Plan: | Kerkstraat 6-8 Nuland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002479-1401 |
Eigenaren en exploitanten van de Albert Heijn, gevestigd aan de Kerkstraat 8 te Nuland, hebben plannen hun winkel aan te passen, beperkt uit te breiden (+ 309 m² bvo) en hun parkeercapaciteit te vergroten. Hiertoe hebben zij het belendende perceel aangekocht. Het is de bedoeling dat de bestaande bebouwing en een gedeelte van de beplanting op dat perceel wordt gesloopt om plaats te maken voor de nieuwbouw van de uitbreiding van de supermarkt en een parkeerterrein. Op deze manier kan de supermarkt beter aan de eisen van deze tijd en de wensen van de initiatiefnemers voldoen zodat deze voorziening voor de kern Nuland behouden kan blijven wat de leefbaarheid in een dergelijke kern goed doet.
De bovengenoemde activiteiten zijn niet toegestaan conform de gebruiks- en bouwregels van het vigerende bestemmingsplan ''Kom Nuland' (onherroepelijk sinds 20 augustus 2018). Om de ontwikkeling mogelijk te maken, is daarom een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Onderhavig document maakt de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk en geeft nieuwe regels aan het plangebied.
Het plangebied is gelegen op het adres Kerkstraat 6-8 in Nuland (gemeente 's-Hertogenbosch). Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Kerkstraat. De noordelijke en oostelijke plangebiedgrenzen worden gevormd door de naastgelegen woonpercelen. Aan de zuidzijde is een perceel gelegen met een centrumbestemming.
Kadastraal staat het perceel bekend als de gemeente Nuland, sectie B en perceelnummers 4845 (huidige supermarkt) en 2571 (uitbreidingsperceel). De percelen hebben een gezamenlijke oppervlakte van ca. 3.547 m2. Het perceel waarop de uitbreiding van de supermarkt beoogd is heeft een oppervlakte van ca. 1.132 m2.
De begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
![]() |
Figuur 1.1: Begrenzing plangebied, kadastrale percelen rood omlijnd, aan te kopen perceel rood gearceerd |
In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Het beleidskader dat van toepassing is op de locatie en het initiatief is opgenomen in hoofdstuk 3. Een korte planbeschrijving is te vinden in hoofdstuk 4. Vervolgens worden de verschillende milieuaspecten beschreven in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de regels. De financiële haalbaarheid van het initiatief komt in hoofdstuk 7 aan de orde. Hoofdstuk 8 gaat in op inspraak en vooroverleg.
Het plangebied ligt in Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, aan de Kerkstraat 6-8. De kern Nuland ligt aan de oostzijde van het grondgebied van de gemeente 's-Hertogenbosch en telt zo'n 4.300 inwoners. Het plangebied ligt in het centrumgebied van het dorp, net ten noorden van het centraal gelegen Prins Bernhardplein. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.
In de huidige situatie staat in het plangebied aan de Kerkstraat 8 de huidige Albert Heijn supermarkt met bijbehorende parkeerplaats. Deze is deels ommuurd omwille van een reductie van de geluidseffecten naar omliggende woningen. Aan de zuidzijde van dit perceel ligt momenteel aan de Kerkstraat 6 een woonperceel met daarop één woning met achterliggende tuin. De woning en het terrein van de supermarkt worden in de huidige situatie aan de oostzijde ontsloten via de Kerkstraat. Het woonperceel wordt daarnaast aan verschillende zijden omringd door enkele bomen.
![]() |
Figuur 2.1: Ligging plangebied |
Het plangebied is gelegen aan de Kerkstraat. De Kerkstraat maakt onderdeel uit van de belangrijkste verkeersader door Nuland. De Kerkstraat loopt vanaf het noorden van Nuland in zuidelijke richting, waar hij ten hoogte van het Prins Bernhardplein overloopt in de Dorpsstraat (richting het zuiden van Nuland) en vervolgens de Hoogstraat. De Kerkstraat is één van de oude dorpslinten van Nuland en wordt gekarakteriseerd door vrijstaande bebouwing (overwegend bestaande uit woningen met één en twee lagen met kap en een dorpse uitstraling), op groene percelen en groene voortuinen.
In de huidige situatie bestaat het plangebied uit twee functies: centrum (met functieaanduiding 'supermarkt') en wonen. Binnen het perceel is de supermarktketen Albert Heijn gevestigd. Aan de noordzijde van het pand ligt de bijbehorende parkeerplaats. In de omgeving van het plangebied komen voornamelijk woonfuncties voor. Daarnaast zijn er verspreid enkele centrum- en maatschappelijke functies aanwezig.
Voor onderhavig plangebied is het bestemmingsplan 'Kom Nuland' vigerend (vastgesteld op 20 augustus 2018). Een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is opgenomen in figuur 2.2.
Voor het plangebied zijn de enkelbestemmingen 'Wonen' en 'Centrum' opgenomen. Ter plaatse van de bestemming 'Centrum' is, vanwege de functieaanduiding 'supermarkt' uitsluitend een supermarkt toegestaan. Daarnaast gelden er de dubbelbestemmingen 'Waarde- Archeologie -1 en 2'. Met dit initiatief wordt de sloop van de woning en de uitbreiding van de bestaande supermarkt en het aantal parkeerplaatsen mogelijk gemaakt. De woonbestemming zal hiermee vervallen op de locatie. De gewenste ontwikkeling op deze locatie is niet mogelijk conform de regels van het geldende bestemmingsplan, omdat er sprake is van een woonbestemming en omdat de beoogde ontwikkeling beoogd is buiten de bestaande bouwvlakken. Het plan wijkt in ruimtelijk en functioneel opzicht af van het bestemmingsplan.
![]() |
Figuur 2.2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Kom Nuland' |
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Met de Structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid:
Het laatstgenoemde nationaal belang houdt in dat bij stedelijke ontwikkelingen de ladder van duurzame verstedelijking (zoals opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) dient te worden gemotiveerd.
Voor het plangebied van voorliggend bestemmingsplan geldt dat er geen nationale belangen uit de SVIR in het geding zijn.
Gelet op de kleinschalige nieuwe bebouwing die het plan van Albert Heijn Nuland mogelijk maakt (minder dan 500 m²), is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit maakt een toets aan de Ladder niet noodzakelijk. Desalniettemin is het initiatief getoetst aan een goede ruimtelijke ordening. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in de notitie 'Ruimtelijk-functionele onderbouwing Albert Heijn Kerkstraat 8 te Nuland' welke is opgenomen als Bijlage 1 van deze bestemmingsplantoelichting. In deze notitie is wordt onderschreven dat de supermarkt in Nuland onvoldoende toekomstbestendig is en dit kan in het ergste geval leiden tot het verdwijnen van de supermarkt uit het dorp. Hierdoor zal de consument in Nuland niet meer de beschikking hebben over boodschappenaanbod binnen de eigen woonomgeving en moeten uitwijken naar aanbod verder weg. Met een toekomstige groei van de bevolking in Nuland, met name in de oudere leeftijdsklassen, is het juist belangrijk dat inwoners in het dorp over eigen boodschappenaanbod beschikken, zeker aangezien ouderen over het algemeen sterk op lokaal winkelaanbod georiënteerd. Voor de consumentenverzorging, leefbaarheid van het dorp en ontmoetingsfunctie van de supermarkt is het van belang dat de supermarkt behouden blijft. Dit maakt een uitbreiding van de supermarkt naar een moderne omvang noodzakelijk.
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. In 2014 is deze geactualiseerd. In de Structuurvisie geeft de provincie Noord-Brabant de hoofdlijnen aan van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening haar biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch, mobiliteits-, sociaal, cultureel, milieu- en natuurbeleid. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen, zoals de concentratie van verstedelijking. De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen: regionaal samenwerken; ontwikkelen, zowel gebiedsgericht als thematisch zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen; beschermen van provinciale belangen zoals zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, door middel van de Verordening ruimte; stimuleren, door middel van subsidies en door het beschikbaar stellen van kennis en informatie. In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Op de Structurenkaart is het plangebied/projectgebied aangeduid als stedelijk concentratiegebied (zie figuur 3.1). Het stedelijk concentratiegebied heeft een bovenlokale opvangtaak voor verstedelijking. De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut. Met onderhavige ontwikkeling wordt een bestaande supermarkt uitgebreid binnen bestaand stedelijk gebied ter plaatse van een woonperceel. Hiermee is sprake van herstructurering en inbreiding. Het voorliggend initiatief sluit aan op de doelstellingen uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
![]() Figuur 3.1: Ligging plangebied op Structurenkaart uit 'Structuurvisie Ruimtelijke Ordening' Noord-Brabant |
Omgevingsvisie Noord-Brabant
Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie Noord Brabant vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt de voorheen geldende structuurvisie. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe zij de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit wil zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wilt daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's.
Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij legt zij de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn: werken aan energietransitie, een klimaat proof Brabant, de slimme netwerkstad en een concurrerende duurzame economie. Deze vier hoofdopgave staan ten dienste van de basis opgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit.
Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprogramma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.
De betreffende ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied en voldoet daarmee aan de provinciale omgevingsvisie van zorgvuldig ruimte gebruik. Nadere regels van de provincie Noord-Brabant voor ruimtelijke projecten zijn opgenomen in de Verordening ruimte. Hierna wordt ingegaan op deze verordening.
Interim omgevingsverordening Noord-Brabant 2019
Op 25 oktober 2019 is de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. De Interim om-gevingsverordening betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, na-tuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Interim omgevingsverordening is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de Omgevingswet wordt vastgesteld en die verplicht is voor provincies.
Het plangebied is gelegen binnen de structuur 'Bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied'. Binnen het bestaand stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in ontwikkelingen. Wel dient aandacht te zijn voor zorgvuldig ruimtegebruik. Bij de activiteiten die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden, is zeker sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. De huidige woning wordt gesloopt. Daarvoor in de plaats wordt de bestaande supermarkt uitgebreid en een parkeervoorziening aangelegd. Door deze uitbreidingsmogelijkheid kan een primaire functie voor een kern als Nuland behouden blijven. De bebouwde oppervlakte neemt daarbij eerder af dan toe.
De voornaamste taak van de provincie is om (ruimtelijke) ontwikkelingen van detailhandelslocaties regionaal en bovenregionaal af te stemmen. De aanpak van de detailhandel is op eenzelfde wijze vormgegeven, zoals dat voor bedrijventerreinen, kantoren en woningbouw het geval is. In het regionaal overleg wil de provincie met gemeenten afspraken maken over welke detailhandelslocaties regionaal en bovenregionaal worden afgestemd.
Voorts heeft de uitbreiding van de Albert Heijn niet tot gevolg dat een bovenregionale detailhandelslocatie ontstaat. De supermarkt wordt vergroot, maar dit is onder meer noodzakelijk om het volledige assortiment aan te kunnen bieden en zodoende de consument beter van dienst te kunnen zijn. Dit is niet alleen voor de levensvatbaarheid van de supermarkt noodzakelijk, maar ook om de consumentenverzorging, leefbaarheid van het dorp en ontmoetingsfunctie van een supermarkt in Nuland te behouden.
Hiermee voldoet het plan aan de uitgangspunten en regels uit de Verordening Ruimte.
In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar.
De Ruimtelijke Structuurvisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Het is een integratiekader voor sectoraal beleid en is een toetsingskader en leidraad voor ruimtelijke plannen van de gemeente, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. De ruimtelijke structuurvisie hanteert de provinciale lagenbenadering bij verdere ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente 's-Hertogenbosch. Daarbij wordt gestreefd naar een compacte, contrastrijke en complete stad.
De kern Nuland was in 2014 nog geen onderdeel van de gemeente 's-Hertogenbosch, en daarmee nog niet opgenomen in de structuurvisie. Dit plan, gelegen in Nuland, past echter goed in de algemene beleidsuitgangspunten ten aanzien van compacte stad en behoud van voldoende voorzieningen.
Op 11 oktober heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch besloten om de Maasdonkse Welstandsnota in 2017 en verdere jaren in afwachting van de implementatie in het kader van de Omgevingswet in stand te houden. Dit om te voorkomen dat voor Nuland en Vinkel geen welstandsbeleid geldt.
De Welstandsnota van de gemeente Maasdonk uit 2004 is dus nog steeds op Kom Nuland van toepassing. Bij een ontwikkeling binnen dit gebied zal getoetst worden aan deze nota. Onderhavig plangebied is gelegen in het welstandsgebied 'Historisch dorpsgebied Nuland'. Een uitsnede van de welstandskaart is in figuur 3.2 weergegeven.
Gebiedsbeschrijving
Het historische dorpsgebied Nuland is ontstaan in de 13e eeuw en heeft zich door de tijd heen ontwikkeld van langstraatdorp tot het huidige centrum van de kern Nuland. Het historisch dorpsgebied strekt zich uit van noord naar zuid langs de Kerkstraat, Dorpsstraat en Hoogstraat. De lintbebouwing langs deze straten kenmerkt zich door een grote diversiteit in zowel verschijningsvorm als in functie. Op enkele plaatsen bevinden zich bijzondere bebouwingselementen zoals de kerk en Villa Maasdonk. Op de kruising van de linten Kerkstraat/ Dorpsstraat en de Elzenstraat/ Zandstraat is een pleinruimte gelegen, het Prins Bernhardplein.
Het plein vormt het tegenwoordige centrum van de dorpskern en kenmerkt zich door een open karakter. De pleinwanden zijn open en bestaan voornamelijk uit woonbebouwing in 1 of 2 bouwlagen voorzien van een kap. De kappen bestaan overwegend uit een met antracietkleurige dakpannen belegd zadeldak. De overheersende nokrichting is evenwijdig gelegen aan de straat. De bebouwing is over het algemeen opgetrokken uit een lichtbruin tot roodbruine baksteen. In sommige gevallen zijn de gevels wit geverfd.
![]() |
Figuur 3.2: Uitsnede welstandskaart |
Op de kaart is te zien dat het plangebied is gelegen in het historisch bebouwingslint van Nuland (Welstandsniveau 1). Voor dit gebied gelden de volgende welstandscriteria, conform de welstandsnota van de gemeente Maasdonk.
Ligging
De bebouwing is georiënteerd op de (belangrijkste straat) en is geplaatst in een (licht) verspringende rooilijn (soms op ruime afstand van de weg). Bijgebouwen staan niet op de voorgrond.
Massa
De bebouwing is individueel en afwisselend, aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex. De massa is geleed, grote gevelvlakken worden doorbroken door middel van geleding van de wand (in materiaal of vorm). Blinde gevels aan de zijde van de openbare ruimte zijn niet gewenst, hoekpanden hebben daarom twee representatieve gevels. De bebouwing beslaat uit 1-2 lagen met verschillende kapvormen (zadeldak, mansardekap, schilddak) en de nokrichting is wisselend, maar ligt in de straat bij voorkeur loodrecht dan wel evenwijdig aan de straat. Daarbij wordt er terughoudend omgegaan met de toepassing van luifels.
Materialen en kleuren
De gevels zijn grotendeels uitgevoerd in baksteen, maar (witgekalkt) pleisterwerk is, indien dit in het algehele beeld van het deelgebied niet gaat overheersen, tevens toegestaan. Daarbij dienen dakpannen worden toegepast in gebiedseigen kleuren (antraciet, rood), bij voorkeur gebakken pannen. Gebiedseigen architectuur met eigentijdse materialen is tevens toegestaan. Het materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op de belendende panden en aan- en bijgebouwen zijn in materiaal en kleur afgestemd op de hoofdmassa. Het gebruik van sterk contrasterende kleuren is niet toegestaan.
Detaillering
De detaillering van de begane grond en bovenverdieping zijn op elkaar afgestemd (verticaliteit) en de gevel is samenhangend vormgegeven. Raamopeningen zijn verticaal, de vormgeving is afgestemd op de bestaande bebouwingskarakteristiek en de bestaande geveldetaillering is gehandhaafd of versterkt.
Bij de uitbreiding van de supermarkt wordt rekening gehouden met bovenstaande welstandscriteria.
Doorwerking plangebied
De enige supermarkt te Nuland is gelegen aan de Kerkstraat, een belangrijke bebouwingslint in het dorp. Door de sloop van de naastgelegen woning kan de supermarkt aan de zuidzijde uitbreiden. Door deze ontwikkeling komt het pand solitair op het perceel te staan met een nieuwe oriëntatie en ontsluiting aan de Kerkstraat.
De massa wordt gekenmerkt door twee aaneengesloten zadeldaken welke zijn voorzien van een pan in de kleur antraciet. De nieuwe gevel aan de Kerkstraat wordt opengewerkt en voorzien van een nieuwe entree. De overige dichte gevels worden voorzien van penanten met terugliggend metselwerk (spiegels) welke zijn afgestemd op de huidige bebouwing.
Het volume wordt gerealiseerd in metselwerk. Om er een geheel van te maken worden alle gevels in een donkere kleur geschilderd, waardoor er een rustig beeld ontstaat. De twee aaneengesloten kappen krijgen daarentegen een eigentijdse uitstraling welke past bij de functie van het gebouw. De afwerking met houten delen geeft de totale compositie van het nieuwe gebouw een terughoudende maar eigentijdse uitstraling.
Het doel van het nieuwe Waterplan (januari 2017) is het bereiken van een 'klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem' in en om 's-Hertogenbosch. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater. Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. Dit gemeenschappelijke beleid moet leiden tot een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem in de Groene Delta. Het waterplan bevat een uitvoeringsprogramma met concrete projecten. Dit uitvoeringsprogramma is aan de hand van de volgende tien speerpunten samengesteld:
In paragraaf 5.7 wordt nader ingegaan op de betekenis van dit plan voor het plangebied.
Het Bomenbeleidsplan 's-Hertogenbosch is door de gemeenteraad vastgesteld op 29 september 2017. Bij de ruimtelijke procedure vindt een afweging plaats ten aanzien van verschillende functies waaronder groen. De gemeente stelt daarbij voorwaarden ten aanzien van groen. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij beleidsuitgangspunten uit het Bomenbeleidsplan, zoals het zoveel mogelijk behouden van bomen, het verplanten van bomen en herplant en compensatie van groen. Afspraken over velling, herplant en compensatie wordt bij het plan vastgelegd zodat hierbij aangesloten kan worden bij de uiteindelijke vergunningprocedure. Het kan zowel om behoud als om ontwikkeling van nieuw groen gaan.
Het plan zal moeten voldoen aan de uitgangspunten die zijn opgenomen in het gemeentelijke Bomenverordening 2017. Een kapvergunning is nodig voor:
Van dat laatste lijkt in onderhavig project sprake en er zal in dat verband dan ook een zogeheten Bomen Effect Analyse uitgevoerd (zie paragraaf 4.4).
De Verordening Bomen, Water en Groen 's-Hertogenbosch 2021 is door de gemeenteraad vastgesteld op 9 maart 2021. Deze verordening bestaat uit een drietal onderdelen, namelijk bomen, water en groen en behoort bij de visie 's-Hertogenbosch Groen en Klimaatbestendig. In de verordening worden regels gesteld over het vellen van houtopstanden (bomen), het lozen van hemelwater en grondwater en het realiseren van groen. Het doel van het stellen van de regels in deze verordening is het beperken van de gevolgen van klimaatverandering.
In de verordening is in artikel 8 een overgangsbepaling opgenomen, wanneer een vergunning is aangevraagd voor de inwerkingtreding van de verordening wordt er getoetst aan de voorheen geldende verordeningen, de Bomenverordening en de Verordening hemelwater en grondwater.
Het gaat hier om een procedure waarbij het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning gecoördineerd worden voorbereid conform de 'Coördinatieverordening Wro gemeente 's-Hertogenbosch'. De aanvraag voor de omgevingsvergunning en de bijbehorende onderzoeken zijn nog voor de inwerkingtreding van de Verordening Bomen, Water en Groen ingediend. In de toelichting wordt verwezen naar het Bomenbeleidsplan, de Bomenverordening en de Verordening hemelwater en grondwater.
Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de Nota Parkeernormering 2016 Auto en Fiets, die is vastgesteld op 21 september 2016. In paragraaf 4.3 'Verkeer en parkeren' wordt op dit aspect verder ingegaan. Hier wordt onder andere de parkeereis bepaald voor onderhavig plan op basis van de geldende parkeernormen.
Het gemeentelijke beleid, “Visie detailhandel Nuland en Vinkel”, vastgesteld juli 2017, stelt dat voor reguliere, zelfstandige detailhandel de vestiging in de concentratiegebieden in de dorpscentra het uitgangspunt is. De concentratiegebieden zijn vooral bedoeld voor het realiseren van een basisvoorzieningenniveau (boodschappen en aanverwante aankopen). In de Visie detailhandel is een belangrijke rol weggelegd voor de supermarkten in Nuland. De supermarkten hebben ook een sociale ontmoetingsfunctie in de dorpen. In het rapport wordt aangeraden mee te werken aan uitbreiding van bedrijven zoals supermarkten als daar behoefte aan is.
De supermarkt aan de Kerkstraat 8 te Nuland gaat uitbreiden om te kunnen voldoen aan de huidige en toekomstige wensen en maatstaven. De supermarkt vervult een belangrijke functie in Nuland aangezien dit de enige supermarkt in Nuland is.
Momenteel is de supermarkt ingeklemd tussen twee woningen. Door de aankoop en sloop van de naastgelegen woning kan de supermarkt richting het zuiden uitgebreid worden.
De bebouwing aan de Kerkstraat wordt gekenmerkt door vrijstaande volumes welke georiënteerd zijn op deze hoofdontsluitingsweg van Nuland. De nieuwe supermarkt krijgt op een zelfde wijze een adres aan de Kerkstraat, waarbij de nieuwe entree ook op de Kerkstraat is georiënteerd. De nieuwbouw aan de zuidzijde bestaat uit een eenlaags bebouwing met platte afdekking. Om de supermarkt nog beter te verankeren aan de Kerkstraat wordt er voor het nieuwe pand een plein gerealiseerd voor langzaam verkeer. Aan dit plein, aan de voorzijde van het pand, is ruimte voor ontmoeting. Hier komen fietsenrekken en afvalinzamelingspunten. Aan beide zijde van het nieuwe pand bevinden zich de parkeerplaatsen en winkelwagenstallingen waardoor de nieuwe supermarkt op een evenwichtige wijze is ingepast en welke het vrijstaande karakter onderstreept. Op beide parkeerterreinen is ruimte voor de her- en aanplant van groen en bomen. Beide terreinen krijgen zo een vriendelijke, groene uitstraling waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het beperken van de hittestress. De karakteristieke Hollandse Linde aan de zuidzijde van het plangebied zal gehandhaafd blijven. Er zal ten behoeve van een goede verkeersafwikkeling een nieuwe in- en uitrit voor het zuidelijke parkeerterrein gerealiseerd worden, deze komt ter hoogte van de ruimte tussen de tegenovergelegen panden Kerkstraat 41 en 43. Hierdoor is de hinder van direct inschijnende koplampen zoveel mogelijk gereduceerd. Ook is het de bedoeling dat het zuidelijke parkeerterrein wordt afgesloten buiten de winkeltijden.
Langs de Kerkstraat komen op verschillende plekken blokhagen. Een lantaarnpaal ter hoogte van de ontsluiting van het noordelijke parkeerterrein wordt enkele meters naar het noorden opgeschoven om zo een veiligere entree te bieden.
Het laden en lossen vindt plaats op min of meer dezelfde locatie als in de huidige situatie. Hierbij is in het plan rekening gehouden met het laden en lossen onder een overkapping. Ter reductie van het geluid worden maatregelen getroffen. Zo zal het nieuwe parkeerterrein aan de zuidzijde niet in de avondperiode geopend zijn en zullen er erfafscheidingen met voldoende massa gerealiseerd worden rondom het (gedeeltelijk) bestaande en nieuwe parkeerterrein.
![]() |
Figuur 4.1: Planontwerp (illustratief), Bron: Aerde Borgert Architecten, juli 2020 |
![]() |
Figuur 4.2: Ontwerp uitgebreide supermarkt (illustratief), Bron: Aerde Borgert Architecten, juli 2020 |
Verkeer
Om te toename aan verkeersbewegingen door onderhavig plan te bepalen is een berekening uitgevoerd. De berekening van de verkeersgeneratie is gebaseerd op CROW kengetallen.
Om de verkeersgeneratie te berekenen die deze uitbreiding met zich meebrengt, is gebruik gemaakt van de CROW-tool. In de tool zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De huidige supermarkt genereert -uitgaande van bovenstaande uitgangspunten- op een gemiddelde openingsdag 1.189 mvt/etmaal. Aan de hand van deze uitgangspunten neemt de verkeersgeneratie van de supermarkt met deze uitbreiding toe met circa 353 mvt/etmaal (gemiddelde openingsdag) naar een totaal van 1.542 mvt/etmaal.
De Kerkstraat heeft voldoende capaciteit om de verkeersintensiteiten op te vangen. Ook zal de verkeersveiligheid niet nadelig worden beïnvloed. De nieuwe inrit van het parkeerterrein wordt zo gesitueerd, dat het inschijnen van koplampen op de tegenoverliggende woningen beperkt blijft.
Het aspect 'verkeer' zal daarom niet voor belemmeringen zorgen.
Parkeren
Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de Nota Parkeernormering 2016 Auto en Fiets, die is vastgesteld op 21 september 2016. De nota geeft normen en richtlijnen voor functies, gebaseerd op kentallen van het CROW, voor de zes verschillende zones binnen de gemeente. De nota geeft alleen voor de meest voorkomende functies, te weten wonen, werken en winkels, parkeernormen. Voor de ontwikkeling van andere functies gelden richtlijnen hoe met parkeren omgegaan moet worden.
Doorwerking plangebied
In figuur 4.3 is de gebiedsindeling van de gemeente 's-Hertogenbosch ten aanzien van parkeren weergegeven. Hierop is te zien dat het plangebied is gelegen binnen deze zone 'rest bebouwde kom (overige kernen)'. Voor een supermarkt geldt een parkeernorm van 5,6 parkeerplaatsen per 100 m² bvo. Vanwege de uitbreiding (309 m2 bvo) moeten dus - conform de parkeernota - nog 17 extra parkeerplaatsen gerealiseerd worden. In de huidige situatie zijn er 37 parkeerplaatsen aanwezig.
In de nieuwe situatie zullen er dus - volgens de parkeernota - 54 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. In theorie is er ruimte om deze 54 parkeerplaatsen op eigen terrein te kunnen aanleggen. Echter zou dat ten koste gaan van ruimte voor vergroening, de mogelijkheden tot aanplant van bomen e.d.. Er is daarom gekozen voor een inrichtingsplan met een gezonde balans tussen groen en parkeren, waarbij er in totaal 53 parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen gerealiseerd (zie paragraaf 4.1 en 4.3). Er is daarmee sprake van een theoretisch parkeertekort van 1 parkeerplaats.
In de Nota Parkeernormen van de gemeente 's-Hertogenbosch is in het toepassingskader beschreven dat na berekening van de parkeerbehoefte en de confrontatie van deze behoefte aan het parkeeraanbod, afwijkingsmogelijkheden bestaan wanneer de behoefte groter is dan het aanbod. Zo is aangegeven dat vanuit het principe 'eerst benutten dan bouwen' vrijstelling kan worden verleend. Hierbij dient dan wel aangetoond te worden dat het benutten van bestaande parkeercapaciteit niet mag leiden tot een parkeerdruk van de te benutten parkeervoorziening die hoger is dan 80% (op alle momenten in de week).
Gelet op het bovenstaande is gekeken naar de werkelijke parkeerdruk in de huidige situatie (zie bijlage 2
Parkeeronderzoek). Uit deze parkeerdrukmetingen volgt dat de grootste parkeerdruk (70% bezettingsgraad) is waargenomen tijdens de vrijdag en zaterdag. Op vrijdag was het drukst gemeten moment 17:00 uur en op zaterdag 14:00 uur. De bezettingsgraad is het aantal bezette parkeerplaatsen gedeeld door het totaal aantal parkeerplaatsen. Bij een bezettingsgraad van 70% zijn 26 van de 37 parkeerplaatsen in gebruik. Dit betekent dat zelfs op het drukste moment er nog 11 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Voor de situatie na de uitbreiding en herinrichting, waarbij de parkeervraag stijgt met 17 parkeerplaatsen, zouden er - uitgaande van de maximale bezetting van 26 bestaande plekken + 17 nieuwe - minimaal 43 parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn. In de inrichtingsplannen is ruimte voor de aanleg van 53 parkeerplaatsen (waavan 2 minder-valide parkeerplaaten). Dit aantal is dit voldoende om aan de minimale behoefte gebaseerd op tellingen (bestaande situatie) en parkeernormen (uitbreiding) te kunnen voldoen. Afwijking van de parkeernormen wordt in onderhavig geval vanuit de parkeerbehoefte aanvaardbaar geacht en is vanuit oogpunt van een groene uitstraling, leefbaarheid en duurzaamheid en klimaatbestendigheid van het pand en haar omgeving ten goede. Immers is het door afwijking van de norm met slechts 1 parkeerplaats mogelijk om een vergroening van het gebied te realiseren.
![]() |
Figuur 4.3: Ligging plangebied op kaart 'Gebiedsindeling parkeernormering gemeente 's-Hertogenbosch' |
Voor fietsparkeren is een richtlijn van 2,9 fietsparkeerplaats per 100 m2 bvo opgenomen. Er dient ruimte te zijn voor 9 extra fietsparkeerplaatsen ten opzichte van de huidige situatie. De fietsen worden gestald aan de voorzijde van het pand. Hier is ruimte voor de plaatsing van enkele fietsenrekken.
Met onderhavig plan worden beperkte wijzigingen in de openbare ruimte aangebracht. De beschreven activiteiten in paragraaf 4.1 worden allemaal op eigen terrein gerealiseerd. Wel wordt het nieuwe parkeerterrein middels een nieuwe inrit ontsloten op de Kerkstraat. Zie figuur 4.2 voor de situering van de inrit.
Er is gestreefd naar een groene invulling van het nieuwe parkeerterrein. Dit betekent dat er waar mogelijk bomen gehandhaafd zullen worden dan wel dat er gekozen wordt voor herplant. Omwille van een efficiënte indeling van het parkeerterrein alsmede de aansluiting van de uitbreiding op de bestaande supermarkt, zullen er bomen gekapt worden. Er is een Boom Effect Analyse (BEA) uitgevoerd naar de te kappen bomen (voor zover vergunningsplichtig) en naar de effecten van de planmaatregelen op de te behouden bomen. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar de bijlagen. Ten aanzien van de aanwezige bomen heeft dit het effect tot gevolg zoals weergegeven in figuur 4.4.
![]() |
Figuur 4.4: Overzicht van bomen waarvoor behoud mogelijk is (groen) en niet mogelijk is (rood) |
Benodigde aanpassingen in het ontwerp zijn grootschalig van aard, zoals het opheffen van parkeervakken en ontsluitingen. Omdat er voldoende ruimte moet zijn voor parkeergelegenheid en omdat de aanleg hiervan zodanige impact op de bomen (m.n. wortelstelsels) zullen hebben, is geadviseerd de bomen te rooien en op enkele plekken herplant te plegen. Voor het behoud van de Hollandse linde met boomnummer 22 zijn specifieke maatregelen van toepassing. Behoud van deze boom is door het beeldbepalende karakter aanbevolen. In het inrichtingsplan is rekening gehouden met deze boom en groeiruimte, zodat deze boom behouden kan blijven.
Door herinrichting van het parkeerterrein aan de noordzijde van het pand ontstaat meer ruimte voor groen en er worden 7 nieuwe bomen geplant. Bij de ingang van de supermarkt worden ook nog 2 bomen aangeplant.
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. Tussen milieuaspecten en ruimtelijke ordening bestaat een duidelijke relatie. De milieukwaliteit vormt namelijk een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies (zoals woningen). Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende of hinderlijke situaties moeten voorkomen worden.
Milieuzonering zorgt voor voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te garanderen naast de zorg dat er voor bedrijven voldoende ruimte voorhanden is om de bedrijfsactiviteiten duurzaam en binnen aanvaardbare voorwaarden (normen) uit te kunnen voeren.
Richtlijn
Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure "Bedrijven en Milieuzonering". De VNG brochure is een richtlijn, vormt geen wettelijk kader maar heeft als gevolg van jurisprudentie de status van pseudo-wetgeving gekregen. Deze richtlijn biedt kaders om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan minimale richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een "gemiddeld" modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelgrens van het bedrijf waar de bedrijfsactiviteiten plaats kunnen vinden (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een 'rustige woonwijk'. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen, afschermingen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden. De grootste van de vier VNG-richtafstanden (voor geur, stof, geluid of gevaar) is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieu-categorie. De milieucategorie van een bedrijf kan variëren van 1 (een licht bedrijf, met een hinderafstand van 10 meter) tot 6 (een zeer zwaar bedrijf, met een hinderafstand van 1500 meter).
Beoordeling
Invloed initiatief op omgeving
Met dit initiatief wordt een supermarkt uitgebreid en parkeervoorzieningen aangelegd. Dit kan beschouwd worden als een milieubelastende functie. Er is daarom een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting van het planinitiatief op omliggende gevoelige functies. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 4. In voorliggende toelichting wordt ingegaan op de belangrijkste conclusies.
In dit onderzoek zijn de geluidniveaus door de Albert Heijn aan de Kerkstraat 8 te Nuland (na uitbreiding) op woningen in de omgeving berekend. Getoetst is of ter plaatse van de bestaande woningen in de omgeving sprake is van een acceptabel woon- en verblijfsklimaat en of de gewenste inrichting inpasbaar is in de omgeving. Er heeft zowel een toetsing aan het Activiteitenbesluit als aan 'een goede ruimtelijke ordening' plaatsgevonden. Hierbij is gekeken naar het langtijdgemiddelde geluidniveau, het maximale geluidniveau en de indirecte hinder. Ook heeft een beoordeling van het geluid in de aangrenzende tuinen plaatsgevonden.
Ter plaatse van alle beoordelingspunten wordt aan de richtwaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde indirecte hinder uit stap 2 van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering voldaan.
Omdat blijkt dat de gewenste uitbreiding - zonder te treffen maatregelen - zorgt voor overschrijdingen in het kader van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidniveau, zijn maatregelen beschouwd en doorgerekend. Na het treffen van maatregelen is er sprake van een akoestisch aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van de omliggende woningen.
De volgende maatregelen zijn doelmatig en aanvaardbaar geacht en zijn ter borging van een goed woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen voorwaardelijk verplichtend opgenomen. Dit betreffen de volgende maatregelen:
In het kader van het Activiteitenbesluit is het nodig om - vanwege het voorkomen dat de Albert Heijn aan de Kerkstraat 8 in haar belangen wordt geschaad - voor de panden Kerkstraat 4, Kerkstraat 12, Burgemeester Teunissenstraat 34 en Prins Bernhardplein 8 maatwerkvoorschriften worden gesteld:
Bij het vaststellen van hogere waarden moet volgens artikel 2.20, lid 2 van het Activiteitenbesluit een binnenniveau (in verblijfsruimten) van 35 dB(A) etmaalwaarde worden gewaarborgd. Hiervan is sprake.
De hoogst berekende waarde voor piekgeluiden bedraagt 67,5 dB(A) in de avondperiode. Een gevelwering van 67,4 -50 = 17,5 dB is benodigd om een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat te kunnen garanderen. Een dergelijke gevelwering wordt in vrijwel alle gevallen behaald. Gezien de opbouw van de desbetreffende gevels kan met voldoende zekerheid gesteld worden dat deze geveldelen een minimale karakteristieke geluidwering van18,6 en 17,5 dB hebben. Een nader onderzoek naar de desbetreffende gevels wordt niet noodzakelijk geacht.
Aangezien er in onderhavig plan borgingen (in de vorm van voorwaardelijke verplichtingen) voor de te treffen doelmatig geachte maatregelen zijn opgenomen en indien er maatwerkvoorschriften voor de woningen aan Kerkstraat 4, Kerkstraat 12, Burgemeester Teunissenstraat 34 en Prins Bernhardplein 8 worden vastgelegd om te voorkomen dat de supermarkt in haar belangen wordt geschaad, vormt het aspect industrielawaai geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Invloed omgeving op initiatief
Het initiatief maakt geen milieugevoelige functies mogelijk. Omliggende milieubelastende functies worden daarom niet in hun ontwikkelmogelijkheden of bedrijfsvoering belemmerd.
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' zorgt daarom niet voor belemmeringen.
Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), op grond van een "goed woon- en leefklimaat". Het aspect geluid kent voor geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) afhankelijk van typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor geluidsgevoelige bestemmingen (als woningen) grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
Wettelijk kader
Langs alle wegen bevinden zich conform de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones, met uitzondering van wegen op woonerven en 30 km/uur-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) aan wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluidsonderzoeks-zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De beoogde ontwikkeling ligt binnen de geluidzone van de Tuinstraat en Weidestraat (50 km.uur). Voor de geluidsbelasting op de gevels van nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van deze weg geldt een ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB. Onder voorwaarden is een hogere waarde mogelijk tot 63 dB. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Voor zulke maatregelen wordt onderstaande volgorde aangehouden:
Zijn deze maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend, dan kan de gemeente onder bepaalde voorwaarden voor nieuwe geluidsgevoelige objecten een hogere (geluid)waarde verlenen. Voorwaarden die worden gesteld aan een te verlenen hogere waarde zijn ten gunste van de geluidsituatie en dus het woon- en leefklimaat bij de gevoelige objecten. Hiervoor heeft gemeente 's-Hertogenbosch een 'hogere waarde beleid' vastgesteld. De voorwaarden waaronder een eventuele hogere waarde wordt verleend zijn afhankelijk van de hoogte van de geluidsbelasting en het type gebied waarin het plan zich bevindt. Per gebiedstype geldt een ambitie voor wat betreft de geluidsbelastingen. Zo wordt bijvoorbeeld in een (normaliter rustig) buitengebied een lager geluidsniveau nagestreefd dan in een rumoerig gebied langs een drukke snelweg met verhoogde geluidsbelastingen. Een hogere waarde mag - zoals gezegd - de maximale geluidsbelasting van 63 dB niet overschrijden. Voorwaarden voor een vast te stellen hogere waarde zijn bijvoorbeeld de aanwezigheid van een geluidsluwe (rustige) zijde en een geluidsniveau in de buitenruimte (zoals achtertuin/balkon) dat voldoet aan de ambitie voor het betreffende gebied. Voor geluidsbelastingen op gevels meer dan 63 dB kan geen ontheffing worden verleend.
Naast het toetsingskader en wettelijke eisen van de Wgh dienen er altijd zodanige gevelmaatregelen te worden genomen dat wordt voldaan aan de maximale geluidsbinnenwaarde op grond van het Bouwbesluit. Deze maximale geluidsbinnenwaarde is ten gunste van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in betreffend object. Met de aanvraag om omgevingsvergunning zal moeten worden aangetoond dat deze binnenwaarde wordt voldaan.
Gemeentelijk geluidbeleid
De gemeente 's-Hertogenbosch heeft het geluidsbeleid gebiedsgericht ontwikkeld. Binnen het grondgebied van de gemeente worden negen gebiedtypen onderscheiden, te weten: Centrum stedelijk, Buiten centrum, Groen stedelijk, Dorps landelijk, Agrarisch gebied, Natuurgebied, Stromingszone, Bedrijventerrein (licht), Gezoneerde industrieterreinen. De ruimtelijke- en functionele kenmerken zijn voor typering bepalend geweest. In het geluidsbeleid worden onder andere geluidsambities voor verschillende gebieden vastgelegd; zo wordt bijvoorbeeld een lager geluidsniveau nagestreefd voor woonwijken dan voor het centrumgebied. Voor ieder gebied is het geluidsbeleid voor de thema's verkeer en bedrijven een passende geluidskwaliteit opgenomen. De geluidskwaliteit geeft aan wat de ambitie is van een gebied. Het plangebied is gelegen in een 'Stromingszone'. De geluidsklasse (ambitie) bedraagt 48-53 dB (onrustig) en de geluidsklasse (bovengrens) bedraagt 58-63 dB (lawaaiig). Hieronder zal toetsing aan dit beleid plaatsvinden.
Beoordeling
Er wordt geen geluidsgevoelige bestemming mogelijk gemaakt. Nader akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai wordt daarom niet nodig geacht.
Het plan voorziet in de realisatie van milieubelastende functies met een bepaalde geluidsuitstraling. Er is dan ook een onderzoek naar industrielawaai uitgevoerd. Voor de resultaten van dit onderzoek wordt verwezen naar paragraaf 5.2.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's - met het voldoen aan normen - aanvaardbaar zijn en wanneer ze verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De aanvaardbare risico's zijn vast gelegd in diverse besluiten. De belangrijkste in de ruimtelijke ordening zijn:
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen, zijn er belangrijke verschillen.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico wordt gedefinieerd als "de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit". In Nederland heeft de overheid bepaald dat in principe nergens in Nederland iemand een groter plaatsgebonden risico mag lopen dan 1 op de 1 miljoen per jaar (10-6/jaar). Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen, scholen) geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen) geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht. Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
Activiteitenbesluit
Tot slot wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit (of vuurwerkbesluit).
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch
De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch, deel A t/m C, 2010). Hierin zijn aanvullende kaders gegeven voor de integrale aanpak van externe veiligheid. Voor ontwikkelingen bevat deze beleidsvisie ook een kleurenkaart van het gemeentelijk gebied, waarin met een kleur (groen, oranje of rood) is aangegeven welke objecten (kwetsbaar, beperkt kwetsbaar of extra kwetsbaar) juist wel (groen), niet (rood) of onder voorwaarden (oranje) toelaatbaar zijn op een bepaalde locatie.
Beoordeling
Toetsing beleidsvisie
De beoogde ontwikkeling vindt plaats in een groen gebied (buiten de 325 meter van het spoor en de wegen). Kwetsbare objecten zijn hierin toegestaan.
Beschouwing risicobronnen
In figuur 5.1 is een uitsnede van de risicokaart weergegeven.
![]() |
Figuur 5.1: Uitsnede risicokaart (plangebied zwart omcirkeld), raadpleging 14 oktober 2019 |
Op de uitsnede van de risicokaart is te zien dat de transportroute spoorlijn 's-Hertogenbosch-Nijmegen (trajectnr. 64B.1) op ca. 550 meter afstand ligt. Deze spoorlijn behoort tot het Basisnet Spoor. Uit de 'Regeling Basisnet' (https://wetten.overheid.nl) blijkt dat voor deze spoorlijn een PR 10-6 heeft van 0 meter (PR-plafond), een PR 10-7 van 11 meter en een PR 10-8 van 122 meter (GR-plafonds). Het plangebied is gelegen op ruim 550 meter van deze spoorlijn. Het plangebied ligt daarmee buiten de aan te houden PR- en GR-afstanden.
Conclusie
Het plangebied is niet gelegen binnen een risicoafstand van het PR of het GR. Nader onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Het aspect 'externe veiligheid' zorgt niet voor belemmeringen.
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.
Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Om te bepalen of een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:
Middels de NSL-monitoringstool kunnen de achtergrondwaarden met betrekking tot stikstof en fijnstof op een locatie worden achterhaald. Op basis hiervan wordt beoordeeld of op de locatie sprake is van een goed leef- en verblijfsklimaat.
Beoordeling
Invloed initiatief op luchtkwaliteit
Om te bepalen of het project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit is gebruik gemaakt van de NIBM-tool. In deze tool wordt de toekomstige verkeersgeneratie ingevoerd. Om de verkeersgeneratie te berekenen die de supermarktuitbreiding met zich meebrengt, is gebruik gemaakt van de CROW-tool. In de tool zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Aan de hand van deze uitgangspunten neemt de verkeersgeneratie van de supermarkt met deze uitbreiding toe met circa 353 mvt/etmaal (gemiddelde openingsdag). Daarnaast is bij het 'aandeel vrachtverkeer' 1% ingevoerd, vanwege het laden en lossen van de supermarkt. Deze gegevens zijn gebruikt in de NIBM-tool. In de tool is het jaar 2021 als jaar van planrealisatie aangehouden. De resultaten van de tool zijn in navolgend figuur weergegeven.
![]() |
Geconcludeerd wordt dat het plan "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Een nader luchtkwaliteitonderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Invloed luchtkwaliteit op initiatief
Daarnaast moet aangetoond worden dat sprake is van een goed werk- en leefklimaat ter plaatse van de supermarkt. Om deze reden zijn de achtergrondwaarden (m.b.t. de luchtkwaliteit) ter plaatse van het plangebied onderzocht middels de NSL-monitoringstool. In figuur 5.2 zijn de dichtstbijzijnde/maatgevende meetpunten weergegeven. De navolgende tabel laat de achtergrondwaarden ter plaatse van deze meetpunten zien. Geconcludeerd wordt dat de achtergrondwaarden hier ruim onder de norm liggen. Hierdoor kan worden gezegd dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed werk- en leefklimaat met betrekking tot de luchtkwaliteit.
![]() |
|||||
Figuur 5.2: Meetpunten NSL-monitoringstool ten opzichte van plangebied | |||||
Id | NO2 ug/m3 | PM10 ug/m3 | PM10 overschrijdingsdagen | PM2.5 | |
1 | 686332 | 21,2 | 19,0 | 6,8 | 11,5 |
2 | 715115 | 20,2 | 18,8 | 6,7 | 11,5 |
3 | 732436 | 21,0 | 18,9 | 6,8 | 11,5 |
4 | 729357 | 21,2 | 19,0 | 6,8 | 11,5 |
5 | 15810062 | 21,0 | 18,9 | 6,8 | 11,5 |
6 | 724336 | 21,1 | 19,0 | 6,8 | 11,5 |
7 | 714706 | 22,0 | 19,1 | 6,9 | 11,6 |
Norm | 40 | 40 | 35 | 25 |
Algemeen
Bij plannen en ontwikkelingen, het daarvoor opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Derhalve dient de bodemkwaliteit binnen het plangebied bekend te zijn. Hiermee kan worden beoordeeld of de aanwezige bodemkwaliteit wel of niet geschikt is voor de toekomstige bestemming.
Bodemsituatie
Om de bodemsituatie ter plaatse inzichtelijk te maken is er een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is om aan te tonen dat op de locatie redelijkerwijs geen verontreinigende stoffen aanwezig zijn in de grond of het grondwater in gehaltes boven respectievelijk de achtergrondwaarden en de streefwaarden. Onderstaand wordt ingegaan op de belangrijkste conclusies van het onderzoek. Voor verdere details wordt verwezen naar de bijlagen.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat in de grond verhogingen van lood, zink en PAK’s ten opzichte van de achtergrondwaarde worden aangetroffen. In het grondwater worden verhogingen van molybdeen ten opzichte van de streefwaarde aangetroffen.
De locatie kan daarom niet meer als onverdacht worden beschouwd, de resultaten van het bodemonderzoek geven echter geen aanleiding om een nieuw onderzoek met een gewijzigde onderzoeksstrategie uit te voeren.
Verhogingen ten opzichte van de achtergrondwaarde, respectievelijk de streefwaarde worden vaker aangetroffen tijdens bodemonderzoeken en geven geen bezwaar voor het geplande gebruik van de locatie. Op basis van dit bodemonderzoek zijn er geen bezwaren voor de bestemmingsplanwijziging en het toekomstige gebruik van de locatie als detailhandel.
Het aspect 'bodem' zorgt niet voor belemmeringen.
Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de 'Startovereenkomst Waterbeheer' door verschillende overheden, is de watertoets van toepassing op ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch vastgelegd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
De watertoets moet ingevuld worden als een procedure. Het omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd.
De beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan (2017). Hierin staat dat we in 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem willen creëren ook is hierin het hemelwaterbeleid vastgelegd. Dit is gebiedsspecifiek gedaan, kijkend naar de watersystemen en de uitgangspunten per wijk. Het hemelwaterbeleid is verankerd in de gemeentelijke Verordening Hemelwater en Grondwater 2017.
De doelen van het waterschap Aa en Maas zijn vastgelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021. In de Keur van het Waterschap staan de regels (met name geboden en verboden) die een waterschap hanteert bij de bescherming van onder andere waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Deze regels voorkomen dat dijken en oevers beschadigen. Ook zijn er regels voor het onderhoud van sloten, beken, rivieren en andere waterlopen om de waterafvoer in dit oppervlaktewater te waarborgen.
Het plangebied ligt binnen een grondwaterbeschermingsgebied. Vanuit het vooroverleg met het Waterschap Aa en Maas is naar voren gekomen dat voor het bouwrijp maken van de gronden er mogelijk activiteiten plaatsvinden in een boringsvrije zone. Deze moeten in een aantal gevallen bij het Waterschap gemeld worden en kan er sprake zijn van extra regels. Wanneer hiervan sprake is zal deze melding gedaan worden.
Daarnaast is met de komst van de Waterwet het waterschap bevoegd gezag geworden voor de regulering van grondwateronttrekkingen en infiltraties (op een aantal onder de provinciaal bevoegdheid vallende categorieën na; zie art. 6.4 Waterwet.
De afspraken uit de watertoets worden in een waterparagraaf vastgelegd. In deze waterparagraaf is toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit bestemmingsplan. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.
Uitgangspunten voor integraal waterbeheer
De uitgangspunten bij het toetsen van ruimtelijke plannen zijn:
Daarnaast zien we water als kans voor meervoudig ruimtegebruik en vergroting van de beleving van water.
Deze uitgangspunten dragen bij aan een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem.
Aan de hand van deze waterparagraaf wordt toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit plan.
Verordening hemelwater en grondwater 's-Hertogenbosch 2017
Voor onderhavig plan is de Verordening hemelwater en grondwater 's-Hertogenbosch van belang. Hierin is namelijk het volgende opgenomen met betrekking tot het verbod op het lozen van hemelwater op de riolering:
Beoordeling
In het kader van de beoogde supermarktuitbreiding heeft Aeres een watertoets uitgevoerd. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar de bijlagen. In voorliggende bestemmingsplantoelichting wordt ingegaan op de belangrijkste conclusies.
Door de geplande uitbreiding van het winkelpand en parkeerterrein is een lichte toename aan verharding van ca. 348 m² te verwachten. Gezien de kleine herontwikkeling is vanuit het waterschap Aa en Maas geen compensatie vereist voor de voorgenomen uitbreiding. Vanuit de gemeente ’s Hertogenbosch wordt retentie op eigen terrein geëist bij (ver)nieuw(d)e oppervlakken. Dit volgt uit de gemeentelijke Hemelwaterverordening. Voor de toename en wijzigingen aan de bestaande verharding van in totaal ca. 1.481 m² dient op eigen terrein retentie aangelegd te worden. Deze hoeveelheid bedraagt voor een bui van 60 mm ca. 89 m³.
Door de ligging in een grondwaterbeschermingsgebied is infiltratie in de bodem niet wenselijk geacht. Bij gebrek aan ruimte bovengronds zal hemelwaterberging ondergronds ter plaatse van het nieuwe parkeerterrein ingepast worden. Onder het aan de leggen parkeerterrein kan de benodigde berging aangelegd worden vooraleer het infiltreert of vertraagd afstroomt naar het gemeentelijk stelsel. Door het stelsel op eigen terrein te scheiden, kan hierop bij toekomstige scheiding van het stelsel eenvoudig aangesloten worden.
De ondergrondse berging kan bestaan uit IT-kratten, een dik pakket grind of een vergelijkbare voorziening waarbij de berging boven de GHG aangelegd dient te worden. Hiervoor is ruimte op het perceel aanwezig. Bij de nadere uitwerking van de bouwplannen zal de uiteindelijke verwerkingsmethode op de bouwtekeningen opgenomen worden. De (wijzigingen aan de) aansluiting op het gemeentelijk stelsel zal te zijner tijd met de gemeente afgestemd worden. Door de gescheiden aanlevering op het gemeentelijk stelsel, de aanvullende waterberging op eigen terrein en het aanhouden van een vloerpeil hoger als de weg (net als de bestaande bebouwing), is bij de voorgenomen planontwikkeling geen (grond)wateroverlast binnen het plangebied en bij derden te verwachten en vindt het planvoornemen hydrologisch gezien positief plaats. Afhankelijk van de werkzaamheden in of nabij het oppervlaktewater of een eventuele bronnering voor de bouwwerkzaamheden kunnen meldingen of vergunningen benodigd zijn. Deze kunnen via het Omgevingsloket aangevraagd worden.
Nederland staat voor ingewikkelde opgaven. Niet alleen moeten er steeds meer mensen gehuisvest worden, ook moet er rekening gehouden worden met klimaatverandering en een toenemende schaarste aan energie en grondstoffen. Ook ontwrichten hoosbuien steeds vaker de openbare ruimte.
Op dit moment wordt intensief gewerkt aan het verduurzamen van de gemeente 's-Hertogenbosch. Hierbij is 'energie' een belangrijk speerpunt binnen de gemeente. Enerzijds door het realiseren van duurzame energievormen (zoals windturbines, zonnepanelen, warmtepompen) en anderzijds door het energiezuinig (neutraal) laten bouwen. Ook oplossingen voor waterbeheer dragen bij aan de ontwikkeling van een duurzame (toekomstbestendige) gemeente.
Energie
Zoals gezegd is energiebeheer een belangrijk speerpunt binnen duurzaamheids-ambities van de gemeente 's-Hertogenbosch. De gemeente heeft doelen gesteld waaraan wordt gewerkt om te komen tot een klimaat neutrale gemeentelijke organisatie in 2020, een klimaatneutrale gebouwde omgeving in 2035 en 's-Hertogenbosch volledig klimaatneutraal in 2050. Deze ambities zijn fors te noemen, waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstelling betekent dat niet alleen de gemeente veel doet, maar ook de Bossche bedrijven, inwoners, ontwikkelaars, maatschappelijke groepen, woningcorporaties zullen hierin moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken. De gemeentelijke energie-ambitie en -doelstellingen zijn vastgelegd in het "Energie-transitieprogramma 's-Hertogenbosch 2016-2020", vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2017. Ook het recente bestuursakkoord (2018-2022) stelt dat de gemeente een serieuze bijdrage moet leveren om de klimaatverandering tegen te gaan, bijvoorbeeld via het opwekken van duurzame energie en het energiezuinig laten bouwen in onze gemeente.
Klimaatverandering
Het klimaat verandert. Nederland krijgt volgens de meest recente KNMI-modellen in de toekomst te maken met meer extreme weersomstandigheden zoals langere droge periodes, heftigere buien (met mogelijk meer onweer, neerslag, hagel en wind) en gemiddeld zal de temperatuur stijgen. Door hierop tijdig te anticiperen en aanpassingen door te voeren aan de fysieke leefomgeving van de stad en adaptief gedrag van haar inwoners te ondersteunen, blijft de stad van de toekomst veilig en leefbaar.
Doorwerking plangebied
Met de uitbreiding van de Albert Heijn te Nuland wordt rekening gehouden met de duurzaamheidsambities van de gemeente 's-Hertogenbosch.
Gezonde, groene en klimaatbestendige leefomgeving
CO2 neutrale gemeente
“We doen er alles aan om de CO2 -uitstoot van Albert Heijn zoveel mogelijk te beperken. In 2019 bouwden we 120 oude Albert Heijn-winkels om tot gloednieuwe winkels. Bovendien verduurzamen we onze koelinstallaties. De bijdrage van diverse koudemiddelen aan het broeikaseffect, wordt vergeleken op basis van het GWP (Global Warming Potential). Koudemiddel is een gasvormige stof die warmte kan transporteren. Bij iedere winkelverbouwing stappen we over op CO2 als koudemiddel, dat – in tegenstelling tot chemische koudemiddelen – een zeer lage GWP heeft. Sinds 2010 bouwen we al onze winkels (aard)gasvrij. We hergebruiken namelijk de restwarmte uit onze koelinstallaties. Op deze manier is Albert Heijn altijd op zoek naar innovatieve technieken om ons energieverbruik te verminderen.” Bron: Duurzaamheidsverslag 2019 Albert Heijn
Waardebehoud van grondstoffen
Natuurinclusief bouwen
Duurzaamheid is meer dan alleen energiebesparing. Ook het behoud en ontwikkeling van biodiversiteit kan als duurzaamheid worden gezien. Met voorzieningen aan gebouwen kan veel bereikt worden voor de biodiversiteit en de leefbaarheid van de stad. Natuurinclusief bouwen is een manier van duurzaam bouwen, waarbij de natuur er ook grote voordelen bij heeft. Naast het voldoen aan de Wet Natuurbescherming wordt er bij natuurinclusief bouwen een stap verder gedacht, zodat er een meerwaarde ontstaat voor de natuur. Het basisprincipe en tevens uitgangspunt voor natuurinclusief bouwen is: Ontwikkel verblijfplaatsen en voedselplekken, pas variatie toe in het landschap en realiseer bescherming (veiligheid, broedplaatsen en voedselproductie).
Groen kan namelijk een belangrijke rol spelen in het beperken van de effecten van klimaatverandering. Zo heeft groen een positieve invloed op het urban heat island-effect, oftwel hitte-eilandeffect. Door verdamping kan het op een groen dak tot wel 40 graden koeler zijn dan op een bitumen dak. Onder een boom in de straat kan het door schaduw en verdamping wel 15 graden koeler zijn dan in de volle zon. Daarnaast verbeterd groen de luchtkwaliteit. Zo kan een volgroeide boom jaarlijks tot wel 100 gram fijnstof uit de lucht filteren. Ook maakt natuur mensen gezonder, zowel fysiek als mentaal.
Er is een veelvoud aan maatregelen beschikbaar om de biodiversiteit te bevorderen in de huidige maatschappij. Voorbeelden hiervan zijn inbouwkasten en speciale dakpannen voor broedende vogels of voor vleermuizen. Daarnaast kan het toepassen van groene daken en groene muren de leefomgeving voor mens en dier sterk bevorderen. Naast de positieve effecten voor onze gezondheid kan groen ook praktische oplossingen bieden als het gaat om waterberging en de gevolgen van piekbuien.
Tijdens de planontwikkeling van onderhavig initiatief is er rekening gehouden met het aspect natuurinclusief bouwen. Er worden (natuurlijke) elementen aan het plangebied toegevoegd zodat het terrein en de relatief kleine uitbreiding van de winkel een zo natuurlijk mogelijk karakter krijgen. Een veelvoud van deze elementen zijn bovenstaand reeds benoemd. Deze elemaenten maken onderdeel uit van het natuurinclusief bouwen.
Het parkeerterrein wordt voorzien van nieuwe groene borders. De exacte inrichting hiervan is nog niet bekend, maar uitgangspunt wordt een ruime variatie aan begroeiing. Hierbij wordt uitgegaan van regionale en inheemse plantensoorten. De gevel van de uitbreiding wordt voorzien van klimplanten. Te denken valt hierbij aan Slingerplanten of Ranker, zoals: Blauwe regen / Wilde wingerd.
Daarnaast zullen de erfafscheidingen voor een groot deel worden gerealiseerd met klimplanten.
Tegen de nieuwe gevel zullen enkele nestkasten worden ophangen voor (broed)vogels. Deze gevel heeft een beschutte plek en is niet gericht op de hoofdingang van de supermarkt.
Tot slot wordt het hemelwater afgekoppeld en vertraagd afgevoerd naar het riool. Infiltratie is niet mogelijk in verband met het grondwaterbeschermingsgebied.
De gevelbeplanting zorgt voor een stijging van de biodiversiteit en voldoet aan de drie uitgangspunten van natuurinclusief bouwen: veiligheid, broedplaatsen en voedselproductie. Onderstaande afbeelding geeft de nieuwe bomenstructuur binnen het plangebied weer.
Duurzame mobiliteit
Naast alle technische aspecten zal de Albert Heijn Nuland ook een duurzame uitstraling en karakter krijgen. Het huidige pand wordt voorzien van een houten gevel waarbij de schuine kappen het dorpse karakter blijven accentueren. De supermarkt krijgt echt een adres aan de kerkstraat in plaats van de huidige uitstraling van de winkel op een parkeerterrein. Door deze aanpassingen zal de nieuwe Albert Heijn bijdragen aan een duurzame toekomst voor Nuland.
Toetsingskader
De bescherming van de natuur is vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming (Wnb) geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wnb ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en gebieden de uitvoering van het plan niet in de weg staan. De provincie is bevoegd gezag voor de toetsing van handelingen met mogelijke gevolgen voor beschermde dier- en plantensoorten (de soortenbeschermingsbepalingen) én voor Natura 2000-gebieden (de gebiedenbeschermingsbepalingen). Alleen bij ruimtelijke ingrepen waarmee grote nationale belangen zijn gemoeid, blijft het Rijk bevoegd gezag.
Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ook in dit kader zijn de provincies het bevoegd gezag.
Gebiedsbescherming vanuit de Wet natuurbescherming
De Wet natuurbescherming, heeft voor wat betreft gebiedsbescherming, betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze bij de voorbereiding van een bestemmingsplan in kaart te worden gebracht en beoordeeld.
Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied kan alleen worden vastgesteld indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig.
Gebiedsbescherming vanuit provinciaal beleid
Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones met als doel natuurgebieden beter met elkaar en met het omringende agrarisch gebied te verbinden.
Conform artikel 1.12 van de Wet natuurbescherming dragen gedeputeerde staten in hun provincie zorg voor de totstandkoming en instandhouding van een samenhangend landelijk ecologisch netwerk, genaamd 'Natuurnetwerk Nederland'. Zij wijzen daartoe in hun provincie gebieden aan die tot dit netwerk behoren. De planologische begrenzing en beschermingsregimes van het Natuurnetwerk Nederland loopt via het traject van de provinciale ruimtelijke structuurvisies en verordeningen.
Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming onderscheidt beschermingsregimes voor soorten op grond van internationale verdragen, aangevuld met soorten die vanuit een nationaal oogpunt beschermd worden. Hierdoor zijn er in de Wet natuurbescherming drie verschillende verbodsartikelen per categorie soorten;
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. Volgens artikel 3.31 zijn de verboden, bedoeld in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10 niet van toepassing op handelingen die zijn beschreven in en aantoonbaar worden uitgevoerd overeenkomstig een door het Ministerie van Economische Zaken goedgekeurde gedragscode en die plaatsvinden in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, of ruimtelijke ontwikkeling of inrichting.
Onderzoek
Met onderhavig plan wordt een woning gesloopt en worden enkele houtopstanden verwijderd. Er is derhalve een ecologisch onderzoek, bestaande uit quickscans naar gebieds- en soortenbescherming alsmede de ecologische waarden van de houtopstanden uitgevoerd. Het volledige onderzoek is als bijlage opgenomen. Hieronder volgen de conclusie en aanbevelingen.
Gebiedsbescherming (incl. stikstofdepositie)
Op basis van onderhavige quickscan wordt vervolgonderzoek naar effecten op beschermde gebieden (Natura 2000/NNN) niet noodzakelijk geacht. Er zijn berekeningen uitgevoerd naar de stikstofdepositie van het plan. Uit de uitgevoerde berekeningen (zie bijlage) blijkt dat bij zowel de aanlegfase als de gebruiksfase geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j. Daarmee kunnen op voorhand negatieve effecten op Natura-2000 gebieden vanwege stikstofdepositie uitgesloten worden.
Evenmin is er sprake van een noodzaak tot het indienen van een vergunningsaanvraag in het kader van gebiedsbescherming.
Soortenbescherming
In onderstaande tabel is samengevat of de voorgenomen ontwikkeling negatieve effecten kan hebben op beschermde soorten en wat de eventuele vervolgstappen zijn, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningstrajecten. In de tabel is tevens weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Tabel: Overzicht (potentiele) aanwezigheid beschermde soorten/gebieden en te nemen vervolgstappen
Soortgroep | Potentieel aanwezig | Sprake van overtreding | Vervolgtraject / maatregelen | Bijzonderheden / opmerkingen | |
Broedvogels | Algemeen | Ja | Te voorkomen | Plangebied buiten broedseizoen bouwrijp maken of controle vooraf | Globale broedseizoen loopt van maart tot half augustus |
Jaarrond beschermd |
Nee | Nee | - | - | |
Vleermuizen | Verblijfplaatsen | Nee | Nee | - | - |
Foerageerhabitat | Ja | Nee | - | Beperkte hoeveelheid, niet essentieel | |
Vliegroutes | Minimaal | Nee | - | Geen lijnvormige elementen | |
Grondgebonden zoogdieren | Ja | Te voorkomen | Zorgplicht afdoende | Heeft betrekking op een soort als de egel | |
Reptielen | Nee | Nee | - | - | |
Amfibieën | Ja | Te voorkomen | Handelen volgens het ecologisch werkprotocol aan de hand van goedgekeurde gedragscode; Zorgplicht | Zorgplicht heeft betrekking op een soort als de gewone pad | |
Vissen | Nee | Nee | - | - | |
Ongewervelden | Nee | Nee | - | - | |
Vaatplanten | Nee | Nee | - | - |
Uit het onderzoek komt naar voren dat gelet op de potentiele ecologische waarden het voorgenomen plan alleen in overeenstemming met de nationale natuurwetgeving en het provinciale natuurbeleid kan worden uitgevoerd. Dit betekent dat voorafgaand en tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden het bepaalde in de Wet natuurbescherming, onderdeel soorten, in acht te worden genomen:
Houtopstanden
Er is geen sprake van een noodzaak tot het indienen van een ontheffingsaanvraag ten aanzien van houtopstanden.
Er is wel een onderzoek naar de effecten van het plan op de te behouden bomen uitgevoerd (BoomEffectAnalyse).
Conclusie
Het aspect 'flora en fauna' zorgt niet voor belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader
Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch is Nuland niet opgenomen aangezien het dorp pas na het maken van de kaart onderdeel werd van de gemeente 's-Hertogenbosch (in 2015). Het archeologiebeleid van de gemeente is vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan "Kom Nuland". Op het westelijke deel van het plangebied is dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 1' van toepassing, op het oostelijke deel is dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing. 'Waarde - Archeologie 1' komt overeen met een hoge verwachting en geldt in een zone van ongeveer 30 meter breed langs de Kerkstraat. Binnen deze zone zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan die een grondoppervlak groter dan 50 m² betreffen en dieper dan 0,5 m beneden maaiveld verstoren. Op de oostzijde van het perceel geldt Waarde - Archeologie 2, hier geldt een middelhoge verwachting en zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan die een grondoppervlak groter dan 100 m² betreffen en dieper dan 0,5 m verstoren. In totaal wordt binnen het plangebied een oppervlak van 309 m² verstoord. Deelgebied A van het plangebied valt uiteen in een zone van ongeveer 213 m² die valt onder 'Waarde - Archeologie 1,' en een zone van 96 m2 die valt onder Waarde Archeologie 2. Deelgebied B valt in de zone 'Waarde - Archeologie 2' en heeft een oppervlak van 60 m².
![]() |
Figuur 5.3: Locatie van het deelgebied van het plangebied met de onderzochte deelgebieden A en B inclusief Archeologische Dubbelbestemmingen op een uitsnede van het bestemmingsplan (www.ruimtelijkeplannen.nl/) |
Onderzoek
Er is door Salisbury BV een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het complete onderzoek is in de bijlagen van deze toelichting opgenomen. Hieronder worden de belangrijkste resultaten, conclusies en aanbevelingen behandeld.
Bureauonderzoek
Op basis van het bureauonderzoek is geconstateerd dat er een middelhoge verwachting geldt voor het aantreffen van archeologische resten in de top van het pleistocene dekzand. Hierin kunnen resten worden aangetroffen uit de periode Laat-Paleolithicum - Vroege Middeleeuwen. Tevens kunnen resten uit de Middeleeuwen - Nieuwe tijd vanaf het maaiveld voorkomen, in en onder een eventueel nog aanwezig esdek. Voor het westelijk deel van het plangebied, waarop dubbelbestemming Archeologie - waarde 1 rust, geldt een hoge verwachting voor het aantreffen van bewoningsresten uit de Middeleeuwen - Nieuwe tijd. Deze verwachting is gebaseerd op historisch kaartmateriaal waaruit blijkt dat dit deel van het plangebied in ieder geval in de vroege 19e eeuw bebouwd is geweest.
Veldonderzoek
Bij het verkennend booronderzoek is een bodemopbouw aangetroffen van een esdek op dekzand. De oorspronkelijke top van het dekzand is niet meer aanwezig, deze zal bij het ontstaan van het esdek ofwel zijn afgestoken, of in het esdek opgenomen zijn. Ondiepe sporen uit de periode Laat-Paleolithicum - Vroege Middeleeuwen worden daarom in het plangebied niet meer verwacht. Diepere sporen uit deze periode en sporen die zijn ontstaan met of na de aanleg van het esdek (Middeleeuwen - Nieuwe tijd) kunnen nog wel in het dekzand worden aangetroffen. In het westelijke deel van het plangebied waarvoor een hoge verwachting was opgesteld voor het aantreffen van bewoningsresten op basis van historisch kaartmateriaal, is onder een recente verstoring een laag aangetroffen die hier inderdaad verband mee kan houden. De hoge verwachting voor dit deel van het plangebied blijft daarmee in stand. Voor deelgebied B geldt dat de daar aangetroffen recente verstoring tot in het archeologisch relevante niveau reikt. Daarom wordt de archeologische verwachting voor dit deel bijgesteld naar laag.
Conclusie en advies
Op basis van de resultaten van het hier gerapporteerde onderzoek wordt geadviseerd om in deelgebied A een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische begeleiding, variant proefsleuven (AB -IVO-P) uit te voeren. Dit houdt in dat de graafwerkzaamheden ten behoeve van het aanleggen van de fundering voor de nieuwe bebouwing begeleid worden door een archeoloog, die tevens instructies geeft over de graafwijze.
Op basis van het bureau- en verkennend booronderzoek geldt een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de Middeleeuwen - Nieuwe tijd in het westelijke deel van het plangebied. Uit bestudering van historisch kaartmateriaal blijkt dat hier in ieder geval vanaf de vroege 19e eeuw bebouwing heeft gestaan en bij het verkennend booronderzoek is een laag aangetroffen die hier mogelijk verband mee houdt. De middelhoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum t/m de Vroege Middeleeuwen in de top van het dekzand blijft ook in stand. Hoewel de top van het dekzand verstoord is bij de aanleg van een esdek, is het mogelijk dat diepere sporen nog in het plangebied voorkomen. Vanwege de geringe omvang van deelgebied A (ca. 280 m2) wordt geadviseerd om, wanneer er sprake is van een behoudenswaardige vindplaats, in overleg met opdrachtgever en bevoegd gezag door te starten naar een archeologische begeleiding, variant definitieve opgraving.
Voor deelgebied B wordt geadviseerd deze vrij te geven voor de voorgenomen plannen. De verstoring die hier is aangetroffen reikt tot in het archeologisch relevante niveau waardoor er geen archeologische resten meer in dit deelgebied worden verwacht.
Ook voor het vrijgegeven deel van het plangebied bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Met betrekking tot de bevindingen en aanbevelingen uit dit onderzoek dient contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag, in dit geval de gemeente 's-Hertogenbosch.
Ter bescherming van het archeologisch bodemarchief blijven de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1 en 2' gehandhaafd in het plangebied.
Cultuurhistorie
De cultuurhistorische waarden ter plaatse van het plangebied en haar omgeving, kunnen achterhaald worden middels de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van Noord-Brabant. Een uitsnede van deze kaart is in figuur 5.4 weergegeven.
![]() |
Figuur 5.4: Uitsnede CHW-kaart Noord-Brabant (plangebied rood omkaderd) |
In figuur 5.4 is te zien dat het plangebied niet is gelegen binnen een cultuurhistorisch waardevol gebied. Ten westen van het plangebied loopt een historisch geografische lijnstructuur met een 'hoge' waarde, namelijk de Kerkstraat. Met dit plan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die deze lijnstructuur doorbreken of aantasten. Gezien de aard en omvang van het plan zijn geen negatieve effecten op cultuurhistorisch waardevolle bouwkunsten of gebouwen te verwachten. In het kader van het welstandsbeleid wordt gezorgd dat de toekomstige bebouwing aansluit bij de andere gebouwen in deze straat. Er zijn geen belemmeringen met betrekking tot het aspect cultuurhistorie.
Conclusie
De aspecten 'archeologie' en 'cultuurhistorie' zorgen niet voor belemmeringen.
Gemeenten en provincies moeten ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een m.e.r.-procedure nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) nodig.
Beoordeling
In het plangebied wordt de uitbreiding van een supermarkt en parkeerplaats mogelijk gemaakt. Dit kan leiden tot een m.e.r.(beoordelings)-plicht. Of een m.e.r.-procedure of m.e.r-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst C en D van het Besluit m.e.r. overschrijdt.
De voorgenomen activiteit is niet opgenomen in onderdeel C van het Besluit m.e.r. en is daarom niet aan te merken als een activiteit waarvoor een directe m.e.r.-plicht bestaat. De activiteit is wel opgenomen in onderdeel D (categorie D.11.2) van bijlage II van het Besluit m.e.r. De activiteit betreft een stedelijk ontwikkelingsproject, maar het valt onder de drempelwaarden die hier genoemd worden. Derhalve is uitsluitend een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde.
Activiteiten | Gevallen | Besluit | |
D.11.2 | De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. | In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1: een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. |
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening --> het bestemmingsplan |
Onderzocht is of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Hiertoe is een aanmeldingsnotitie opgesteld. De aanmeldingsnotitie
met vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen als separate bijlage. De gemeente dient, voorafgaand aan de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan, een separaat besluit te nemen omtrent het al dan niet doorlopen van een m.e.r.-procedure.
Conclusie
Gezien de bevindingen als beschreven in de aanmeldingsnotitie, en indien het plan wordt vergeleken met de drempelwaarden uit onderdeel D van het Besluit m.e.r., kan worden geconcludeerd dat er, rekening houdend met:
sprake is van een relatief klein schaalniveau met bijbehorende minimale effecten. Bij elk plan is sprake van invloed op het milieu, maar deze is niet zodanig dat normen worden overschreden. De potentiële effecten van het plan, in relatie tot de kenmerken en de plaats van het plan, zijn dusdanig beperkt van aard en omvang dat deze geen belangrijk nadelige milieugevolgen tot gevolg hebben die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.
In de aanmeldingsnotitie wordt daarom aanbevolen om een gemeentelijk besluit voor te bereiden waarin wordt aangegeven dat voor de verdere planvorming van het bestemmingsplan “Kerkstraat 8 te Nuland” geen milieueffectrapportage wordt vereist.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en de verbeelding tezamen bieden het juridische (bindende) kader. Voor de regels en de verbeelding is naast aansluiting bij de SVBP2012 ook aansluiting gezocht bij de gemeentelijke standaard. Dit betekent onder meer dat de opbouw van de regels (zoveel mogelijk) standaard is.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden in het plangebied aangegeven. In dit geval is uitsluitend de enkelbestemming 'Centrum' opgenomen. Daarnaast zijn er twee dubbelbestemmingen (betreffende archeologie) en enkele maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding opgenomen, alsmede een bouwvlak. De juridische betekenis van deze aanduidingen is in de regels van het bestemmingsplan terug te vinden. De bestemmingen worden in de volgende paragraaf nader toegelicht.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Inleidende regels
De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. De bepalingen, welke verplicht gesteld zijn en opgenomen in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012), zijn opgenomen in de regels. Daarnaast zijn in artikel 1 de begrippen overgenomen die ook worden gehanteerd in de Wet algemeen bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Verordening ruimte van de provincie. In artikel 2 is vastgelegd hoe bij toepassing van de regels er wordt gemeten.
Bestemmingsregels
De regels behorende bij de bestemmingen hebben een uniforme opbouw. Voor zover aanwezig zijn de regels als volgt opgebouwd:
In de bestemmingsomschrijving wordt beschreven waar de als zodanig aangewezen gronden voor zijn bestemd. De bouwregels en de specifieke en algemene gebruiksregels zijn gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving.
Het bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Centrum
Het gehele plangebied heeft de bestemming 'Centrum' met functieaanduiding 'supermarkt' gekregen. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor een supermarkt, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen tuinen en erven, en bijbehorende ondergeschikte voorzieningen, zoals parkeer- en verkeersvoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. De laad- en losvoorziening is specifiek aangeduid op de verbeelding.
In de bouwregels zijn de bebouwingsmogelijkheden beschreven per type bouwwerk. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak. De maximum goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan. Voor bijgebouwen zoals de laad- en losvoorziening is een specifiek aanduidingsvlak opgenomen; deze mogen tevens binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Waarde – Archeologie 1 en 2
Conform het huidige bestemmingsplan zijn in het plangebied de archeologische dubbelbestemmingen gehandhaafd. Hiermee is de bescherming en veiligstelling van eventuele archeologische (verwachtings)waarden verzekerd. Er geldt een onderzoeksplicht voorafgaand aan het uitvoeren van bouw- of andere werkzaamheden dieper dan een bepaalde diepte en een bepaalde oppervlakte.
Algemene regels
In de algemene regels komen de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels en de algemene afwijkingsregels aan de orde. Deze bepalingen gelden voor het gehele plangebied. In dit hoofdstuk is onder meer een regeling ten aanzien van het parkeren opgenomen.
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk zijn tot slot de voor elk bestemmingsplan op te nemen overgangs- en slotregels opgenomen.
Op grond van afdeling 6.4 van de Wro geldt voor de gemeente de verplichting tot kostenverhaal in de gevallen die zijn aangewezen in het Bro. Het Bro stelt kostenverhaal verplicht in geval er sprake is van een van de volgende bouwplannen:
Dit bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van een supermarkt en parkeerplaats. Daarmee wordt een bouwplan mogelijk gemaakt. Derhalve is tussen de initiatiefnemer en de gemeente een planschade overeenkomst afgesloten, waarmee het kostenverhaal anderszins verzekerd is. De economische uitvoerbaarheid is daarmee in voldoende mate aangetoond.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
Omgevingsdialoog
Voorafgaand aan en tijdens de daadwerkelijke planprocedure hebben initiatiefnemers de belangen van omwonenden bij de ontwikkeling betrokken. Op 6 juni 2019 heeft een plenaire bijeenkomst plaatsgevonden en in de periode 2019-2020 hebben er met de verschillende omwonenden ook individuele gesprekken plaatsgevonden. Er is in de afgelopen maanden overleg gevoerd met de eigenaren van de volgende adressen Kerkstraat 4, 6, 12 en 43.
Diverse maatregelen zoals het amoveren/herplanten van bomen,het aanpassen van laad- en lostijden, aanpassen/plaatsen van de afscheiding tussen de parkeerterreinen van de supermarkt en de tuinen van omwonenden zijn doorgesproken en tot stand gekomen na overleg.
Een verslag van de omgevingsdialoog is opgenomen in Bijlage 11. Om privacyredenen betreft het hier een geanonimiseerde versie van het origineel.
Wettelijk (voor)overleg
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Vanuit het vooroverleg met het waterschap Aa en Maas is naar voren gekomen dat gelet op de ligging van het plangebied in een grondwaterbeschermingsgebied er voor het bouwrijp maken van deze gronden er mogelijk activiteiten plaatsvinden in een boringsvrije zone. Deze activiteiten moeten in een aantal gevallen bij het waterschap gemeld worden en kan er sprake zijn van extra regels. Wanneer hiervan sprake is zal deze melding gedaan worden.
Inspraak
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Gezien het feit dat er een goede omgevingsdialoog heeft plaatsgevonden, kiest de gemeente ervoor geen inspraakprocedure te doorlopen. Het ontwerpbestemmingsplan is conform artikel 3.8 Wro voor een periode van 6 weken ter visie gelegd.
Ontwerpfase
Het ontwerp bestemmingsplan heeft samen met de ontwerp omgevingsvergunning met ingang van 1 februari 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De terinzagelegging is bekend gemaakt in het Gemeenteblad en de Stadscourant van 29 januari 2021. Tijdens deze termijn heeft iedereen schriftelijk of mondeling een zienswijze over het ontwerp bestemmingsplan en de ontwerp omgevingsvergunning kenbaar kunnen maken. In deze periode zijn 3 zienswijzen ingediend tegen het ontwerp bestemmingsplan en de ontwerp omgevingsgsvergunning. De ingediende zienswijzen zijn deels gegrond en deels ongegrond. Op basis van de ingediende zienswijzen is de verwijzing naar de Bomenverordening toegevoegd in de toelichting.