Plan: | Kanaalpark Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan 8 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002511-1401 |
De initiatiefnemer heeft het voornemen om aan de Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan in Rosmalen (gemeente ’s-Hertogenbosch) een nieuwe vrijstaande woning te bouwen. In het vigerende bestemmingsplan ‘Kanaalpark’ (2013) heeft het plangebied de bestemming ‘Wonen – 2’. Op de gronden waar initiatiefnemers de woning willen bouwen is geen bouwvlak opgenomen. Het bouwplan is op basis van het vigerende bestemmingsplan daarom niet mogelijk.
De locatie waarop de woning is gepland ligt tussen het Kanaalpark en de woonbebouwing aan de Burgemeester Mazairaclaan. Het ligt aan de doodlopende weg Burgemeester Jonkheer Von Heijdenlaan die loopt van de Burgemeester Mazairaclaan naar het Paulinapad langs het Maximakanaal. Ten westen van het plangebied stroomt de Rosmalense Aa. Langs de Rosmalense Aa ligt een ecologische verbindingszone.
Fig. 1.1: luchtfoto plangebied aan de Burgemeester Jonkheer Von Heijdenlaan
Fig. 1.2: luchtfoto van het plangebied in het Kanaalpark waar de kwaliteitsbijdragen plaatsvindt door
bestemmingwijziging van "Agrarisch met waarde" naar "Natuur".
In hoofdstuk 2 wordt de huidige en de toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Het beleidskader dat van toepassing is op de locatie en het initiatief is opgenomen in hoofdstuk 3. Aan de hand van de omschrijving van de planologische en milieuhygiënische aspecten ter plaatse en in de directe omgeving van het plangebied wordt in hoofdstuk 4 de toelaatbaarheid van het initiatief geschetst. De juridisch bestuurlijke aspecten zijn terug te vinden in hoofdstuk 5 en de financiële haalbaarheid en de te doorlopen procedure van het initiatief komen in de hoofdstukken 6 en 7 aan de orde.
De locatie waar de voorgenomen woning is gepland ligt aan de westelijke rand van de kern Rosmalen, aan de zuidzijde van de Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Rosmalen, sectie I, nummers 5899, 5663 en 5664 (alle gedeeltelijk) en het plangebied heeft een oppervlakte van 915 m2.
De noodzakelijke kwaliteitsbijdragen vinden plaats op locaties binnen het Kanaalpark ten noorden van de Bruistensingel. Het betreft hier de percelen Rosmalen sectie H 4804 (geheel), 6118 (gedeeltelijk), 6422 (gedeeltelijk) en 6428 (gedeeltelijk).
Figuur 2.1 geeft de ligging van de locaties weer, waar de voorgenomen woning en locaties waar de kwaliteitsbijdragen zijn gepland binnen de gemeente.
Fig. 2.1: ligging plangebied in de gemeente, locatie kwaliteitsbijdragen, locatie voorgenomen woning
De locaties waar de kwaliteitsbijdrage voor de woning plaatsvindt liggen allebij in het Kanaalpark. Het betreffen percelen met de bestemming "Agrarisch met waarden". In dit bestemmingsplan wordt deze bestemming omgezet naar "Natuur".
De locatie waar de woning is gepland ligt aan de zuidzijde van een doodlopende weg de Burgemeester Jonkheer Von Heijdenlaan). Het is gesitueerd naast en tegenover bestaande bebouwing aan deze weg en achter de bebouwing aan de Burgemeester Mazairaclaan.
De Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan is een rustige doodlopende weg tussen de Burgemeester Mazairaclaan en het Maximakanaal. Aan de met klinkers verharde weg bevinden zich enkele vrijstaande woningen met bijgebouwen op ruime kavels met groene elementen. De aanwezige woningen kennen een grote diversiteit in bouwjaar en verschijningsvorm. Fig. 4 en fig. 5 geven een beeld van de ruimtelijke structuur.
Fig. 2.2: straatbeeld Burgemeester Jonkheer Von Heijdenlaan. Het plangebied ligt ter hoogte van de bomen.
De functionele structuur van het plangebied en directe omgeving wordt gekenmerkt door woonfuncties. Op wat grotere afstand van het plangebied bevindt zich hoofdinfrastructuur. Het plangebied is gelegen aan de westelijke rand van de kern Rosmalen. Direct ten oosten bevindt zich de kern van Rosmalen en ten westen is op circa 50 meter het Maximakanaal gelegen en op circa 400 meter autosnelweg A2. Ten noorden bevindt zich de spoorlijn ‘s-Hertogenbosch – Nijmegen.
Dit deel van het plangebied is momenteel in gebruik als tuin en erf bij de woning gelegen aan de Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan 6. Binnen dit deel is momenteel geen bebouwing aanwezig. Aan de west zijde grenst het perceel aan de ecologische verbindingszone (NNB) langs Rosmalense Aa. In dit plan het gedeelte dat al de bestemming "Natuur" meegenomen. Dit deel zal worden ingericht als natuur.
Fig. 2.3: foto in vogelvlucht naar het noorden van het plangebied aan de Burgemeester Jonkheer Von Heijdenlaan.
Ook de delen van het plangebied waar de kwaliteitsbijdragen zullen plaatsvinden, liggen in het Kanaalpark. De percelen 4725 (ged.) en H 6422 (ged.) liggen ten noorden van het Hooghemaal. De percelen H 6118 (ged.) en 6428 (ged.) liggen zuidelijker tussen het Hooghemaal en de Intratuin. Alle percelen sluiten aan de ecologische verbindingszone (NNB) langs de Rosmalense Aa. Een groot deel van de terreinen is al ingericht als natuur. Deze inrichting is echter nog niet planologisch juridisch beschermd. Perceel H 4725 (ged.) wordt nog agrarisch gebruikt en is ook nog als zodanig bestemd. De bedoeling is dat dit gebruik wordt beëindigd en dit perceel ook met een kruiden- en faunarijk grasland wordt ingericht met extensieve begrazing omzoomd met een houtwal. In het onderliggend bestemmingsplan krijgt alle percelen die als kwaliteitsbijdrage in het plan worden aangedragen ook bestemming 'Natuur.'
Fig. 2.4: foto in vogelvlucht naar het noorden van het perceel Rosmalen sectie H nummer 4725 (ged.)
Fig. 2.5: foto in vogelvlucht naar het noorden van de percelen Rosmalen sectie H nummer 6422 (ged.)
Fig. 2.6: foto in vogelvlucht naar het noorden van de percelen Rosmalen sectie H 6118 (ged.) en 6428 (ged.)
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Kanaalpark. De locatie waar de woning op is gepland heeft de "Enkelbestemming Wonen-2" met de dubbelbestemmingen "Waarde archeologie - 1" en "Waarde - Groen blauwe mantel". Het westelijk deel van het perceel waar de woning is gepland heeft de bestemming "Natuur". De voor ‘Wonen – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor Wonen met bijgebouwen en aan de woonfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, tuinen en erven. Het bouwen van woningen is mogelijk binnen een bouwvlak en bijgebouwen mogen worden gebouwd binnen de aanduiding ‘erfbebouwing’.
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor ecologische verbindingszones met waterlopen en natuurgebieden, met hieraan ondergeschikte voorzieningen. De dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ beschermt de aanwezige en te verwachten archeologische waarden. De gronden waaraan de dubbelbestemming ‘Waarde – Groenblauwe mantel’ is toegekend, zijn mede bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
Het bouwen van een nieuwe vrijstaande woning is mogelijk, indien op de verbeelding binnen de bestemming ‘Wonen – 2’ een bouwvlak wordt opgenomen. Om het initiatief mogelijk te maken, is een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan noodzakelijk.
Fig. 2.7: uitsnede bestemmingsplan locatie waar de woning is gepland
De percelen waar de kwaliteitsbijdragen zijn gepland voor de woning hebben de bestemming "Agrarisch met waarde". Deze gronden mogen gebruikt worden voor agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie. Daarnaast mag er behoud, herstel en of ontwikkelingen van landschappelijke- en natuurwaarden. Ondergeschikt mogen er paden, wegen parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkunidge voorzieningen en extensief medegebruik plaatsvinden.
Fig. 2.8: uitsnede van het bestemmingsplan waar de landschapsinvesteringen zijn gepland
De initiatiefnemer heeft het plan opgevat op het perceel aan de Burgemeester Jonkheer von der Heijdenlaan een nieuwe woning met bijgebouwen te realiseren. Figuur 10 geeft de beoogde toekomstige situatie weer.
Fig. 3.1: toekomstige situatie woning aan de Burgemeester Jonkheer Von Heijdenlaan
Voor de nieuwe woning, worden de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten gehanteerd:
Om te voorkomen dat de woning los van de bestaande bebouwing en te dicht op de natuur in het Kanaalpark komt te staan, wordt de oude grens van de NNB (NNB-lijn) als uiterste grens voor de situering van het hoofdgebouw aangehouden.
Het perceel aan de Burgemeester Jonkheer Von Heijdenlaan is in het Kanaalpark al bestemd voor wonen. Door het toevoegen van een bouwvlak kan op het perceel een woning worden gebouwd. Hiervoor is een kwaliteitsbijdrage nodig. Het deel van de woonbestemming op het perceel aan de Burgemeester Jonkheer Von Heijdenlaan dat grenst aan de ecologische verbindingszone langs de Rosmalense Aa, krijgt in dit bestemmingsplan de bestemming 'Natuur' en zal ook als zodanig worden ingericht. De percelen Rosmalen sectie H 4725 (ged.), 6118 (ged.), 6422 (ged.) en 6428 (ged.) krijgen eveneens de bestemming 'Natuur' en als kruiden- en faunarijk grasland worden ingericht. Zo wordt het perceel H 4725 (ged.) ingericht als een open kruiden- en faunarijk open grasland met extensieve begrazing omzoomd door een houtwal.
Het realiseren van een nieuwe woning heeft effect op het aantal verkeersbewegingen. Een woning heeft een maximale verkeersgeneratie van 7,8 motorvoertuigen per etmaal. De nieuwe woning wordt ontsloten op de Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan. Dit is een rustige met klinkers verharde weg die doodlopend is en daardoor alleen door bestemmingsverkeer wordt gebruikt. De Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan sluit aan op de Burgemeester Mazairaclaan. De bestaande infrastructuur kan het beperkt aantal aanvullende verkeersbewegingen ruimschoots verwerken.
Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de Nota Parkeernormering 2021 dat de gemeenteraad op 12 oktober 2021 heeft vastgesteld. De parkeernormen zijn zijn in deze Nota aangepast, zodanig dat ze aansluiten bij de ambities van de gemeente met betrekking tot ruimtelijke ontwikkeling, bereikbaarheid en klimaat. Dit houdt in dat de parkeernormen zijn verlaagd in die gebieden waar de ruimte het meest schaars is: in de (brede) binnenstad en de schil daaromheen. De lagere parkeernormen leveren een bijdrage aan het oplossen van de verdichtingsopgave en aan het ontwikkelen van aantrekkelijke interactiemilieus. De parkeernormen in het overige gedeelte van de gemeente zijn grotendeels hetzelfde gebleven. Hoewel de verdichtingsopgave daar minder aan de orde is, zijn ook hier opgaven om de leefbaarheid en klimaatbestendigheid van de woonwijken te verbeteren. De gemeente wil hier het gebruik van actieve en duurzame vervoersmiddelen te stimuleren, zonder sterk te sturen op het autobezit. Wel is het mogelijk om middels het maatwerkkader te kunnen afwijken van de parkeernorm, indien de initiatiefnemer dat weet te onderbouwen. Hierdoor kunnen de gemeentelijke ambities worden gerealiseerd zonder dat dit leidt tot een te hoge parkeerdruk in het openbaar gebied.
Bij het toelaten van initiatieven moet inzichtelijk zijn dat in de parkeerbehoefte van auto's en fietsen voorzien kan worden. Dat moet in principe op eigen terrein. Wanneer dat niet mogelijk is en er binnen loopafstand geen parkeerruimte is kan dat leiden tot ruimtebeslag voor (meer) parkeren in de openbare ruimte. Dit ruimtebeslag mag de verkeersveiligheid en een goed woon- en leefklimaat niet aantasten.
Het perceel waar de woning is gepland ligt conform de Nota Parkeernormering 2021 in de zone 4a (bebouwde kom buiten de ring). Volgens de Nota ontstaat er door de aanwezigheid van de woning een behoefte aan 2 parkeerplaatsen. Zoals op figuur 5.1 staat ingetekend worden op eigen terrein twee parkeerplaatsen aangelegd. In de regels is opgenomen dat uit de aanvraag omgevingsvergunning voor de woning moet blijken dat er (conform de parkeernormering 2022) voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein zal worden aangelegd om een vergunning te kunnen krijgen. In de algemene regels staat aangegeven dat er voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein gehandhaafd moet blijven.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de lange termijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op het moment dat die wet in werking treedt. Tot die tijd geldt de NOVI als structuurvisie onder de Wro.
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
In de NOVI zijn op hoofdlijnen de volgende keuzes gemaakt:
Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe het Rijk samen met medeoverheden en de samenleving uitvoering geeft aan de NOVI. De NOVI wordt uitgewerkt in algemene rijksregels, bestuurlijke afspraken, beleidsprogramma’s, inzet van financiële middelen en kennisontwikkeling, die gebiedsgericht worden ingezet.
Met het plan een nieuwe vrijstaande woning te realiseren, is sprake van een lokale ontwikkeling, waar geen nationale belangen mee gemoeid zijn, zoals verwoord in de NOVI.
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Artikel 3.1.6 lid 2 regelt de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. Doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van ruimte in stedelijke gebieden. Op 1 juli 2017 is een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking doorgevoerd. Voorheen bestond de ladder uit drie treden. Dat is nu niet meer het geval. Wel moet de behoefte voor de ontwikkeling worden beschreven, indien sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, moet ook gemotiveerd worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Het toevoegen van een nieuwe woning is geen stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Om die reden is het niet noodzakelijk het initiatief te toetsen aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Dat wordt bevestigd door jurisprudentie, waarbij het bouwen van drie woningen niet gezien wordt als stedelijke ontwikkeling (ABRS201402621/1/R2) en de Handreiking Ladder duurzame verstedelijking.
Indien nationale belangen met het oog op een goede ruimtelijke ordening dat vergen, kan de minister regels stellen aan de inhoud van bestemmingsplannen. Dit heeft de minister, in de vorm van een algemene maatregel van bestuur, gedaan in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op 30 december 2011 is dit besluit in werking getreden.
Dit besluit stelt eisen aan een bestemmingsplan daar waar het gaat om gebieden van nationaal belang:
De regels in het Barro zijn concreet normstellend benoemd en moeten direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) doorwerken tot het niveau van lokale besluitvorming. Bij het opstellen van bestemmingsplannen en andere ruimtelijke besluiten dient rekening te worden gehouden met de bepalingen van het Barro.
Ten westen van het beoogde woonperceel ligt het Máximakanaal. Het Máximakanaal is een rijksvaarweg dat valt in de CEMT-klasse IV. Aan weerszijde van deze rijksvaarweg dient ingevolge het Barro een vrijwaringszone van 25 meter te worden aangehouden. De beoogde bebouwing wordt buiten deze vrijwaringszone gesitueerd.
Het bestaande stelsel van milieu- en ruimtelijke regels wordt door de invoering van de Omgevingswet op 1 juli 2022 volledig herzien. Provincie Noord-Brabant wil alvast gaan werken volgens de uitgangspunten van de nieuwe Omgevingswet. Daarom is in december 2018 de Brabantse Omgevingsvisie ‘De kwaliteit van Brabant: visie op de Brabantse leefomgeving’ vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de periode tot 2030 en 2050. Dat gaat om ambities op gebied van energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De Omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren provincie Noord-Brabant wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
De provincie Noord-Brabant streeft naar een grotere meerwaarde voor een gebied, door verschillende doelen met elkaar te verweven en slimme combinaties te maken. Het is van belang vanuit meerdere richtingen naar een ontwikkeling te kijken. Een ‘diepe’ manier van kijken beschouwt niet alleen de bovenlaag, maar ook de onderlagen en factor tijd. Een ‘ronde’ manier van kijken kijkt niet sectoraal maar gebiedsgericht. Een ‘brede’ manier van kijken gebeurt niet vanuit één, maar vanuit diverse standpunten.
De provincie onderschrijft de opvatting van de Omgevingswet: de gemeente is de eerst verantwoordelijke voor het ontwikkelen en beschermen van de fysieke leefomgeving. De rol van provincie Noord-Brabant ligt in het richting geven, beweging stimuleren en ontwikkelingen mogelijk maken. De kernwaarden voor de provincie zijn: meerwaarde creatie, technische en sociale innovatie, kwaliteit boven kwantiteit, steeds beter en proactief en preventief boven gevolgbeperking en herstel.
De Omgevingswet heeft als doel een balans te vinden tussen beschermen (veilig, gezond met waarborg voor omgevingskwaliteit inclusief natuur) en benutten (optimaal gebruik en ontwikkelen van de leefomgeving om maatschappelijke behoeften te vervullen). De basisopgave van Brabantse Omgevingsvisie is werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit. De vier hoofdopgaven van de Omgevingsvisie zijn: energietransitie, klimaatproof Brabant, slimme netwerkstad en concurrerende duurzame economie.
De provincie wil met haar regels aansluiten op de werkwijze van de Omgevingsvisie en de Omgevingswet. Daarom is ervoor gekozen om de verschillende provinciale verordeningen voor de fysieke leefomgeving samen te voegen tot een Interim omgevingsverordening (Iov). De Provinciale Staten hebben op 1 oktober 2022 deze Iov geconsolideerd vastgesteld. Het is een 'Interim' omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de 'definitieve' omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet. De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving).
Fig. 4.1: ligging beoogde woning binnen de kaart 2 Landelijk gebied van de Iov
De voorgenomen woning is volgens de Iov een stedelijke ontwikkeling. Een bestemmingsplan dat voorziet in een stedelijke ontwikkeling, dient conform artikel 3.42 lid 1 binnen het Stedelijk gebied te liggen. De beoogde woning ligt volgens kaart 2 binnen de aanduiding het 'landelijk gebied'.
De locatie waar de woning is gepland heeft echter al de bestemming "Wonen" en wordt in de praktijk als achtererf gebruikt.
Fig. 4.2: ligging beoogde woning binnen de kaart 3 Stedelijke ontwikkeling en erfgoed van de Iov
Ingevolge kaart 3 'stedelijke ontwikkeling en erfgoed' van de Iov ligt het deel van het plangebied waar de beoogde woning is gepland binnen de aanduiding 'Verstedelijking afweegbaar'. Op grond van artikel 3.43 kan voor stedelijke ontwikkeling binnen de aanduiding 'Verstedelijking afweegbaar' van artikel 3.42 lid 1 worden afgeweken als:
Ofschoon de locatie waar de woning is gepland ingevolge de Iov niet binnen de aanduiding 'Concentratiegebied' ligt, heeft het in het geldende bestemmingsplan al wel de stedelijke bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak. Om die reden ligt de locatie in de praktijk al wel binnen Stedelijk Gebied. De geplande woning sluit aan op de bestaande stedenbouwkundige structuur. Al tijdens de totstandkoming is op deze locatie al een woning voorgesteld als duurzame afronding van de stedenbouwkundige structuur richting het Kanaalpark.
De ontwikkelingen passen binnen de regionale afspraken als bedoeld in afdeling 5.4 van de Iov.
Fig. 4.3: ligging plandeel Burgemeester Jonkheer Von Heijdenlaan 6 in kaart 4: natuur en stiltegebied van de Iov
Een deel van het plangebied langs de Burgemeester Jonkheer Von Heijdenlaan 6 ligt ingevolge kaart 4 'natuur en stiltegebied' van de Iov binnen de aanduidingen 'Natuur Netwerk Brabant - natuur' en 'Behoud en herstel van watersystemen'.
Artikel 3.27 bepaalt dat een bestemmingsplan dat van toepassing is op 'Behoud en herstel van watersystemen’, mede strekt tot de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen. Het bestemmingsplan stelt regels die het oprichten van bebouwing beperken, het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of andere verhardingen beperken en het ophogen van gronden beperken.
De ligging van een gedeelte van het plangebied binnen de aanduiding 'Natuur Netwerk Brabant – natuur' en de aanduiding 'Behoud en herstel van watersystemen', wordt in de planvorming betrokken. Ter plaatse van deze aanduidingen wordt geen bebouwing opgericht. Het westelijk deel van het plangebied krijgt opnieuw de bestemming ‘Natuur’ en het perceelgedeelte wordt met natuur ingericht. Er wordt een bloemrijke weide met een poel en solitaire bomen aangelegd. Het gedeelte van het perceel waar de nieuwe woning is voorzien, ligt buiten de aanduiding Natuur Netwerk Brabant – ecologische verbindingszone of Behoud en herstel watersystemen.
Ten behoeve van de bouw van de woning is een landschapsinvestering van € 125.000,-- nodig. Op eigen terrein wordt € 4252,-- in kwaliteitsbijdrage aangedragen (zie Bijlage 1 van de toelichting). Deze vindt plaats in de aanleg van feitelijke natuur binnen de bestemming 'Natuur'. In paragraaf 5.2 (Stedenbouwkundige en Landschappelijke inpassing) en bijlage zal nader worden ingegaan op welke manier zal worden voldaan aan de voorwaarden om te komen stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting dat rekening houdt met de omgevingskwaliteit en structuren van het gebied.
Dit betekent dat er nog € 120.748,-- aan benodigde investering in landschap gevonden moet worden. Deze vindt elders in het Kanaalpark plaats. Hiervoor worden in dit bestemmingsplan de bestemming op de percelen Rosmalen sectie H 4725 (ged.), Rosmalen sectie H 6422 (ged.), Rosmalen sectie H 6428 (ged.) en Rosmalen sectie H 6118 (ged.), omgezet van 'Agrarisch met waarden' naar 'Natuur' zodat deze percelen definitief onttrokken worden aan agrarisch gebruik.
Fig. 4.4: Ligging percelen in het Kanaalpark t.b.h.v. kwaliteitsbijdragen (LIR) op Themakaart 2 'landbouw' van het Iov van de provincie
Fig. 4.5: Ligging percelen in het Kanaalpark t.b.h.v. kwaliteitsbijdragen (LIR) op Themakaart 4 'natuur en stiltegebied' van het Iov van de provincie
Deze percelen grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant, waardoor dit netwerk wordt versterkt. De totale investeringen bedraagt: (afwaardering percelen door onttrekking agrarisch gebruik: € 128.534,-- en inrichting en beheer en onderhoud: € 5.796,62,--) € 134.330,65. De landschapsinvestering die nog nodig is voor de nieuwe woning (€ 120.748,--), zal hiervoor worden aangewend. Hiermee wordt voldaan aan de kwaliteitsbijdrage zoals deze in het Iov voor de woning is voorgeschreven. In Bijlage 2 van de toelichting wordt de kwaliteitsverbetering landschap in het Kanaalpark nader toegelicht.
De in 2003 vastgestelde Ruimtelijke Structuurvisie ‘Stad tussen stromen’ is in 2014 geactualiseerd. In deze Structuurvisie formuleert gemeente ’s-Hertogenbosch haar ruimtelijke beleidsdoelen en geeft het inzicht in de wijze waarop deze tot uitvoering worden gebracht. De Structuurvisie bevat het Ruimtelijk Casco: een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor de visie op het plangebied. De visie formuleert de ontwikkelingsdoelen, beschrijft een wensbeeld voor de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd een inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar kansen liggen voor ontwikkeling en worden locaties aangeduid waar de ontwikkelingen onder randvoorwaarden mogelijk zijn. Met betrekking tot wonen geeft de Structuurvisie aan dat aandacht voor de bestaande woningvoorraad de komende jaren de belangrijkste opgave wordt. Aanvulling van de bestaande voorraad blijft echter noodzakelijk als gevolg van bevolkingsgroei, gezinsverdunning en veranderende behoeften.
Het plangebied behoort tot de Rosmalense vleugel aan de oostzijde van het stadscentrum van ’s-Hertogenbosch. Het voorliggende initiatief betreft een kleinschalige ontwikkeling in het overgangsgebied tussen de kern Rosmalen het groene geledingsgebied van de Rosmalense Aa. De functie van het plangebied sluit hier in de nieuwe situatie op aan, door een woonfunctie aan de oostzijde en de functie natuur aan de westzijde.
De kavel maakt onderdeel uit het 'Kanaalpark' De gemeente streeft hier naar een zo groot mogelijk natuurgebied met landschappelijke, recreatieve en ecologische kwaliteiten. Dit streven is voor een groot gedeelte gerealiseerd.
Om het kanaalpark te realiseren zijn de eigenaren in de gelegenheid gesteld om in aanmerking te komen voor het principe 'rood voor groen'. Dit betekent (afhankelijk van de hoeveelheid in te brengen grond of te slopen stallen), dat op locaties waar dit stedenbouwkundig en milieu-hygiënisch wenselijk is, een eigenaar één of meer nieuwe woningen mag realiseren in ruil voor te slopen stallen, het toevoegen van gronden aan het Kanaalpark of het investeren ter versterking van landschappelijke, ecologische en/of recreatieve waarden.
Tijdens de totstandkoming van het bestemmingsplan Kanaalpark was het uitgangspunt dat er één nieuwe als afronding van het stedelijk lint hier nog één woning gebouwd kan worden aan de Jonkheer Von Heydenlaan. Daarmee wordt aangesloten op de bestaande bebouwing langs deze weg.
Voor alle rood voor groen projecten in het Kanaalpark geldt dat deze kleinschalig zijn: het rood is ondergeschikt aan het groen. Dit betekent dat alle nieuwbouw uitgevoerd wordt in één bouwlaag met een kap. Ditzelfde principe is ook van toepassing op de nieuwe woning aan de Jonkheer Von Heydenlaan. Daarmee wordt tevens aangesloten op de bestaande kleinschalige bebouwing langs deze weg en is de impact op het Kanaalpark (waar de woning direct aan grenst) niet te groot.
Behalve de nieuwbouw moet er ook nagedacht worden over de groene inrichting van de kavel (erfafscheiding) en de aansluiting op het Kanaalpark. Aan de bouw van de woning wordt op eigenterrein natuur aangelegd als onderdeel van de benodigde Landschapsinvestering (Rood voor Groen). Met deze woning zijn de stedelijke ontwikkelingen in het gebied tussen de spoorlijn/Tivoliweg en de Graafsebaan in het Kanaalpark afgerond.
Het woonbeleid van de gemeente is vastgelegd in de Woonvisie ’s-Hertogenbosch. Deze is door de gemeenteraad op 9 juni 2020 vastgesteld. De doelstelling van de Woonvisie is wonen in een sterke stad met leefbare wijken en dorpen. De inzet voor de komende jaren wordt beschreven op basis van vier woonopgaven:
De gemeenteraad heeft als ambitie uitgesproken 10.500 woningen te realiseren in de periode 2020-2030. Het realiseren van een vrijstaande woning binnen het plangebied, levert daar een bescheiden bijdrage aan. Vanwege de kleinschaligheid van het initiatief, is een nadere toetsing aan de Woonvisie niet relevant.
Het beleid omtrent welstand is opgenomen in de ‘Actualisering Welstandsnota 2011’. Met de Welstandsnota worden burgers vooraf geïnformeerd over de criteria en uitgangspunten die de welstandscommissie zal hanteren bij de beoordeling van een bouwplan. De welstandsnota dient gezien te worden als een stimulans en inspiratiebron voor de kwaliteit van de architectuur en het daarmee samenhangende welstandsniveau in de stad. Het plangebied is gelegen in het deelgebied Rosmalen Centrum/Noord. Het woonmilieu van Rosmalen wordt gevormd door de vele grondgebonden woningen met ruime tuinen en is met zijn groene karakter te typeren als suburbane rand.
Het ontwerp van de nieuwe vrijstaande woning en de kwaliteitsimpuls voor de groene omgeving zullen nader worden uitgewerkt en ter beoordeling worden voorgelegd aan de welstandscommissie. De Welstandsnota zal daarbij als gebruikt worden als inspiratiebron. Daarmee is een passende invulling van de nieuwe situatie gewaarborgd.
In mei 2019 heeft de gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch de Nota Duurzaamheid vastgesteld. De overkoepelende doelstelling van een duurzaam ’s-Hertogenbosch in 2050 is vertaald in vier ambities:
Per ambitie is in de Nota Duurzaamheid beschreven wat de gemeente wil bereiken en hoe dit wordt gemonitord. Daarnaast is ter inspiratie een aantal goede voorbeelden opgenomen.
De verstedelijkingsopgave voor gemeente ’s-Hertogenbosch ziet onder meer op het bieden van voldoende en kwalitatief goede huisvesting voor verschillende doelgroepen. Daarbij is van belang dat, zeker in geval van nieuwe initiatieven op het gebied van huisvesting en woningbouw, een gezonde, groene en klimaatbestendige leefomgeving centraal staat.
Bij het ontwerp van de nieuwe woning wordt rekening gehouden met energiezuinigheid en waar mogelijk circulair gebruik van bouwmaterialen. De beoogde natuurlijke inrichting van het westelijk deel van het perceel, met een bloemrijke weide en poel voor de opvang van hemelwater, draagt bij een klimaatbestendige leefomgeving. Een uitgewerkte duurzaamheidsvisie voor de nieuwe woning, zal onderdeel uitmaken van de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
De gemeenteraad van 's-Hertogenbosch heeft op 9 maart 2021 de verordening "Bomen, Water en Groen 's-Hertogenbosch 2021" vastgesteld. In de verordening is voor het onderdeel bomen (houtopstanden) aangesloten bij het Bomenbeleidsplan 2017. Bomen dragen bij aan een betere wateropvang, leveren schaduw, een hogere luchtvochtigheid en dragen daarmee bij aan verkoeling. Ook dragen bomen bij aan een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving en zijn bepaalde houtopstanden waardevol voor onze leefomgeving. Daarom zijn in deze verordening regels opgenomen om bepaalde categorieën houtopstanden te beschermen. Voor deze categorieën houtopstanden geldt onder meer een vergunningplicht. Zonder een vergunning mogen deze houtopstanden niet worden geveld.
Bij ruimtelijke procedures vindt een afweging plaats ten aanzien van verschillende functies, waaronder groen. De gemeente kan daarbij voorwaarden stellen ten aanzien van groen, gebaseerd op het Bomenbeleidsplan. Uitgangspunten zijn het zoveel mogelijk behouden van bomen, het verbeteren van groeiplaatsen, boombescherming tijdens bouwwerkzaamheden, het verplanten van bomen en herplant en compensatie van groen en bomen. De bestaande notenboom aan het einde van het perceel wordt behouden. Deze boom geeft het perceel een fraaie dieptewerking. Met de aanleg van een amfibiënpoel gaan onderdelen samenwerken en versterken de kwaliteit van het inrichtingsplan. De pruimenbomen worden verplaatst naar de rand van de tuin. Behoud van de huidige positie van de bomen, in het midden van de tuin, zou de tuin geheel versnipperen. De huidige tuin ligt ongeveer 1.00 tot 1.20 meter lager dan de kruin van de weg. De berm en een aansluitende tuinzone vormen samen een talud.
Uit de analyse van vigerend beleid, volgt dat het initiatief past binnen de kaders van rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid. Gemeente ’s-Hertogenbosch kan medewerking verlenen aan het toekennen van een bouwvlak binnen de bestaande woonbestemming, om de bouw van een nieuwe vrijstaande woning mogelijk te maken.
Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een ruimtelijk plan verplicht om inzicht te bieden in de relevante planologische en milieuhygiënische aspecten. Hierbij dient aangetoond te worden dat het voorliggend bestemmingsplan haalbaar is in relatie tot deze aspecten. Het gaat hierbij onder andere om de volgende aspecten: stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing, bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering, duurzaamheid, kabels en leidingen, water en groen, flora en fauna, cultuurhistorie en archeologie.
Voor de nieuwe woning, worden de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten gehanteerd:
De voorgestelde bebouwing past binnen het stedenbouwkundige randvoorwaarde die de gemeente aan eventuele woonbebouwing op dit perceel heeft opgesteld. Door de beperkte bouw- en goothoogte en de natuurlijke inrichting van het westelijke perceelgedeelte, ontstaat een passende afronding van de bestaande lintbebouwing, met een groene overgang naar het beekdal van de Aa. Het bouwplan sluit aan bij de reeds aanwezige bebouwing en is passend bij de omgeving van het plangebied.
Fig. 5.1 toekomstige situatie
De nieuwe situatie en de landschappelijke inpassing is beschreven in Bijlage 1 van de toelichting. Het westelijke perceelgedeelte dat al de bestemming "Natuur" heeft, wordt natuurlijk ingericht. Er wordt een bloemrijke weide met een poel en solitaire bomen aangelegd. Er wordt een bloemrijk grasmengsel ingezaaid van inheems zaadmateriaal. Bij de samenstelling wordt aangesloten bij de mengsels die in STILA worden toegepast.
Het snoeihout blijft op het terrein in de vorm van takkenrillen, die echter beperkt van omvang blijven om de groei van beplanting niet te belemmeren. Voor de samenstelling van de gemengde hagen wordt aangesloten op het plan voor het Kanaalpark. Het sortiment met wilde appel, brem, gelderse roos, framboos, gaspeldoorn, vuilboom, hulst, lijsterbes, hazelaar, Spaanse aak en haagbeuk sluit goed aan bij de natuurlijke situatie ter plaatse. Het natuurlijk in te richten perceelgedeelte, gaat daardoor één geheel vormen met het Kanaalpark.
De poel krijgt een natuurlijke inrichting, met een dieper en ondiep gedeelte, waar waterplanten zoals riet en lisdodde kunnen groeien. Voor het hemelwater dat valt op erfverhardingen, dient de uitspoeling van oliën of andere schadelijke vloeistoffen te worden voorkomen. Het hemelwater wordt voordat het de poel bereikt door een ondiep gedeelte met riet en andere oeverplanten geleid, dat een zuiverende werking heeft. Vervuiling van de poel wordt daarmee voorkomen.
De aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing is juridisch vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan.
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. Tussen milieuaspecten en ruimtelijke ordening bestaat een duidelijke relatie. De milieukwaliteit vormt namelijk een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies (zoals woningen). Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende of hinderlijke situaties moeten voorkomen worden.
Milieuzonering beoogt een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven en anderzijds milieugevoelige functies aan te brengen. De kwaliteit van het woon- en leefklimaat wordt daardoor gehandhaafd en bevorderd. In het algemeen wordt door het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. Bedrijven zijn in de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering 2009’ ingedeeld in een aantal categorieën met bijbehorende gewenste richtafstand tot milieugevoelige functies. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Voor het plangebied aan de Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan leidt het initiatief tot het toevoegen van een milieugevoelige functie in de vorm van een nieuwe woning.
Nieuwe woning
Binnen een afstand van 200 meter tot het plangebied bevindt zich één locatie met bedrijfsmatige activiteiten. Het betreft het bedrijf gevestigd aan de Burgemeester Mazairaclaan 123. De bedrijfsmatige activiteiten bestaan uit een autogaragebedrijf en autohandel, met als ondergeschikte nevenactiviteit handel in aanverwante artikelen en automaterialen.
In de VNG-brochure is voor deze bedrijfsmatige activiteiten een richtafstand opgenomen van 30 meter. De werkelijke afstand van het plangebied tot de rand van het bestemmingsvlak Bedrijf bedraagt meer dan 100 meter. Er wordt derhalve ruimschoots voldaan aan de indicatieve afstand. Gesteld kan worden dat omliggende bedrijvigheid geen belemmering vormt voor een goed woon- en leefklimaat voor de nieuwe woning.
Gevolgen voor omliggende bedrijven
De bestaande bedrijfsmatige activiteiten in de omgeving van het plangebied worden in de huidige situatie uitgevoerd, met bestaande woningen op korte afstand van de bedrijfslocaties. Deze bestaande woningen zijn gelegen op kortere afstand dan de nieuw te bouwen woning. Het initiatief leidt derhalve niet tot beperkingen voor de bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven.
Bedrijfsmatige activiteiten binnen het plangebied
Binnen het plangebied worden in de nieuwe situatie geen bedrijfsmatige activiteiten uitgevoerd. Er ontstaat geen hinder voor milieugevoelige functies.
Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect 'geluid' in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), op grond van een “goed woon- en leefklimaat”. Het aspect geluid kent voor geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) afhankelijk van typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor geluidsgevoelige bestemmingen (als woningen) grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
Wegverkeerslawaai
Door middel van de Wet geluidhinder (Wgh) worden de zogenoemde geluidgevoelige objecten beschermd tegen lawaai. De Wgh kent een stelsel van normen ter voorkoming van geluidhinder. Ter bescherming van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen zijn grenswaarden opgenomen, zijnde een ondergrens (voorkeursgrenswaarde) en bovengrens (maximaal toelaatbare grenswaarde). De Wgh biedt gemeenten de mogelijkheid maatwerk te leveren voor de lokale situatie, door het vaststellen van een hogere waarde dan de ondergrens, tot maximaal de bovengrens.
De nieuwe woning aan de Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan ligt binnen de geluidzone van de hoofdverkeerswegen Aziëlaan, Burgemeester Mazairaclaan en Rijksweg A2 en binnen de geluidzone van spoorlijn ’s-Hertogenbosch – Nijmegen. De initiatiefnemer heeft aan gespecialiseerd bureau NIPA Milieutechniek opdracht gegeven voor het uitvoeren van een akoestisch onderzoek. De conclusie is onderstaand weergegeven.
“Uit het onderzoek blijkt dat de gecorrigeerde geluidbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai ten hoogste 49 dB bedraagt. Er wordt niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de maatgevende rechterzijgevel. De geluidbelasting als gevolg van het railverkeerslawaai is ten hoogste 51 dB. Er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB.
Bij de nieuwe woning is de linkerzijgevel geluidluw. Er wordt voldaan aan de ambitiewaarde van het gebied stromingszone. De woning moet worden uitgevoerd met minimaal drie verblijfsruimten aan de geluidluwe zijde of tenminste de woon- en hoofdslaapkamer, waarmee wordt voldaan aan het aanvullend geluidbeleid volgens de Nota hogere grenswaarde gemeente ’s-Hertogenbosch.
Het bevoegd gezag dient een hogere waarde wegverkeerslawaai voor de nieuwe woning vast te stellen. De geluidbelastingen en motivatie zijn in het onderzoek nader uitgewerkt.
Er vanuit gaande dat wordt voldaan aan de minimale eis op grond van het Bouwbesluit voor de geluidwering van 20 dB mag de (ongecorrigeerde) gecumuleerde geluidbelasting niet hoger zijn dan 53 dB om aan de richtwaarde van het binnengeluidniveau van 33 dB te voldoen. Bij de berekende geluidbelasting van ten hoogste 55 dB is het woon- en leefklimaat in beginsel niet gewaarborgd. Bij nieuwe woningen is echter aannemelijk dat, vanwege de eisen voor energieprestatie, de geluidwering van gevels zonder verdere akoestische voorzieningen voldoet aan tenminste 23 dB. Het woon- en leefklimaat is in de geluidgevoelige ruimten van de nieuwe woning daarom zonder verder onderzoek gewaarborgd.”
De volledige rapportage met de resultaten van het onderzoek is opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting.
De nieuwe woning is geprojecteerd op een afstand van minder dan 100 meter van de spoorlijn ’s-Hertogenbosch – Oss. Conform de Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is een analyse uitgevoerd naar het risico op spoortrillingen.
Een aantal factoren zijn van invloed op het risico op spoortrillingen:
Bovendien bestaan op dit moment in algemene zin nog te veel knelpunten om een concreet en handhaafbaar bouwvoorschrift met betrekking tot trillingen op te kunnen stellen. Het ontbreken van een eenduidige rekenmethode en beoordelingswijze is hierbij één van de knelpunten. De initiatiefnemer is zich bewust van het risico op spoortrillingen en zal dat risico in een vroegtijdig stadium met de architect en de aannemer bespreken. Op die manier kan bij het ontwerp en de bouw van de nieuwe woning rekening worden gehouden met het risico op spoortrillingen en wordt het risico op overlast geminimaliseerd. Op basis van bovenstaande factoren, wordt het risico op spoortrillingen ter plaatse van het plangebied aanvaardbaar geacht.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, en tevens op het transport van gevaarlijke stoffen. Het wettelijk kader voor externe veiligheid bestaat onder meer uit: Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en Besluit externe veiligheid transportroutes. Bij ruimtelijke plannen moeten de risico's in het plangebied ten gevolge van de handelingen met gevaarlijke stoffen in beeld worden gebracht.
Enerzijds gaat het over de risicobronnen (bedrijven of transportroutes) en anderzijds over de risico ontvangers (omstanders). Het aspect externe veiligheid moet getoetst worden als bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn onder andere woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels en restaurants. Het initiatief leidt door het bouwen van een nieuwe woning tot het toevoegen van een (beperkt) kwetsbaar object. In deze paragraaf wordt nagegaan of zich in de nabijheid van het plangebied risicovolle activiteiten bevinden (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes), of dat de ontwikkeling leidt tot risicovolle activiteiten.
De wetgever maakt onderscheid tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die continu op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart worden weergegeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. De wetgever schrijft voor hoe moet worden omgegaan met de PR 10-6/jaar. Binnen deze contour heeft iemand die hier continu aanwezig is de kans van 1 op één miljoen om te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens: de afstand waarop niet meer dan 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Voor het plangebied en de omgeving is beoordeeld of er relevante bronnen van risico zijn. Hiervoor is onder andere de Provinciale risicokaart geraadpleegd.
Bedrijven
In de omgeving van het plangebied zijn geen Bevi of BRZO bedrijven aanwezig.
Vervoer over wegen
Ten westen van het plangebied ligt de autosnelweg A2 en ten zuiden de autosnelweg A59. Beide Rijkswegen zijn onderdeel van het basisnet. Het PR wordt niet overschreden. Het GR is laag en het voorliggende initiatief is zo beperkt van omvang dat er geen significante toename van het GR zal optreden.
Vervoer over spoor
Ten noorden van het plangebied bevindt zich de spoorlijn ’s-Hertogenbosch – Nijmegen. Over de spoorlijn vindt (ook in de toekomst) transport van gevaarlijke stoffen plaats. Ten behoeve van de planontwikkeling van inbreidingslocatie De Hoef in Rosmalen, gelegen aan hetzelfde spoor, is een berekening uitgevoerd van het PR vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. Uit de berekening volgt dat er geen sprake is van een PR contour buiten het spoor. Omdat het aantal mensen in de omgeving geen invloed heeft op het berekende PR en voor het gehele traject geldt dat er sprake is van vergelijkbare factoren (geen wissels, overgangen etc.) kan ook voor het plangebied aan de Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan worden gesteld dat buiten het spoor geen PR contour aanwezig is. Het wettelijk vereiste niveau van basisbescherming wordt hiermee geboden. Vanuit het PR bestaat derhalve geen belemmering voor het initiatief. Het voorliggende initiatief is zo beperkt van omvang dat geen significante toename van het GR zal optreden.
Vervoer over water
De Zuid-Willemsvaart is geen binnenvaartweg die voorkomt in bijlage 6 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat er volgens de circulaire vanuit gegaan mag worden dat er geen PR op het water is. Het GR hoeft niet beoordeeld en verantwoord te worden, omdat de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die worden vervoerd niet of nauwelijks van invloed zijn op het GR.
In het kader van het tracébesluit is uitgebreid gekeken naar de risico's van het Maximakanaal. Uit het onderzoek is gebleken dat de normen van het PR en de oriënterende waarde van het GR niet worden overschreden, zodat geen maatregelen zijn vereist.
Buisleidingen
De in ’s-Hertogenbosch gelegen hogedruk aardgasleidingen hebben een werkdruk van 40 bar en een diameter van 12 inch. Uit berekeningen van de Gasunie is gebleken dat rond deze hogedruk aardgasleidingen in ’s-Hertogenbosch geen knelpunten met het PR bestaan. De leidingen hebben een PR risicocontour welke op de leidingen is gelegen (0 meter). Het invloedsgebied van deze leidingen bedraagt 140 meter waarbinnen het GR dient te worden beschouwd. Ontwikkelingen binnen het invloedsgebied die kleinschalig zijn en niet of nauwelijks een toename van het aantal personen tot gevolg hebben, hebben geen significante invloed op het GR. Het voorliggende initiatief is zo beperkt van omvang dat geen significante toename van het GR zal optreden. De aardgasleidingen hebben een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijde van de leiding, waarop niet gebouwd mag worden. Voor het plangebied is dat niet van toepassing.
Het beleid en de regelgeving inzake luchtkwaliteit heeft tot doel om mensen te beschermen tegen de gezondheidseffecten van luchtverontreiniging. Voor verschillende stoffen zijn luchtkwaliteitsnormen vastgesteld. Ruimtelijke plannen of projecten die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, dienen getoetst te worden aan de Wet milieubeheer. Deze wet bevat grenswaarden voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, fijn stof, lood, benzeen en koolmonoxide in de buitenlucht. In Nederland zijn de maatgevende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Overschrijding van de grenswaarden van de andere stoffen komt nauwelijks voor.
Planologische ontwikkeling
De wet maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Kleine projecten verslechteren de luchtkwaliteit niet in betekenende mate (NIBM). Deze projecten vergen geen nadere toetsing op luchtkwaliteit. Ze zijn zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Er is geen belemmering als een klein project niet of nauwelijks bijdraagt aan luchtverontreiniging, ook niet in gebieden met te veel luchtverontreiniging (overschrijdingsgebieden). De ministeriële regeling NIBM geeft aan in welke gevallen een nieuw project in ieder geval een NIBM project is. Dat is bijvoorbeeld het geval als er minder dan 1.500 woningen worden gebouwd bij minimaal één ontsluitingsweg, of minder dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
Binnen het plangebied wordt een nieuwe woning gebouwd. Deze kleinschalige ontwikkeling valt onder de categorie NIBM. Dat betekent dat een luchtkwaliteitsonderzoek niet noodzakelijk is.
Woon- en leefklimaat
Het is van belang dat ter plaatse van de nieuwe woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Op grond van de Wet luchtkwaliteit zijn grenswaarden opgenomen voor de gemiddelde concentraties voor onder andere fijnstof (PM10). Deze grenswaarde bedraagt 50 µg/m3. Vanaf 1 januari 2015 geldt tevens een grenswaarde voor PM2,5 waaraan door het bevoegd gezag bij een vergunningverlening moet worden getoetst. Deze grenswaarde is opgenomen in de Wet milieubeheer en bedraagt 25 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie. Voor de kortdurende blootstelling van de mens aan piekconcentraties van NO2 geldt een grenswaarde van 200 µg/m3 voor het uurgemiddelde.
Het RIVM heeft Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten van Nederland (GCN en GDN) waarop de achtergrondconcentratie van fijnstof (PM10 en PM2,5) en NO2 ten aanzien van een goed woon- en leefklimaat geraadpleegd kan worden. De jaargemiddelde concentraties in de omgeving van het plangebied zijn conform de GCN voor fijnstof PM10 17 µg/m3, voor PM2,5 10 µg/m3 en voor NO2 19 µg/m3. Afbeelding 4.3 geeft dit weer. De concentraties ter plaatse van het plangebied voldoen aan de streefwaarden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat en het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.
Fig. 5.2 Grootschalige Concentratiekaart Nederland
Op basis van artikel 3.1.6 van het Bro en artikel 3.2 Awb, moet in planvorming rekening gehouden worden met de bodemkwaliteit in relatie tot de gewenste functie. Er dient bepaald te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gronden. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van eventueel aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.
Om te bepalen of de bodemkwaliteit geschikt is voor de functie wonen, heeft de initiatiefnemer aan gespecialiseerd bureau BodemInzicht opdracht geven voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek. De conclusie uit de rapportage met de resultaten van het onderzoek is onderstaand integraal weergegeven.
“Op basis van het vooronderzoek wordt de locatie als onverdacht beschouwd. Ter plaatse van de onderzoeklocatie zijn geen verontreinigingen aangetoond die aanleiding vormen voor het uitvoeren van nader of aanvullend bodemonderzoek. De locatie is onverdacht op de aanwezigheid van asbest in bodem. De bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vormt geen belemmering voor de beoogde oprichting van een woning.
De eventueel bij werkzaamheden vrijkomende grond is op of buiten het onderzoeksterrein herbruikbaar. Indien vrijkomende grond van de locatie afgevoerd dient te worden, dient men rekening te houden met de regels van het vigerende Besluit Bodemkwaliteit.”
De volledige rapportage is als Bijlage 4 bij deze toelichting opgenomen.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het beoordelingskader voor geur bij milieuvergunningen, bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen. Het gaat uitdrukkelijk om agrarische geur van landbouwhuisdieren uit stallen. De Wgv maakt onderscheid in geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom en of betrokken bedrijven wel of geen dieren houden waarvoor geuremissiefactoren zijn vastgesteld. De toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object, binnen de bebouwde kom, mag in beginsel niet meer bedragen dan 3 odour units (Oue). Indien geen dieren worden gehouden waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld en derhalve geen geurbelasting kan worden bepaald, gelden vaste afstanden. Ook hier is er onderscheid tussen binnen en buiten de bebouwde kom. In lijn met de bepalingen uit de Wgv zijn de genoemde normen voor geurbelasting en vaste afstanden overeenkomstig opgenomen in het Activiteitenbesluit.
Geurhinder wordt bepaald op basis van de voorgrondbelasting en de achtergrondbelasting. Met de voorgrondbelasting wordt de geurbelasting bedoeld van die veehouderij welke de meeste geurbelasting op een geurgevoelig object veroorzaakt. De achtergrondbelasting wordt veroorzaakt door alle veehouderijen die rondom een geurgevoelig object zijn gelegen.
Binnen het plangebied worden in de nieuwe situatie niet bedrijfsmatig dieren gehouden. Het is in het kader van de Wgv niet noodzakelijk te toetsen op de afstand tot omliggende geurgevoelige objecten.
Het plangebied is gelegen aan de rand van de kern Rosmalen, op korte afstand van het stedelijk gebied van ’s-Hertogenbosch. In de omgeving bevinden zich geen veehouderijen. De agrarische bedrijven aan de rand van het stedelijk gebied zijn kleinschalige bedrijven waar geen dieren worden gehouden. Veehouderijen bevinden zich op een afstand van meer dan 2 km tot het plangebied. Vanwege de grote afstand tot het plangebied, is het niet noodzakelijk de geurbelasting op het plangebied te berekenen. Het aspect geur vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De gemeente maakt de afweging of mogelijke gezondheidsrisico’s een aanvaardbaar niveau hebben. Het houden van landbouwhuisdieren kan gezondheidseffecten hebben op de omgeving van een veehouderij, bijvoorbeeld door de uitstoot van fijnstof en mogelijk ook via endotoxinen. Decentrale overheden beoordelen mogelijke gezondheidsrisico’s van veehouderijen, op basis van de ‘Handreiking Veehouderij en gezondheid omwonenden’ en het ‘Endotoxine toetsingskader 1.0’. Uit VGO-2 onderzoek is gebleken dat zich in een straal van circa 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogd aantal gevallen van longontsteking voordoet. Binnen een afstand van 200 meter tot het plangebied liggen geen varkens- of pluimveehouderijen. Er zijn geen geitenhouderijen aanwezig binnen een afstand van 2 km. Eventuele gezondheidseffecten vanwege het houden van landbouwhuisdieren vormen geen belemmering voor het initiatief.
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert de Waterwet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Sinds juli 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit op de Ruimtelijke Ordening.
Het plangebied is gelegen binnen het werkgebied van waterschap Aa en Maas. Het Waterbeheerplan 2022-2027 bepaalt het waterbeleid van waterschap Aa en Maas. Het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Het waterschap beschikt daarnaast over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
De gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch heeft op 9 maart 2021 de Verordening bomen, water en groen ’s-Hertogenbosch 2021 vastgesteld. Het doel van deze Verordening is het stellen van regels over houtopstanden, het lozen van grondwater en hemelwater en het verplicht realiseren van groen, om de gevolgen van klimaatverandering te beperken en bepaalde houtopstanden te beschermen.
Het is op grond van artikel 4.14 van de Verordening verboden grondwater te lozen op de gemeentelijke riolering of op een gemeentelijke hemelwatervoorziening. Er is geen sprake van het onttrekken van grondwater, dat wordt geloosd op de gemeentelijke riolering of een gemeentelijke hemelwatervoorziening.
Art. 4.15 bepaald dat het verboden is bij het realiseren van nieuwe verharding of het vernieuwen van bestaande verharding hemelwater te lozen op de riolering of openbaar terrein. De perceeleigenaar heeft de verplichting het hemelwater te verwerken op eigen terrein. De bouw van een vrijstaande woning (150 m2) en bijgebouw (150 m2) met bijbehorende verhardingen leidt tot een toename van de verharde oppervlakte kleiner dan 500 m2. De te realiseren hemelwatervoorziening dient minimaal 10 mm per m2 toename verhard oppervlak te kunnen verwerken.
Art. 5.3 van de Verordening bomen, water en groen bepaalt dat de eigenaar verantwoordelijk is voor onderhoud en beheer van de hemelwatervoorziening. Het is verboden een gerealiseerde hemelwatervoorziening te verwijderen, onvoldoende te beheren of onderhouden. Dit verbod is niet van toepassing indien een hemelwatervoorziening wordt veranderd of vervangen, mits het totaal bergend vermogen niet afneemt en de kwaliteit van voorziening vergelijkbaar of beter is.
De drie Brabantse waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze uitgangspunten zijn opgenomen in de ‘Beleidsregel hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen’. Bij een toename van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Het waterschap maakt bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken deze op het niveau van deelstroomgebied nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap verdeelt plannen met een toename van verhard oppervlak in categorieën kleiner dan 2.000 m², 2.000 - 10.000 m² en meer dan 10.000 m². In 2021 is gewijzigd beleid vastgesteld, waarbij de ondergrens wordt verlaagd van 2.000 m² naar 500 m².
De voorgenomen ontwikkeling betreft de bouw van een nieuwe vrijstaande woning, waarvoor een bouwvlak voor een hoofdgebouw wordt opgenomen van 150 m2. Daarnaast kunnen (vergunningsvrij) bijgebouwen worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 150 m2. De toename van bebouwing (maximaal 300 m2) en verhardingen blijft derhalve onder de gestelde grens van 500 m2. Het is op basis van het beleid van het waterschap derhalve niet noodzakelijk compenserende maatregelen te treffen.
De aan te leggen poel doet dienst als hemelwatervoorziening en moet op basis van het gemeentelijk beleid een capaciteit hebben van minimaal 4 m3. De gemiddeld hoogste grondwaterstand ter plaatse bedraagt 60 tot 80 cm onder het maaiveld. Dit betekent dat het water in de poel minimaal 60 cm onder het maaiveld staat. Rekening houdend met een veiligheidsmarge van 10 cm en een open wateroppervlakte van 50 m2, wordt de bergingscapaciteit berekend als 50 * (0,60 – 0,10) = 25 m3. Daarmee wordt ruimschoots aan de eis voldaan.
Bij de bouw van de woning en bijgebouw wordt gebruik gemaakt van niet-uitlogende materialen. Dit is conform het advies van de richtlijn Duurzaam Bouwen. In het Lozingenbesluit Bodembescherming staat dat niet verontreinigd hemelwater in principe in de bodem geïnfiltreerd kan worden of afgevoerd kan worden naar het oppervlaktewater, ook als dat in contact is geweest met oppervlakten als daken. Er wordt geen gebruik gemaakt van onbehandelde uitlogende materialen zoals koper, zink en lood, teerhoudende dakbedekking (PAK's) en van met verontreinigde stoffen verduurzaamd hout. Doordat het hemelwater niet vervuild is, is het geen probleem het hemelwater af te voeren naar het oppervlaktewater of te laten infiltreren.
Voor het hemelwater dat valt op erfverhardingen, dient de uitspoeling van oliën of andere schadelijke vloeistoffen te worden voorkomen. Het regenwater wordt voor het de poel bereikt door een ondiep gedeelte met riet en andere oeverplanten geleid, dat een zuiverende werking heeft. Vervuiling van de poel wordt daarmee voorkomen.
Het huishoudelijk afvalwater zal worden afgevoerd naar het gemeentelijk rioolstelsel. De aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel zal in overleg met gemeente ’s-Hertogenbosch plaatsvinden, conform de gebruikelijke eisen.
Het verhard oppervlak in het plangebied neemt door de voorgenomen ontwikkeling toe. Gezien de kleinschaligheid van de bouw van een nieuwe woning, zijn compenserende maatregelen op basis van het beleid van waterschap Aa en Maas niet noodzakelijk. Gemeente ’s-Hertogenbosch zal het concept ontwerpbestemmingsplan ter beoordeling aan waterschap Aa en Maas voorleggen.
Op basis van het gemeentelijk beleid is het aanleggen van een retentievoorziening noodzakelijk. De poel die op het westelijk perceelgedeelte wordt aangelegd, voldoet ruimschoots aan de voorwaarden van het gemeentelijk beleid.
Gemeente ’s-Hertogenbosch werkt intensief aan een energiebewust, gezonde, groene en klimaatbestendige gemeente. In mei 2019 heeft de gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch de Nota Duurzaamheid vastgesteld. Het aspect duurzaamheid is nader uitgewerkt in paragraaf 4.15. De overkoepelende doelstelling van een duurzaam ’s-Hertogenbosch in 2050 is vertaald in vier ambities:
Per ambitie is in de Nota Duurzaamheid beschreven wat de gemeente wil bereiken en hoe dit wordt gemonitord. Daarnaast is ter inspiratie een aantal goede voorbeelden opgenomen.
De verstedelijkingsopgave voor gemeente ’s-Hertogenbosch ziet onder meer op het bieden van voldoende en kwalitatief goede huisvesting voor verschillende doelgroepen. Daarbij is van belang dat, zeker in geval van nieuwe initiatieven op het gebied van huisvesting en woningbouw, een gezonde, groene en klimaatbestendige leefomgeving centraal staat.
Het bouwen van één nieuwe woning is een kleinschalig initiatief. De duurzaamheidsimpact op gemeenteniveau is beperkt. De initiatiefnemer wil een duurzame en toekomstbestendige nieuwe woning te realiseren, en op die manier een bijdrage te leveren aan een duurzamer ’s-Hertogenbosch. Bij het ontwerp van de nieuwe woning wordt rekening gehouden met energiezuinigheid en waar mogelijk circulair gebruik van bouwmaterialen. Dat kan door het deels toepassen van gebruikte materialen en door het toepassen van materialen met een lange levensduur die nadien hergebruikt kunnen worden. De woning krijgt geen aardgas aansluiting. In de ontwerpfase wordt het toepassen van zonnepanelen en een zonneboiler nader onderzocht.
De natuurlijke inrichting van het westelijk deel van het perceel, met een bloemrijke weide, solitaire bomen, hagen en poel voor de opvang van hemelwater, draagt bij een klimaatbestendige leefomgeving. Daarnaast kunnen bij de bouw van de woning en de inrichting van het terrein een aantal aanvullende maatregelen genomen worden:
De initiatiefnemer overweegt bij de aanschaf van een nieuwe auto elektrisch te gaan rijden. In dat geval zal bij de nieuwe woning een eigen laadvoorziening worden aangevraagd. Het rijden van een elektrische auto die wordt geladen door zonnepanelen op eigen dak, vormt een goed voorbeeld van duurzame mobiliteit.
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel bij het nemen van besluiten en zorgt er voor dat het milieubelang een volwaardige plaats krijgt in de besluitvorming. De m.e.r-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
In een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet de gemeente beoordelen of een m.e.r. moet worden opgesteld. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht geldt voor activiteiten die zijn opgenomen in het Besluit m.e.r. bijlage D. De achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een m.e.r.-procedure nodig is. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
Met dit bestemmingsplan wordt de realisatie van een nieuwe woning mogelijk gemaakt, binnen een bestaande woonbestemming aan de rand van de kern Rosmalen. Of een m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, wordt bepaald door het initiatief te toetsen aan de drempelwaarden uit lijst C en D van het Besluit m.e.r.
De bouw van een nieuwe woning valt niet onder categorie D 11.2 van het Besluit m.e.r. (stedelijk ontwikkelingsproject). Om te bepalen of de voorgenomen ontwikkeling daadwerkelijk niet als een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. moet worden beschouwd, moeten de concrete omstandigheden van het initiatief worden bekeken. Aspecten als aard en omvang van het initiatief spelen daarbij een rol.
De concrete omstandigheden van het voorliggende initiatief zijn de bouw van een nieuwe woning, op het perceel dat momenteel als erf en tuin in gebruik is bij de woning Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan 6, aan de rand van de kern Rosmalen. Het plangebied is niet gelegen in beschermd natuurgebied en er bestaat geen risico op verontreiniging. De ontwikkeling leidt niet tot hinder voor de omliggende functies en er worden geen gevaarlijke stoffen of technologieën gebruikt. In deze toelichting bij het plan is onderbouwd dat er geen negatieve gevolgen zijn voor het milieu.
Op basis van deze concrete omstandigheden is de conclusie dat het initiatief niet wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van categorie D 11.2 van het Besluit m.e.r. Het is derhalve niet noodzakelijk een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
De bescherming van de natuur is vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming (Wnb) geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wnb ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en gebieden de uitvoering van het plan niet in de weg staan. De provincie is bevoegd gezag voor de toetsing van handelingen met mogelijke gevolgen voor beschermde dier- en plantensoorten (de soortenbeschermingsbepalingen) én voor Natura 2000-gebieden (de gebiedenbeschermingsbepalingen). Alleen bij ruimtelijke ingrepen waarmee grote nationale belangen zijn gemoeid, blijft het Rijk bevoegd gezag.
Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ook in dit kader zijn de provincies het bevoegd gezag.
Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones met als doel natuurgebieden beter met elkaar en met het omringende agrarisch gebied te verbinden.
Conform artikel 1.12 van de Wet natuurbescherming dragen gedeputeerde staten in hun provincie zorg voor de totstandkoming en instandhouding van een samenhangend landelijk ecologisch netwerk, genaamd 'Natuurnetwerk Nederland'. Zij wijzen daartoe in hun provincie gebieden aan die tot dit netwerk behoren. De planologische begrenzing en beschermingsregimes van het Natuurnetwerk Nederland loopt via het traject van de provinciale ruimtelijke structuurvisies en verordeningen.
Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
De bescherming van dier- en plantensoorten is eveneens in de Wet natuurbescherming geregeld. In deze wet zijn drie beschermingsregimes opgenomen: voor vogels in de zin van de Vogelrichtlijn, voor dier- en plantensoorten uit de Habitatrichtlijn en voor overige soorten. Het is verboden om beschermde diersoorten opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren. Hun voortplanting- en rustplaatsen mogen niet (opzettelijk) worden beschadigd of vernield en beschermde plantensoorten mogen niet worden vernield.
Het plangebied is gelegen aan de rand van de kern Rosmalen en momenteel in gebruik als erf en tuin bij de woning Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan 6. Het plangebied wordt goed onderhouden en intensief gebruikt. Vanwege de ligging aan de rand van het stedelijk gebied en het intensieve gebruik, is de kans dat binnen het plangebied beschermde soorten voorkomen als nihil in te schatten. In gebruik zijnde nesten van algemene broedvogels, zoals mezen, merels en duiven, zijn beschermd en kunnen binnen de invloedsfeer van de bouwwerkzaamheden voorkomen. Er kan rekening gehouden worden met algemene broedvogels, door buiten het broedseizoen te werken. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli. Ook kan als alternatief, indien toch binnen het broedseizoen gewerkt moet worden, vooraf een broedvogelcontrole worden uitgevoerd.
De initiatiefnemers hebben aan gespecialiseerd bureau Twisk Ecologisch Onderzoek opdracht gegeven voor het uitvoeren van een ecologische quickscan. De conclusie van het onderzoek is onderstaand integraal weergegeven.
De uit te voeren werkzaamheden als het kappen van bomen en struiken en grondverzet kunnen leiden tot negatieve effecten op broedende vogels en daarmee tot overtreding van de Wet natuurbescherming. Deze effecten zijn te voorkomen door de betreffende werkzaamheden uit te voeren buiten de periode dat broedende vogels aanwezig kunnen zijn. Dit is de periode tussen half maart en half september.
Ook kan het grondverzet voor het inrichten van natuur, en met name de aanleg van de amfibieënpoel, leiden tot het vernielen van holen van konijn en bever. Dit is eveneens een overtreding van de Wet natuurbescherming. Dit is te voorkomen door voorafgaande aan deze werkzaamheden een terzake deskundig ecoloog te laten zoeken naar zulke holen en, indien deze aanwezig zijn, hier bij het graven van de poel rekening mee te houden. Dit kan betekenen dat de plaats van de poel aangepast moet worden. Om overtredingen van de Wet natuurbescherming ten aanzien van konijn en bever te voorkomen is het noodzakelijk tenminste twee weken voor het inrichten van de natuur in het zuidwestelijke deel van het plangebied een ecologisch werkprotocol op te stellen en deze werkzaamheden door een ter zake kundig ecoloog te laten begeleiden.
Ten aanzien vanhet Natuurnetwerk Brabant vormen het aanleggen van het Natuur op het zuidwestelijk deel van plandeel waarop de woning wordt gerealiseerd, een uitwerking van de bestemming "Natuur" zoals benoemd in dit gebied.De volledige rapportage met de resultaten van de quickscan zijn opgenomen als Bijlage 5 bij deze toelichting.
De Wet natuurbescherming, heeft voor wat betreft gebiedsbescherming, betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze bij de voorbereiding van een bestemmingsplan in kaart te worden gebracht en beoordeeld.
Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied kan alleen worden vastgesteld indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig.
Voor de aanleg- en de gebruiksfase van één vrijstaande woning aan de Burg. Joh. Van Heijdenlaan 8 te Rosmalen is in mei 2023 een stikstofdepositie berekening uitgevoerd (“Aerius berekening Burg. Joh. Von Heijdenlaan 8 te Rosmalen, Mureau Advies, 1 mei 2023, projectcode Ri6c4eoQcut”, Bijlage 6). In rapport zijn de berekeningen conform de meest recente AERIUS-Calculator (versie 2022.1_20230405_989cfb3815) uitgevoerd.
De uitkomsten bedragen op alle rekenpunten ten hoogste 0,00 mol/ha/jr. Het projecteffect bedraagt dus op alle rekenpunten in omliggende Natura 2000-gebieden ten hoogste 0,00 mol/ha/jaar. Er treden geen significante negatieve effecten op binnen de omliggende Natura 2000-gebieden. Stikstof is geen belemmering voor de realisatie en gebruik van de nieuwe te bouwen vrijstaande woning.
Daarmee kunnen op voorhand negatieve effecten op Natura-2000 gebieden vanwege stikstofdepositie uitgesloten worden.
De kaders voor bescherming van de archeologische en cultuurhistorische waarden worden gevormd door de Erfgoedwet en het Bro. De Erfgoedwet (2016) bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed en archeologie in Nederland. In het Bro is bepaald dat een ruimtelijk plan een beschrijving moet bevatten die weergeeft hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
De gemeenteraad heeft op basis van de archeologische verwachtingskaart op 15 juni 2010 het archeologiebeleid vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden in archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart.
Het volledige plangebied heeft op de archeologische beleidskaart de aanduiding ‘hoge archeologische verwachting’. Figuur 5.3 geeft dat weer.
fig. 5.3 Uitsnede archeologische beleidskaart, het plangebied is gesitueerd ter hoogte de gele ster
Het archeologie beleid van gemeente ’s-Hertogenbosch is vertaald in dubbelbestemmingen in het vigerende bestemmingsplan. Ter plaatse van het plangebied geldt de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’. Deze dubbelbestemming is in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen, zodat de mogelijk aanwezige archeologische waarden planologisch beschermd blijven.
In gebieden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ ligt de noodzaak voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek bij bouwplannen met een oppervlakte groter dan 50 m², waarbij de bodem dieper geroerd wordt dan 50 cm. Deze drempelwaarde wordt met de bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan overschreden. De initiatiefnemer heeft aan een gespecialiseerd bureau opdracht gegeven voor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek.
De conclusie uit de rapportage met de resultaten van het onderzoek is onderstaand integraal weergegeven. De volledige rapportage is als Bijlage 7 bij deze toelichting opgenomen.
Op grond van dit rapport heeft de gemeente 's-Hertogenbosch besloten niet in te stemmen met het advies om geen archeologisch vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan niet worden uitgesloten dat in het plangebied resten van Fort Frederik Hendrik aanwezig zijn. Om die reden blijft de archeologische dubbelbestemming van het plangebied van toepassing. Met betrekking tot dit specifieke bouwplan worden ingrepen tot 50 cm -mv (huidig maaiveld) vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Indien ingrepen dieper dan 50 cm -mv gaan plaatsvinden dienen de werkzaamheden onder archeologische begeleiding te worden uitgevoerd. Voor dit onderzoek is een door de gemeente goedgekeurd Programma van Eisen verplicht. Eén en ander is in de regels vastgelegd. In algemene zin geldt dat indien tijdens de geplande werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 een meldingsplicht geldt.
Naast de archeologische en bouwhistorische kenmerken van het plangebied, moeten ook de overige cultuurhistorische aspecten, zoals historisch geografische elementen in het bestemmingsplan worden betrokken. Om te bepalen of binnen het plangebied sprake is van cultuurhistorische elementen waarmee rekening gehouden dient te worden, is de provinciale cultuurhistorische waardenkaart geraadpleegd. Hierop staan de bepalende cultuurhistorische elementen aangegeven. Figuur 5.4 geeft een uitsnede van de cultuurhistorische kaart weer.
fig. 5.4 Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart PM
Uit de cultuurhistorische waardenkaart volgt dat het plangebied is gelegen binnen de regio van provinciaal cultuurhistorisch belang ‘de Meierij’. De Meierij bestaat uit verschillende dekzandruggen, beekdalen en dekzandvlaktes en wordt gekenmerkt door een kleinschalig mozaïek van oude en jonge ontginningslandschappen en woeste gronden. Vanouds waren de randen van de beekdalen en de dekzandruggen de meest geschikte plek voor bewoning. De beekdalen zelf en de uitgestrekte broekgebieden waren te nat om te wonen of om akkerbouw te bedrijven. Deze terreinen werden gebruikt als weide, hooiland of hakhout. Een van de beeldbepalende aspecten van de Meierij is de populierenteelt, aanvankelijk vooral in de vorm van weg- of perceelrandbeplanting, later ook in de vorm van populierenbosjes. In de Meierij zijn verschillende kastelen, abdijen en kloosters gebouwd. Nog veel rijker is het gebied aan landgoederen, buitenplaatsen en statige villa’s, vooral in de omgeving van ’s-Hertogenbosch. De Meierij wordt gekarakteriseerd door veel kleine dorpen, met ieder hun eigen karakter en relatie met het landschap. De grote stedelijke gebieden van ’s-Hertogenbosch, Eindhoven en Tilburg zijn met elkaar verbonden door een netwerk van snelwegen, provinciale wegen, kanalen en spoorlijnen.
Het voorliggende initiatief is kleinschalig van aard en kent niet het schaalniveau waarop de cultuurhistorische waarden ontwikkeld, behouden of versterkt kunnen worden om de regionale ambitie te verwezenlijken. De ligging binnen ‘de Meierij’ heeft derhalve geen invloed op het initiatief. Voor het overige zijn er geen cultuurhistorisch waardevolle elementen gelegen in de directe omgeving van het plangebied.
Gemeente ’s-Hertogenbosch heeft voor de hele gemeente een inventarisatie laten uitvoeren van zichtbare cultuurhistorische elementen en relicten. In de omgeving van het plangebied bevinden zich verschillende dijken, wegen en waterlopen die vaak al vele honderden jaren bestaan. De Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan heeft in het verleden een belangrijke militair-strategische functie gehad als onderdeel van de Stelling van 1629 en in de 19e eeuw als onderdeel van de Stelling van Hintham. Voor lijnelementen zoals wegen is het opnemen van een specifieke cultuurhistorische dubbelbestemming vaak niet nodig. Dat geldt met name als het lijnvormige element nog een infrastructurele functie heeft, zoals bij de Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan het geval is. Het initiatief een nieuwe woning te bouwen, doet geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarde van de weg.
Het bestemmingsplan 'Kanaalpark Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan 8' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde binnen het plangebied. Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening (RO standaarden 2012), het Handboek digitale bestemmingsplannen van de gemeente 's-Hertogenbosch, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (inclusief het Besluit omgevingsrecht) en het bestemmingsplan 'Kanaalpark' (vastgesteld op 23 april 2013). Hierbij is gestreefd naar uniformering en standaardisering van de bestemmingen en bestemmingsregels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen en de aanduidingen met kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken aangegeven. De kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken dienen in samenhang met de bestemmingsplanregels te worden gelezen.
De bestemmingsplanregels zijn gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) en het bestemmingsplan 'Kanaalpark'. De bestemmingsplanregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken, te weten:
De artikelen in hoofdstuk 1 van de bestemmingsplanregels hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. Deze bepalingen gelden voor alle bestemmingen.
Dit hoofdstuk omvat een toelichting op de in het plangebied voorkomende bestemmingen. In het plangebied komen de bestemmingen 'Natuur', 'Wonen' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Groenblauwe Mantel' voor.
Artikel 3 Natuur:
Deze bestemming betreft een strook grond aan ten westen van de kavel waar de woning is gepland. Voorheen lag hier nog een bestemming 'Wonen'. De strook grond is bedoeld om onder andere te voorzien in de waterhuishoudkundige oplossing voor het perceel aan de Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan 8. Gezien de functies zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in zeer beperkte mate en onder voorwaarden toegestaan. In Bijlage 1 behorende bij de regels is het inrichtingsplan meegenomen dat de inrichting van deze bestemming verder inkleurt. Deze bestemming is, voor de planologische bescherming van de (aan te leggen) natuur, ook neergelegd op de overige percelen waar de kwaliteitsbijdrage voor de betreffende woning plaatsvindt.
Artikel 4 Wonen:
In het bestemmingsplan is aan het woonperceel Burgemeester Jonkheer von Heijdenlaan 8 de bestemming 'Wonen' gegeven. Het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd. De maximum goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding weergegeven. Daarnaast is het maximum aantal woningen in bouwvlak op de verbeelding weergegeven.
Binnen de bestemming 'Wonen' is, ter waarborging van de verplichte aanleg van natuur op eigen terrein, de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat voorafgaand aan de bouw de natuur op eigen terrein conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 behorende bij de regels moet zijn aangebracht. Bovendien is het gebruik van het woonperceel ten behoeve van wonen enkel toegestaan als binnen 1 jaar na datum verlening omgevingsvergunning, de natuur op eigenterrein, conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 behorende bij de regels, is aangelegd, onderhouden en in stand wordt gehouden.
Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Dit artikel is opgenomen ter bescherming van de aanwezige hoogspanningsleiding net ten zuiden van een van de plandelen.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 1
Zoals in paragraaf 5.8.1 geconcludeerd kan op basis van het uitgevoerde onderzoek niet worden uitgesloten dat in het plangebied resten van Fort Frederik Hendrik aanwezig zijn. Ter bescherming van de eventuele archeologische waarden in de ondergrond is in de regels de archeologische dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 opgenomen, zoals deze nu al op het plangebied van toepassing is.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
Dit artikel is opgenomen en geldt voor de percelen met de de bestemming Natuur waar overeenkomstig het moeder bestemmingsplan 'Kanaalpark' ook deze dubbelbestemming geldt
Artikel 8 Waarde - Groenblauwe mantel
Gronden met de dubbelbestemming Waarde - Groenblauwe mantel zijn bestemd voor het behoud, herstel en de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de gronden. In de bestemming is een vergunningplicht opgenomen voor het uitvoeren van onder andere grondwerkzaamheden zoals afgraven. Uitzondering op de vergunningplicht betreft het normale beheer en onderhoud.
In de algemene regels zijn de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels opgenomen. Deze algemene regels gelden voor het gehele bestemmingsplan.
Dit vierde en laatste hoofdstuk bevat het overgangsrecht en de slotregel.
Uit de Wet ruimtelijke ordening volgt dat de gemeente de onderzoeksverplichting heeft om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen. De grondexploitatiewet, die is opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, regelt voor een bestemmingsplan als de onderhavige verplicht kostenverhaal door de gemeente. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer(s) of volledig grondeigendom).
Aangezien in voorliggend geval het kostenverhaal zal worden vastgelegd door middel van een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer, kan de vaststelling van een exploitatieplan achterwege blijven. De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen.
Voorafgaan aan het initiatief zijn meerdere dialogen met de omgeving gevoerd. Gelet op het project en de impact op de omgeving zijn alleen de direct aanwonenden, zijnde de bewoners aan de adressen Burgemeester Jhr. Von Heijdenlaan 2, 4, en 11 en Burgemeester Mazairaclaan 34, betrokkenen bij het plan. De initiatiefnemer woont op het adres Burgemeester Jhr. Von Heijdenlaan 6.
De eerste gesprekken met de omgeving hebben plaatsgevonden in oktober 2020. In maart 2022 hebben de tweede gesprekken plaatsgevonden en in juli 2022 de laatste gesprekken. De bewoonster van Burgmeester Jhr Von Heijdenlaan 2 was toen verhuisd. Tijdens de gesprekken zijn schetsen van de beoogde woningen en indeling van het perceel getoond. De indeling is vanwege de ligging van het Natuur Netwerk Brabant ten opzichte van het eerste plan gewijzigd. De woning wordt meer aansluitend op de bestaande bebouwing geplaatst. Deze wijziging is in de latere dialogen aan de omgeving voorgelegd.
Uit de verslagen van de dialogen en de reacties van de omwonenden op de verslagen valt af te leiden dat de plannen voldoende zijn besproken. Het initiatief is door de omgeving redelijk positief ontvangen. Alleen de bewoners van de tegenover gelegen woning hadden wat aandachtspunten.
Zo is de voorkeur van de bewoners om de woning in een landelijke stijl vorm te geven, de woning zo laag mogelijk te bouwen om inkijk in hun woning zoveel mogelijk te beperken en de bomen langs de bestaande weg te behouden.Uitzondering kan worden gemaakt voor één boom te hinderlijk aanwezig is gezien de locatie van de toekomstige woning en de geplande uitweg. De initiatiefnemers houden in hun ontwerp zoveel mogelijk rekening met deze aandachtspunten.
De omgeving kan zich indenken dat terplaatse een woning wordt gebouwd. Initiatiefnemers hebben aangegeven met de omgeving in contact te blijven. Het eindverslag van de omgevingsdialoog is te lezen in Bijlage 8 van de toelichting.
Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg voor advies voorgelegd aan de Provincie en het Waterschap.
De provincie geeft in haar reactie aan dat het plan in grote lijnen in overeenstemming is met het provinciaal beleid. Wel mist zij op enkele onderdelen nog een onderbouwing. Het gaat om een onderbouwing van de locatie, de berekening van de tegenprestatie en het aanleggen van natuur.
Onderbouwing van de locatie (rood voor groen)
De aanvaardbaarheid van de woning op deze locatie is in de toelichting voldoende beschreven. De provincie is echter van mening dat met de toevoeging van deze woning de draagkracht van rood/verstening in dit gebied is bereikt. Meer verstening in de omgeving is niet wenselijk.
Antwoord: De locatie voor de woning was al bekend bij het in procedure brengen van het bestemmingsplan Kanaalpark. Het betreft een afronding van de (lint)bebouwing aan de Burgemeester Jonkheer Von Heijdenlaan richting het Kanaalpark. Al tijdens de totstandkoming van het bestemmingsplan Kanaalpark en de daaraan verbonden "Rood voor Groen"-regeling is al aangegeven dat meerdere bebouwing hier niet meer wenselijk is. De toelichting is hierop aangevuld in paragraaf 4.3.2. Met de toevoeging van deze woning is stedelijke ontwikkeling op deze locatie afgerond.
Tegenprestatie
De provincie betreurt het dat de percelen waarop de tegenprestatie in de vorm van waarborging van natuur en de aanleg nieuwe natuur zijn versnipperd.
Antwoord: De percelen grenzen aan het bestaande Natuur Netwerk Brabant (NNB). Ondanks de versnipperde ligging wordt het NNB hierdoor rubuuster.
In de toelichting is niet voldoende en concreet inzichtelijk gemaakt op welke manier de tegenprestatie wordt geleverd. De provincie ziet graag een overzicht van de percelen met oppervlakte en de daarbij behorende afwaardering. In de bijlage "Landschappelijke Inpassing Burgemeester Jhr Von Heijdenlaan (ong)" wordt gesproken over een gevraagde kwaliteitsverbetering van € 93.750,-- terwijl de tegenprestatie € 125.000,-- voor de woning dient te zijn.
Antwoord: De toelichting is aangevuld met Bijlage 2 waarin de onderbouwing van de tegenprestatie is weergegeven. In de bijlage "Landschappelijke Inpassing Burgemeester Jhr Von Heijdenlaan (ong)" stond inderdaad nog verkeerde bedragen. Deze zijn aangepast.
Onderbouwing berekening tegenprestatie
In de bijlage "Landschappelijke Inpassing Burgemeester Jhr Von Heijdenlaan (ong)" zijn een aantal posten als tegenprestatie opgenomen die niet of maar gedeeltelijk in de berekening mogen worden opgevoerd. Het gaat dan om de posten:
Antwoord: In Bijlage 1 is de berekening conform het advies aangepast.
Aanleggen Natuur
De provincie vraagt inzichtelijk te maken op welke manier de aanleg van natuur en de instandhouding van de natuur op de aangedragen percelen is gewaarborgd.
Antwoord: De natuur op de gemeentelijke gronden is al aangelegd of zal, door middel van de kwaliteitsbijdrage die dit plan met zich meebrengt, worden aangelegd. De percelen krijgen in dit bestemmingsplan de bestemming "Natuur". Het is ingevolge dit bestemmingsplan verboden deze gronden anderszins te gebruiken dan wat de voorschriften staat vermeld. Daarmee mag het alleen gebruikt worden als en voor:
Daarmee is de instandhouding van de natuur planologisch juridisch geregeld.
Voor de aanleg en instandhouding van natuur op particulier terrein (het perceel van de initiatiefnemer), heeft dit deel van het perceel de bestemming "Natuur" gekregen en zijn in de regels onder de bestemming "Wonen" voorwaardelijke verplichtingen opgenomen, welke zijn verbonden aan bouwen en het gebruik. In artikel 4.2.5 staat dat voorafgaand aan de bouw van de woning de natuur moet zijn aangelegd. Daarmee is de aanleg van de natuur gewaarborgd. In artikel 4.5.2 staat dat het woonperceel alleen mag worden gebruikt voor wonen als de aangelegde natuur in stand blijft. Daarmee is ook de aanleg en instandhouding van de natuur op het particuliere terrein juridisch planologisch gewaarborgd.
Na de planbeschrijving te hebben beoordeeld, heeft het waterschap geconcludeerd dat zij geen opmerkingen heeft op het betreffende planvoornemen. Binnen het plangebied zijn geen ruimtelijke waterschap belangen van toepassing.
Na aanpassing van het bestemmingsplan, indachtig het advies van de provincie, kan deze verder als ontwerp in procedure worden gebracht.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 18 september 2023 tot en met 30 oktober 2023 zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn kon iedereen zienswijze op het ontwerp bestemmingsplan aan de gemeenteraad kenbaar maken. Tijdens de termijn is op het ontwerp bestemmingsplan één zienswijze ingediend. In de, bij het vaststellingsbesluit behorende, 'Nota van Zienswijzen' is deze zienswijze beantwoord. De zienswijze is gegrond. Het bestemmingsplan is daardoor op een klein onderdeel gewijzigd vastgesteld.
Omdat tijdens de ontwerpfase een gegronde zienswijze is ingediend, is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Op de verbeelding is, conform het verzoek in de zienswijze, ter bescherming van de aanwezige hoogspanningsleiding in de nabijheid van het plangebied, op en klein deel van het perceel met de bestemming 'Natuur' de dubbelbestemming “Leiding – Hoogspanningsverbinding” neergelegd. In de regels zijn onder artikel 5 beschermingsmaatregelen opgenomen die binnen de beschermingszone van de aanwezige Hoogspanningsleiding voldoende bescherming bieden tegen omgevingsaspecten, die invloed kunnen hebben op een betrouwbare levering van energie. Nu het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld en daarmee voldoende tegemoet is gekomen aan de enige ingediende zienswijze, is het bestemmingsplan maatschappelijk haalbaar.
In dit bestemmingsplan is nadrukkelijk aandacht besteed aan de ruimtelijke, stedenbouwkundige en milieukundige effecten van het initiatief. Er is gemotiveerd aangetoond dat het initiatief zich verhoudt tot de aanwezige functies en waarden in het plangebied en de directe omgeving ervan. Naast het ruimtelijk planologische beleid en de stedenbouwkundige toets zijn alle ruimtelijke en milieukundige deelaspecten onderzocht. Gebleken is dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering oplevert voor een goede ruimtelijke ordening. Mede door middel van deze bestemmingsplantoelichting is nu een planologische en juridische basis gelegd om het initiatief te kunnen realiseren.