midden, direct aan de dijk: 25/10 m. Dit is een deel van de fabriekshal. Hier is de eerder genoemde vrijstelling tevens mogelijk.
  • c. De voormalige warmtekrachtcentrale in het noordoosten van de locatie: 12/25 m. Deze is niet meer in gebruik.

De bestemming industrie staat bedrijven toe in een categorie van 2 t/m 4 en voor zover passend binnen de Staat van Bedrijven. Die laatste is een algemene versie, er zijn geen bedrijven uitgezonderd. De dierenkliniek op Heesbeenseweg 1 heeft een specifieke aanduiding gekregen.

Gebouwen moeten binnen de grenzen van het bouwvlak worden gebouwd. De bouwvlakken omvatten een hele aaneengesloten bedrijvenlocatie, niet de afzonderlijke bedrijven. De gronden mogen voor niet meer dan 85 % worden bebouwd.

Bedrijfswoningen zijn expliciet aangeduid en mogen alleen worden gebouwd waar aangeduid. Niet meer dan één bedrijfwoning per bedrijf is toegestaan.

De rioolzuiveringsinstallatie van Jonker Fris is expliciet bestemd. Bebouwing mag alleen binnen het bouwvlak, doch dit omvat het gehele perceel. Bebouwingspercentage is 75 % en bouwhoogten zijn 3/3 m. De rioolzuiveringsinstallatie is niet meer in gebruik.

Een deel van de landtong in het noordoosten en een strook tussen de rioolzuiveringsinstallatie en de brug over de Bergsche Maas heeft de bestemming: 'Waterstaatsdoeleinden'. Gronden zijn bedoeld voor waterhuishouding en de afvoer van oppervlaktewater. Alleen bijbehorende gebouwen, zoals een peilmeetstation, mogen worden gebouwd. Er staat een dergelijk station buitendijks, ten noorden van Nieuwe Maasdijk 6. Gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd. Alleen het station heeft een bouwvlak.

De Bergsche Maas heeft de bestemming 'Water' gekregen. Hierin staan geen bijzondere voorschriften. Groenstroken aan de Heesbeenseweg en de Grotestraat hebben een groenbestemming gekregen. Wegen een verkeersbestemming. Gebouwen zijn in beide bestemmingen niet toegestaan. Het pand aan de Grotestraat 2 heeft een gemengde bestemming gekregen. De begraafplaats ernaast heeft een expliciete bestemming. Hier zijn gebouwen niet toegestaan.

Het beschermd stadsgezicht is als aanduiding tevens opgenomen in het bestemmingsplan. Cultuurhistorische waarden van de gronden dienen in stand te worden gehouden en beschermd. Voordat een vergunning afgegeven wordt, dient de Rijksdienst voor de Monumentenzorg gehoord te worden.

Tot slot is er nog de dubbelbestemming 'Waterkering'. Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor instandhouding van waterkeringen met de daarbij behorende waterstaatswerken als taluds, dijken, etc.. Verder mogen andere bestemmingen alleen tot uitvoering worden gebracht als waterstaatkundige belangen niet worden geschaad. Binnen de aanduiding: 'indicatie waterkeringszone' heeft de keur van het Waterschap betrekking. Deze zone ligt 15 m aan beide zijden van de dubbelbestemming.

Op twee locaties is goedkeuring onthouden aan het bestemmingsplan: Industrieweg 4 en 19A. Op eerstgenoemde locatie is goedkeuring onthouden, omdat de eigenaar hoger wilde bouwen dan in dit bestemmingsplan mogelijk is. Op de tweede locatie is een bestaande bedrijfswoning niet opgenomen op de plankaart.

Op beide locaties wordt teruggevallen op het bestemmingsplan 'Industrieterreinen'. Zie de volgende paragraaf voor dit bestemmingsplan.

Bestemmingsplan 'Industrieterreinen'

Op enkele kleine locaties (waar geen bedrijvigheid is) geldt het bestemmingsplan 'Industrieterreinen'. Het is vastgesteld op 25 mei 1982 en goedgekeurd op 10 mei 1983. Het Kroonbesluit was op 20 juni 1986. Deze locaties hebben geen grote rol van betekenis en worden dan ook niet benoemd.

Een grotere locatie is de oostzijde van de landtong in het noordoosten. Hier zijn drie bestemmingen geldend:

  • a. 'Industrie' voor een klein deel van het Jonker Fris-terrein.
  • b. 'Groenvoorzieningen' voor de landtong
  • c. 'Water' voor de Bergsche Maas

Deze bestemmingen sluiten aan op de bestemmingen uit het bestemmingsplan 'Industrieterrein Heusden', met uitzondering van het deel met de groenbestemming. Die is in het nieuwere bestemmingsplan 'Waterstaatdoeleinden' geworden. Zie die paragraaf voor een toelichting. De bestemmingen hebben geen specifieke gevolgen voor het gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0005.png"

De locaties uit de vorige paragraaf waarbij teruggevallen wordt op dit bestemmingsplan hebben allebei de bestemming 'Industrie'. Het kantoor van het bedrijf aan Industrieweg 4 ligt achter de grens van het bouwvlak. Maximum goothoogte is hier 8 meter, wat de gewenste bouwhoogte van 11 m. uit de bedenking op het BP 'Industrieterrein Heusden' niet mogelijk maakt.

Voor Industrieweg 19A heeft alleen de bedrijfswoning en een klein deel van het voorste deel van het perceel de bestemming: 'Industrie'. Het bouwvlak ligt dicht om de bedrijfswoning. Deze is in dit bestemmingsplan toegestaan. Een deel van het perceel heeft een groenbestemming. Dit groen bestaat niet meer. Zie de afbeeldingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0007.png"

Industrieweg 19A Industrieweg 4

(de plankaart is iets verschoven ten opzichte van de GBKN-kaart)

1.6 Karakter en inhoud van het bestemmingsplan

In eerste instantie regelt het plan het bestaande gebruik door middel van bestemmingen die het huidige en/of gewenste gebruik bevestigen en op grond waarvan direct vergunning kan worden verleend. De gemeente Heusden streeft naar het verminderen van de regeldruk. Daarom is kritisch gekeken naar de toepassing van afwijkingen bij een aantal omgevingsvergunnings- en wijzigingsbevoegdheden. Indien mogelijk zijn deze in de nieuwe regelgeving opgenomen.

De belangrijkste bestemming in het bestemmingsplan heeft betrekking op de bedrijfsfunctie. De regelgeving van deze functie bouwt voort op de geldende regelgeving, maar speelt ook in op veranderingen in de maatschappij. Belangrijke elementen daarvan in het plan zijn:

  • een heldere definiëring van bedrijven en een passende categorisering van deze activiteiten;
  • de aanwezigheid van bedrijfswoningen;
  • de aanwezigheid van andersoortige bedrijven, zoals detailhandel en maatschappelijke voorzieningen.

1.7 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Heesbeen bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 2 volgt kort het belangrijkste beleidskader voor het bedrijventerrein;
  • in hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. De historische ontwikkeling, de belangrijkste karakteristieken en de bestaande ruimtelijke situatie staan daarbij centraal;
  • de uitvoeringsaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk 4;
  • de juridische planopzet wordt behandeld in hoofdstuk 5. Hierin worden de gewenste ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Daarmee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de planregels;
  • vervolgens komt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan aan bod. Hierbij wordt aandacht besteed aan zowel de economische als maatschappelijke uitvoerbaarheid. Onder het laatste vallen inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Dit hoofdstuk omvat de beschrijving van relevante ruimtelijke beleidsdocumenten. Per document zijn de hoofdlijnen opgenomen voor zover van belang voor de bedrijventerreinen. Het sectorale beleid is beschreven in het hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten.

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak. Verschillende nationale belangen zijn opgenomen in de AMvB Ruimte, die met de structuurvisie in procedure is gebracht.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de Rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de structuurvisie maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door de Rijksoverheid worden ingezet.

Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. De Rijksoverheid brengt het aantal procedures en regels stevig terug en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. Het Rijk wil de beperkte beschikbare middelen niet versnipperen. Het investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio's rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen zoekt het Rijk samenwerking met marktpartijen en andere overheden.

De nationale ruimtelijke belangen zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (beter bekend als de Amvb Ruimte).

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft geen verdere invloed of consequenties op voorliggend plan.

2.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

In de structuurvisie is de visie van de provincie op de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant beschreven. In deel A worden ruimtelijke opgaven benoemd die voortkomen uit trends, ontwikkelingen en ruimtelijke kernkwaliteiten. De visie maakt duidelijk welke ruimtelijke keuzes de provincie maakt en wat de ruimtelijke belangen zijn die de provincie behartigt. Daarbij wordt ook aangegeven op welke wijze de provincie haar visie wil realiseren (ontwikkelen, beschermen of stimuleren).

Deel B van de structuurvisie wordt de visie uitgewerkt in vier robuuste ruimtelijke structuren: Groenblauwe structuur, Landelijk gebied, Stedelijke structuur en Infrastructuur. Binnen deze structuren worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen. Alle hoofdstukken bevatten een Uitvoeringsparagraaf waarin staat welke instrumenten de provincie in zet om de doelen uit de structuurvisie te realiseren.

Concretisering van de structuurvisie vindt plaats in de Verordening Ruimte Noord-Brabant, zie onderstaand.

Verordening Ruimte Noord-Brabant 2014

De Verordening ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit de Structuurvisie in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.

Algemeen

In hoofdstuk 2 van de verordening zijn algemene regels opgenomen ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Als een bestemmingsplan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, moet zorg worden gedragen voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het betrokken gebied en de naaste omgeving. Daarbij staat het principe van zorgvuldig ruimtegebruik centraal. Tevens wordt een belangenafweging gevraagd, waarbij de gevolgen in beeld worden gebracht voor cultuurhistorische, ecologische, landschappelijke en aardkundige waarden, bodemkwaliteit, waterhuishouding, monumenten en overige ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden. Er moet worden aangetoond dat de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling past in de omgeving en dat het met de ontwikkeling samenhangende personen- en goederenvervoer goed kan worden afgewikkeld.

De beoogde ruimtelijke ontwikkeling moet gepaard gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied.

Stedelijke ontwikkeling

Stedelijke ontwikkelingen zijn op grond van artikel 3.2 uitsluitend toegestaan binnen bestaand stedelijk gebied. Bedrijventerrein Heesbeen heeft in de verordening ruimte de status van 'kern in landelijk gebied' Dit is één van de aanduidingen binnen de beleidscategorie 'bestaande stedelijke gebieden'. De buitendijkse delen uitgezonderd de bebouwing van Jonker Fris, de Bergsche Maas en de Grotestraat vallen erbuiten en zijn niet aangeduid als zoekgebied voor verstedelijking, integratie stad-land of regionaal bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0008.png"

Uitsnede kaartlaag stedelijke ontwikkeling

Bij de herziening van een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied, waarbij een bestemming voor een bedrijventerrein is aangewezen, dient (volgens art. 4.5) de toelichting een verantwoording te bevatten over:

  • de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden voor herstructurering alsmede voor zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in artikel 4.4, derde lid;
  • hoe het in stand houden van de geldende bestemming zich verhoudt tot de afspraken die in het regionaal ruimtelijke overleg zijn gemaakt over de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en kantorenlocaties of de uitbreiding van zodanige terreinen en locaties als bedoeld in artikel 37.4, onder b.

Volgens artikel 4.6 moet een bestemmingsplan in een kern in landelijk gebied in eerste instantie bestemmingsvlakken uitsluiten met een omvang van meer dan 5000 m². Dit geldt niet voor zover de bestemming al is verwezenlijkt. Dit is het geval op deze bedrijvenlocatie.

Indien het bestemmingsplan toch voorziet in een vestiging of een uitbreiding van een bedrijf, gelegen op een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5.000 m2 , moet de toelichting een verantwoording bevatten, waaruit blijkt dat:

  • a. de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om op het in gebruik zijnde bestemmingsvlak tegemoet te komen aan de ruimtebehoefte door middel van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in artikel 4.4, derde lid;
  • b. aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn die noodzaken tot uitbreiding of vestiging ter plaatse;
  • c. de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen naar of te vestigen op:
      • een bedrijventerrein in een nabij gelegen stedelijk concentratiegebied, of
      • een nabijgelegen bovenregionaal bedrijventerrein, of
      • wat betreft gemeenten in de regio's Land van Heusden en Altena, De Kempen en Land van Cuijk, een regionaal bedrijventerrein.

Bij de bevordering van zorgvuldig ruimtegebruik, zijn volgens art. 4.4, 3e lid de volgende aspecten van belang:

  • a. een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
  • b. een doelmatige verdeling van het ruimtebeslag t.b.v. bedrijven in verschillende milieucategorieën;
  • c. de minimale omvang van uit te geven bedrijfskavels;
  • d. een op de aard van het bedrijventerrein aangepast bebouwingspercentage en bouwhoogte;
  • e. tegengaan van oneigenlijk ruimtegebruik.

Het bestemmingsplan is in lijn met de geldende planologische regeling en voldoet reeds aan de eisen ten aanzien van de bevordering van zorgvuldig ruimtegebruik.

Op een middelzwaar en zwaar bedrijventerrein wordt onder oneigenlijk gebruik het volgende verstaan (art. 3.6 lid 4):

  • a. bedrijfswoningen;
  • b. bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en leisurevoorzieningen, tenzij deze direct verband houden met op het terrein gelegen bedrijven en zoveel mogelijk geclusterd zijn gesitueerd;
  • c. andere bedrijven dan bedoeld onde b en behorend tot milieucategorie 1 en 2, met uitzondering van een bedrijf gelegen op een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5000 m².

Bedrijventerrein Heesbeen is een middelzwaar bedrijventerrein. Op een groot deel van het terrein zijn bedrijfactiviteiten in milieucategorie 3 en op enkele plaatsen zelfs hoger toegestaan.

Op het bestaande bedrijventerrein is in de huidige situatie beperkt sprake van oneigenlijk ruimtegebruik. Het wegbestemmen van dergelijke functies zal echter leiden tot financiële claims. Bestaande legale situaties worden in dit bestemmingsplan daarom positief bestemd. Wel wordt voorzien in de mogelijkheid om, in geval van duurzame beëindiging van een functie, nieuwe vergelijkbare functies niet langer toe te staan.

Nieuwe woningen worden niet mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan.

Water

Op de kaartlaag Water is een 'Primaire waterkering en beschermingszone' met daarbinnen het 'Winterbed' aangeduid. Het bedrijventerrein Heesbeen is ten dele gelegen binnen deze aanduidingen. De Nieuwe Maasdijk vormt de aanduiding 'Primaire waterkering en beschermingzone'. De buitendijkse gebieden liggen binnen de aanduiding 'Winterbed'. De rest van het bedrijventerrein ligt niet binnen de aanduidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0009.png"

Uitsnede kaartlaag water

Binnen de begrenzing van de primaire waterkering moet het bestemmingsplan regels stellen voor een onbelemmerende werking, instandhouding en onderhoud van de primaire waterkering en beschermingszone.

Een bestemmingsplan dat is gelegen in een winterbed strekt mede tot behoud van het stroomvoerend en bergend vermogen van de rivier. Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied zijn niet toegestaan binnen het winterbed, tenzij de toelichting een verantwoording bevat waaruit blijkt dat:

  • a. de beoogde ontwikkeling een voortzetting is van een bestaande planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van stedelijke ontwikkeling;
  • b. de beoogde ontwikkeling niet kwetsbaar is ten aanzien van de waterdiepte en de frequentie van overstromen;
  • c. is verzekerd dat mensen en dieren op doelmatige wijze kunnen worden geëvacueerd;
  • d. is verzekerd dat de permanente aanwezigheid van mensen hoogwatervrij kan plaatsvinden.

Verwezen wordt naar paragraaf 4.8 voor de verantwoording op dit onderdeel.

Natuur en landschap

De Bergsche Maas maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Nieuwe Maasdijk is aangewezen als 'Zoekgebied voor ecologische verbindingzone' en 'Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0010.png"

Uitsnede kaartlaag Natuur en Landschap

Voor de gebieden aangewezen als EHS gelden als ecologische waarden en kenmerken de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan. Op deze kaarten heeft de Bergsche Maas de aanduiding “N02-01 Rivier”.

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan in de EHS dient rekening te worden gehouden met artikel 4.2. van de verordening ruimte. Het bestemmingsplan moet voorzien in het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken. Bij het stellen van regels ter bescherming van de ecologische waarden, moet ook rekening worden gehouden met overige aanwezige waarden en kenmerken (onder andere cultuurhistorie).

In het bestemmingsplan zijn uitsluitend de geldende planologische bouwmogelijkheden overgenomen. Een wezenlijke aantasting van deze EHS door het gebruik van het bedrijventerrein is niet te verwachten.

Over zoekgebieden voor ecologische verbindingzones is het volgende opgenomen:

Een bestemmingsplan dat is gelegen in een zoekgebied voor ecologische verbindingszone strekt tot de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone waarbij dat zoekgebied een breedte heeft van:

  • a. ten minste 50 m in bestaand stedelijk gebied en zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, en
  • b. ten minste 25 m in alle overige gebieden.
  • 1. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid, stelt:
    • a. beperkingen aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing, voor zover zulks nodig is om te voorkomen dat dit gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;
    • b. regels ten aanzien van het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.

Enkele bouwwerken zijn reeds gelegen binnen de genoemde 50 m. De ecologische waarden op dit deel van de dijk zijn ter plaatse nauwelijks aanwezig en ontplooiing ervan komt gezien het karakter van het gebied niet op gang. Er zijn reeds veel beperkingen ten aanzien van het gebruik, bebouwing en verharding van de dijk vanwege het waterkerende karakter (zie dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering die volledige overlap heeft met het zoekgebied voor ecologische verbindingzone). In het bestemmingsplan zijn uitsluitend de geldende planologische bouwmogelijkheden overgenomen. Aanvullende bepalingen worden derhalve niet noodzakelijk geacht.

Ten aanzien van zoekgebieden voor het behoud en herstel van watersystemen geldt dat het zoekgebied een breedte heeft van ten minste 25 m aan beide zijden van de waterloop. Deze bepaling is vreemd, aangezien er op de dijk vanzelfsprekend geen waterloop is. Mogelijk wordt hier een afstand bedoeld vanaf de uiterwaarden van de Bergsche Maas. Een bestemmingsplan dient bepalingen te bevatten om te voorkomen dat dit gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen. De regels zijn vergelijkbaar met die hierboven.

Cultuurhistorie

In de verordening ruimte zijn binnen het plangebied geen aardkundige of cultuurhistorische waarden opgenomen die op provinciaal niveau bescherming verdienen.

Agrarisch gebied

De delen van het plangebied die niet zijn aangewezen als bestaand stedelijk gebied (buitendijkse delen uitgezonderd de bebouwing van Jonker Fris, de Bergsche Maas en de Grotestraat), zijn in de verordening ruimte aangeduid als verwevingsgebied (op de kaartlaag ontwikkeling intensieve veehouderij) en als agrarisch gebied (op de kaartlaag overige agrarische ontwikkelingen en windturbines).

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0011.png"

Uitsnede kaartlaag ontwikkeling intensieve veehouderij

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0012.png"

Uitsnede kaartlaag overige agrarische ontwikkelingen

Het bestemmingsplan dient te bepalen dat nieuwvestiging van agrarische bedrijven niet is toegestaan. Daarnaast dient in het bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de bepalingen in art. 8.2 Verordening ruimte. Hierin wordt gevraagd onderscheid te maken tussen gebieden waar de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd en gebieden met primair agrarische ontwikkelingsmogelijkheden.

Gezien de beperkte mogelijkheden voor agrarische activiteiten op de gebieden met genoemde aanduidingen hoeft de verantwoording in de toelichting niet uitgebreid te zijn.

2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie

Op 21 juli 2009 is de Structuurvisie "Ideeën voor een plek" door de gemeenteraad van Heusden vastgesteld. Het doel van deze visie is het richting geven aan de gemeentelijke ambities voor de ruimtelijke ontwikkeling van de komende tien jaren. De structuurvisie bevat onder meer de volgende actiepunten ten aanzien van bedrijvigheid, voor zover relevant voor het bedrijventerrein Heesbeen:

  • Uitbreiding noordkant van de locatie Verdoorn in Heesbeen.
  • Ten aanzien van de zone van de Jonker Frislocatie aan de Maas bij Heusden. Dit buitendijks gelegen gebied heeft de potentie om een aanvulling te kunnen vormen voor onder meer de dag- en verblijfsrecreatieve functie van de Vesting Heusden en omgeving.

In de Structuurvisie Heusden is het plangebied grotendeels aangeduid als 'bedrijventerrein', 'buiten-gebied' en 'oppervlaktewater'. Andere aanduidingen betreffen 'dijklichaam', 'transformatie', 'uitbreiding bedrijven', 'uitbreiding wonen' en 'uitbreiding/transformatie wonen lange termijn'.


afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0013.png"
Uitsnede structuurvisie 2009


De gemeente Heusden wil bedrijvigheid stimuleren. Ruimtelijk gezien wil zij voorkomen dat een economisch herstel wordt gefrustreerd door een gebrek aan ontplooiingsruimte. Om die reden wordt nog steeds uitgegaan van een toekomstige behoefte aan nieuwe bedrijvenlocaties, vooral voor kleinere bedrijven. In eerste instantie is er ruimte op de bestaande bedrijventerreinen, vooral op de terreinen waar nog lege kavels zijn. Impliciet betekent dit ook dat de bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen ruimte moeten bieden voor bestaande kavels. Zodra uit monitoring en behoefteprognoses duidelijk wordt dat er weer tekorten dreigen op te treden, worden er nieuwe initiatieven ontplooid.


De Maasdijk is aangeduid als 'dijklichaam'. Cultuurhistorisch, landschappelijk en ecologisch is de dijk een uiterst waardevol element. Daarbij is het een verbindende schakel tussen de diverse kernen binnen de gemeente, waarmee het ook een symbolische betekenis heeft. Het versterken van de cultuurhistorische en ruimtelijke betekenis van de dijk wordt als actiepunt genoemd in de structuurvisie. Dit betekent dat de dijk in het bestemmingsplan moet worden beschermd. Binnen de modelregels is voor dijken een specifieke bestemming opgenomen.


De aanduiding 'transformatie' heeft betrekking op de Jonker Fris-locatie. Deze locatie heeft volgens de Structuurvisie: "de potentie om een aanvulling te kunnen vormen voor onder meer de dag- en verblijfsrecreatieve functie van de Vesting Heusden en omgeving." Een precieze invulling voor het gebied wordt niet gegeven, maar aansluiting bij Heusden wordt waarschijnlijker geacht dan aansluiting bij het bestaande bedrijventerrein. Bij de actiepunten staat er het volgende actiepunt:


"Transformatie van de Jonker Frislocatie tot een gebied dat de aantrekkingskracht en de recreatieve functie van Vesting Heusden aanvult en versterkt." Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan is geen rekening gehouden met transformatie van dit gebied.


De aanduidingen 'buitengebied' en 'oppervlaktewater' hebben geen implicaties voor het plangebied en het bestemmingsplan.

Sociaal-economisch plan 2015-2019

In 2015 heeft de gemeente Heusden een nieuweSociaal-Economisch Plan vastgesteld.

Ten aanzien van bedrijventerreinen streeft de gemeente naar het concentreren van bedrijvigheid in de rode zone rondom de A59.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0014.png"


Voor de lokale en kerngebonden bedrijventerreinen die niet in de rode zone zijn gelegen (Heesbeen en Bakkersdam) geldt dat deze in stand worden gehouden ter ondersteuning van de lokale bedrijvigheid. Grootschalige uitbreiding van deze bedrijventerreinen in ruimtelijk opzicht is niet aan de orde.

Uitgangspunten van de gemeente Heusden zijn:

  • de gemeente streeft naar diversiteit van bedrijvigheid. Dit heeft tot doel om de veerkracht van de economie te versterken en het risico te verminderen van grote schokken in de ontwikkeling van bedrijvigheid en de arbeidsmarkt;
  • de gemeente wil startend en innovatief ondernemerschap stimuleren en bestaand ondernemerschap koesteren.

Om het bedrijfsleven te faciliteren hanteert de gemeente de volgende beleidslijnen:

  • de gemeente zorgt voor de noodzakelijke basisinfrastructuur (=hardware) voor het bedrijfsleven: bedrijventerreinen zijn op orde;
  • de gemeente werkt actief aan het versterken van zinvolle bestaande verbindingen en het leggen van nieuwe belangrijke verbindingen (=software), zoals bijvoorbeeld parkmanagement, de coöperatieve vereniging Glasnet Heusden, contacten tussen het onderwijs en het bedrijfsleven en het faciliteren van starters;
  • de gemeente Heusden werkt aan de verbetering van intergemeentelijke en regionale samenwerking. Dit gebeurt door invulling te geven aan het Economisch Programma voor de Langstraat en de mogelijkheden van Agrifood Capital (zoals onder andere Ondernemerslift+) en Hart van Brabant (Leisureboulevard, programma maintenance) te benutten.


Specifiek ten aanzien van de ruimtelijke ordening wordt gesteld dat de bestemmingsplannen zo flexibel mogelijk zijn en dat de gemeente werkt vanuit de attitude om zaken ‘mogelijk te maken’ in plaats van aan te geven wat niet mogelijk is.

Windenergie

Op bedrijventerrein Heesbeen is geen plaatsing van windturbines mogelijk omdat:

  • risicocontouren en veiligheidsaspecten windturbines zijn niet te verenigen met aanwezige functies;
  • niet passend in de regels van de Verordening Ruimte (bedrijventerrein is te klein);
  • niet gelegen in beschermd stadsgezicht, maar niet verenigbaar met beeld van vestingstad Heusden.

Vestigingsmogelijkheden: Ruimte voor bedrijvigheid in Heusden

Op 30 oktober heeft de raad van Heusden de beleidsnota: 'Vestigingsmogelijkheden: Ruimte voor bedrijvigheid in Heusden' vastgesteld. In het kader van zuinig ruimtegebruik en de wens om ruimte te bieden voor groei en nieuwvestiging van bedrijven, is voor de gehele gemeente Heusden een integraal raamwerk opgesteld voor de vestigingsmogelijkheden van bedrijven. In het beleid zijn tevens bestaande beleidsnota's verwerkt.

De uitgangspunten voor de vestigingsmogelijkheden van bedrijven zijn:

  • er wordt gestreefd naar zuinig en effectief ruimtegebruik;
  • binnen bepaalde ruimtelijke randvoorwaarden, biedt de gemeente Heusden een 'waaier' aan vestigingsmogelijkheden ter bevordering van het ondernemingsklimaat en de leefbaarheid.

De uitwerking van de bovenstaande twee uitgangspunten betekent in de praktijk dat:

  • bedrijvigheid hoofdzakelijk geconcentreerd wordt rondom de A59 en op bedrijventerreinen;
  • voor vestiging van nieuwe omvangrijke logistieke bedrijven of andere bedrijven die niet bij de schaal en aard van de gemeente passen, de gemeente Heusden ondernemers verwijst naar andere mogelijkheden in de Langstraat. Een en ander op basis van daartoe gemaakte afspraken op basis van wederkerigheid met de beide andere gemeenten in de regio De Langstraat.
  • er gestreefd wordt naar flexibele inpassing van lichte bedrijvigheid in gemengde gebieden en centrumgebieden;
  • voor lichte bedrijvigheid onder voorwaarden ruimte in woongebieden gevonden kan worden;
  • het bestaande areaal aan bedrijventerreinen voor de nabije toekomst voldoende ruimte biedt om Heusden verder te profileren als een werkgelegenheidsgemeente;
  • detailhandel wordt geconcentreerd in de centra van Drunen, Vlijmen, Oudheusden en Heusden.

Verder bepaalt een aantal ruimtelijke randvoorwaarden de vestigingsmogelijkheden op een kleiner schaalniveau.

Waterplan

De gemeente Heusden en haar waterpartners (waterschappen Aa en Maas en De Dommel, provincie Noord-Brabant en waterleidingmaatschappij Brabant Water) hebben een integraal waterplan opgesteld, vastgesteld door de gemeenteraad op 16 december 2008. De aanleiding hiervoor was een omslag in het denken en beleid rond water gedurende de afgelopen jaren: In plaats van voort te borduren op het vertrouwde denken in waterbeheersing door technische ingrepen, kwam de nadruk te liggen op het aansluiten op de natuurlijke potenties van het landschap en het watersysteem (duurzaamheidprincipe). In paragraaf 4.8 wordt nader ingegaan op het wateraspect.

Groenstructuurplan

Op 21 juli 2009 is het Groenstructuurplan Heusden 2009-2014 door de gemeenteraad vastgesteld. De gemeente Heusden heeft de ambitie een 'groene gemeente' te zijn, die voor de eigen burgers en voor bezoekers (toeristen) kan fungeren als buffer tussen de verstedelijkte gebieden van 's-Hertogenbosch en Waalwijk. Het groene karakter en de duurzaamheid daarvan berusten in hoofdzaak op de groene 'kaders' van de gemeente. Deze kaders worden gevormd door de groenstructuur van de gemeente. In feite is het Groenstructuurplan een vervolg op/herziening van het in 2001 opgestelde Groeninstrumentarium Heusden, waarin voor het eerst werd vastgelegd hoe de groenstructuur van de gemeente zich manifesteert.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke en functionele aspecten van het bedrijventerrein nader beschreven.

3.1 Ruimtelijke beschrijving

Een deel van de gronden van dit bedrijventerrein ligt buitendijks, waar onder andere de rioolwaterzuivering is gelegen. Het binnendijkse deel ligt ingesloten door de Grotestraat, de Voorstraat, de provinciale weg en de dijk langs de Maas. Dit deel ligt pal naast de watergordel die rondom de vestigingswerken van Heusden loopt. De oostzijde wordt door een groengordel aan het zicht onttrokken.


Op dit terrein is een groot aantal bedrijven gevestigd van uiteenlopende aard en omvang. De ontsluiting van het bedrijventerrein vindt plaats via de provinciale weg N267, de Heesbeenseweg, de Nieuwe Maasdijk en de Grotestraat. In het oosten van het gebied ligt het kleinste Joodse kerkhof van Nederland. Op het bedrijventerrein komen bedrijven voor uit de milieucategorieën 2,3 en 4. Daarnaast bevinden zich enkele bedrijfswoningen op het terrein.


afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0015.jpg"

Ligging bedrijventerrein Heesbeen

3.2 Ontstaansgeschiedenis

Niet alle bebouwing is uit eenzelfde tijdperk. Om een beter beeld te geven van het karakter van het bedrijventerrein en het plangebied als geheel, geeft deze paragraaf inzicht in de geschiedenis en de gevolgen daarvan.


Historische groei

Het plangebied is in wezen in drie gebieden op te delen;

1. De Bergsche Maas
2. De woningen, bedrijven en boerderijen aan de Voorstraat
3. Het bedrijventerrein zelf


Hieronder een overzicht van kaarten en luchtfoto's tussen 1969 en nu.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0016.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0017.png"  
1969   1981  

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0018.png"  

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0019.png"
 
1988   1989  
afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0020.png"  
1996  

Bergsche Maas

Hoewel al gegraven rond de eeuwwisseling van de 19e eeuw, is de huidige ligging van de rivier bij Heusden iets van de jaren '70. De rivier lag tot de verlegging direct ten noorden van de gebouwen van Jonker Fris. De huidige landtong en de uiterwaarden ten noorden van de dijk waren nog niet aanwezig. Door de werkzaamheden ontstond meer ruimte voor de rivier en daarmee ook voor de bescherming van het achterland. Daarnaast ontstonden hierdoor uitbreidingsmogelijkheden voor Jonker Fris en konden er binnenhavens aangelegd worden voor de pleziervaart en het bedrijventerrein Bakkersdam.

Voorstraat

De Voorstraat is samen met de dijk en de Grotestraat een van de cultuurhistorische, stedenbouwkundige elementen. Voordat het dorp Heesbeen en de Voorstraat (toen nog de Achterstraat geheten) doorsneden werden door de N267, waren er aan de straat al meerdere gebouwen aanwezig. Samen met de bebouwing van Jonker Fris vormden zij de enige bebouwing in het plangebied van het bestemmingsplan. In latere jaren is die bebouwing nog aangevuld met enkele kleine bedrijven aan de westzijde en het dorpshuis en het bedrijfspand van VMG Groep aan de oostzijde. De woningen (nrs. 2, 6, 8, 10 en 12A) en het voormalige agrarische bedrijf (nr. 4) aan de Voorstraat zijn als zodanig bestemd in het bestemmingsplan Heesbeen uit 1990.

Bedrijventerrein

Zoals bij de meeste bebouwde delen binnen de gemeente Heusden het geval is, is de ontwikkeling van bedrijventerrein Heesbeen redelijk recent. Vanaf de jaren '70 en '80 begon de bebouwing echt vorm te krijgen. Het oostelijke deel van de Industrieweg stamt uit die tijd, evenals de bedrijfsgebouwen en –woningen daar en aan de Grotestraat. Bedrijvigheid was – met uitzondering van Jonker Fris – nog kleinschalig. Tussen de bedrijven en woningen is nog veel lege ruimte.

Eind jaren '80 legt de toenmalige gemeente Heusden de westelijke poot van de Industrieweg aan, waardoor fysiek definitief gekozen wordt voor het bedrijventerrein. De bedrijven volgen snel. 10 Jaar later is veel van de huidige bebouwing gebouwd. De lege plekken die nog resteerden zijn later nog opgevuld (Industrieweg 8A t/m 8M).

De ontwikkeling van het bedrijventerrein is uitvoerig onderbouwd in het bestemmingsplan 'Industrieterreinen Heusden' uit 1981. Destijds is ingezet op een vergroting van de diversiteit van bedrijvigheid op het terrein, zowel in functie als in afmetingen (meer kleine bedrijven). Er waren een paar grote bedrijven. Dat is zowel een kracht als een zwakte, vooral voor het eventueel verdwijnen van werkgelegenheid. Daarom het streven naar een meer divers bedrijvenbestand. In die opzet is het terrein geslaagd. Twintig jaar later is met een nieuw bestemmingsplan op enkele plaatsen het bouwvlak voor de bedrijvigheid vergroot.

3.3 Functionele beschrijving

3.3.1 Functiemenging

De organische, maar snelle groei van het aantal bedrijfspercelen binnen het plangebied heeft geresulteerd in de kenmerkende mate van functiemenging op het terrein. Niet al die aanwezige functies zouden in de huidige tijd gesitueerd worden als in Heesbeen het geval is. Zo worden woningen en bedrijven bijvoorbeeld nog maar zelden naast elkaar gebouwd. Toendertijd is om de woningen aan de Voorstraat het bedrijventerrein aangelegd. De raad moet daarom rekening houden met de beperkingen die de woningen opleggen (milieurichtafstanden). Hoe dichter bij de woningen, hoe lager de milieucategorie kan zijn. Sommige bedrijven met een activiteit in een hogere milieucategorie zijn al jaren aanwezig. Vaak dichtbij woningen. Voor die bedrijven is een passende regeling nodig. Sanering van de bedrijvenlocaties is onwenselijk en excessief. Het doet geen recht aan bestaande rechten en mogelijkheden. Bovendien is een alternatieve functie voor de locatie niet zonder meer gevonden.

3.3.2 Woningen

Wonen op een bedrijventerrein levert doorgaans conflicten op met de aanwezige bedrijfsactiviteiten. Wetgeving op het gebied van milieu en beleid op het gebied van ruimtelijke ordening is erop gericht een bepaalde afstand aan te houden tussen gevoelige functies als wonen en (potentieel) hinderlijke activiteiten zoals bepaalde vormen van bedrijvigheid. Daarom is de keuze gemaakt om een onderscheid aan te brengen in bedrijfswoningen en burgerwoningen. Rond burgerwoningen zal de milieuzonering worden toegepast, rond bedrijfswoningen zal dit niet het geval zijn. Het toestaan van burgerwoningen past ook niet binnen de wens van provincie en gemeente om zuinig om te gaan met de ruimte op bestaande bedrijfsterreinen.

Bewoners van bedrijfswoningen hebben zich bewust gevestigd op het bedrijventerrein, wetende dat hierbij hinder door bedrijven kan optreden. De bouw van bedrijfswoningen is toegestaan op grond van de vigerende bestemmingsplannen. Het zou onrechtvaardig zijn om bedrijven te beperken in de bedrijfsvoering vanwege een bedrijfswoning die op eerder of later moment op het bedrijventerrein is of wordt gevestigd en waarop het betrokken bedrijf geen invloed kan of kon uitoefenen. Tegelijkertijd is de gemeente zich ervan bewust dat moet worden voorkomen dat meer bewoners van bedrijfswoningen worden gehinderd, dan wel meer bedrijven worden beperkt in de bedrijfsvoering. Dat komt doordat in het kader van de milieuvergunningverlening (dus los van de milieuzonering op basis van dit bestemmingsplan) een woning beperkingen kan opleveren voor de bedrijfsvoering van een naastgelegen bedrijf.

De nieuwvestiging van bedrijfswoningen is naar de mening van de gemeente in principe dan ook ongewenst. Daarbij speelt eveneens een rol dat bedrijfswoningen niet meer als passend op het bedrijventerrein worden gezien. In dit bestemmingsplan zal de nieuwvestiging van bedrijfswoningen worden uitgesloten. De bestaande bedrijfswoningen worden gehandhaafd en aangegeven op de verbeelding. Voor zover blijkt dat de bedrijfswoning niet langer als zodanig wordt gebruikt, kan de gemeente de aanduiding bedrijfswoning van de kaart verwijderen, waarmee het gebruik als woning niet langer is toegestaan. Ook als de bedrijfswoning duurzaam aan de functie wonen wordt onttrokken, bijvoorbeeld door het in gebruik te nemen als kantoor, zal de aanduiding 'bedrijfswoning' van de locatie verwijderd worden.

Bij enkele bedrijfswoningen hebben de (toenmalige) eigenaren in het verleden de bedrijven afgesplitst en verkocht of is het bedrijfsgebruik gestaakt. Daardoor zijn de woningen sinds lange tijd in gebruik als burgerwoning. Op de percelen zijn geen bedrijven aanwezig, maar de percelen hebben nog wel een bedrijfsbestemming. De woningen hebben de aanduiding 'bedrijfswoning'. Conform de geldende bestemming mogen de eigenaren de woningen dus alleen als bedrijfswoning (of als bedrijfsgebouw) gebruiken. De vraag rijst dus of en in hoeverre deze burgerbewoningen legaal zijn. Archiefstudie wijst uit dat de woningen legaal bewoond worden. Dat komt doordat de burgerbewoning al lange tijd plaatsvindt. Zelfs zo lang, dat zij onder het overgangsrecht vallen van het voorgaande bestemmingsplan. Handhaving is dus niet meer mogelijk. Het bestemmingsplan moet daarom voorzien in een passende regeling of het gebruik moet tenietgedaan worden (aankoop of onteigening door gemeente). Voor dit laatste zijn geen middelen beschikbaar. Het vraagstuk is hoe de raad de woningen positief kan bestemmen. Vanuit milieuregelgeving en vanuit de gedachte van een goede ruimtelijke ordening is het ongewenst een woonbestemming op te nemen. Niet alleen liggen de woningen binnen de richtafstanden van bedrijven, ze zijn ook gelegen binnen de grenzen van een geluidgezoneerd industrieterrein. Er is daarom gekozen voor deze woningen een uitsterfregeling op te nemen. Dit wil zeggen dat het gebruik ten behoeve van burgerbewoning is toegestaan tot het moment dat dit gebruik meer dan een jaar is gestaakt.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • geen nieuwvestiging van bedrijfswoningen;
  • bestaande legaal aanwezige bedrijfswoningen hebben een aanduiding 'bedrijfswoning' gekregen;
  • bedrijfswoningen die in gebruik zijn als burgerwoning, zijn daarnaast voorzien van een aanduiding 'wonen';
  • een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de aanduidingen 'bedrijfswoning' en/of 'wonen' te verwijderen;
  • legaal aanwezige burgerwoningen zijn bestemd als 'Wonen'.
3.3.3 Detailhandel en maatschappelijke functies

Het huidige vestigingsbeleid in de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is voor een belangrijk deel gebaseerd op de Handleiding voor ruimtelijke plannen, Beleidsbrief bedrijventerreinen, zelfstandige kantoorvestigingen, detailhandel en voorzieningen (Provincie Noord-Brabant, vastgesteld 20 juli 2004). Dit beleid is ook de afgelopen jaren als leidraad gebruikt in de dagelijkse praktijk van de gemeente Heusden. Dit is ook de reden dat deze handleiding, voor zover dit past binnen de verordening ruimte, is gebruikt als basis voor de uitwerking van het vestigingsbeleid op bedrijventerreinen in de gemeente Heusden.

Internetbedrijf op bedrijventerrein

  • Het bedrijf verhandelt uitsluitend goederen aan particulieren door middel van 'indirect contact' met deze particulieren. Onder indirect contact worden contacten verstaan die uitsluitend verlopen via post, fax, telefoon, e-mail of het internet.
  • Het bedrijf verzendt uitsluitend goederen per post, dan wel bezorgt de goederen aan huis.
  • Een afhaalruimte/servicepunt van goederen van maximaal 100 m² is toegestaan.
  • Uitstalling ten verkoop evenals een toonzaal zijn niet toegestaan.

Het pand heeft geen uitstraling als winkelpand, maar oogt als een magazijn c.q. opslag van goederen, hetgeen feitelijk ook het geval is. Reclameuitingen zijn hier op afgestemd. Tevens is de reclame afgestemd op de bedrijfsvoering, zoals tevens is verwoord in het gemeentelijke reclamebeleid. Het aanprijzen van de verkoop aan particulieren op locatie is verboden.

Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit

Detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomstenwervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd (productie, ambachtelijk of groothandelsactiviteit) qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit kan alleen op een gemengd bedrijventerrein plaatsvinden als het maximaal 15% van de omzet omvat.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
  • bestaande en vergunde legale andersoortige functies hebben op de verbeelding een aanduiding gekregen;
  • internetbedrijven zijn onder voorwaarden toegestaan;
  • detailhandel is als ondergeschikte nevenactiviteit bij bedrijven toegestaan.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheidsaspecten

In dit hoofdstuk komen de verschillende uitvoerbaarheidsaspecten aan bod.

4.1 Milieuzonering

In en rond de bedrijventerreinen wordt zowel gewoond als gewerkt. Het voorkomen van beide functies naast elkaar kan problemen geven. Daarom wordt voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van bedrijvigheid in de nabijheid van woningen gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (geactualiseerde uitgave 2009). In deze uitgave is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven. Vervolgens wordt in de lijst op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, gevaar en verkeer) een indicatie gegeven van de richtafstanden tussen bedrijfstypen en het omgevingstype waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen. Er worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Categorie   Richtafstand (in meters) tot omgevingstype  
  Rustige woonwijk   Gemengd gebied  
1   10   0  
2   30   10  
3.1   50   30  
3.2   100   50  
4.1   200   100  
4.2   300   200  
5.1   500   300  
5.2   700   500  
5.3   1.000   700  

Op de bedrijventerreinen in onderhavig bestemmingsplan kunnen bedrijven zich vestigen die in de VNG-lijst zijn opgenomen in de milieucategorieën 2 tot en met 4.2, afhankelijk van de ligging ten opzichte van gevoelige functies, op basis van het geldende bestemmingsplan.

Rondom de omliggende gevoelige functies zijn buffers gelegd ter grootte van de verschillende richtafstanden. Dit is weergegeven in onderstaande afbeelding. Op basis hiervan zijn de maximaal toegestane milieucategorieën op de verbeelding opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0021.png"

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In onderhavig bestemmingsplan is een zonering toegepast, die is afgestemd op de zonering zoals die is toegepast in de geldende bestemmingsplannen en de Verordening ruimte Noord-Brabant 2014. Voor afstanden ten opzichte van gevoelige functies zijn de richtafstanden uit de VNG-lijst gebruikt voor hetomgevingstype 'rustige woonwijk'.

4.2 Geluid

Verkeerslawaai

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Ingeval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, dient binnen deze zone een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Voor dit bestemmingsplan worden ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Om die reden kan een akoestisch onderzoek achterwege blijven. Daarom kan worden geconcludeerd dat aan de eisen van de Wgh wordt voldaan.

Industrielawaai

In de Wet geluidhinder is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde krachtens de Wet milieubeheer aangewezen inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidszone moet zijn vastgesteld. Een geluidszone rondom een industrieterrein (dat gezoneerd is op basis van de Wet geluidhinder) is een in een bestemmingsplan vastgestelde lijn waarop de geluidsbijdrage van alle op het industrieterrein gelegen bedrijven gezamenlijk niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Met deze zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel lawaaimakers als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Lawaaimakers kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de lawaaimakers toe.

Bedrijventerrein Heesbeen is een gezoneerd terrein. De geluidszone voor Heesbeen en Bakkersdam is vastgelegd bij Koninklijk Besluit op 26 september 1990. Buiten deze geluidszone mag de geluidsbelasting door industrielawaai niet meer bedragen dan 50 dB (A), de voorkeursgrenswaarde industrielawaai. De ligging van de geluidszone is in onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0022.png"

Zonekaart Heesbeen Bakkersdam 1990

In de regels van het nieuwe bestemmingsplan zijn nieuwe voor geluid gevoelige objecten uitgesloten.

De huidige geluidszone is beperkend voor de bestaande en toekomstige bedrijfsactiviteiten. Met inachtneming van de Wet geluidhinder kan de geluidszonering worden gewijzigd. Bij een nieuwe berekening kan door het verschuiven van enkele meetpunten in het buitengebied de ontwikkelingsruimte binnen het bedrijventerrein wellicht toenemen. De Crisis- en herstelwet is hierop niet van toepassing.

De bestaande zonering blijft vooralsnog van toepassing. Aanvragen voor omgevingsvergunningen worden mede getoetst aan deze geluidszone. Voor de tussenliggende periode heeft de provincie gevraagd om een geluidsreductieplan. Dit plan is opgesteld en vastgesteld (Gemeente Heusden, Geluidreductieplan industrieterrein Heesbeen-Bakkersdam, 23 oktober 2012).

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • In het bestemmingsplan zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningen besluit milieubeheer uitgesloten. Er worden geen nieuwe locaties aangewezen waar geluidzoneringsplichtige inrichtingen kunnen worden gerealiseerd.
  • De geluidszone is niet opgenomen in het bestemmingsplan, maar blijft wel van kracht.

4.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan regelt ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen geen nieuwe ontwikkelingen die leiden tot een substantiële toename van het verkeer. De verwachting is dat er in de toekomst geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen zal plaatsvinden. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

4.4 Bodem

In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Binnen het plangebied zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit in het plangebied varieert per locatie. De meeste bodemonderzoeken zijn te oud om een juiste uitspraak te doen over de kwaliteit van de bodem.

Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied is verontreinigd, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden in overeenstemming met de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan. Op het perceel Voorstraat 4 heeft een functiewijziging naar Wonen plaatsgevonden. Hiervoor is bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 1.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het (externe) veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van industriële activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat er te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. In dat kader zijn vier onderwerpen van belang:

  • bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • bedrijven die op grond van overige milieuwetgeving afstandsnormen voor veiligheid bezitten, zoals het Vuurwerkbesluit of het Activiteitenbesluit (bijvoorbeeld propaantanks);
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water;
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Op de risicokaart (www.risicokaart.nl) is af te lezen welke aspecten in het kader van externe veiligheid van belang kunnen zijn. Voor het bedrijventerrein Heesbeen zijn op de risicokaart geen aspecten die nadere aandacht nodig hebben, af te lezen.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Tevens bevinden zich geen bedrijven in of nabij het plangebied. Ook vindt hier geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Verder onderzoek naar externe veiligheid is niet noodzakelijk.

Het vestigen van Bevi-bedrijven is bij recht uitgesloten, maar met een wijzigingsbevoegdheid wel toegestaan.

4.6 Archeologie

In de Monumentenwet 1988 is de bescherming van het archeologisch erfgoed geregeld (conform het Verdrag van Malta en het Verdrag van Valletta). Deze wet verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld.

Voor de gemeenten Haaren, Heusden, Loon op Zand en Vught is een gemeentelijke Archeologische waarden- en verwachtingenkaart en een Archeologische beleidsadvieskaart opgesteld (Vestigia, rapportnr. V834).

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0023.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0024.png"

Het plangebied is grotendeels gewaardeerd met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Veel van de gronden zijn inmiddels verstoord door bebouwing en leidingstelsels. In een reeds intensief bebouwd gebied is bescherming van archeologische waarde niet doelmatig te reguleren.

Er is geen archeologische dubbelbestemming opgelegd op de bestemmingsvlakken Bedrijf, Wonen (Tuin) en Maatschappelijk - Begraafplaats aangezien de kans daar aanzienlijk is dat deze gronden reeds verstoord zijn. De ondergrond is reeds geroerd ten tijde van het oprichten van de gebouwen en bouwwerken en daarmee is de kans op het aantreffen van archeologische resten zeer klein. Om die reden is geen dubbelbestemming opgenomen voor de gebieden die reeds een intensieve bebouwing toe laten op basis van het vigerende bestemmingsplan.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Voor de bescherming van mogelijke archeologische waarden, waarbij de ondergrond nog niet geroerd is, is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen.

4.7 Cultuurhistorie

Beschermd Stadsgezicht

Op 21 augustus 1972 is Heusden-Vesting met de omringende vestinggordel, ingeschreven in het register beschermde stads- en dorpsgezichten. Gelet op artikel 36 van de Monumentenwet 1988 is de gemeente verplicht voor het aangewezen gebied een beschermend bestemmingsplan op te stellen.

Delen van het beschermd stadsgezicht liggen binnen het plangebied van het op te stellen bestemmingsplan voor bedrijventerrein Heesbeen. Het betreft de zuidwestelijke hoek van de Stapelloophaven en een zone aan de zuidkant van het plangebied (parkeerplaats en het westelijke gedeelte van de voormalige vuilstort).

In beschermde stadsgezichten is het op grond van de Monumentenwet verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk). Ook ten aanzien van bouwen en gebruik van de grond, is het uitgangspunt dat de cultuurhistorische waarden binnen het beschermd stadsgezicht voldoende in stand gehouden moeten worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0025.png"

De grens van het beschermd stadsgezicht, zoals weergegeven op de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht


In het bestemmingsplan Heusden-Vesting is een dubbelbestemming opgenomen voor het beschermd stadsgezicht. Hierin worden regels gesteld aan de bebouwing binnen het stadsgezicht (kapvorm, dakhelling en materiaalvoorschriften voor gevels en daken). Daarnaast is er een vergunningsplicht voor het slopen van bouwwerken en voor het uitvoeren van werkzaamheden of werken, geen gebouwen zijnde, om te voorkomen dat cultuurhistorische waarden worden aangetast.

Een vergunningsplicht voor het slopen is in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Heesbeen niet noodzakelijk, aangezien er geen bebouwing met cultuurhistorische waarden voorkomt binnen het gedeelte van het plangebied dat behoort tot het beschermde stadsgezicht. Daarom is voor voorliggend bestemmingsplan aangesloten bij de regeling in de bestemmingsplannen Buitengebied en Herpt. Hierin mogen binnen het beschermde stadsgezicht geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij de bebouwing specifiek is toegestaan in andere voor die gronden geldende bestemmingsregels (bijvoorbeeld in de bestemming 'water').

Bovendien geldt binnen de genoemde bestemmingsplannen een vergunningsplicht voor een aantal werken en werkzaamheden, waaronder:

  • het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld wordt gewijzigd;
  • het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  • het verwijderen of aanplanten van bos- natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas;
  • het verwijderen van perceelsindelingen;
  • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.

De vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van het cultuurhistorische karakter van de vestingstad Heusden.

Ook bebouwing die wordt opgericht buiten de begrenzing van het beschermd stadsgezicht kan van invloed zijn op (de beleving van) de cultuurhistorische waarden binnen het stadsgezicht.

Cultuurhistorische waardenkaart

Op de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart zijn de volgende aanduidingen opgenomen binnen het plangebied Heesbeen:

  • Begraafplaats heeft middelhoge cultuurhistorische waarde
  • Nieuwe Maasdijk heeft hoge cultuurhistorische waarde
  • Grotestraat heeft middelhoge cultuurhistorische waarde
  • Voorstraat heeft middelhoge cultuurhistorische waarde

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0026.jpg"

Cultuurhistorische waarden- en beleidskaart, Cultuurhistoriekaart Heusden

De bovenstaande elementen hebben geen aanvullende bescherming nodig.


Binnen de gemeente is er geen vastgestelde lijst met monumentale bomen. De bomen die op de cultuurhistorische kaart zijn aangegeven vallen ook niet binnen een groenstructuur van het groenstructuurplan. Er is dan ook geen verplichting om de groene punten als te beschermen bomen op te nemen in het bestemmingsplan. Dit is in voorliggend bestemmingsplan dan ook niet aangeduid.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Voor het beschermd stadsgezicht is een dubbelbestemming opgenomen.

4.8 Waterparagraaf

Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland moet zijn gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. In de nota is onder meer aangegeven dat stedelijk water meer aandacht moet krijgen. Volgens de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (2000) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'vasthouden-bergen-afvoeren' staat hierbij centraal. Ook in stedelijke uitbreidingen dient daarom het overtollige hemelwater beter te worden vastgehouden. Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, per 1 juli 2008 verankerd in art. 3.1.6 lid 1 sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De watertoets is een overlegverplichting tussen initiatiefnemer en waterbeheerder(s) en geldt onder andere voor het vaststellen van een bestemmingsplan, of een wijzigings- en uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a en b Wro. De watertoets omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten.

Het plangebied valt volledig binnen het beheersgebied van Waterschap Aa en Maas. Hiervoor geldt het beheersplan 2010-2015 en de acht beleidsuitgangspunten voor de watertoets. Het Waterschap Aa en Maas en De Dommel en de betreffende gemeenten, waaronder gemeente Heusden hebben een Waterplan opgesteld op basis van de Europese Kaderrichtlijn Water, de 4e Nota Waterhuishouding, Nota Waterbeheer 21e eeuw, het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Wet gemeentelijke watertaken. De gemeente is verantwoordelijk voor hemelwater, grondwater en afvalwater.

Het waterplan is kaderstellend en hierin zijn zeven doelen geformuleerd:

  • veerkrachtige duurzame (grond)watersysteem in 2015;
  • optimaal functionerende waterketen in 2015;
  • effectieve waterorganisatie;
  • veilig en gezond watersysteem;
  • optimale recreatie en educatie;
  • water als ordenend principe;
  • maximaal ontwikkeld waterbewustzijn en communicatie.

Het onderhavige plangebied heeft betrekking op bestaand stedelijk gebied. Er zullen geen ingrijpende veranderingen in het waterhuishoudingsysteem als gevolg van dit bestemmingsplan plaatsvinden.

Beleidslijn grote rivieren
Doelstelling van de Beleidslijn grote rivieren (Bgr) is de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

Het afwegingskader in de beleidslijn is bedoeld om te kunnen beoordelen of activiteiten kunnen plaatsvinden in het rivierbed, en zo ja, onder welke voorwaarden. De beleidslijn gaat uit van een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoog water voor activiteiten in het rivierbed.

Er wordt in de beleidslijn onderscheid gemaakt tussen een 'stroomvoerend' regime en een 'bergend' regime. Voor het plangebied geldt het stroomvoerend regime.


afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0027.png"

Uitsnede kaartbeeld Beleidslijn Grote Rivieren


In delen van het rivierbed waarvoor het stroomvoerend regime geldt, zijn in principe alleen specifiek omschreven riviergebonden activiteiten toegestaan (ja, mits). Deze activiteiten dienen te voldoen aan rivierkundige voorwaarden.

Niet-riviergebonden activiteiten zijn niet toegestaan. Alleen onder specifieke criteria zijn uitzonderingen mogelijk (nee, tenzij). Dit houdt in dat er stringente beperkingen gelden voor de uitbreiding van bestaande niet-riviergebonden activiteiten. Er geldt onder andere dat de oppervlakte van bebouwing, onder voorwaarden, eenmalig met niet meer dan 10% mag toenemen. Nieuwe niet-riviergebonden activiteiten zijn binnen dit regime alleen mogelijk als sprake is van het hergebruiken van bestaande gebouwen of als met rivierverruimingsmaatregelen per saldo meer ruimte voor de rivier wordt geboden.

Oppervlaktewater

Voor een bescherming van watergangen beschikt het waterschap over een Keur oppervlaktewater. Bescherming door middel van het bestemmingsplan wordt als een complementaire aanvulling van de keur gezien. Het bestemmen als 'Water' van de oppervlaktewateren in het bestemmingsplan biedt als voordeel dat belangen en eventuele beperkingen eerder en beter in beeld zijn. Belangrijke watergangen dienen door middel van het bestemmingsplan te worden beschermd. Dit geldt met name voor de primaire of hoofdwaterlopen, ook wel leggerwatergangen genoemd. Ontwikkelingen die een negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit en de natuurdoelstelling van voornoemde watergangen zijn in het plangebied (aanleg) vergunningplichtig, zoals het bouwen en het uitvoeren van tal van werken en werkzaamheden (vergraven, egaliseren, dempen enzovoort).

Riolering

Op basis van het activiteitenbesluit wordt hemelwater van bedrijven in situaties van ver- en nieuwbouw niet meer op het gemeentelijk vuilwaterriool geaccepteerd. Het oppervlaktewater in de directe omgeving kan het water niet aan. Het betreffende hemelwater zal door het bedrijf zelf worden verwerkt.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het waterschap Aa en Maas benoemt de volgende uitgangspunten voor de watertoets:

  • 1. Voorkomen van verontreiniging
  • 2. Wateroverlastvrij bestemmen
  • 3. Hydrologisch neutraal Ontwikkelen (HNO)
  • 4. Vuil water en hemelwater scheiden
  • 5. Hergebruik > infiltratie > buffering > afvoer
  • 6. Waterschapsbelangen
  • 7. Meervoudig ruimtegebruik
  • 8. Water als kans

Zoals reeds aangegeven betreft het hier een conserverend bestemmingsplan. Bij nieuwe bouwplannen geldt het principe van Hydrologisch neutraal ontwikkelen: de nieuwe watersituatie moet minimaal gelijk blijven aan de uitgangssituatie.

Voor het overige zijn de waterschapsbelangen als volgt vertaald in het plan:

  • Er is een dubbelbestemming Waterstaat - Stroomvoerend Regime opgenomen conform de regels van het Barro;
  • Er is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de Waterkering;
  • Er is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de riooltransportleiding;
  • De leggerwatergangen zijn bestemd als Water;
  • Water en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn in alle bestemmingen toegestaan.

4.9 Natuur

De natuurwaarden worden op twee wijzen beschermd: middels de soortenbescherming (Flora- en faunawet) en middels de gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet 1998).

Volgens de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde planten te verwijderen of te beschadigen, beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen of opzettelijk te verontrusten en voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen. Voor de uitvoering van alle ruimtelijke plannen moet worden onderzocht welke natuurwaarden aanwezig zijn en of verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zullen worden overtreden.

De beschermde gebieden bestaan uit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de Natura 2000-gebieden (de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden) en beschermde Natuurmonumenten, voorheen de Staatsnatuurmonumenten en beschermde Natuurmonumenten.

De Bergsche Maas is aangeduid als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Volgens het Natuurbeheersplan van de provincie is er sprake van het beheerstype 'Rivier (N02.01)'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPbedrijven9-VG02_0028.png"

Uitsnede natuurbeheerplan 2012 - 2013


Het nieuwe regeerakkoord bevat een aantal keuzes die direct invloed hebben op de uitvoering van de plannen voor de ecologische hoofdstructuur. De regering geeft aan deze te willen herijken. Ook bezuinigt het kabinet fors op het budget voor natuurontwikkeling. Dit heeft direct effect op de provinciale budgetten voor de ecologische hoofdstructuur. Momenteel is niet duidelijk hoe het nieuwe beleid precies zal uitwerken.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Er hoeft geen flora- en faunaonderzoek te worden verricht, aangezien in het bestemmingsplan geen nieuwe bouwmogelijkheden zijn opgenomen anders dan in de gelden plannen al voorzien waren.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wro in werking getreden. Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Heesbeen van de gemeente Heusden voldoet aan de vereisten die de wet aan het bestemmingsplan stelt. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling Standaarden ruimtelijke ordening 2012.

5.2 Toelichting op de regels

Het hoofdstuk inleidende regels omvat de artikelen met betrekking tot de 'begrippen' en de 'wijze van meten'. In artikel 1 'begrippen' worden begrippen uit de planregels verklaard. In artikel 2 'wijze van meten' wordt beschreven hoe de maatvoering (bijvoorbeeld de goothoogte en de bouwhoogte) moet worden gemeten. In de bestemmingsregels worden de regels voor de verschillende bestemmingen beschreven. In het plan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Bedrijf.
  • Gemengd.
  • Groen.
  • Maatschappelijk - Begraafplaats
  • Verkeer.
  • Verkeer - Verblijfsgebied.
  • Water.
  • Wonen.

Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' omvat een groot deel van de gronden van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Heesbeen'. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 2 t/m 4.2. Op de verbeelding is aangegeven waar welke milieucategorie is toegestaan. De toegestane milieucategorieën zijn opgenomen op basis van de afstand ten opzichte van gevoelige functies.

Bestaande bedrijven met een hogere milieucategorie en specifieke activiteiten zoals dierenkliniek en tankstation zijn specifiek aangeduid.

Naast het gebruik zijn ook regels omtrent het bouwen opgenomen. Zo zijn bouwvlakken opgenomen om de ligging van gebouwen vast te leggen en zijn de maximale toegestane hoogte en bebouwingspercentage van het bouwperceel op de verbeelding aangegeven.

Gemengd

Deze gronden zijn onder andere bestemd voor bedrijven in de milieucategorie 1 en 2, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en nutsvoorzieningen. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat deze uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. Er zijn regels opgenomen voor het bouwen van hoofdgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Groen

De bestaande groenstructuur is als zodanig bestemd. Binnen de groenbestemming zijn onder andere groenvoorzieningen, bermen, beplanting en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan, alsmede bruggen en duikers. Ten aanzien van informatiezuilen is een maximale hoogte van 2 m opgenomen, voor kunstobjecten bedraagt deze 10 m, voor lichtmasten 8 m en geluidwerende voorzieningen zijn tot een maximale hoogte van 8 m toegestaan.

Maatschappelijk - Begraafplaats

De bestaande begraafplaats heeft een specifieke maatschappelijke bestemming gekregen, namelijk de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats'. De gronden binnen deze bestemming zijn bedoeld voor een begraafplaats, groenvoorzieningen, bermen en beplantingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen.

Verkeer

De in het plangebied gelegen wegen zijn ondergebracht binnen de bestemming Verkeer. Ook erftoeganswegen, fiets- en voetpaden bevinden zich binnen deze bestemming. Binnen de bestemming zijn naast wegen ook diverse ten dienste van de wegen behorende voorzieningen toegestaan, zoals kunstobjecten, informatiezuilen, nutsvoorzieningen e.d.

Water

Voor de bestaande waterstructuren is de bestemming 'Water' opgenomen.

Wonen en tuin

De bestemming 'Wonen' is bedoeld voor wonen, aan huis verbonden beroep of bedrijf, tuinen, erven en verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De voorgevel van het hoofdgebouw dient gesitueerd te zijn in de voorgevelrooilijn. De bijbehorende goot- en bouwhoogte is 7 m respectievelijk 11 m.

Dubbelbestemmingen

In het bestemmingsplan zijn tevens de volgende dubbelbestemmingen opgenomen, die zorg dragen voor de onderliggende functies en waarden:

  • Leiding - Water
  • Waarde - Archeologie 2.
  • Waarde - Beschermd Stadsgezicht.
  • Waterstaat - Stroomvoerend regime.
  • Waterstaat - Waterkering.

Parkeren

Op 1 november 2014 is de AMvB "Quick wins" en op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 van kracht geworden. De Reparatiewet wijzigt enkele bepalingen in de Woningwet. Dit komt er op neer dat de stedenbouwkundige bepalingen uit de gemeentelijke bouwverordeningen niet meer van toepassing zijn op nieuw vast te stellen bestemmingsplannen (of beheersverordeningen) en volledig vervallen op 1 juli 2018. De stedenbouwkundige bepalingen worden geschrapt omdat de wetgever er vanuit gaat dat hierin wordt voorzien in de bestemmingsplannen en beheersverordeningen. De AMvB wijzigt artikel 3.1.2 (lid 2) van het Besluit ruimtelijke ordening. Hiermee is expliciet vastgelegd dat een bestemmingsplan regels mag bevatten die betrekking hebben op een bevoegdheid waarvan uitoefening afhankelijk is gesteld van beleidsregels.


Bovenstaande heeft tot gevolg dat een verwijziging naar de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening, zoals nu gebruikelijk in bestemmingsplannen, zinloos is geworden. Het bestemmingsplan zal daarom nu zelf moeten voorzien in parkeerregels als de gemeente haar gemeentelijk parkeerbeleid wil blijven effectueren.


Gezien het nieuwe artikel 3.1.2 Bro bestaat de mogelijkheid om middels algemene regels in het bestemmingsplan de parkeerbehoefte te kunnen sturen. Hiertoe is in de bestemmingen Bedrijf en Gemengd een gebruiksregel opgenomen.


De vraag hoe wordt bepaald of er sprake is van 'voldoende parkeergelegenheid' zal worden beantwoord in het parkeerbeleid dat de gemeente momenteel opstelt. Totdat dit beleid is vastgesteld wordt uitgegaan van de meest actuele CROW-publicatie (ten tijde van de opstelling van dit plan is dat publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie').


Op deze wijze wordt ten aanzien van de hiervoor genoemde punten een duidelijk houvast geboden voor het beoordelen van aanvragen van een omgevingsvergunning.

Algemene regels

In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.

Anti-dubbeltelregel

Het artikel 'Anti-dubbeltelregel' bevat bepalingen om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Deze bepaling met deze formulering is verplicht gesteld in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening).

Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels geregeld die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders.

Algemene gebruiksregels

In deze bepalingen zijn enkele gebruiksvormen aangegeven, die in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt. Het gebruiksverbod zelf is geregeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Algemene aanduidingsregels

In voorliggend plan is de aanduiding 'overige zone - schootsvelden' opgenomen.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is in aanvulling op afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene mogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken.

Procedureregels

Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen bij toepassing van de in dit plan opgenomen bevoegdheden tot het verlenen van een afwijking bij een omgevingsvergunning en het stellen van nadere eisen. De procedureregels vloeien voort uit de bepaling in artikel 3.6, lid 5 Wro: 'belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen omtrent een voorgenomen afwijking bij een omgevingsvergunning of nadere eis naar voren te brengen'.

Overgangs- en slotregels

In de overgangsbepalingen is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik die al bestond bij het opstellen van het plan, maar die strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of dit strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. Deze bepalingen met deze formulering zijn verplicht gesteld in het Bro.

In de slotbepaling is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Handhaving

Bij het opstellen van een bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen speelt handhaving een belangrijke rol. Een goed bestemmingsplan kenmerkt zich niet alleen door middel van een goede beheerslaag en ontwikkelingsmogelijkheden maar ook door middel van heldere regels en concreet gemeentelijk handhavingsbeleid.

Handhaving van bestaande regels is ook van steeds groter belang. Hierbij wordt de praktijk van gedogen steeds vaker omgezet naar minder regels met een betere handhaving. Om deze reden is het noodzakelijk de bestaande situatie in het plangebied goed te inventariseren. Deze gegevens zijn, naast de geldende rechten op grond van vigerende bestemmingsplannen een belangrijke onderlegger geweest voor het bestemmingsplan.

Het strikt handhaven van vergunningen, regels en procedures geeft duidelijkheid en maakt de samenleving veiliger. Het gedogen moet worden tegengegaan. |Er is getracht overbodige regels en onduidelijke regelgeving daarom zoveel mogelijk achterwege te laten.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 is de Wro inwerking getreden met daarin opgenomen een afdeling omtrent grondexploitatie, afdeling 6.4. Het doel van deze afdeling is om de mogelijkheden voor gemeentebesturen om kosten te verhalen, eisen te stellen aan de inrichting, de kwaliteit of de realisatie van bouwlocaties te verbeteren. Dit brengt met zich mee dat de gemeente bij de vaststelling van het bestemmingsplan, een wijziging als bedoelt in artikel 3.6 lid 1 Wro, een projectbesluit of een beheersverordening kosten moet verhalen. Deze verplichting is vastgelegd in artikel 6.12 Wro.

Bouwplan

In artikel 6.12 Wro is bepaald dat een exploitatieplan vastgesteld dient te worden voor gronden waarvoor men voornemens is een bouwplan op te stellen. In artikel 6.2.1 Bro is het bouwplan gedefinieerd. De nieuwbouw of uitbreiding van een woning of een hoofdgebouw zijn onder meer bouwplannen.

Nieuwe hoofdgebouwen

In dit bestemmingsplan worden mogelijkheden geboden om bedrijfsgebouwen te vergroten. Door het vergroten kunnen nieuwe hoofdgebouwen gerealiseerd worden. Gezien het voorgaande zijn ook hoofdgebouwen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro. In de Nota van toelichting bij het Besluit ruimtelijke ordening wordt gesteld dat de eerste bouwaanvraag, die tot gevolg heeft dat het perceel in gebruik wordt genomen, wordt aangemerkt als de aanvraag voor een hoofdgebouw. Dat er in een later stadium op hetzelfde perceel nog een gebouw wordt gebouwd dat zal fungeren als hoofdgebouw, doet niet ter zake. De exploitatiebijdrage voor het kostenverhaal dient te worden verbonden aan de eerste bouwaanvraag, dus als het bouwperceel in gebruik wordt genomen. Dit heeft tot gevolg dat voor bouwmogelijkheden die ontstaan doordat bouwpercelen vergroot worden, geen kostenverhaal nodig is. Er worden immers geen nieuwe bouwpercelen gerealiseerd. Deze gebouwen zijn niet aan te merken als hoofdgebouwen in de zin van artikel 6.2.1 Bro.

Overige ontwikkelingen

Overige ontwikkelingen die zich voordoen in het plangebied zullen uitsluitend onder de wijzigingsbevoegdheden vallen. Uit het voorgaande blijkt dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan nog niet hoeft vast te staan dat deze kosten worden verhaald. Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden zal eerst worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen.

Conclusie

Voor het Bestemmingsplan bedrijventerrein Heesbeen is het niet nodig om een exploitatieplan op te stellen. De te verhalen kosten zijn anderszins verzekerd of de bouwmogelijkheden zijn niet aan te merken als een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro.

6.3 Planschade

Bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn de risico's op planschade voorafgaand ingeschat. Als een belanghebbende door het nieuwe bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, kan hij bij de gemeente 'planschade' claimen.

Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk een conserverend plan, waarin de bestaande rechten zoveel mogelijk zijn gerespecteerd. Daarnaast worden er vrijwel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen planschade te verwachten als gevolg van dit bestemmingsplan.

Bij iedere nieuwe aanvraag wordt bezien of er planschade mogelijk is. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap voor de planschadekosten moet opdraaien die gemaakt worden in het belang van de aanvrager.

6.4 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft voor eenieder ter inzage gelegen en is tevens in het kader van vooroverleg verzonden naar de overlegpartners. Naar aanleiding hiervan zijn 6 vooroverlegreacties en 15 inspraakreacties ontvangen. Voor de samenvatting en beantwoording van deze reacties wordt verwezen naar Bijlage 2 Nota inspraak en overleg. De wijzigingen die naar aanleiding van vooroverleg- en inspraakreacties zijn doorgevoerd en de ambtelijke wijzigingen zijn opgenomen in Bijlage 3 Nota van wijzigingen.