Plan: | Koksteeg (ong.), Vinkel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002465-1401 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Koksteeg (ong.), Vinkel" van de gemeente 's-Hertogenbosch.
Aan weerszijden van de burgerwoning Koksteeg 61 liggen twee onbebouwde percelen die in particulier eigendom zijn.
De Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte wenst, in overleg met de eigenaren van de grond, om vier nieuwe woningen te realiseren - twee aan iedere zijde van de bestaande woning. Omdat het nieuwe woningen buiten het bestaand stedelijk gebied betreft, kan dit uitsluitend plaatsvinden op basis van de ruimte-voor-ruimteregeling.
De nieuwe woningen kunnen niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk. Voorliggend document vormt de toelichting bij het nieuwe bestemmingsplan.
Na herziening van het bestemmingsplan zullen de woonpercelen worden verkocht.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Nuland, sectie E, nummers 2513, 2514, 2516 en 2517.
De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 6.800 m². De gronden zijn particulier eigendom.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied Maasdonk 2012", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 30 september 2014. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
De gronden binnen het bestemmingsplan hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', bedoeld voor onder meer agrarisch grondgebruik en behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Ter plaatse mag niet worden gebouwd.
Binnen het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting'. Deze bestemming bevat de verplichting van het uitvoeren van een archeologisch onderzoek in geval van bodemingrepen met een oppervlakte van meer dan 200 m² en een diepte van meer dan 30 centimeter.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.
Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.
WIJDERE OMGEVING
Het plangebied ligt ten oosten van de kern Vinkel en is onderdeel van de bebouwingsconcentratie Vinkelsestraat zoals opgenomen in de Structuurvisie Buitengebied (zie paragraaf 4.3.1). De bebouwingsconcentratie bestaat uit een lint van individuele gebouwen met plaatselijke verdichtingen. Tussen de bebouwing door is het achterliggende landschap zichtbaar.
Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Het plangebied is onderdeel van het deels gesloten en deels open bebouwingslint Koksteeg, waaraan diverse woonpercelen liggen. De bestaande woning Koksteeg 59 ten oosten van het plangebied staat er sinds de jaren 1960. De woning Koksteeg 61 staat op een locatie waar al sinds 1900 bebouwing staat. En de woning direct ten westen van het plangebied (Koksteeg 61A) is vrij recent gebouwd. Meer naar het westen is er sprake van een meer gesloten bebouwingslint met vrijstaande woningen. Eveneens ten westen van het plangebied ligt op enige afstand een melkveehouderij.
Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door Sportpark De Zwaan van voetbalvereniging EVVC. Het clubgebouw en het parkeerterrein ligt op enige afstand. Tussen het sportpark en het plangebied staat een houtsingel met een breedte van circa 10 meter en een rij ballenvangers.
Het plangebied bestaat uit twee kleine weiden aan weerszijden van de woning Koksteeg 61, elk met een breedte van 60 meter en een diepte van 57 meter.
Onderstaande foto's geven een beeld van het plangebied en de bestaande woningen.
PLANGEBIED EN WONINGEN KOKSTEEG 61A (LINKSONDER) EN 61 (RECHTSONDER)
Het plangebied grenst aan de Koksteeg, een rustige landbouwweg zonder doorgaande functie. De verkeersintensiteiten zijn relatief laag. Er zijn thans nog geen inritten aanwezig.
Het groen in de openbare ruimte wordt gevormd door de rijen bomen aan weerszijden van de Koksteeg. Er ontbreken echter enkele bomen, waardoor er geen sprake is van volledige rijen.
De onbebouwde delen van het plangebied bestaan uit weide. Aan de zijde van het sportpark is een beperkte houtsingel (breedte circa 2 meter) geplant, bestaande uit coniferen met daarvoor inheemse beplanting. Aan de straatzijde staat een haag.
Tussen het plangebied en de straat ligt een sloot. Er is daarnaast geen oppervlaktewater aanwezig.
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Onderstaande afbeelding en bijlage 1 bevatten de inrichtingsschets.
INRICHTINGSSCHETS
Het plan bestaat uit het realiseren van vier vrijstaande woningen in twee clusters van twee aan weerszijden van de bestaande woning Koksteeg 61. Beide clusters worden aan drie zijden omzoomd door houtsingels, zodat er sprake is van groene kamers.
Per cluster worden de woningen rondom een collectief erf gebouwd. Hierdoor is sprake van efficiënt ruimtegebruik en kan de hoeveelheid verharding beperkt blijven. De woningen staan minimaal 5 meter en maximaal 12 meter en op verschillende afstanden tot de Koksteeg (minimaal 8 meter en maximaal 20 meter). Door toepassing van verschillende kaprichtingen en een orthogonale opzet, waarbij de woningen en bijgebouwen in rechte hoeken ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de Koksteeg staan, ontstaan ensembles van gebouwen.
De woonpercelen krijgen elk een omvang van circa 1.700 m². De woningen worden gebouwd in één bouwlaag en voorzien van een kap. De maximale inhoud van een woning bedraagt 1.000 m³.
Per woning zijn één of meerdere aan- en uitbouwen, en vrijstaande bijgebouwen mogelijk. De gezamenlijke oppervlakte hiervan bedraagt 100 m².
Beeldkwaliteitplan
Door Bureau Verkuylen is een beeldkwaliteitplan opgesteld, dat de basis gaat vormen voor de welstandsbeoordeling van de woningontwerpen. Het beeldkwaliteitplan is bijgevoegd als bijlage 2, maar zal als afzonderlijk document worden vastgesteld door gemeenteraad.
Verkeersgeneratie
De verkeersgeneratie van een project kan worden berekend met behulp van de kengetallen uit de digitale publicatie "ASVV 2012". Voor een woning wordt gerekend met circa zes motorvoertuigbewegingen per etmaal. Het project leidt per saldo tot een toename van vier woningen. De verkeersgeneratie zal met 24 motorvoertuigbewegingen per etmaal toenemen. Deze toename kan zonder problemen op de Koksteeg en omliggende wegen worden verwerkt.
Ontsluiting
Elk cluster van twee woningen krijgt een gezamenlijke inrit vanaf de Koksteeg. Vanaf de inrit is het gemeenschappelijke erf bereikbaar. Gezien het karakter van de straat (erftoegangsweg) en de beperkte verkeersgeneratie, is het aanleggen van extra inritten verkeerskundig aanvaardbaar.
De inritten worden zodanig aangelegd dat de bomen langs de Koksteeg gespaard blijven.
Parkeren
Het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd in de Nota Parkeernormering 2016. Dit document wordt gebruikt bij het berekenen van het minimaal aantal parkeerplaatsen.
Onderhavig plangebied ligt binnen de zone 'buitengebied'. Voor woningen met een oppervlakte van meer dan 150 m² geldt de norm van 2,1 parkeerplaatsen per woningen. Het bezoekersaandeel daarvan bedraagt 0,3 parkeerplaatsen.
De nieuwe woonpercelen bieden voldoende ruimte om in de benodigde parkeerplaatsen te voorzien. Gezien de ligging in het buitengebied, is het voorzien in openbaar toegankelijke bezoekersplaatsen niet noodzakelijk en zelfs ongewenst. Langs de Koksteeg immers is nergens sprake van openbare parkeerplaatsen.
Het plan voldoet aan de Nota Parkeernormering 2016 en kan voorzien in voldoende parkeerplaatsen.
Het plangebied is op dit moment in gebruik als weide. De bestaande groenstructuur op de achterperceelgrens blijft behouden. De haag aan de voorzijde zal worden verwijderd.
Zoals aangegeven worden twee groene kamers gecreëerd. Hiervoor worden op de buitenste perceelgrenzen van elk cluster houtsingels met een breedte van ten minste 6 meter aangebracht. De houtsingel op de achterperceelgrens wordt verbreed tot 10 meter. Hiermee wordt elk cluster aan drie zijden door opgaand groen omsloten. Dit groen vormt de landschappelijke inpassing van de woningen en de ruimtelijke scheiding met het sportpark.
Voor de houtsingels worden inheemse soorten toegepast met zowel bomen als onderbegroeiing. De bestaande coniferen betreffen geen inheemse soort, maar hebben inmiddels een zodanig omvang dat het verwijderen ervan niet gewenst is. Een en ander is nader uitgewerkt in een beplantings- en beheerplan dat als bijlage 2 bij de regels is bijgevoegd. De planregels bevatten tevens een voorwaardelijke verplichting om de groenstructuur zowel fysiek als ecologisch in stand te houden.
Eerder is aangegeven dat er enkele bomen ontbreken in de laanstructuur langs de Koksteeg. Als onderdeel van het plan worden nieuwe bomen geplant om de laanstructuur aan te vullen.
Om het hemelwater te kunnen bergen wordt de sloot langs de Koksteeg aan de zuidzijde verbreed. Een en ander is uitwerkt in paragraaf 5.3.4.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen en technologische doorbraken. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. De gemeente 's-Hertogenbosch heeft zelfs de ambitie om dit al in 2035 voor elkaar te hebben. Hiervoor zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig plan kan op de volgende wijzen bijdragen aan de energietransitie. Een en ander moet uitwerkt worden in de bouwplannen voor de woningen.
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig plan kan hier op de volgende wijze in voorzien. Ook hier geldt dat een aantal zaken moet worden uitgewerkt in het bouwplan.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.
Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Conclusie
Het Barro is niet van toepassing op het plan.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Onderhavig plan betreft het toevoegen van vier woningen. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabants leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Onderhavig plan betreft de bouw van vier ruimte-voor-ruimte-woningen. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de woningen. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de woningen en de inrichting van de woonpercelen kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De vier woningen worden gerealiseerd op basis van het ruimte-voor-ruimte-principe, waarbij elders in de provincie reeds een grotere hoeveelheid stallen is gesloopt. Per saldo is er sprake van 'ontstening' van het buitengebied. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
Het plangebied is onderdeel van het landelijke gebied. In beginsel zijn daar conform artikel 3.68 IOV uitsluitend bestaande woningen toegestaan, maar er zijn enkele uitzonderingen.
Artikel 3.80 IOV bevat regels voor het bouwen van ruimte-voor-ruimtewoningen. Deze zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
ad a. | De bedoelde winst van de omgevingskwaliteit is verkregen door het verwerven van ruimte-voor-ruimtetitels. Hiermee is verzekerd dat elders in de provincie per woning ten minste 1.000 m² aan agrarische bedrijfsgebouwen is gesloopt en ten minste 3.500 kg fosfaatrechten uit de markt zijn genomen. |
ad b. | Het plangebied is onderdeel van de bebouwingslocatie Vinkelsestraat. In paragraaf 4.3.1 wordt hierop nader ingegaan. |
ad c. | De landschappelijke inpassing wordt op meerdere wijzen verzorgd: 1. Het clusteren van twee maal twee woningen, waarbij de gebouwen en terreininrichting ensembles gaan vormen. 2. Het aanbrengen van houtsingels rondom de clusters. 3. Het aanvullen van de laanbeplanting langs de Koksteeg. De verzekering vindt plaats op basis van een voorwaardelijke verplichting in de planregels. |
ad d. | Het plangebied is onderdeel van een zone Verstedelijking afweegbaar. Het plan voorziet thans in vier woningen. Of er een grotere stedelijke ontwikkeling gaat plaatsvinden, is nu nog niet bekend. |
Het plan voldoet aan de regels met betrekking tot ruimte-voor-ruimtewoningen.
In de IOV zijn ter plaatse van het plangebied geen beschermde gebiedskenmerken opgenomen. Er is geen nadere afweging nodig.
De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies zijn:
Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.
Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat er sprake is van ligging in een bebouwingsconcentratie.
Er heeft een zorgvuldige situering van de woningen plaatsgevonden, die rekening houdt met en uitgaat vaan de bestaande stedenbouwkundige en landschappelijke waarden in het gebied.
De meerwaarde wordt gecreëerd door:
Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.77 IOV is het niet nodig invulling te geven aan de verplichting tot kwaliteitsverbetering van het landschap.
Het plan voldoet aan de Interim Omgevingsverordening.
De Structuurvisie Buitengebied (voormalige gemeente Maasdonk) heeft als doel sturing te geven aan de ontwikkeling van het buitengebied, op een zodanige wijze dat de bestaande omgevingskwaliteit behouden blijft en waar mogelijk versterkt, zonder dat dit ten koste gaat van ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande functies in de omgeving.
In de structuurvisie zijn bebouwingsconcentraties onderscheiden. Het plangebied is onderdeel van de bebouwingsconcentratie Vinkelsestraat. Onderstaande afbeelding geeft het streefbeeld van de bebouwingsconcentratie weer.
Het plangebied is als potentiële locatie voor de bouw van ruimte-voor-ruimte-woningen aangeduid. Voorliggend bestemmingsplan geeft hier invulling aan.
Voorts zijn de volgende ontwerprichtlijnen relevant:
Deze ontwerprichtlijnen zijn verwerkt in het inrichtingsplan. Samengevat betreft het:
ad a. | De landschappelijke afronding wordt verkregen door het aanbrengen van groene kamers, waarbinnen clusters van twee woningen worden gebouwd. |
ad b. | De woning binnen elk cluster worden geconcentreerd rondom een gezamenlijk erf. Hiermee wordt voorkomen dat er een strak ritme ontstaat van meerdere woningen naast elkaar, wat zou leiden tot een relatief gesloten lint. Het plan leidt tot een mee speelse invulling van het lint, waarin ook het perceel met de bestaande woning meedoet. Omdat het plan aan de achterzijde aansluit op een sportpark is het niet wenselijk om doorzichten naar het achterliggende 'landschap' te maken. |
ad c. | Per cluster wordt één inrit vanaf de Koksteeg aangelegd. |
ad d. | De voorgevels van de woningen in elk cluster zullen verspringend ten opzichte van elkaar worden gerealiseerd. |
ad e. | De gebouwen worden gerealiseerd in een orthogonale structuur, evenwijdig en haaks op de Koksteeg. |
Conclusie
Het plan past in de Structuurvisie Buitengebied (Maasdonk).
Het ruimtelijke beleid voor het buitengebied, opgenomen in de Structuurvisie Buitengebied, is juridisch verankerd in het bestemmingsplan "Buitengebied Maasdonk 2012". In paragraaf 1.3 is hiervan een inhoudelijke beschrijving opgenomen.
Ruimte-voor-ruimte-woningen worden niet toegerekend aan het maximaal aantal woningen, zoals is opgenomen in het regionale en gemeentelijke woningbouwbeleid. Er is geen nadere beoordeling aan het woningbouwbeleid nodig.
Energiebesparing en duurzaamheid is een belangrijk speerpunt binnen de gemeente 's-Hertogenbosch, dat bij alle ontwikkelingen wordt betrokken. Naast volledig klimaatneutraal in 2050 heeft de gemeente de ambitie om in 2035 al een klimaatneutraal bebouwde omgeving te hebben. Dit is een flinke ambitie waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstelling betekent dat niet alleen de gemeente veel doet, maar ook de bedrijven, inwoners, ontwikkelaars, maatschappelijke groepen, woningcorporaties zullen hierin moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken. De gemeentelijke energie-ambitie en -doelstellingen zijn vastgelegd in het Energietransitieprogramma 's-Hertogenbosch 2016-2020. Ook het bestuursakkoord (2018-2022) stelt dat de gemeente een serieuze bijdrage levert om de klimaatverandering tegen te gaan.
In paragraaf 3.4 zijn reeds voorbeelden van maatregelen genoemd die toegepast worden of kunnen worden als onderdeel van de energietransitie en de klimaatadaptatie.
Ter plaatse van het plangebied geldt de Welstandsnota (2004), die door de voormalige gemeente Maasdonk is vastgesteld. De welstandsnota bevat criteria voor de beoordeling van het vormgeving van bouwplannen bij de welstandstoets.
Voor het plan is welstandsniveau 1 aan de orde. Dit is het hoogste welstandsniveau dat is toegekend aan de gebieden die van cruciale betekenis zijn voor het totaalbeeld van kernen en landschap, waaronder de belangrijke, doorgaande routes en historische linten.
Omdat de welstandsnota onvoldoende is toegespitst op onderhavig plan, is een beeldkwaliteitplan opgesteld. Het beeldkwaliteitplan wordt afzonderlijk vastgesteld en is daarmee een aanvulling op de welstandsnota. Het beeldkwaliteitplan is als bijlage 2 bijgevoegd.
De gemeenten 's-Hertogenbosch, Bernheze en Oss hebben gezamenlijk de ontwikkeling van het nieuwe bedrijventerrein Heesch West in voorbereiding. Dit meest duurzame bedrijventerrein van Brabant, met een bruto oppervlakte van circa 178 hectare, wordt gerealiseerd aan de Rijksweg A59 ten westen van de kern Heesch. Hoewel het bedrijventerrein op enige afstand ligt van onderhavig plangebied, is het van belang de effecten op onderhavig plan te beschrijven.
Milieuzonering
Het bedrijventerrein Heesch West wil ruimte bieden aan bedrijven tot en met milieucategorie 5.1, waarvan de richtafstand tot milieugevoelige objecten 500 meter bedraagt.
De afstand van het nieuwe bedrijventerrein tot aan onderhavig plangebied bedraagt circa 1.100 meter. Het plangebied ligt ruimschoots buiten de richtafstand en daarmee buiten de milieutechnische invloedssfeer van het nieuwe bedrijventerrein Heesch West.
Verkeersintensiteiten
De ontwikkeling van een bedrijventerrein van dergelijke omvang heeft een impact op de verkeersintensiteiten op de omliggende wegen. In het bij de ontwikkeling behorende Milieueffectrapport is deze impact beschreven.
Door een gedeeltelijke afsluiting van de Koksteeg nabij het bedrijventerrein zullen de verkeersintensiteiten op de Koksteeg afnemen, hetgeen tevens een geluidsreductie op de nieuwe woningen binnen onderhavig plangebied betekent.
Conclusie
Het bedrijventerrein Heesch West vormt geen belemmering voor onderhavig plan. Ook omgekeerd is er geen sprake van een belemmering.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de bodemkwaliteit inzichtelijk te maken zijn diverse bodemonderzoek uitgevoerd, te weten:
Uit de onder 1 en 2 genoemde bodemonderzoeken volgt dat er geen bodemverontreinigingen zijn aangetroffen. Er worden dan ook geen beperkingen gesteld aan het gebruik van de gronden. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het beoogde gebruik.
De conclusie van het PFAS-onderzoek (nummer 3) luidt dat op basis van de ‘Handreiking toepassing PFAS houdende grond en baggerspecie Noord-Brabant’ alle grond binnen het plangebied in aanmerking komt voor hergebruik binnen de deelnemende gemeenten.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.
bedrijf | SBI-code | categorie | richt- afstand |
werkelijke afstand | |||
Vinkelsestraat 108a: sportpark | 931.G | 3.1 | 50 m | 24 m |
De nieuwe woningen liggen binnen de richtafstand van het Sportpark De Zwaan. Een specifieke beoordeling van het sportpark is derhalve noodzakelijk. Met name spelen de aspecten 'geluid' en 'licht'.
Geluid sportpark
DPA Cauberg-Huygen uit Son heeft de akoestische situatie nader beoordeeld: rapport "Vier woningen Koksteeg te Vinkel, akoestisch onderzoek omgevingsgeluid" (17 december 2018, nr. 02435-25110-02). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bijgevoegd.
Uit het onderzoek volgt dat het maximale geluidniveau vanwege het gebruik van het sportpark niet voldoet aan de grenswaarden in de dag- en avondperiode. De overschrijding wordt uitsluitend veroorzaakt door het gebruik van een fluitje (scheidsrechter/trainer). De gemeente heeft bepaald dat deze overschrijding te rechtvaardigen is.
Licht sportpark
Langs enkele velden op het naastgelegen sportpark staan lichtmasten opgesteld die het mogelijk maken ook tijdens de donkere avonden te kunnen sporten. Deze lichtinstallatie was zodanig opgesteld dat ook het plangebied van voorliggend bestemmingsplan flink verlicht werd, met mogelijke lichthinder tot gevolg.
In 2008 heeft een aantal onderzoeken plaatsgevonden naar de lichthinder als gevolg van de lichtinstallatie op de locaties van de nieuwe woningen. Deze onderzoeken zijn opgenomen als bijlage 7.
Uit de onderzoeken bleek er ter plaatse van de bestaande woning Koksteeg 61 en de nieuwe woningen sprake is van een overschrijdig van de grenswaarden van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). Zonder het treffen van maatregelen is lichthinder aannemelijk. In het onderzoeksrapport worden aanbevelingen gedaan om lichthinder te voorkomen.
In een recent lichthinderonderzoek (Heijmans, 15 maart 2016) is de lichtsituatie van de sportvelden nader onderzocht en zijn maatregelen aanbevolen om lichthinder te voorkomen. De maatregelen betreffen het plaatsen van verblindingskappen op de vier masten die het dichtst bij het plangebied staan. Hiermee zal ter plaatse van de bestaande woning Koksteeg 61 en de nieuwe woningen kunnen worden voldaan aan de grenswaarden van het NSVV voor het gebiedstype 'E2: landelijk gebied'. De verlichtingssterkte (Ev) blijft bij de bestaande en nieuwe woningen ruim onder 5 lux en de lichtintensiteit (I) onder 7500 Candela.
![]() |
De maatregelen zijn inmiddels uitgevoerd middels het vervangen van de oude conventionele armaturen op de vier maatgevende lichtmasten door armaturen met LED-verlichting (zie nevenstaande foto). Hiertoe is een flinke financiële bijdrage gedaan door de eigenaren van het plangebied. Uit onderzoek blijkt dat met deze verlichting ter plaatse van de vier nieuwe woningen voldaan wordt aan de gangbare NSVV-grenswaarden. |
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).
Daaruit val top te maken dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
De nieuwe woningen zijn nieuwe geurgevoelige objecten. Toetsing aan de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is daarom nodig. Zoals vermeld gaat het om het voorkomen van nieuwe belemmeringen voor omliggende agrarische bedrijven en het voorzien in een goed woon- en leefklimaat.
Beoordeling belemmering agrarische bedrijvigheid
Aan verschillende zijden van het plangebied staan al woningen. Deze woningen staan op kortere afstand tot omliggende agrarische bedrijven en zijn nu al (in meer of mindere mate) bepalend voor die agrarische bedrijven. De vier woningen van onderhavig plan zullen geen nadere belemmering voor veehouderijen vormen.
Beoordeling woon- en leefklimaat
Bij de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt zowel de voorgrondbelasting (de geurbelasting als gevolg van individuele veehouderijen) als de achtergrondbelasting (de gezamenlijke geurbelasting van de omliggende veehouderijen) beoordeeld.
Voorgrondbelasting
De voorgrondbelasting betreft de geurbelasting van individuele veehouderijen op het plangebied. Bij het bepalen van de voorgrondbelasting maakt de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) maakt onderscheid tussen dieren mét geuremissiefactor (onder meer varkens en pluimvee) en dieren zónder geuremissiefactor (onder meer melkvee).
In geval van dieren mét geuremissiefactor geldt artikel 3 van de Wet geurhinder en veehouderij, die bepaalt dat de voorgrondbelasting van geurgevoelige objecten binnen een concentratiegebied en buiten de bebouwde kom maximaal 14,0 odour units per kubieke meter (OuE/m³) mag bedragen. Middels een gemeentelijke verordening kan deze voorgrondbelasting worden verruimd tot 35 OuE/m³. Het plangebied valt buiten de gebieden waarvoor in de "Geurverordening gemeente Maadonk" (18 oktober 2011) afwijkende geurnormen zijn opgenomen.
De dichtstbijzijnde veehouderij met dieren mét een geuremissiefactor ligt op een afstand van circa 1100 meter (Holkampstraat 16, Heesch). De afstand is dermate groot dat er geen overschrijding van de voorgrondbelasting zal zijn.
Conform het bepaalde in artikel 4, eerste lid, onder b Wgv moet de afstand tussen veehouderijen waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom ten minste 50 meter bedragen. Daarbij moet worden gemeten vanuit het bouwvlak van het agrarisch bedrijf, zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan, en niet vanuit de bestaande stallen.
In de directe omgeving van het plangebied liggen diverse veehouderijen met dieren zónder geuremissiefactor. De twee meest nabij liggende zijn:
adres | type bedrijf | afstand 1) |
Koksteeg 64 | melkveehouderij | 60 meter |
Vinkelsestraat 159 | melkveehouderij | 180 meter |
1) | gemeten vanaf het agrarisch bouwvlak tot het plangebied. |
Er wordt aan de normafstand ten aanzien van de voorgrondbelasting voldaan.
Achtergrondbelasting
Onderstaande afbeelding geeft de achtergrondbelasting van de veehouderijen in de omgeving van het plangebied weer.
ACHTERGRONDBELASTING GEUR VEEHOUDERIJEN
Ter plaatse van het plangebied bedraagt de achtergrondbelasting minder dan 5 ouE/m³ en dat is ruim minder dan de norm van 20 ouE/m³ die ter plaatse van geurgevoelige objecten in het buitengebied als acceptabel wordt gezien. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect geurhinder veehouderijen.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd. Een beoordeling van het geluid afkomstig van omliggende bedrijven (i.c. het sportpark) is in paragraaf 5.1.2 aan de orde gekomen.
Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.
Verkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszones van de Koksteeg en de Vinkelseweg. Om de gevelbelasting op de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft DPA Cauberg-Huygen uit Son een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn eveneens in het in paragraaf 5.1.2 genoemde rapport opgenomen, zie bijlage 6.
DPA Cauberg-Huygen concludeert dat ten gevolgde van het wegverkeer op de Koksteeg niet wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar dat de maximale ontheffingswaarde van 53 dB niet worden overschreden. De overschrijding van de voorkeursgrenswaarde doet zich uitsluitend voor op de voorgevel van de nieuwe woningen.
De procedure tot het vaststellen van een hogere waarde loopt parallel aan het bestemmingsplan.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat de bouw van vier woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.
In het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit is een Monitoringstool opgezet. Onderstaande tabel bevat de relevante waarden ter plaatse van het maatgevende meetpunt 'hoek Weerscheut/Brugstraat'.
categorie | grenswaarde | 2018 | 2020 | 2030 | ||
jaargemiddelde concentratie NO2 | 40 µg/m³ | 16,4 | 14,6 | 8,5 | ||
jaargemiddelde concentratie PM10 | 40 µg/m³ | 19,6 | 18,4 | 14,7 | ||
jaargemiddelde concentratie PM2.5 | 25 µg/m³ | 12,2 | 11,2 | 8,2 | ||
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 | 35 | 7,3 | 6,5 | 6,0 |
Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven welke activiteiten m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in die onderdelen ook drempelwaarden opgenomen. Voor een activiteit die onder de drempelwaarden blijft, dient echter een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu. De initiatiefnemer van een activiteit die m.e.r.-beoordelingsplichtig is, moet dat voornemen in een aanmeldnotitie sturen naar het bevoegd gezag. Op basis daarvan bepaalt het bevoegd gezag of al dan niet de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen.
Om te beoordelen of er een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig is voor het plan, zijn twee zaken beoordeeld:
ad a. | In de bijlagen van het Besluit m.e.r. is de activiteit "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" (D11.2) opgenomen. Het plan bevat de bouw van vier woningen, hetgeen niet als stedelijk ontwikkelingsproject wordt gezien. Het plan behoort daarmee niet tot een in het Besluit m.e.r. opgenomen activiteiten. |
ad b. | Uit paragraaf 5.2.3 volgt dat er geen passende beoordeling nodig is in het kader van de Wet natuurbescherming. |
Er is geen 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Het plangebied is onderdeel van een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Er geldt op basis van het vigerende bestemmingsplan een verplichting voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld over een oppervlakte van meer dan 200 m². Het plan overschrijdt deze maten. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is derhalve verplicht.
Synthegra uit Doetinchem heeft een archeologisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Bureauonderzoek en verkennend veldonderzoek d.m.v. boringen Koksteeg 61 te Vinkel" (19 juni 2009, nr. S090183). Het onderzoeksrapport is als bijlage 8 bijgevoegd.
Synthegra concludeert dat voorafgaand aan verdere bodemwerkzaamheden een proefsleuvenonderzoek moet plaatsvinden.
Het proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd door Vestigia uit Amersfoort. De resultaten zijn opgenomen in het rapport "Plangebied Koksteeg te Vinkel, gemeente 's-Hertogenbosch. Een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven" (13 mei 2020, nr. V1922). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 9.
Vestigia concludeert dan er geen sprake is van een vindplaats, omdat er geen archeologische resten zijn aangetroffen, en adviseert het plangebied vrij te geven voor de geplande nieuwbouwontwikkelingen.
Naar aanleiding van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek is het niet meer nodig om een archeologische dubbelbestemming op te nemen in voorliggend bestemmingsplan.
Tot slot wordt opgemerkt dat ondanks zorgvuldig onderzoek bij werkzaamheden gestuit kan worden op archeologische resten. Op dat moment geldt de meldingsplicht archeologische toevalsvondsten conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Binnen het plangebied en zijn directe omgeving zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig die door het plan aangetast kunnen worden. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant.
Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om de stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 10 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat zowel in de bouwfase als in de gebruiksfase wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.
Soortenbescherming
IJzerman Advies uit Tilburg heeft een quickscan uitgevoerd naar de effecten van het plan op beschermde planten- en diersoorten: rapport "Quick scan flora en fauna Locatie Koksteeg 61, Vinkel" (22 februari 2019, nr. 2018462). Het rapport is als bijlage 11 bijgevoegd.
IJzerman concludeert dat, met inachtname van het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden buiten het broedseizoen, het plan niet leidt tot verstoring van beschermde soorten. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het toevoegen van opgaand groen met inheemse soorten en het versterken van de laanbeplanting langs de Koksteeg heeft een positief effect op diverse diersoorten.
Bescherming van houtopstanden
Conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming kan het kappen van bepaalde houtopstanden niet plaatsvinden zonder melding bij de provincie en zonder herplant of compensatie.
Ter plaatse van het plangebied worden geen houtopstanden verwijderd. Voorts moeten de nieuwe inritten zodanig worden gesitueerd dat de bomen langs de Koksteeg gespaard blijven.
Er is geen melding bij de provincie noodzakelijk.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m) |
Op gemeentelijk niveau is de "Verordening hemelwater en grondwater 's-Hertogenbosch 2017" van toepassing. Daarin zijn de voor onderhavig plan relevante regels opgenomen:
In paragraaf 5.3.4 wordt invulling gegeven aan de hemelwatervoorziening van onderhavig plan.
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de bodemopbouw en infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.1.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een zandbodem. De waterdoorlatendheid is redelijk goed. De door het waterschap gehanteerde gevoeligheidsfactor voor deze locatie bedraagt 1,0.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.
De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt meer dan 80 cm -mv (bron: bodemkaart).
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.
Er zijn nog geen uitgewerkte bouwplannen. Voor de berekening van de toename van het verharde oppervlak (gebouwen en terreinverharding) zijn de volgende aannames gedaan. In het kader van de aanvraag om omgevingsvergunnning voor het bouwen van de woningen kan een exacte berekening worden gemaakt.
- | 4 woningen à 120 m² | 480 m² |
- | 4 bijgebouwen à 100 m² | 400 m² |
- | 2 gezamenlijke inritten en erven à 410 m² | 820 m² |
totaal | 1.700 m² |
De toename van het verharde oppervlak bedraagt minder dan 2.000 m². Dat betekent dat Waterschap Aa en Maas geen eisen stelt aan de berging van het hemelwater. Middels de gemeentelijke verordening worden echter wel regels gesteld, zie paragraaf 5.3.2.4.
De bergingscapaciteit moet ten minste (1.700 x 1,0 x 0,06 =) 102 m³ bedragen.
Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:
Hergebruik van hemelwater is in geval van woningbouw niet structureel aan de orde. Er wordt derhalve gekozen voor infiltratie door middel van het aanleggen van een bovengrondse infiltratievoorziening. Dit kan plaatsvinden door het aanbrengen van sloten of poelen op de verschillende woonpercelen, of door verbreding van de sloot langs de Koksteeg. In voorliggend plan is de laatste optie verder uitwerkt. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning vindt een definitieve uitwerking plaats.
Beide plangebieddelen worden van de Koksteeg gescheiden door een sloot. Deze sloot heeft een diepte van circa 1 meter. De totale lengte van de sloot langs de plangebieddelen bedraagt circa 105 meter (exclusief dammen inritten). Dat betekent dat de sloot zodanig verbreed moet worden dat elke lengtemeter 1 m³ water extra moet kunnen bergen.
De sloot heeft en diept van circa 1 meter. Uitgangspunt is dat het water in de sloot tot 0,6 meter stijgt. Om 1 m³ water per lengtemeter te kunnen bergen moet de sloot (1 / 0,6 =) 1,7 meter verbreed worden. Deze verbreding vindt plaats aan de zijde van de woonpercelen.
Tussen initiatiefnemer en gemeente zullen afspraken worden gemaakt omtrent het onderhoud van de sloot.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande drukriolering in de Koksteeg geloosd worden. Hiervoor wordt per cluster een rioolgemaal aangebracht. De drukriolering heeft voldoende capaciteit.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaren een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel
1
)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel
2
)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Groen (artikel 3)
Het verplichte landschappelijke groen is in de bestemming 'Groen' opgenomen. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd.
Tuin (artikel 4)
De bestemming 'Tuin' is gelegd op de gronden vóór de voorgevels van de woningen. Het bouwen van (bij)gebouwen is in deze bestemming niet toegestaan.
Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 5)
De gezamenlijke inrit en voorerf zijn in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen.
Wonen (artikel 6)
Binnen de bestemming 'Wonen' mogen de nieuwe woningen worden gerealiseerd. Per woning is een bouwvlak opgenomen. De woningen moeten voldoen aan de in de regels opgenomen maatvoering.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel
7
)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel
8
)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Algemene gebruiksregels (artikel
9
)
In dit artikel is een algemene strijdigheid opgenomen, alsmede regels tegen het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Algemene afwijkingsregels (artikel
10
)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel
11
)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel
12
)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
De procedure van het bestemmingsplan bestaat uit een informeel en een formeel gedeelte. Het informele gedeelte betreft het voeren van een omgevingsdialoog. De formele procedure bestaat uit:
In het kader van de voorbereiding van het ontwerpbestemmingsplan heeft een omgevingsdialoog plaatsgevonden. Het verslag daarvan is als bijlage 12 opgenomen.
Het ontwerpbestemmingsplan vanaf 9 november 2020 tot en met 20 december 2020 ter inzage gelegen. Het verslag van de terinzagelegging en de beantwoording van de ingekomen zienswijzen is opgenomen als bijlage 13.
Het bestemmingsplan is op 18 mei 2021 door de gemeenteraad vastgesteld.
Het vastgestelde bestemmingsplan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kan beroep tegen het bestemmingsplan worden ingesteld - in beginsel uitsluitend door indieners van een zienswijze.
Na de beroepstermijn treedt het bestemmingsplan in werking.