Plan: | Bedrijventerreinen - Hambakenwetering 10B |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002483-1401 |
Aan de Hambakenwetering 10B in 's-Hertogenbosch stond een bedrijfspand uit de jaren '80, deze is inmiddels niet meer aanwezig. Het gebruik van het perceel als volledig kantoor is binnen de bedrijfsbestemming niet toegestaan, tenzij er een aanduiding 'kantoor' is opgenomen. Dit is hier niet het geval. Het geldend bestemmingsplan voorziet in een wijzigingbevoegdheid. Het college van burgemeester en wethouders kunnen met deze bevoegdheid het bestemmingsplan wijzigingen waardoor op het perceel ook een zelfstandig kantoor kan worden ontwikkeled. Het voorliggend wijzigingsplan geeft hiervoor een ruimtelijk juridisch kader. In deze toelichting wordt de beoogde ontwikkeling beschreven en wordt aangetoond dat voldaan wordt aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
De locatie ligt aan de noordkant van de stad op een bedrijventerrein langs de A59. Het perceel vormt een onderdeel van de Highttech Park langs de Hambakenweg. De planlocatie is gelegen op het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente 's Hertogenbosch, sectie O, perceel 8657. In de onderstaande figuren is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1: Luchtfoto met aanduiding plangebied
Figuur 2: Uitsnede kadastrale kaart (bron: perceelloep.nl)
Het perceel aan de Hambakenwetering 10B te Den Bosch is in de huidige situatie niet in gebruik. Het ligt op bedrijventerrein Hambakenwetering en dat goed wordt ontsloten via de op- en afritten van de A59. Het gebied rond het perceel wordt gekenmerkt door een mix van kantoorgebouwen en bedrijfspanden met uiteenlopende lichte bedrijfsactiviteiten. Het is gelegen aan de zichtzijde van het bedrijventerrein langs de Hambakenweg. Langs deze strook zijn enkele bedrijven omgezet naar zelfstandige kantoren. Op dit moment is het perceel braakliggend.
Figuur 3: de situatie op 11 november 2019
Het perceel ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen (Treurenburg, Maaspoort, Hambakenwetering, Brabantpoort, De Brand, De Herven'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente 's Hertogenbosch op 25 juni 2013.
In het bestemmingsplan kent het plangebied de enkelbestemming 'Bedrijventerrein' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie -3'. Voorts geldt de functieaanduiding bedrijf van categorie 3.1 en de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1'.
Enkelbestemming 'Bedrijventerrein'
De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1': bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein;
Hierbij geldt de wijzigingsbevoegdheid als genoemd in artikel 5.7:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1', wijzigen in de bestemming 'bedrijventerrein' met de aanduiding 'kantoor' met in achtneming van de volgende regels:
De bouwhoogte als aangeduid is maximaal 10 meter en het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 70%.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie -3'
De voor Waarde-archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden. Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 100m2 en meer dan 0,5 meter beneden maaiveld.
Conclusie
Het voornemen om het perceel primair in gebruik te nemen als kantoor is strijdig met het vigerende bestemmingsplan, omdat kantoren binnen de bestemming 'bedrijventerrein' slechts is toegestaan als de aanduiding 'kantoor' is opgenomen. Door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid kan deze aanduiding worden toegevoegd aan het perceel en wordt het juridisch-planologisch mogelijk het perceel met bouwmogelijkheden in te zetten als kantoor.
Figuur 4: Uitsnede bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het voornemen voorziet in een nieuw kantoor. Het nieuwe kantoorpand krijgt een zeer eigentijdse uitstraling krijgt. Er wordt gebruik gemaakt van strakke lijnen en grote raampartijen. Op deze manier wordt veel natuurlijke lichtinval gerealiseerd. Ook zal het ontwerp goed aansluiten bij de naastgelegen panden. Deze aansluiting zit niet alleen in de bouwhoogte, maar ook in kleur- en materiaal gebruik. Vanaf de Hambakenweg is vooral het kantoorpand zichtbaar, waarmee de parkeerplaatsen grotendeels aan het zicht worden onttrokken.
Het perceel rond het pand wordt opnieuw ingericht. Het project voorziet in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein. Daarnaast zal er ook er meer groen worden aangelegd. Het parkeerterrein is te bereiken via een nieuw aan te leggen inrit aan de oostelijke zijde van het perceel. Om duurzame mobiliteit te stimuleren zal er een uitgebreide laadinfrastructuur op het parkeerterrein worden gerealiseerd en ook wordt er voorzien in ruime fietsparkeermogelijkheden.
Figuur 5: Schets ligging nieuwe kantoorpand op het perceel
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040.
Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Daarbij wordt ingezet op een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Om dit doel te bereiken werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, zoveel mogelijk over aan provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk voor een groot deel los.
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, ruimte voor klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur. Verder is één van de nationale belangen die de SVIR benoemt, het belang van een ‘zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten’. Concreet betekent dit onder meer dat ruimte zorgvuldig moet worden benut en overprogrammering moet worden voorkomen. Om die doelstellingen te bereiken, is in 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Alle stedelijke ontwikkelingen dienen aan de Ladder voor duurzame verstedelijking getoetst te worden.
Conclusie
Het betreft een ontwikkeling van relatief beperkte omvang zonder strijdigheid met rijksbelangen. Het rijksbeleid is voor het toevoegen van een kantoorpand niet relevant. De ladder voor duurzame verstedelijking komt in paragraaf 3.1.3 aan de orde.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden.Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerking plannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:
Conclusie
Het initiatief valt niet onder een van de projecten uit het Barro. Door het initiatief zal eveneens geen nationaal belang worden geschaad.
Nationaal belang 13, zoals geformuleerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro. Het Barro verwijst naar het Bro; geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt:
"De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied."
Om dit te onderbouwen dienen de volgende stappen te worden doorlopen:
Stedelijke ontwikkeling
Om aan deze verplichting uit de Bro te kunnen voldoen dient allereerst te worden nagegaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In het Bro is het begrip stedelijke ontwikkeling als volgt vastgelegd:
"ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."
De laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Hiervan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.
Onderhavige ontwikkeling voorziet in een uitbreiding van de bestaande bouwmogelijkheden en maakt daarmee extra m² kantooroppervlak mogelijk. Dit betreft een stedelijke ontwikkeling waar in de regio een groeiende vraag naar is. Op deze wijze draagt de ontwikkeling bij aan een duurzaam ruimtegebruik in het bestaand stedelijk gebied.
De Omgevingsvisie van de provincie Noord-Brabant is vastgesteld op 14 december 2018. De Omgevingsvisie is een samenhangende visie op de fysieke leefomgeving. Het bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Voor Noord-Brabant zijn dit de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De visie geeft aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
Er wordt in de visie aangegeven dat de provincie inzet op het toekomstbestendig maken van de werklocaties in Brabant. Het (kwalitatief) 'up to date' houden van de bestaande werklocaties wordt gezien als van vitaal belang voor een concurrerende economie, innovatie, werkgelegenheid, zorgvuldig ruimtegebruik en de realisatie van vergroenings- en duurzaamheidsambities. Daarnaast wil de provincie samenwerken om leegstand van onder andere kantoren en werklocaties aan te pakken.
Conclusie
De ontwikkeling past goed binnen het provinciaal beleid om een concurrerende economie te blijven behouden. Het gaat om een functiewijziging binnen bestaand stedelijk gebied, waarbij uiteindelijk een nieuw duurzaam pand wordt gerealiseerd.
Op 25 oktober 2019 is de omgevingsverordening voor de provincie Noord-Brabant vastgesteld. In de verordening staan alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving. De regels gelden voor burger en bedrijven, maar ook voor bestuursorganen van de overheid. Met de verordening kan de provincie opdracht geven aan gemeenten over onderwerpen die zij in het bestemmingsplan moeten opnemen.
Figuur 6: ligging locatie op kaart 3 Instructieregels gemeenten: stedelijke ontwikkeling en erfgoed Interim omgevingsverordening.
Vanuit de regels en de bijbehorende kaarten volgt dat de planlocatie is gelegen binnen stedelijk gebied, specifiek 'concentratiegebied'. Volgens de Interim verordening dient het bestemmingsplan bij de evenwichtige toedeling van functies, zoals opgenomen in hoofdstuk 3 Instructieregels aan gemeenten, invulling te geven aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving. Voor een goede omgevingskwaliteit en een veilige, gezonde leefomgeving wordt rekening gehouden met onder meer zorgvuldig ruimtegebruik.
Hieruit volgt dat zorgvuldig ruimtegebruik het basisprincipe is om te zorgen voor een goede omgevingskwaliteit. De ontwikkeling van bedrijventerrein is belangrijk om ruimte te bieden aan bedrijven die vanwege hun bedrijfsvoering effect hebben op hun omgeving en daardoor overlast kunnen geven op hindergevoelige functies als wonen of zorgfuncties. Een bestemmingsplan moet inzicht bieden in de effecten op de omgeving maar zorgt ook dat een bedrijventerrein deze opvangfunctie blijvend kan vervullen.
Zorgvuldig ruimtegebruik houdt volgens de Interim verordening in dat:
Conclusie
De toedeling van de functies vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied, dus binnen bestaand ruimte beslag van voor bebouwing. Het huidige bestemmingsplan biedt op de strook langs de Hambakenweg aangrenzend aan deze locatie al plaats aan kantoren. Als afronding van deze strook ligt ook op het onderhavige perceel een wijzigingsbevoegdheid om de bestemminging "Bedrijven" om te zetten naar "Kantoren". De behoefte aan kantoren op deze loctatie is al beschreven in paragraaf 3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking Het voorgenomen gebouw en andere permanenten voorzieningen daaraan verbonden worden binnen het bouwperceel geconcentreerd. De voorgenomen functiewijziging dan ook past binnen de provinciale interim omgevingsverordening.
In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. De Ruimtelijke StructuurVisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar. De structuurvisie bestaat uit het Ruimtelijk Casco, een visie geformuleerd op het plangebied. Een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor deze visie. De visie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En worden locaties aangeduid waar deze ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen en intensiveringen aangewezen. Het 'ruimtelijk motto' van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.
In 2011 heeft de gemeenteraad de Nota kantoren- en bedrijventerreinenbeleid 2010-2020 vastgesteld. Hierin is geconstateerd dat op de kantorenmarkt de laatste jaren door verschillende oorzaken (vraaguitval ICT, stagnerende groei en inkrimping bedrijven door kredietcrisis, overaanbod, flexplekken en thuiswerken) de animo tot nieuwbouw was afgenomen. Er was sprake van een structureel overaanbod aan kantoorruimten. Een belangrijk deel van het aanbod voldeed niet meer aan de door het bedrijfsleven gestelde eisen van kwaliteit, ligging en duurzaamheid. Op die locaties is daarom extra ingezet op transformatie.
Tegelijkertijd is ook ingezet op de ontwikkeling van nieuwe kantoren in het Paleiskwartier en in de toekomst op andere kansrijke locaties, om aan de vraag in de markt te kunnen blijven voldoen en de kwaliteit van de kantorenvoorraad op peil te houden. Dat is belangrijk om een gezonde kantorenmarkt te behouden. Inmiddels is gebleken dat het transformatiebeleid succesvol is. De leegstand in kantoren daalt.
Dit is aanleiding geweest om het kantorenbeleid te actualiseren. In september 2017 heeft de gemeenteraad het 'Kantorenbeleid 's-Hertogenbosch 2017 – 2025' vastgesteld. Daarin zijn bovengenoemde ontwikkelingen geconfronteerd met het actuele aanbod en met de planvoorraad aan vestigingsmogelijkheden voor kantoren.
Op grond van deze analyse zijn volgende conclusies getrokken:
Deze conclusies rechtvaardigen continuering van het vigerend kantorenbeleid, dat in hoofdlijn gericht is op drie sporen:
Het huidig voornemen.
Het onderhavige verzoek voorziet in een verruiming van het kantooraanbod binnen de gemeente langs de Hambakenweg. De plek waarop deze verruiming plaatsvindt kan, gelet op de ligging van het perceel in de directe nabijheid van de A59, als snelweg locatie worden aangemerkt. Het geldende bestemmingsplan voorzag al in de toelichting en de regels in een verkantorisering van deze locatie. Daarmee is de verruiming op dit perceel al planologisch voorzienbaar en beheersbaar.
Figuur 7: Kaart te verkantoriseren gebied Hightech Park langs de Hambakenweg (bron: toelichting geldend bestemmingsplan)
In paragraaf 3.1.3 is de behoefte aan verruiming van een kantoor op deze locatie verantwoord. Daarmee is de verruiming verantwoord en past het voornemen binnen het gemeentelijk kantorenbeleid.
Op 17 mei 2011 heeft de gemeenteraad de 'Actualisering Welstandsnota 2011' (hierna de Welstandsnota) vastgesteld. In de Welstandsnota zijn per bebouwingstype architectonische en bouwtechnische welstandscriteria opgenomen. Daarnaast gelden de algemene welstandscriteria als beoordelingskader.
Volgens de welstandsnota is op dit perceel de welstandscriteria voor bebouwingstype "bedrijfsbebouwing" van kracht. Door de omzetting van de bestemming "Bedrijven" naar "Kantoor" zal de bebouwingstype wijzigingen naar "kantoorbebouwing". In dat geval zal bij het opstellen van het bouwplan rekening moeten houden met de volgende welstandskenmerken:
Bebouwing en omgeving
Kantoorlocaties zijn gebieden waar voornamelijk bedrijven in de kantorensfeer zich hebben gevestigd. Deze terreinen zijn vaak zodanig ingericht dat ze de toestroom en aanwezigheid van grote aantallen werknemers kunnen opvangen. Vaak is er in dit type gebieden veel aandacht besteed aan de buitenruimte om een prettige werkomgeving te creëren. De gebouwen oriënteren zich overwegend naar de ontsluitingsstraat. Kantoren die gevestigd zijn op een hoek oriënteren zich vaak naar twee zijden. Vaak zijn in één gebouw meerdere bedrijfskantoren gevestigd. Aan de buitenzijde is deze diversiteit veelal niet merkbaar. De architectuur van de kantoren speelt veelal zorgvuldig in op de stedenbouwkundige positie van het gebouw.
Naast de bebouwing van de kantoren en de ertussen liggende buitenruimten zijn de voorzieningen voor het parkeren van auto’s en in mindere mate het stallen van fietsen beeldbepalend op deze locaties. Veelal zijn de voorzieningen voor het parkeren van auto’s en fietsen in de bebouwing opgenomen. Parkeren van auto’s vindt vaak plaats onder het kantoorgedeelte. De fietsenstalling is veelal in een bij- of aanbouw geplaatst.
Bebouwing op zich
De gebouwen oriënteren zich veelal middels een duidelijke representatieve entreepartij naar de ontsluitingsstraat. Doordat het gebouw over het algemeen veel bureauwerkplekken huisvest zijn er veel (grote) ramen in de gevels geplaatst. Vaak is er sprake van een duidelijk ritme in het gevelbeeld. De gebouwen hebben dikwijls aan alle zijden ramen. Vaak zijn de kantoorgebouwen gestapeld uitgevoerd. De parkeerdekken en de kantoorvloeren zijn hierbij duidelijk van elkaar te onderscheiden. Bij een eventuele gebouwde parkeeroplossing vertonen zij vaak qua architectuur samenhang met de overige bebouwing. Indien er meerdere bedrijven gehuisvest zijn in één kantoorgebouw is dit vaak niet in de gevel herkenbaar.
Materiaal, detaillering en kleur
Over het algemeen bestaat de kantoorbebouwing uit representatieve gebouwen. Vooral bij de nieuwere kantoorlocaties komt het voor dat de verschillende kantoorgebouwen samen een eenheid vormen in architectuur. Hierbij is er sprake van een bebouwingscomplex. Bij de meeste kantoorlocaties is getracht een chique beeld te creëren. Het kantoorgebouw wordt vaak als visitekaartje van een onderneming gezien.
Er wordt gebruikt gemaakt van zeer diverse materialen. Per kantoorgebouw zijn de materialen, details en het kleurgebruik zorgvuldig op elkaar afgestemd.
Nederland staat voor ingewikkelde opgaven. Niet alleen moeten er steeds meer mensen worden gehuisvest, ook moet er rekening worden gehouden met klimaatverandering en een toenemende schaarste aan energie en grondstoffen. Ook ontwrichten hoosbuien steeds vaker de openbare ruimte. De gemeente 's-Hertogenbosch werkt intensief aan een energiebewuste, gezonde, groene en klimaatbestendige gemeente. Hierbij zorgt de gemeente er onder meer voor dat de gemeente door haar inwoners als prettig en gezond wordt ervaren, met behoud van grondstoffen en het milieu in het algemeen. De duurzame uitgangspunten zijn vast gelegd in de 'visie duurzaam 's-Hertogenbosch' (mei 2019).
Met de vast gestelde visie zet de gemeente 's-Hertogenbosch verduurzaming in op de onderstaande 4 thema's:
Conform de visie houdt de gemeente rekening met veranderingen in het klimaat met meer extreme buien en hete zomers. De gemeente zorgt voor een veilig watersysteem en werkt aan vergroening van haar omgeving. Op het gebied van energie (om een CO2 neutrale gemeente te worden) werkt de gemeente enerzijds aan het verminderen van de energievraag en anderzijds aan het opwekken van duurzame energie op diverse manieren. Ook worden er stappen gezet om de gemeente op termijn aardgasloos te laten zijn. Ten aanzien van grondstoffen is de gemeente zich er van bewust dat deze schaars dreigen te worden door een groeiende bevolking en toenemende welvaart in de wereld. Beschikbare grondstoffen dienen derhalve zo efficiënt mogelijk te worden gebruikt (en hergebruikt) en er dient bewust mee om gegaan te worden.
Ten aanzien van het vervoer werkt de gemeente aan schonere, slimmere en duurzame mobiliteit. Op deze wijze bouwen we samen aan een duurzaam 's-Hertogenbosch. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op dit aspect.
De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is op 15 juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen.
In paragraaf 4.7 wordt nader ingegaan op dit aspect.
Het Bomenbeleidsplan 's-Hertogenbosch is door de gemeenteraad vastgesteld op 20 september 2017. Bij de ruimtelijke procedure vindt een afweging plaats ten aanzien van verschillende functies waaronder groen. De gemeente stelt daarbij voorwaarden ten aanzien van groen. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij beleidsuitgangspunten uit het Bomenbeleidsplan, zoals het zoveel mogelijk behouden van bomen, het verplanten van bomen en herplant en compensatie van groen. Afspraken over velling, herplant en compensatie wordt bij het plan vastgelegd zodat hierbij aangesloten kan worden bij de uiteindelijke vergunningprocedure. Het kan zowel om behoud als om ontwikkeling van nieuw groen gaan.
Bij de ontwikkeling moeten bomen direct in beeld zijn. Hiervoor wordt een bomeninventarisatie uitgevoerd. Hierbij worden alle bomen in beeld gebracht en op waarde beoordeeld. De inventarisatie wordt gebruikt bij het ontwerpproces. De gemeente toetst hierbij de wijze waarop rekening wordt gehouden met de bomen.
De inventarisatie bestaat minimaal uit:
Hieruit blijkt welke bomen waardevol en te behouden zijn. Deze bomeninventarisatie komt terug in het ontwerp waardoor te zien is welk effect het plan op het bestaande groen heeft. De bomendeskundige gebruikt de bomeninventarisatie vervolgens als basis om eisen te stellen aan inpassing en bescherming. Op deze manier kan worden geborgd dat er voldoende bomen behouden blijven.
Conclusie
Aan de noordzijde van het kantoorgebouw worden de 5 parkeerplaatsen opgenomen in het groen, zowel door middel van bomen als ook beplanting achter en tussen de parkeerplaatsen. Van de 4 bestaande bomen (Corylus colurna) is de meest westelijke boom de moeite waard om te behouden, de overige bomen zijn van mindere kwaliteit en worden daarom gekapt. Tevens ontstaat hierdoor de mogelijkheid om een nieuwe rij bomen aan te planten, met daar tussenin de parkeerplaatsen. De overgang tussen het kantoorgebouw en de Hambakenwetering krijgt daarmee een nieuwe duurzame en groene kwaliteit. Voorgesteld wordt om, in aansluiting op de bestaande te handhaven boomhazelaar, nieuwe boomhazelaars aan te planten. In totaal worden hiermee 5 nieuwe bomen aangeplant langs de rand van het terrein, ter compensatie van de 3 bestaande bomen. Daarnaast worden er op het grote parkeerterrein aan de zuidzijde 3 meerstammige bomen aangeplant, waarmee dit gebied ook nog een groenere uitstraling krijgt en de hoofdentree een representatieve uitstraling krijgt.
In het huidige bestemmingsplan is in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen dat de maximale bebouwingshoogte (10 m) en de maximale bebouwingspercentage (70%) niet worden gewijzigd. Daarmee liggen de stedenbouwkundige kaders nagenoeg vast. Bij de invulling van het perceel moet voorkomen worden dat de buitenruimte nagenoeg volledig wordt verhard ten behoeve van parkeren. Er moet ingezet worden op een zo groen mogelijke inpassing van het gebouw. Daarbij wordt vooral aandacht gevraagd voor een groene inpassing aan de straatzijde.
De buitenruimte krijgt een groene inpassing afgestemd met de nieuwbouw van het kantoor en het parkeer terrein. Aan de noordzijde van het kantoorgebouw worden de 5 parkeerplaatsen opgenomen in het groen, zowel door middel van bomen als ook beplanting achter en tussen de parkeerplaatsen. Van de 4 bestaande bomen is de meest westelijke boom de moeite waard om te behouden, de overige bomen zijn van mindere kwaliteit en worden daarom gekapt. Tevens ontstaat hierdoor de mogelijkheid om een nieuwe rij bomen aan te planten, met daar tussenin de parkeerplaatsen. De overgang tussen het kantoorgebouw en de Hambakenwetering krijgt daarmee een nieuwe duurzame en groene kwaliteit. Voorgesteld wordt om, in aansluiting op de bestaande te handhaven boomhazelaar, nieuwe boomhazelaars aan te planten. In totaal worden hiermee 5 nieuwe bomen aangeplant langs de rand van het terrein, ter compensatie van de 3 bestaande bomen. Daarnaast worden er op het grote parkeerterrein aan de zuidzijde 3 meerstammige bomen aangeplant, waarmee dit gebied ook nog een groenere uitstraling krijgt en de hoofdentree een representatieve uitstraling krijgt.
Het plangebied wordt ontsloten via de Hambakenwetering, die aansluit op de Hambakenweg. Deze weg sluit vervolgens aan op de op- en afritten van de A59. In de toekomstige situatie is de verkeersgeneratie te bepalen aan de hand van kencijfers van CROW in publicatie 381: ‘Toekomstbestendig parkeren’. Hierin is gekeken naar een kantoor (zonder baliefunctie) met een verkeersgeneratie van maximaal 6,5 per 100m2 bvo. Dit komt neer op een verkeersaantrekkende werking van 118 mvt/etmaal. Hierbij is rekening gehouden met een pand van 1.813 m² in rest bebouwde kom in een sterk stedelijk gebied.
Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de "Nota Parkeernormering 2016" dat op 21 september 2016 is vastgesteld. De nota geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per functie en per stadsdeel gerealiseerd dienen te worden bij nieuwbouw. Het plangebied ligt volgens de "Nota Parkeernormering 2016" in zone 'overig bebouwde kom (zone 3). Volgens de nota parkeernormering 2016 heeft een kantoor in zone 3 een parkeerbehoefte van minimaal 1,9 parkeerplaats per 100 m2 bvo.
Het voornemen, waarop het verzoek om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid is ingediend, voorziet in een kantoor met een bruto vloeroppervlakte van 1.831 m². Op grond van de nota parkeernormering zijn voor deze functie 35 parkeerplaatsen op eigen terrein nodig. Op eigenterrein worden 41 parkeerplaatsen aangelegd. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de parkeernorm. Daarnaast wordt er ruimte gecreëerd voor fietsparkeren. Daarmee wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen beleid.
Deze paragraaf geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. Tussen milieuaspecten en ruimtelijke ordening bestaat een duidelijke relatie. De milieukwaliteit vormt namelijk een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies (zoals woningen). Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende of hinderlijke situaties moeten voorkomen worden.
Het Besluit op de ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) schrijft voor dat in het kader van een ruimtelijk planologische procedure moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het gewenste nieuwe gebruik. De bodemkwaliteit kan (negatief) van invloed zijn op de gewenste nieuwe ontwikkeling.
Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Door middel van zo'n onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Onderhavig initiatief betreft de ontwikkeling van een kantoor op een locatie die nu bestemd is als ‘Bedrijventerrein’. Voor de ontwikkeling van het kantoor moet het bestemmingsplan worden gewijzigd waardoor ook kantoren op deze locatie zijn toegestaan. Ten aanzien van het initiatief zullen er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd.
In 2018 is door Milon een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (rapport: 20181304, d.d. 6 september 2018). Hieruit blijkt dat de grond plaatselijk sterk verontreinigd is met PCB. De omvang van deze bodemverontreiniging is met het onderzoek voldoende in beeld gebracht. In oktober 2019 heeft Milon een grondsanering uitgevoerd. In het evaluatieverslag sanering aan de Hambakenwetering 10 (rapport: 20182450, d.d. 31 oktober 2019, (zie Bijlage 1) is de verklaring in de conclusie dat uit resultaten is gebleken dat de vooraf opgestelde saneringsdoelstelling volledig is behaald. Voor deze locatie is geen nazorg nodig en of aanvullende saneringsmaatregelen tijdens de toekomstige bouw. Het bevoegd gezag Wet bodembescherming (gemeente ’s-Hertogenbosch) heeft op 16 december 2019 ingestemd met het evaluatieverslag.
Het aanvullende "verkennend bodemonderzoek Hambakenwetering 10 te 's-Hertogenbosch", kenmerk 20203864, d.d. 15 december 2020, is reeds uitgevoerd (Bijlage 2). In de bovengrond ter plaatse van de gesloopte bebouwing is een licht verhoogd gehalte PCB aangetroffen. Dit gehalte bevindt zich beneden de maximale waarde voor de bodemfunctieklasse industrie. Het nu gemeten gehalte PCB bevindt zich dus beneden de bij de bodemsanering gehanteerde terug-saneerwaarde. Ter plaatse van de gesloopte bebouwing zijn in de bodem geen overige stoffen in verhoogde mate aangetoond. Met het totaal aan onderzoeksgegevens is de bodemkwaliteit voldoende vastgesteld. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem wordt aanvaardbaar geacht voor het beoogde gebruik.
De kwaliteit van de bodem is geschikt voor het beoogde gebruik.
Inleiding
Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), op grond van een “goed woon- en leefklimaat”. Het aspect geluid kent voor geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) afhankelijk van typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor geluidsgevoelige bestemmingen (als woningen) grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
Wegverkeer en railverkeer
Langs alle (spoor)wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de (spoor)weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken/spoorstaven en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
Industrielawaai
Gezoneerde industrieterreinen hebben een vaste geluidzone die wordt vastgelegd door middel van een bestemmingsplan. Buiten de geluidszone wordt de voorkeurswaarde van 50 dB(A) niet overschreden. De maximale ontheffingswaarde binnen de geluidszone bedraagt 55 dB(A) etmaalwaarde voor nieuwe situaties. In tegenstelling tot weg- en railverkeer wordt voor industrielawaai niet getoetst aan de Lden waarde maar aan de etmaalwaarde. De dosismaat Lden is voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai met ingang van 1 januari 2007 in de gewijzigde Wgh vastgelegd. Voor industrielawaai wordt Lden in het kader van de Wgh voorlopig niet ingevoerd.
Conclusie
Een kantoor is geen gevoelige functie in de wet geluidhinder. Een akoestisch onderzoek is daarom niet nodig. Het uiteindelijk te realiseren pand zal goed worden geïsoleerd om eventuele geluidhinder te beperken om zo een goed werkklimaat te realiseren. De omliggende bedrijven zijn niet van dermate aard op het gebied van geluid dat hiervan overlast te verwachten valt. Dit wordt toegelicht in paragraaf 4.3.4.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden.
De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de onderstaande richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' dan wel 'gemengd gebied'.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Tabel 1: Richtafstanden en omgevingstype
Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.
De planlocatie en haar omgeving kan worden gekenmerkt als gemengd gebied. Op bedrijventerrein de Hambakenwetering komt hoofdzakelijk bedrijvigheid in de lichtere milieucategorieën voor. Aan de oostzijde van dit terrein wordt bedrijvigheid tot en met categorie 3.1 toegestaan. Aan de westzijde van het bedrijventerrein worden bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan, omdat de afstand tot gevoelige functies (zoals de Muziekinstrumentenbuurt) voldoende groot is. Dit komt ook de flexibiliteit van dit terrein ten goede. Ten noorden en zuiden van de planlocatie zijn reeds kantoren toegestaan (naast bedrijven uit categorie 3.1, c.q. 3.2).
De ontwikkeling voorziet in de toevoeging van de aanduiding kantoor. Voor een bedrijf uit categorie 3.1 geldt een richtafstand van 30 meter in gemengd gebied. Ten noorden (over de weg) van het pand is een transportbedrijf gevestigd. De gevel ligt op meer dan 30 meter afstand van de gevel van het bouwvlak waarvoor de functieaanduiding wordt voorzien. De ontwikkeling is dus passend op de locatie en reeds aanwezige bedrijven worden niet in hun bedrijfsactiviteiten beperkt ten opzichte van de huidige situatie. Daarbij dient eveneens opgemerkt te worden dat het slechts om de toevoeging van een aanduiding gaat en niet om een gehele nieuwe enkelbestemming die beperkingen oplegt voor omliggende functies. Ook op het direct ten zuiden van het pand gelegen perceel is een functieaanduiding 'kantoor' van toepassing.
Conclusie
Vanuit het thema bedrijven en milieuzonering is er geen beperking voor voorliggende ontwikkeling. Het betreft het toevoegen van een functieaanduiding 'kantoor' op een gemengd bedrijventerrein. Daarnaast zorgt het gebruik van het pand als zelfstandige kantoorruimte in plaats van een bedrijf uit categorie 3.1 voor minder milieubelasting en minder overlast voor omliggende percelen. Het voornemen sluit goed aan bij de omliggende percelen.
Wettelijk kader
Wet milieubeheer
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van de luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. In de Wet milieubeheer zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen.
De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM)
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel niet in betekenende mate) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een toename van de NO2 en /of PM10 jaarconcentratie met maximaal 3% van de grenswaarden (of wel een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 en/of PM10). NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSLprogramma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door maatregelen.
De AMvB en Regeling “niet in betekenende mate” bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als “in betekenende mate” moet worden beschouwd. Het betreft onder andere de onderstaande gevallen, waarbij een project als NIBM wordt beschouwd:
Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Tevens is in artikel 5 van het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Onderzoek / beoordeling
Het initiatief kan, gezien de beperkte omvang, aangemerkt worden als een project dat niet in betekende mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel van de Regeling NIBM niet noodzakelijk. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden.
Wettelijk kader
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt niet in contouren vertaald, maar wordt weergegeven in een grafiek. In de grafiek wordt de groepsgrootte van aantallen slachtoffers (x-as) uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval (y-as). Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een
brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Structuurvisie buisleidingen van belang. Deze structuurvisie bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Als onderdeel van het Bevt is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico’s voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was er tot nu toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.
Indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.
Onderzoek / beoordeling
Een kantoor betreft een (beperkt) kwetsbaar object. De ontwikkeling verdient dus enige aandacht in het kader van externe veiligheid. De risicokaart is geraadpleegd.
Figuur 8: Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)
Het toevoegen van de functieaanduiding verdient dus enige aandacht in het kader van externe veiligheid. Er is op 28 oktober 2020 een Quickscan externe veiligheid uitgevoerd door AVIV. AIVV is een adviesbureau en kennisinstituut dat is gespecialiseerd in (externe) veiligheidsvraagstukken. Het rapport van AIVV is opgenomen als Bijlage 3. De conclusie luidt als volgt:
Scenario’s
De relevante scenario’s geldend voor beide transportassen i.r.t het plangebied zijn een BLEVE en een toxische wolk
BLEVE
Een BLEVE wordt veroorzaakt doordat een aanwezige brand de druk in de tank doet oplopen of door een mechanische impact op een tank. Hierdoor verzwakt en bezwijkt de tank. LPG komt vrij en ontsteekt. Er ontstaat een vuurbal en een drukgolf. De gevolgen in de omgeving van dit incident zijn afhankelijk van de afstand tussen de incidentlocatie en locatie waar mensen en/of objecten zich bevinden. Het pand ligt binnen een afstand van 110 meter van de Hambakenweg, een afstand van 300 meter van de A59 en een afstand van 240 meter van de spoorlijn.
Toxische wolk
Een toxische wolk wordt veroorzaakt door een incident door een mechanische impact op de tank. Hierdoor ontstaat een gat in de tank. waardoor in korte tijd een groot deel van de toxische stof vrijkomt en met de wind mee wordt verspreidt. De gevolgen voor personen zijn afhankelijk van de concentratie en blootstellingstijd aan de stof. Aangenomen mag worden dat mensen in het kantoor binnen verblijven. Indien ramen, deuren en ventilatiesystemen worden gesloten is de kans op letaal /ernstig letsel beperkt.
De kans op het plaats vinden van dit type incidenten is bijzonder klein als gevolg van veiligheids- maatregelen rondom het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Beoordeling zelfredzaamheid
Gezien de aard en de activiteiten van de bestemming mag aangenomen worden dat de mate van zelfredzaamheid van de personen van het plangebied voldoende is. Voor het scenario toxische wolk is schuilen het beste handelingsperspectief. Om veilig schuilen binnen de bebouwing mogelijk te maken dient de bebouwing aan bepaalde veiligheidseisen te voldoen. Als gevolg van energieprestatie-eisen zijn nieuwe kantoren goed geïsoleerd en bieden daarom een goede bescherming. Eventuele aanwezige ventilatieopeningen moeten afgesloten kunnen worden. Indien schuilen niet mogelijk is dient het plangebied eenvoudig ontvlucht te kunnen worden.
Voor het scenario BLEVE is vluchten het beste handelingsperspectief. Het vluchten vindt bij voorkeur van de risicobronnen af plaats. Via de Hambakenwetering kan voldoende afstand worden genomen. Voor een dreigende BLEVE op de Hambakenweg is van belang hierbij is dat men in noordoostelijke richting vlucht. De Hambakenwetering in zuidelijke richting loopt dood op een bedrijfsterrein. Door de vorm van het industriegebied kan alleen in noordoostelijke richting voldoende afstand worden genomen.
Beoordeling bestrijdbaarheid
Voor het scenario BLEVE geldt dat op het moment een tank uitgevoerd is conform het LPG convenant de bestrijdbaarheid redelijk tot goed is. Als gevolg van isolatie van de tank wordt de tank langer beschermd tegen de hittestraling en is meer tijd beschikbaar om een effectieve koeling op te zetten en de omgeving te ontruimen. Indien tanks niet over deze isolerende laag beschikken (geldt voor spoorketelwagons) wordt de bestrijdbaarheid als slecht beoordeeld omdat onvoldoende tijd beschikbaar is om een effectieve koeling te starten. Er zal defensief worden opgetreden en de inzet zal zich richten op het ontruimen van de omgeving.
Bij het scenario toxische wolk zal de brandweer proberen de toxische wolk neer te slaan. Bij een snelle verspreiding van de toxische wolk zal dit echter beperkt effect hebben. De bestrijdbaarheid wordt om deze reden als matig beoordeeld.
Advies Veiligheidsregio
Maatregel te nemen naar aanleiding van het advies:
ad a: In een Allonge, welke gehecht is aan de huurovereenkomst van gebruiker, zal vastgelegd worden de wijze waarop zelfredzaamheid uitgevoerd dient te worden. De Allonge zal verwijzen naar de bijlage waarin de te nemen maatregelen omschreven zijn. Daarnaast zal het advies "EV kantoorgebouw Hambakenwetering 10b" van Veiligheidsregio Brabant Noord d.d. 24-11-2020 (Bijlage 4) zal als bijlage aan de Allonge gehecht worden.
ad.b Door de installateur zal op een centrale, toegankelijke plek in het gebouw een schakelaar monteren waarmee, in geval van een calamiteit, de technische installaties uitgeschakeld kunnen worden.
Conclusie
Voor de voorgenomen ontwikkeling worden er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen opgelegd, genoemde maatregelen zullen worden overgenomen.
Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de 'Startovereenkomst Waterbeheer' door verschillende overheden, is de watertoets van toepassing op ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch vastgelegd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd.
Uitgangspunten voor integraal waterbeheer
De actuele beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan (2017). Hierin staat dat we in 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem willen creëren ook is hierin het hemelwaterbeleid vastgelegd. Dit is gebied specifiek gedaan, kijkend naar de watersystemen en de uitgangspunten per wijk. Het hemelwaterbeleid is verankerd in de gemeentelijke Verordening Hemelwater en Grondwater 2017.
De doelen van het waterschap Aa en Maas zijn vastgelegd in de Keur (2015). De uitgangspunten bij het toetsen van ruimtelijke plannen zijn:
Het projectgebied dient zo wordt ingericht dat de hydrologische gevolgen van vastgestelde toekomstige ontwikkelingen in de omgeving niet leiden tot knelpunten in het plangebied. Daarnaast zien we water als kans voor meervoudig ruimtegebruik en vergroting van de beleving van water.
Deze uitgangspunten dragen bij aan een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem.
Hemelwaterberging op eigen grond
Door de verharding van het parkeerterrein uit te voeren met waterpasserende bestrating, kan het regenwater snel opgenomen worden in de bodem (zie figuur 9).
De rijbanen worden bestraat met waterpasserende betonstenen, de parkeervakken worden geaccentueerd met waterdoorlatende grastegels.
Er moet tenslotte onder de gehele rijbaan en parkeerplaatsen met grasbeton, een fundering worden aangebracht van waterdoorlatend materiaal. Op deze wijze is enkel een scheidingsdoek nodig tussen granulaat en straat laag split.
Het regenwater wordt vanaf het dak afgevoerd via bezinkputten. Ter voorkoming van te sterke stuwing wordt het water met behulp van met permavoid omwikkelde kratten in een hemelwaterberging onder de rijbaan van het parkeerterrein geborgen. De hemelwaterberging is opgebouwd met een waterdoorlatende geotextiel doek gevuld met gebroken en gewassen betongranulaat. Het hemelwater wat in de waterberging gebufferd wordt zal geleidelijk wegzakken in de eigen bodem. Aan de hand van de berekening wordt aangetoond dat er voldoende capaciteit kan worden gecreëerd om het hemelwater volledig op eigen terrein te bergen onder normale omstandigheden. Bij hevige regenbuien zal enkel het overtollige water uitspoelen middels axfiltratiekolken en naar de molgoot via de straatkolk in het riool van de Hambakenwetering lopen. Op deze manier passen we een circulaire waterberging toe door het gebruik van open menggranulaat. En in de toekomst is de waterberging volledig en eenvoudig te verwijderen waarbij de uitkomende materialen hergebruikt kunnen worden. Deze toepassing voldoet aan de zelfde circulariteit als betongranulaat.
Figuur 9: Rijbanen met waterpasserende betonstenen en de parkeervakken met betonnen grastegels.
Bepaling van de rekenwaarden
Bergingseis: | 60mm/m2 (conform eis Gemeente 's-Hertogenbosch en Waterschap Aa en Maas). |
Ledigingseis van het buffer: | 24h. |
K-waarde: | Niet te bepalen door verstoring van het bovenste zandbed vanwege sloop, grondaanvulling en -verbetering. Er is in de berekening uitgegaan van een waterdoorlatende zandlaag met een K-waarde van >5 m/etmaal. |
Grondwaterstand: | 1.75+NAP / 1.35mtr -maaiveld (d.d.17-03-2020). |
Type infiltratie: | grindkoffer met gebroken en gewassen betongranulaat. met een netto capaciteit van 99,12m³, open menggranulaat 4-31,5mm. in een pakket van 30cm, verdeeld over een oppervlak van 826m². |
Berekening
Fig.10 oppervlaktes
Te bergen: | perc. | opp. | totaal | ||||||
Dakopp kantoor 548 | 100% | 548 | 548 | ||||||
Dakopp fietsberging met sedumdak | 75% | 40 | 30 | ||||||
Verhardingsopp rijbaan+looppaden 100% 585 585 | 100% | 585 | 585 | ||||||
parkeervakken 50% 516 258 | 50% | 516 | 258 | ||||||
grind 0% 60 0 | 0% | 60 | 0 | ||||||
Groenopp 0% 425 0 | 0% | 425 | 0 | ||||||
1421 x 60 mm = 85260 ltr | 1421 | x | 60 | mm | = | 85260 | ltr | ||
norm waterschap | 85,26 | m3 | |||||||
Bergingscapaciteit: | opp | dikte | totaal | ||||||
parkeerplaatsen achterzijde + rijbaan | 826 | 0,30 | 247,8 | m3 | x | 40% | = | 99,12 | m3 |
Tabel 2: Berekening capaciteit grindkoffers
Gemeente riool
De capaciteit van de gemeente riool is van voldoende afmeting om het overtollige hemelwater bij hevige regenbuien te kunnen verwerken. Het streven is om dit slechts bij afzonderlijke situaties noodzakelijk te laten zijn, waarmee het gemeentelijk riool slechts zeer beperkt wordt belast door de ontwikkeling.
Fig. 11: Ligging gemeentelijk riool
Ten aanzien van het plan wordt per thema als genoemd onder het kopje duurzaamheid in paragraaf 3.3.4 beschreven op welke wijze hier invulling wordt gegeven. Hierbij is uitgegaan van de volgende eisen met betrekking tot de energieprestatie voor nieuwe gebouwen:
Nieuwbouw
Vanaf 1 januari 2021 veranderen de eisen voor energieprestatie voor nieuwe gebouwen. Deze gebouwen moeten dan voldoen aan de eisen voor 'Bijna Energie Neutrale Gebouwen' (BENG). De energieprestatie bij BENG wordt vast gelegd aan de hand van drie afzonderlijke eisen, namelijk BENG 1, BENG 2 en BENG 3. Aanvullend geldt nog de TOjuli eis. Er vanuit gaande dat de vergunningaanvragen plaatsvinden ná 1 januari 2021 (als BENG de geldende norm is), hanteert de gemeente een meer ambitieuze norm, namelijk BENG+.
Uitgangspunten BENG +:
BENG 1 = 25 % beter (minder energiebehoefte door o.a. een betere/optimale isolatieschil en kierdichting)
BENG 2 = 0 kWh/m2.jr (geen primair fossiel energieverbruik voor verwarming, koeling, warmwater en ventilatie)
BENG 3 = 100% (alle benodigde energie is hernieuwbaar/duurzaam)
1. Gezonde, groene en klimaatbestendige omgeving (o.a. hemelwaterberging en vergroening)
Ten behoeve van het vergroten van de biodiversiteit en een klimaatadaptieve buitenruimte worden de volgende maatregelen en ontwerpkeuzes voor de terreininrichting gemaakt:
Gras bindt CO2 en zuivert de lucht, heeft water nodig en neemt dus een deel van het regenwater op. Hiermee wordt bij hevige regenbuien meer water direct opgevangen binnen het plangebied en wordt de belasting van het hemelwaterriool geminimaliseerd.
Daarnaast wordt de last door grastegels over een groot oppervlak verdeeld, dus de ondergrond is hiermee een stuk minder verdicht, waarmee de wateropname capaciteit wordt verhoogd. Voorts geldt dat deze open bodemstructuur ervoor zorgt dat bodemleven aanwezig blijft en meewerkt aan de reiniging van de bodem en opname van bijvoorbeeld water. Hiermee wordt de biodiversiteit dus sterk gestimuleerd, op zowel het gebied van flora als fauna.
Niet alleen voor de biodiversiteit zijn deze maatregelen goed, ook voor de mens heeft het een positieve uitwerking. Door zoveel mogelijk vergroening en klimaatadaptieve oplossingen toe te passen, ontstaat er voor de gebruikers van het pand een fijne werkomgeving. Zo zal een gezonde, groene omgeving stimulerend zijn voor het mentale aspect, maar ook de fysieke gezondheid wordt positief beïnvloed. Daarnaast zou een duurzaam kantoorpand gebruikers kunnen stimuleren om ook zelf maatregelen te nemen met betrekking tot duurzaamheid.
Toelichting op het natuurinclusief ontwerp voor de terreininrichting rondom nieuw kantoorgebouw aan de Hambakenwetering te ’s-Hertogenbosch.
Het programma van eisen voor de terreininrichting van de omgeving van het kantoorgebouw bestaat uit:
Parkeren en rijden in waterdoorlatende cq. waterpasserende verhardingen (‘halfbestrating’)
Het parkeerprogramma bestaat uit een parkeerterrein met 36 parkeerplaatsen aan de zuidzijde van het kantoorgebouw, bereikbaar via een in- en uitrit aan de Hambakenwetering en 5 parkeerplaatsen aan de noordzijde van het kantoorgebouw, direct ontsloten vanaf de Hambakenwetering, via een overrijdbaar trottoir. De verhardingen van deze parkeervoorzieningen en rijbanen worden uitgevoerd in waterdoorlatende en waterpasserende elementenverharding met berging in het cunet.
De parkeervakken worden uitgevoerd in grasstenen, waarmee tevens bijgedragen wordt aan het verminderen van hittestress. De bijdrage van deze oplossing van ‘halfbestrating’ aan een natuurinclusieve buitenruimte zit in de extra groeimogelijkheden voor groen tussen de verharding. Naast grassen zullen ook zogenaamde tredplanten een plekje vinden tussen de stenen. Deze planten zorgen voor zaden en insecten die weer dienen als voedsel voor vogels.
Nieuwe bomen ter compensatie, groene uitstraling en een natuurinclusieve kantooromgeving
Aan de noordzijde van het kantoorgebouw worden de parkeerplaatsen opgenomen in het groen, zowel door middel van bomen als ook beplanting achter en tussen de parkeerplaatsen. Van de 4 bestaande bomen (Corylus colurna) is de meest westelijke boom de moeite waard om te behouden, de overige bomen zijn van mindere kwaliteit en worden daarom gekapt. Tevens ontstaat hierdoor de mogelijkheid om een nieuwe rij bomen aan te planten, met daar tussenin de parkeerplaatsen. De overgang tussen het kantoorgebouw en de Hambakenwetering krijgt daarmee een nieuwe duurzame en groene kwaliteit. Voorgesteld wordt om, in aansluiting op de bestaande te handhaven boomhazelaar, nieuwe boomhazelaars aan te planten. In totaal worden hiermee 5 nieuwe bomen aangeplant langs de rand van het terrein, ter compensatie van de 3 bestaande bomen. Daarnaast worden er op het grote parkeerterrein aan de zuidzijde 3 meerstammige bomen aangeplant, waarmee dit gebied ook nog een groenere uitstraling krijgt en de hoofdentree een representatieve uitstraling krijgt. Het terugplanten van de boomhazelaar is ook gericht op het verkrijgen van meer waarden, gezien de bloei ten behoeve van insecten en de vruchten voor vogel en knaagdieren.
Voor de meerstammige boom-struiken wordt gedacht aan bijvoorbeeld Honingboom (Styphnolobium japonicum). Deze boom staat er om bekend van grote betekenis te zijn voor insecten (bijen/hommels) tijdens de bloeiperiode.
Vergroten van biodiversiteit/stadsnatuur
Ten behoeve van het vergroten van de natuurwaarden en biodiversiteit worden de beplantingen geselecteerd op hun bijdrage aan natuurwaarden. Met betrekking tot de groene plantvakken worden vaste planten en bodembedekkers/grassen toegepast die aantrekkelijk zijn voor insecten, vlinders en vogels door hun bloei en/of vruchten. Het zelfde geldt voor de meerstammige bomen/heesters. Hier worden ook soorten toegepast met deze eigenschappen, denk daarbij aan krentenboompje, sierappel, kers, kornoelje, heptacodium, koelreuteria en dergelijke.
Natuurinclusieve fietsenstalling
1. Bruin/groen dak
Ten behoeve van een verdere vergroting van de natuurwaarden wordt een overdekte fietsenstalling uitgevoerd met een dakvegetatie (zie referentiebeeld). De natuurwaarden van een groen dak worden nog vergroot door bijvoorbeeld een paar stenen en boomstammen op het dak te leggen waar kleine insecten en schimmels baat bij hebben.
2. Klimplanten langs gevel
De zijkanten van de fietsenstalling zijn uitgevoerd middels een klimconstructie waarlangs klimplanten kunnen opgroeien. Met de keuze van de klimplanten wordt rekening gehouden met hun waarde met betrekking tot bloei en vruchten. Denk daarbij aan kamperfoelie, bosrank en klimop.
3. Nestkastjes/insectenhotel
Aan de zijgevels van de fietsenstalling worden nestkasjes en kleine insectenhotelletjes opgehangen ten behoeve van nestelgelegenheid vogels en insecten.
Fig. 12. referenties natuurinclusief bouwen
2. CO2 neutrale omgeving (energie)
Energiebeheer een belangrijk speerpunt binnen duurzaamheidsambities van de gemeente 's-Hertogenbosch. De gemeente heeft – naast de visie – ook doelen gesteld waaraan wordt gewerkt om te komen tot een klimaat neutrale gemeentelijke organisatie in 2020, een klimaatneutrale gebouwde omgeving in 2035 en 's-Hertogenbosch volledig klimaatneutraal in 2050. Deze ambities zijn fors te noemen, waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstelling betekent dat niet alleen de gemeente veel doet, maar ook de Bossche bedrijven, inwoners, ontwikkelaars, maatschappelijke groepen, woningcorporaties zullen hierin moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken. De gemeentelijke energie-ambitie en -doelstellingen zijn vastgelegd in het “Energie-transitieprogramma 's-Hertogenbosch 2016-2020”, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2017. Ook het recente bestuursakkoord (2018-2022) stelt dat de gemeente een serieuze bijdrage levert om de klimaatverandering tegen te gaan, bijvoorbeeld via het opwekken van duurzame energie en het energiezuinig laten bouwen in onze gemeente.
Bedrijven en kantoren dienen te voldoen aan de energie-eisen conform het Activiteitenbesluit. Dit komt neer op het treffen van alle energiebesparende maatregelen die binnen een periode van 5 jaren zijn terugverdiend. Verder dient nieuwbouw van de bedrijfspanden vanaf 1 januari 2020 te voldoen aan BENG.
De volgende maatregelen worden toegepast:
Fig. 13: PV-panelen op het hoogste dak
3.Waardebehoud van grondstoffen (circulariteit)
Met circulariteit wordt niet alleen het gebruik van gebruikte en demontabele materialen bedoeld, maar ook het samenwerken en afstemmen van mogelijkheden. Er wordt bij de leveranciers voor de bouw van het kantoorpand nadrukkelijk verzocht om te kijken naar de mogelijkheden van het toepassen van reeds gebruikte materialen. Daarnaast zal het toeleveringsproces zo efficiënt mogelijk worden ingericht, daar leveranciers wordt gevraagd niet met een leeg voertuig aan te komen of te vertrekken. Hierdoor wordt het aantal transportbewegingen geminimaliseerd en is er minder milieuhinder en overlast voor omliggende bedrijven.
Er is een MPG berekening uitgevoerd (Bijlage 5). De MPG van een gebouw is de som van de schaduwkosten van alle toegepaste materialen in een gebouw. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de materialen die worden vervangen tijdens de levensduur van het gebouw. De totale som wordt gedeeld door de levensduur en door het bruto vloeroppervlak van een gebouw. De MPG wordt vervolgens uitgedrukt in de schaduwkosten per vierkante meter BVO per jaar. Voor een kantoorgebouw, gebouwd vanaf 2018 is een maximale schaduwprijs vastgesteld van € 1,00 per m² BVO. Op basis van de berekening is een schaduwprijs van € 0,81 per m² BVO berekend. Zie voor de volledige berekening.
4.Duurzame mobiliteit
In de toekomst zullen er op het parkeerterrein laadpalen worden geïnstalleerd. Hiermee wordt elektrisch rijden door gebruikers én bezoekers gestimuleerd. Hiermee is de milieubelasting een stuk lager dan bij voertuigen die rijden op fossiele randstoffen.
Daarnaast is het perceel gelegen nabij een bushalte langs de Hambakenweg. Hiermee wordt voor gebruikers en bezoekers de drempel om met het openbaar vervoer te reizen geminimaliseerd. Tevens is er rekening gehouden met voldoende fietsparkeerplaatsen om gebruikers te stimuleren op de fiets te komen.
Wet natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet vervangen. Het doel is om met één wet en minder regels de wet makkelijker te kunnen toepassen. Vanaf 1 januari 2017 bepalen de provincies wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies vanaf deze datum voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer.
De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden (voorheen geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998). Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Wet natuurbescherming in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten.
Voorts voorziet de Wet natuurbescherming in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden (voorheen geregeld in de flora- en faunawet). Het uitgangspunt is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor onder andere reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling voor beschermde soorten op voorwaarde dat gehandeld wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Verder worden vrijstellingsregelingen op de nationaal beschermde soorten per provincie vastgesteld.
Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.
NatuurNetwerk Nederland
Het NatuurNetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het NNN liggen onder andere bestaande natuurgebieden en alle Natura 2000- gebieden. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt en middels ruimtelijke nota’s en verordeningen voorzien van juridische doorwerking. In sommige provincies bestaan er naast het NNN ook nog andere groene zones die een zekere mate van bescherming genieten.
Het plangebied is niet gelegen binnen het NNN. Voorts voorziet de ontwikkeling in de bouw van een nieuw kantoorpand met een bouwhoogte hoger dan de maximaal toegestane tien meter op een locatie die nu braak ligt, nadat het vorige pand is gesloopt. Er zijn daarom weinig ecologische waardevolle flora en/of fauna te verwachten. Voorgenomen initiatief zal dan ook geen negatief effect hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het NNN. Tevens zal de ontwikkeling geen negatief effect hebben op beschermde soorten. Nader ecologisch onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Voorts geldt bij uitvoering van werkzaamheden te allen tijde de algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wet natuurbescherming). Deze schrijft voor dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel als mogelijk voorkomen moeten worden. Dit betekent dat wanneer tijdens uitvoering van de werkzaamheden een algemeen beschermde soort als konijn, veldmuis of gewone pad wordt aangetroffen zij de ruimte en tijd moet krijgen om een veilig heenkomen te zoeken. Indien nodig kunnen aangetroffen exemplaren verplaatst worden naar een naastgelegen ruimte waar geen werkzaamheden uitgevoerd worden.
Door Cauberg Huygen zijn ten behoeve van het project Hambakenwetering 10B berekeningen uitgevoerd met de AeriusCalculator ter beeldvorming van de stikstofdepositie in omliggende Natura 2000-gebieden. De activiteiten in de realisatie- en gebruiksfase leiden niet tot een toename van de stikstofdepositie, zodat geen toestemming benodigd is ingevolge de Wet natuurbescherming. Verwezen wordt naar Bijlage 6: Notitie Stikstofdepositie 06876-53382-03 d.d. 11 december 2020 door Cauberg Huygen.
Gelet op het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit de Flora- en faunaregelgeving geen beperkingen worden opgelegd aan onderhavig initiatief.
Conform het bestemmingsplan ligt het gebied binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3'. Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 100m2 en meer dan 0,5 meter beneden maaiveld. Het bevoegd gezag hiervan bij een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat onder maaiveld gebouwd als:
Overweging
Er zal bij de nieuwe ontwikkelingen er niet buiten het bestaande bouwvlak worden gegraven, de te bebouwen grond is dus al geroerd. Hierdoor zijn op deze locatie geen archeologische vondsten te verwachten. Vanuit archeologie zijn er daardoor geen belemmeringen voor de ontwikkeling. In zijn algemeenheid is men wel gebonden aan de wettelijk meldingsplicht. Indien men bij de graafwerkzaamheden archeologische vondsten aantreft, is men wettelijk verplicht deze te melden. Men kan hiervoor contact opnemen met de gemeentelijke archeoloog.
Dit wijzigingsplan is gebaseerd op de bevoegdheid in artikel 5.7 van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen (Treurenburg, Maaspoort, Hambakenwetering, Brabantpoort, De Brand, De Herven). Het college is op grond van dit artikel bevoegd "de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1', wijzigen in de bestemming 'bedrijventerrein' met de aanduiding 'kantoor' met in achtneming van de volgende regels:
Het wijzigingsplan voorziet in de toevoeging van de aanduiding 'kantoor' op het perceel Hambakenwetering 10B in de bestemming 'bedrijventerrein' zoals benoemd onder artikel 5.1 lid 'm'. De regels van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen (Treurenburg, Maaspoort, Hambakenwetering, Brabantpoort, De Brand, De Herven) NL.IMRO.0796.0002178-1401 (hierna het moederplan) blijven onverminderd op het perceel van kracht. Daarmee wordt voldaan aan de bepalingen onder lid a. en b. van artikel 5.7 in het bestemmingsplan.
Uit de toelichting blijkt uit paragraaf 4.2 dat ook na de toevoeging van de nieuwe functie er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt aangelegd. In artikel 5.5 lid c van het moederplan blijft onverminderd van kracht. Volgens dit artikel dienen deze parkeerplaaten op eigenterrein te worden gehandhaafd. Daarmee wordt ook voldaan aan artikel 5.7 lid c van de wijzigingsbevoegdheid.
In artikel 2 van dit wijzigingsplan worden de regels van het moederplan onverminderd op dit wijzigingsplan van kracht verklaard.
Het bouwvoornemen wordt volgens artikel 6.2.1 lid a Bro beschouwd als een bouwplan in het kader van artikel 6.12 lid 1 Wro. Ingevolge dit artikel dient de gemeenteraad voor het voornemen een exploitatieplan vast te stellen. De gemeenteraad kan op grond van artikel 6.12 lid 2 sub a Bro hiervan afwijken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins is verzekerd. De gemeente heeft met initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. Daarin wordt de toerekening van de kosten, verbonden aan het bouwvoornemen, anderszins geregeld. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie is daarmee anderszins geregeld waardoor er geen grondexploitatieplan nodig is.
De ontwikkeling betreft een relatief kleine wijziging. Omliggende bedrijven zijn geïnformeerd over de ontwikkeling en de meerderheid heeft aangegeven hiertegen geen bezwaar te zien. Wel is door het tegenoverliggende bedrijf een vraag gesteld over de haakparkeerplaatsen op eigenterrein grenzend aan de openbare weg. Door deze parkeerplaatsen vervalt voor hen een mogelijkheid om (tijdelijk) vrachtwagens en trailers op de openbare weg te parkeren en te keren.
Op de betreffende locatie geldt een parkeerverbod waarbij alleen in de vakken mag worden geparkeerd. Dat geldt ook voor grote voertuigen. Het tegenoverliggend bedrijf zal haar voertuigen dus op eigenterrein moeten stallen. De haaksparkeerplaatsen liggen op eigenterrein en niet op de openbare weg. Daardoor kunnen deze geen belemmeringen vormen bij het keren of indraaien van vrachtwagens en trailers op de openbare weg.
Voor het eindverslag van de omgevingsdialoog wordt verwezen naar Bijlage 7 van dit wijzigingsplan.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties worden in kennis gesteld en krijgen de mogelijkheid om te reageren.
Gelet op de ruimtelijke effecten die het initiatief heeft kunnen deze alleen gevolgen hebben voor de belangen van de provincie. Daarom is alleen deze instantie in het vooroverleg benaderd om een reactie te geven. De provincie heeft in een reactie van 23 december 2020 aangegeven dat het wijzigingsplan in overeenstemming is met haar belangen. Daarmee is het vooroverleg afgerond.
Het ontwerp wijzigingsplan heeft vanaf 12 februar 2021 zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn konden belanghebbenden zienswijzen op het ontwerp wijzigingsplan indienen. Tijdens deze termijn zijn er geen zienswijzen op het ontwerp wijzigingsplan ingekomen.
Voorgenomen ontwikkeling, waarbij een functieaanduiding 'kantoor' wordt toegevoegd aan een perceel met de enkelbestemming 'bedrijventerrein' is in lijn met een goede ruimtelijke ordening. De voorgenomen ontwikkeling was reeds voorzien middels de opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Het maximale bebouwingspercentage en de toegestane hoogte worden niet overschreden.
Daarnaast past de ontwikkeling van kantoorruimte binnen de Nota Kantoren- en bedrijventerreinen van de gemeente. De strook langs de Hambakenweg is hierin aangewezen als 'verkantoriseringslocatie'. De percelen ten zuiden zijn al ontwikkeld tot zelfstandige kantoorruimte. Daarnaast zorgt de ontwikkeling van het pand tot een kantoor ervoor dat er meer levendigheid in het gebied komt en het zorgt voor een betere uitstraling van het bedrijventerrein vanaf de Hambakenweg. De ontwikkeling zorgt niet voor een beperking voor de omliggende bedrijven, omdat het slechts het toevoegen van een functieaanduiding betreft. De ontwikkeling sluit goed aan bij de behoefte aan kantoorruimte in binnenstedelijk gebied, waarmee een braak liggend perceel wordt herontwikkeld en een functie krijgt waar veel vraag naar is.
Algeheel kan worden geconcludeerd dat met de bestemmingsplanwijziging, waarbij op het perceel Hambakenwetering de aanduiding 'kantoor' op de plankaart wordt toegevoegd, voldaan wordt aan de eisen van goede ruimtelijke ordening.