direct naar inhoud van Regels
Plan: Nieuwekampen 12-14 Vinkel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002552-1401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Nieuwekampen 12 – 14 te Vinkel met identificatienummer NL.IMRO.0796.0002552-1401 van de gemeente 's-Hertogenbosch.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.6 aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.7 agrarisch technisch bedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht, met uitzondering van mestbewerking;

1.8 agrarisch verwant bedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven gerelateerd aan het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming en bedrijfsvoering van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.11 bestaand
  • a. ten aanzien van bebouwing:

bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, waarvoor –indien vereist- de benodigde vergunning is verleend en voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, die vóór dat tijdstip is aangevraagd.

  • a. ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw

een (vrijstaand of aangebouwd) gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel in functioneel als in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijk hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 cultuurhistorische waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch- geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

1.23 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.24 extensief recreatief medegebruik

een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden.

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 huishouden

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, van ten hoogste twee verwanten of andere personen;
  • een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  • de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning.
1.27 landschappelijke inpassing

een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande danwel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten, zoals weergegeven in bijlage 1.

1.28 loon- en cultuurtechnisch bedrijf

een bedrijf dat in opdracht bepaalde werkzaamheden verricht op locatie(s) van opdrachtgevers en daarvoor landbouw-, grondverzet- en bosbouwmachines (met bijbehorende vakmensen) tegen betaling ter beschikking stelt al dan niet in combinatie met het leveren / afvoeren van hulp-, bouw-, grond-, of rest-/afvalstoffen of producten / goederen.

1.29 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.30 ondergeschikte detailhandel

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten.

1.31 opslag

op-/overslag en handelingen met bouw-, grond-, hulp- of reststoffen gerelateerd aan de bedrijfsvoering (niet zijnde dierlijke meststoffen of compostering).

1.32 peil

het horizontale vlak, zijnde de afgewerkte begane grondvloer.

Indien het schets- of bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dan wel een gebouw dat niet beschikt over een afgewerkte begane grondvloer, wordt als peil gehanteerd: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van waar het bouwwerk voornamelijk toegankelijk is dan wel de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwperceel;

1.33 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.34 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.35 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij de openbare weg, en het verlengde daarvan.

1.36 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden, een en andere met inbegrip van uit- en aanbouwen en overige inpandige ruimten zoals bergingen en garages.

1.37 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, poelen, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijke waarden, uitsluitend op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • d. verharde en onverharde paden, wegen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd;
  • b. op deze gronden mag niet ondergronds worden gebouwd.
3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden te gebruiken of in gebruik te geven voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  • b. Van strijdig gebruik is sprake indien de gronden niet binnen twee jaar, na onherroepelijke omgevingsvergunning bouwen binnen de bestemming Bedrijf, worden ingericht en in stand wordt gehouden.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.4.1 Werken werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende activiteiten uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het vergraven, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage.
  • c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand.
  • d. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt.
  • e. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen.
  • f. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
  • g. het verwijderen van onverharde wegen of paden.
  • h. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
3.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.4.1 vervatte is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen of;
  • b. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat moment geldende/aangevraagde vergunning.
3.4.3 Toelaatbaarheid

Het bevoegd gezag verleent de in lid 3.4.1 genoemde vergunning als vaststaat dat de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden en geen onevenredige nadelige gevolgen hebben voor de naast gelegen gebieden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch technisch en agrarisch verwant bedrijf ' uitsluitend een agrarisch technisch en agrarisch verwant bedrijf in de vorm van een loonwerk- en cultuurtechnisch bedrijf;
  • b. het maximaal aantal bedrijfswoningen zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeers- en groenvoorzieningen, opslag, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen, terreinen en dergelijke;
  • d. landschappelijke inpassing, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – landschappelijke inpassing’, zoals opgenomen in bijlage 1 van de planregels’;
  • e. opslag, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – opslag’;

en tevens voor:

  • a. aan huis gebonden beroepen en bed & breakfast in de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen, mits:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 3. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

met de daarbijbehorende:

  • a. verkeersvoorzieningen;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd;
  • b. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Nota Parkeernormering 2021'.
  • c. Als de beleidsregels als bedoeld onder c wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de specifieke aanduiding - bedrijfsgebouwen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 2.637 m²;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,6 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter.
4.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1 per bestemmingsvlak, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden';
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,6 meter;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  • f. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is tenminste 5 meter;
  • g. voor het bouwen van een kelder gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen bovengronds;
    • 2. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen als 1.
4.2.4 Bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen bij een bedrijfswoning zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingvlak;
  • b. bijgebouwen bij een bedrijfswoning dienen achter de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd op een afstand van maximaal 20 meter van de betreffende woning;
  • c. de oppervlakte aan vergunningsplichtige bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,3 meter;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,6 meter.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn, met uitzondering van erfafscheidingen, uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, met uitzondering van het bepaalde in sub c, ten hoogste 6 meter bedragen;
  • c. terrein- en erfafscheidingen mogen vanaf de voet gemeten maximaal 1 meter hoog zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels

4.4.1 Afwijken met betrekking tot erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 sub c met betrekking tot de voorgeschreven hoogtemaat voor erfafscheidingen bij bedrijfsgebouwen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de erfafscheiding dient transparant/een open constructie te zijn;
  • c. de bezonning en het uitzicht van naastgelegen bouwpercelen mogen niet onevenredig zwaar worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid mag niet worden aangetast;
  • e. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving mag niet worden aangetast.
4.5 Specifieke gebruiksregels

4.5.1 Algemeen

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg;
  • b. het opslaan van goederen voor de voorgevellijn;
  • c. het opslaan van stoffen welke leidden tot een onaanvaardbare geurhinder op nabij gelegen geurgevoelige objecten;
  • d. transportbewegingen van en naar de bedrijfslocatie met zware motorvoertuigen met een verbrandingsmotor in de periode tussen 19.00 uur en 06.00 uur.
4.5.2 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 sub a ten behoeve van het toestaan van andere bedrijfsactiviteiten dan op het desbetreffende perceel is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de nieuwe bedrijfsvorm qua milieuhinder vergelijkbaar met of minder hinderlijk is dan het bestaande bedrijf;
    • 2. de omschakeling voor wat betreft de ruimtelijke uitstraling aanvaardbaar is;
    • 3. de omschakeling geen aantasting van de verkeersveiligheid tot gevolg heeft;
    • 4. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
    • 5. de oppervlakte van het bestemmingsvlak na afwijking niet meer mag bedragen dan 5000 m2;
    • 6. de afwijking niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 7. de afwijking niet leidt tot een kantoorfunctie met een baliefunctie;
    • 8. de afwijking niet leidt tot een detailhandelsfunctie met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
  • b. lid 4.5.1 sub b ten behoeve van het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een woning aanwezig is;
    • 3. de afwijking niet meer dan één keer per woning wordt verleend;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omliggende functies;
    • 5. de voor mantelzorg te gebruiken ruimte wordt ingepast binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen en in ieder geval niet groter is dan 80 m²;
    • 6. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bijgebouw is gelegen, dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw;
    • 7. de verleende afwijking door het bevoegd gezag wordt ingetrokken indien de bij de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
    • 8. indien de bewoning van een vrijstaand bijgebouw plaatsvindt door degene die mantelzorg nodig heeft en diens partner, wordt de afwijking pas ingetrokken nadat beiden het bijgebouw of bedrijfsgebouw hebben verlaten.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • b. landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in het landschapsplan (bijlage 1 bij planregels);
  • c. extensief recreatief medegebruik.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken of bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van twee meter.
5.3 Voorwaardelijke verplichtingen

Voor het oprichten van bebouwing ter plaatse van de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden geldt de voorwaardelijke verplichting dat dit alleen is toegestaan als de landschappelijke inpassing:

  • a. uiterlijk binnen één jaar na verlening van de betreffende omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen', danwel na ingebruikname van de in de aanhef bedoelde gronden, de landschappelijke inpassing binnen de bestemming Groen met aanduiding ‘specifieke vorm van groen – landschappelijke inpassing’ en binnen de bestemming Agrarisch met waarden – landschapswaarden met aanduiding ‘specifieke vorm van groen – landschappelijke inpassing’ en binnen de bestemming Bedrijf met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – landschappelijke inpassing’, op eigen terrein conform het ‘landschappelijk Inpassingsplan Nieuwekampen 12 – 14 te Vinkel (juli 2023), zoals opgenomen in Bijlage 1 behorende bij deze regels;

alsmede:

  • a. uiterlijk binnen één jaar na verlening van de betreffende omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen', danwel na ingebruikname van de in de aanhef bedoelde gronden, dient aan de oostzijde van het bestemmingsvlak Bedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’ een keerwand te zijn opgericht ter hoogte van tenminste 4 meter welke naad- en kierdicht aansluit ter plaatse van het bestaande bedrijfsgebouw. Tevens dienen aan de noord-, oost en zuidzijde van het bestemmingsvlak de betreffende keerwanden te zijn opgericht qua lengte en minimaal opgegeven hoogte conform het landschappelijk Inpassingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 behorende bij deze regels;
  • b. de onder a. en b. genoemde inrichtingsmaatregelen dienen na realisatie duurzaam te worden beheerd en in stand te worden gehouden.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden te verwachten en/of aanwezige middelhoge archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd;
  • b. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 1000 m²;
  • c. bouwwerken voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 meter ten opzichte van het maaiveld.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 6.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien en voorzover:

  • a. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
  • b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving of archeologische begeleiding. De te nemen maatregel dient uitgevoerd te worden op basis van een door een senior KNA archeoloog goedgekeurd programma.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4.1 Verbod

Het is op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • f. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, dieper dan 0,5 meter ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • g. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of drainageleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • i. het aanbrengen van verhardingen.
6.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in artikel 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 1000 m².
6.4.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de in artikel 6.4.1 genoemde voorzieningen of waarden dan wel de mogelijkheden tot herstel niet-onaanvaardbaar zal of kan worden verkleind.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. indien in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde waarden worden veiliggesteld en de te nemen maatregel is uitgevoerd op basis van een door een senior KNA archeoloog goedgekeurd Programma van Eisen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en overstekken/uitstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 meter bedraagt.
  • b. Hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig/opgericht zijn of mogen worden, maar in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.
  • c. Zwembaden zijn niet toegestaan.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik
  • a. Als met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting.
  • b. Als met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige woning.
  • c. Als met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het (laten) gebruiken van onbebouwde gronden/water:
    • 1. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
    • 2. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen;
    • 3. als plaats voor het (laten) landen of opstijgen van (model)vliegtuigen;
    • 4. voor groeps- en natuurkamperen.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de drinkwaterkwaliteit, met de bijbehorende voorzieningen;
  • b. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag op en in de in lid 10.1 sub a bedoelde gronden de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:
    • 1. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verleggen, verruimen en dempen van bestaande waterlopen, sloten, greppels, kolken, oppervlaktewateren en oevers;
    • 2. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    • 3. het scheuren van grasland;
  • c. Het in sub b vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
    • 1. waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
    • 2. welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    • 3. welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
    • 4. voorzover deze plaatsvinden binnen bouwvlakken;
  • d. De in sub b bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien de bescherming van de drinkwaterkwaliteit niet onevenredig worden aangetast;
  • e. Het is verboden om schadelijk uitloogbaar bouwmateriaal te gebruiken bij het oprichten van bouwwerken, hieronder wordt in ieder geval verstaan: zink, lood, koper, gewolmaniseerd hout en teerbitumen;
  • f. Voldaan dient te worden aan de relevante- en voor zover van toepassing zijnde- provinciale ruimtelijke regels voor het grondwaterbeschermingsgebied.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen, mits de vermeerdering of vermindering ten hoogste 10% bedraagt;
  • b. de bestemmingsregels en de verbeelding van het bestemmingsplan voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van deze verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het dakoppervlak bedraagt;
    • 2. de hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 4 meter mag bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. met een omgevingsvergunning afwijken voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Nieuwekampen 12 – 14 te Vinkel’.