Plan: | Uitbreiding volkstuinencomplex Engelsedijk te 's-Hertogenbosch |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002454-1401 |
Aan de Engelsedijk te 's-Hertogenbosch is een volkstuinencomplex gevestigd. Dit volkstuinencomplex heeft de wens om uit te breiden met circa 11 volkstuinen. Daarnaast komt er een pluktuin aangrenzend aan het complex. Rondom de gewenste uitbreiding van het complex is men recent gestart met natuurontwikkeling. Aan de randen van het bestaande complex wordt een landschappelijke haag aangelegd.
De uitbreiding van het volkstuinencomplex en de aanleg van een pluktuin zijn niet toegestaan binnen de regels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Buitengebied', waarin de betreffende gronden een agrarische bestemming hebben. Daarnaast is het gewenst om de agrarische bestemming vanwege de natuurontwikkeling te wijzigen. Een herziening van het bestemmingsplan is om voorgaande redenen noodzakelijk. Onderhavig document maakt de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk en geeft nieuwe regels aan het plangebied.
Het plangebied ligt aan de Engelsedijk te 's-Hertogenbosch. Het beslaat het bestaande volkstuinencomplex aan de Engelsedijk ('s-Hertogenbosch, sectie O, perceelnummer 5230 (ged.)), plus twee westelijk daarvan gelegen percelen ('s-Hertogenbosch, sectie O, perceelnummers 273 en 274). De begrenzing van het plangebied volgt de begrenzing van de beide laatstgenoemde percelen, plus de randen van het bestaande volkstuinencomplex. Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 2,37 hectare. In figuur 1.1 is de begrenzing van het plangebied indicatief aangegeven.
![]() |
Figuur 1.1: begrenzing plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Het beleidskader dat van toepassing is op de locatie en het initiatief is opgenomen in hoofdstuk 3. Een korte planbeschrijving is te vinden in hoofdstuk 4. Vervolgens worden de verschillende milieuaspecten beschreven in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de regels. De financiële haalbaarheid van het initiatief komt in hoofdstuk 7 aan de orde. Hoofdstuk 8 gaat in op inspraak en vooroverleg.
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente 's-Hertogenbosch, op korte afstand van de bebouwde kom. De omgeving van het plangebied is een bijzonder stuk buitengebied, dat in de loop der tijd door stedelijk gebied en stedelijke voorzieningen is omgeven. Dit gebied vormt een groene long tussen 's-Hertogenbosch en Engelen, westelijk van de Dieze tot relatief dicht bij de binnenstad. De groene long bestaat hoofdzakelijk uit agrarische gronden, water en natuur.
Het gebied is gelegen tussen de snelweg A59 met achterliggend een rioolwaterzuiveringsinstallatie en bedrijvenpark Treurenburg (noordelijk), het High Tech Park en de spoorlijn Utrecht - 's-Hertogenbosch (oostelijk), het woongebied Orthen (zuidoostelijk) en de Ertveldplas met achterliggend het bedrijventerrein Rietvelden (zuidelijk en westelijk).
De ligging van het plangebied is op figuur 2.1 weergegeven.
![]() |
Figuur 2.1: ligging plangebied (bron: Google Maps) |
Het plangebied zelf bestaat momenteel uit twee te onderscheiden delen. Aan de oostkant ligt het bestaande volkstuinencomplex met bijbehorende bebouwing, omheining en groenvoorzieningen. Dit complex is ca. 9.750 m² groot en is toegankelijk via een pad aan de zuidkant, dat uitkomt op de Engelsedijk. Het westelijk plandeel bestaat uit open agrarische gronden, die met uitzondering van een toegangshek onbebouwd zijn. Deze gronden zijn momenteel in gebruik als weiland. In figuur 2.2 is een recente foto van de huidige situatie opgenomen, gezien vanaf de Engelsedijk.
![]() |
Figuur 2.2: zicht op het plangebied vanaf de Engelsedijk (bron: Google Streetview) |
Het plangebied ligt aan de Engelsedijk. Deze weg vormde van oudsher de verbinding tussen de dorpen Engelen (ca. 750 meter noordwestelijk van het plangebied) en Othen (ca. 450 meter zuidoostelijk van het plangebied). De oorspronkelijke, bochtige ligging van de weg is bewaard gebleven en ook nu nog duidelijk herkenbaar en zichtbaar in het landschap. Aan weerszijden van delen van de weg staan kenmerkende bomenrijen.
De Engelsedijk heeft tevens een functie als waterkering. Zuidelijk van deze weg, aan de overzijde ten opzichte van het plangebied, ligging de Fransche Wielen. Deze oppervlaktewateren zijn omgeven door groen en natuur. Dit gebied loopt door tot de Dieze, verder westelijk. Verder zuidelijk ligt de Ertveldplas, die ook voor waterrecreatieve doeleinden wordt gebruikt. Ten noorden van het plangebied loopt een watergang (Ploossche Wetering). Het plangebied behoort dus tot een waterrijk gebied.
De omgeving kenmerkt zich verder door een aantal grote, open percelen met beplanting aan de randen. Het volkstuinencomplex in het plangebied vormt een specifiek cluster in het landschap. De A59 en de weg Treurenburg, respectievelijk ten noorden en ten zuiden van het plangebied, zijn dominant in het landschap aanwezig. Dit vormt een groot contrast met de landelijke omgeving van de groene long rondom het plangebied. Dit gebied staat bekend als het 'Riviernatuurpark Diezemonding'.
![]() |
Figuur 2.3: ruimtelijke structuur directe omgeving van het plangebied (bron: Google Maps) |
Zoals in voorgaand is beschreven, kenmerkt de omgeving van het plangebied zich door haar waterrijke karakter en is aan weerszijden van de Engelsedijk in ruime mate natuur aanwezig.
Voor het overige zijn in het plangebied en in de directe omgeving voornamelijk agrarische gronden, deels met natuur- en landschapswaarden aanwezig. Westelijk van het plangebied zijn twee solitaire woonpercelen aanwezig. In het plangebied is een volkstuinencomplex aanwezig. Dit vormt een solitaire functie in het gebied.
In het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Buitengebied', dat sinds 20 juli 2011 onherroepelijk is. In het plangebied gelden de bestemmingen 'Recreatie' met een functieaanduiding 'volkstuin' ter plaatse van het bestaande volkstuinencomplex en 'Agrarisch met Waarden - 3' met functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - leefgebied kwetsbare soorten' ter plaatse van de kadastrale percelen 273 en 274. Verder is de aanduiding 'beschermd stads- en dorpsgezicht' van toepassing ter plaatse van de zuidelijke zone aan de Engelsedijk. De tevens opgenomen gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' is in verband met gewijzigd provinciaal beleid thans niet meer van belang. Ten slotte is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' in het plangebied van toepassing.
In figuur 2.3 is een uitsnede van de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan opgenomen.
![]() |
Figuur 2.3: vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
De gewenste uitbreiding van het volkstuinencomplex en de aanleg van een daarbij behorende pluktuin zijn niet in overeenstemming met de op de betreffende gronden geldende bestemming 'Agrarisch met Waarden - 3'. Daarnaast is voor de gewenste en reeds gestarte aanleg van natuur ten westen van het nieuwe complex het opnemen van de bestemming 'Natuur' wenselijk. Om deze redenen wordt een herziening van het bestemmingsplan doorlopen. Daarmee wordt de gewenste ontwikkeling mogelijk gemaakt.
In de huidige situatie zijn in het plangebied volkstuinen aanwezig, veelal met bijbehorende kleinschalige bebouwing (schuurtjes, kleine kassen, e.d.). Het complex is omheind met een lage open erfafscheiding. In de toekomstige situatie wordt ten westen van het huidige complex, aangrenzend aan het bestaande pad, ca. 2.475 m² aan volkstuinen toegevoegd. Dit betreft circa 11 tuinen. In het volkstuinencomplex mag maximaal 20 m² aan bebouwing worden opgericht, met een maximum bouwhoogte van 3 meter. Dit komt overeen met de huidige bebouwingsmogelijkheden. Hiermee kunnen kleinschalige schuurtjes, kassen, e.d. worden opgericht. Gebouwen komen hiermee slechts sporadisch voor in het plangebied. Aan de voor- en achterzijde van het terrein wordt een hekwerk opgericht.
Volkstuinencomplex en pluktuin
Het huidige complex bestaat uit enkele tientallen volkstuinen. Dit complex wil westelijk uitbreiden, aangrenzend aan het bestaande pad. Er wordt zoals eerder aangegeven ca. 2.475 m² aan volkstuinen toegevoegd. Dit betreft circa 11 tuinen. In figuur 3.1 is dit schetsmatig aangegeven. De begrenzing van de individuele tuinen is indicatief.
Ten behoeve van de planvorming is een landschapsplan opgesteld (figuur 3.1). Aan de noord- en westkant wordt de uitbreiding omgeven door een haag. Aan de zuid- en oostkant van het bestaande complex wordt een robuustere, gemengde haag (landschapshaag) aangelegd. De aanleg en instandhouding van de hagen is door middel van een voorwaardelijke verplichting in de planregels geborgd.
Aansluitend op de extra volkstuinen wordt een pluktuin met een oppervlak van ca. 1.500 m² aangelegd. In deze tuin komen diverse verschillende bloemen en planten, waar men bloemen kan plukken. Ook de pluktuin zal worden omgeven door een haag, ter afscheiding van de omliggende gronden. De aanleg en instandhouding van deze hagen is eveneens door middel van een voorwaardelijke verplichting in de planregels geborgd.
Aan de voorzijde van de nieuwe volkstuinen wordt een kleine halfverharding aangebracht, welke aansluit op het bestaande toegangspad. Hierop kan incidenteel worden geparkeerd door bezoekers van de wolkstuinen en de pluktuin. De pluktuin is via het pad en deze halfverharding te bereiken.
![]() |
Figuur 3.1: toekomstige situatie plangebied schetsmatig aangegeven ten opzichte van luchtfoto |
Natuurontwikkeling en relatie met Riviernatuurpark Diezemonding
Het plangebied maakt deel uit van het 'Riviernatuurpark Diezemonding', deelgebied Ertveldpolder. Dit gebied, grofweg omkaderd door de A59, de weg Treurenburg, het woonlint Orthen en de Ertveldplas/Dieze, is een groene long tussen diverse stedelijke functies. De gemeente wil de bestaande kwaliteiten binnen dit gebied behouden en fasegewijs versterken met onder meer het realiseren van nieuwe natuur. In figuur 3.2 is de gemeentelijke visie op dit gebied, met de concrete maatregelen weergegeven. De gemeente ontwikkelt dit gebied in samenwerking met onder andere het Groen Ontwikkelingsfonds Brabant.
Rondom de pluktuin in het plangebied wordt een zone ontwikkeld als natuurgebied, zoals in figuur 3.1 zichtbaar is. Deze zone verbindt de Engelsedijk en de Fransche Wielen met de Ploossche Wetering. Het plandeel westelijk van deze zone krijgt eveneens een Natuurbestemming. Binnen deze bestemming is, los van het initiatief ten aanzien van het volkstuinencomplex en de pluktuin, in 2019 reeds ca. 1 hectare aan nieuwe natuur, bestaande uit gevarieerd bos met inheems materiaal, gerealiseerd. Dit is in figuur 3.2 aangegeven. Dit bos dient als genenbron voor de rest van het gebied. De ontwikkeling past hiermee binnen de visie die de gemeente voor het gebied Riviernatuurpark Diezemonding heeft.
![]() |
Figuur 3.2: Riviernatuurpark Diezemonding, deelgebied Ertveldpolder: gerealiseerde en nog te realiseren maatregelen |
Verkeer
Het plan betreft een uitbreiding van het bestaande volkstuinencomplex met ca. 11 tuinen en de realisatie van een pluktuin van ca. 1.500 m² groot. Beide functies kennen een beperkte verkeersaantrekkende werking voor wat betreft gemotoriseerd verkeer. De kencijfers uit de CROW-publicatie 381 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' geven een verkeersgeneratie van minimaal 1,1 en maximaal 1,4 verkeersbewegingen per etmaal, per 10 tuinen, aan in het buitengebied. Worst case kan derhalve een toename van 2 verkeersbewegingen per etmaal voor de nieuwe volkstuinen worden verondersteld (afgerond). Ook een pluktuin kent een zeer geringe verkeersaantrekkende werking, maar hiervoor zijn in de betreffende publicatie geen kencijfers beschikbaar. Gelet op de vergelijkbare aard en intensiteit van het gebruik, wordt de te verwachten verkeersgeneratie ongeveer gelijkgesteld met de volkstuinen. De pluktuin wordt kleiner van omvang dan de nieuwe volkstuinen. Worst case wordt hiervoor eveneens een verkeersgeneratie van twee verkeersbewegingen per etmaal verondersteld.
De planontwikkeling leidt tot een toename van maximaal vier verkeersbewegingen per etmaal. Een dergelijk aantal is zodanig gering, dat dit geen merkbare gevolgen heeft en zonder meer kan worden verwerkt door het omliggende wegennet. De toegang tot het perceel wijzigt niet. In verkeerskundig oogpunt zijn er dan ook geen belemmeringen voor het plan.
Parkeren
Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de Nota Parkeernormering 2016 Auto en Fiets dat is vastgesteld op 21 september 2016. De nota geeft normen en richtlijnen voor functies, gebaseerd op kentallen van het CROW, voor de zes verschillende zones binnen de gemeente. De nota geeft alleen voor de meest voorkomende functies, te weten wonen, werken en winkels, parkeernormen. Voor de ontwikkeling van andere functies gelden richtlijnen hoe met parkeren omgegaan moet worden.
Bij het toelaten van initiatieven moet inzichtelijk zijn dat in de parkeerbehoefte van auto's en fietsen voorzien kan worden. Dat moet in principe op eigen terrein. Wanneer dat niet mogelijk is en er binnen loopafstand geen parkeerruimte is kan dat leiden tot ruimtebeslag voor (meer) parkeren in de openbare ruimte. Dit ruimtebeslag mag de verkeersveiligheid en een goed woon- en leefklimaat niet aantasten.
Voor volkstuinen in het buitengebied wordt conform de Nota een parkeernorm van 1,45 parkeerplaatsen per 10 tuinen gehanteerd. Dit betekent dat met de uitbreiding ca. 1,6 extra parkeerplaatsen benodigd zijn. Ten aanzien van de pluktuin zijn geen parkeernormen vastgesteld. Ook de CROW-kencijfers bevatten hiervoor geen richtlijnen. Gelet op de aard en omvang van het gebruik en in lijn met de bovenstaand ingeschatte verkeerstoename, kan aan deze functie ca. één parkeerplaats worden toegerekend.
Het plan voorziet in een nieuw halfverhard terrein aan de voorzijde van het complex. Hier kunnen enkele auto's gelijktijdig parkeren. De parkeerbehoefte vanwege de toekomstige functies kan hiermee naar verwachting ruimschoots worden opgevangen op eigen terrein.
Het plangebied is door middel van een pad aangesloten op het openbaar gebied (Engelsedijk). Dit wijzigt niet. Het plan leidt niet tot wijzigingen in de openbare ruimte.
Aan de randen van het plangebied zijn diverse bomen en groenstroken aanwezig. Ten gevolge van het plan worden geen bomen gekapt. Er zijn enkele nieuwe bomen geplant op de gronden die de bestemming 'Natuur' krijgen. Ook worden enkele andere landschapselementen (hagen) aangelegd.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Met de Structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid:
Het laatstgenoemde nationaal belang houdt in dat bij stedelijke ontwikkelingen de ladder van duurzame verstedelijking (zoals opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) dient te worden gemotiveerd.
Beoordeling
Het plan betreft een relatief kleinschalige uitbreiding van een bestaand volkstuinencomplex en het realiseren van een pluktuin. Gelet op de aard van de beoogde functies, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De ladder voor duurzame verstedelijking behoeft daarom niet te worden doorlopen. Overige nationale belangen zijn vanwege de aard en omvang van de ontwikkeling en de ligging van het plangebied niet aan de orde.
Het plan is in overeenstemming met de SVIR.
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Hierin geeft de provincie Noord-Brabant de hoofdlijnen aan van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening haar biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch, mobiliteits-, sociaal, cultureel, milieu- en natuurbeleid. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen, zoals de concentratie van verstedelijking. De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen: regionaal samenwerken; ontwikkelen, zowel gebiedsgericht als thematisch zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen; beschermen van provinciale belangen zoals zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, door middel van de Verordening ruimte; stimuleren, door middel van subsidies en door het beschikbaar stellen van kennis en informatie. In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Beoordeling
Op de Structurenkaart is het plangebied gelegen op de rand van het kerngebied groenblauw (zuidelijk deel) en de groenblauwe mantel (noordelijk deel). De kern bestaat uit natuurgebieden in het Natuurnetwerk Brabant (NNB) inclusief de (robuuste) ecologische verbindingszones. Ook belangrijke waterstructuren in Noord-Brabant horen tot het kerngebied. De hoofdfunctie is hier behoud en ontwikkeling van het natuur- en watersysteem. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Het zijn gebieden grenzend aan het kerngebied natuur en water die bijdragen aan de bescherming van de waarden in het kerngebied. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap is in de groenblauwe mantel een belangrijke opgave. Vormen van grondgebonden agrarisch grondgebruik zijn van blijvend belang voor de ontwikkeling van groene en blauwe waarden. Binnen het gebied liggen kansen voor recreatie en toerisme.
Het plan voorziet enerzijds in een uitbreiding van het bestaande volkstuinencomplex, dat reeds binnen beide structuren gelegen is, en anderzijds uit ontwikkeling van een natuurlijke zone en landschapselementen rondom het complex. De ontwikkeling draagt aldus bij aan het behoud en de ontwikkeling van het natuur- en watersysteem. Er wordt een betere ecologische verbinding tot stand gebracht tussen de water- en natuursystemen ten noorden en ten zuiden van het plangebied.
De planontwikkeling is in lijn met de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
Omgevingsvisie
Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt na het inwerking treden van de Omgevingswet de provinciale structuurvisie. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe zij de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit wil zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wilt daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's.
Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij legt zij de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn: werken aan energietransitie, een klimaat proof Brabant, de slimme netwerkstad en een concurrerende duurzame economie. Deze vier hoofdopgave staan ten dienste van de basis opgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit.
Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprogramma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.
Beoordeling
Het plan voorziet enerzijds in een uitbreiding van het bestaande volkstuinencomplex plus realisatie van een pluktuin en anderzijds uit ontwikkeling van een natuurlijke zone en landschapselementen rondom het complex. Met het plan wordt een duurzame invulling aan het plangebied gegeven, gericht op versterking van de landschappelijke en ecologische kwaliteiten in de omgeving en op het vergroten van de beleefbaarheid en recreatieve functie van het landelijk gebied. De toekomstige functie als volkstuin en pluktuin is extensief en past bij de natuurlijke, landelijke omgeving die in contrast staat met het omliggende stedelijke gebied. Ook vormt het een stimulans voor mensen om 'naar buiten te gaan'. Deze voornemens passen bij de ambtities en doelstellingen die de provincie in haar Omgevingsvisie heeft verwoord.
Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
De provincie wil met haar regels aansluiten op de werkwijze van de Omgevingsvisie en de Omgevingswet. Daarom is ervoor gekozen om de verschillende provinciale verordeningen voor de fysieke leefomgeving samen te voegen tot een Interim omgevingsverordening. Provinciale Staten hebben op 25 november 2019 deze verordening vastgesteld. Het is een 'Interim' omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de 'definitieve' omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet. De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving). De Interim omgevingsverordening vervangt zes provinciale verordeningen, waaronder de Verordening ruimte 2014.
In de omgevingsverordening staan onderwerpen uit de provinciale omgevingsvisie, waarbij is aangegeven welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. Deze verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Beoordeling
Het plangebied ligt volgens de Omgevingsverordening binnen de volgende structuren:
Daarnaast grenst het plangebied aan de noord-/westkant en aan de zuidoostkant aan het Natuur Netwerk Brabant. Hierop wordt in paragraaf 5.14 'ecologie' nader ingegaan.
Onderstaand wordt het plan getoetst aan de relevante artikelen uit de Omgevingsverordening.
Artikel 2.1 Zorgplicht waterwinning voor menselijke consumptie
Binnen het gebied Waterwinning voor menselijke consumptie mogen geen activiriten worden verricht, die nadelig (kunnen) zijn voor de kwaliteit van het grondwater. Gezien de aard van het toekomstige gebruik als volkstuin en pluktuin, worden er geen activiteiten mogelijk gemaakt die in strijd met deze zorgplicht (kunnen) zijn.
Artikel 2.18 en 2.19 Boringsvrije zone
In paragraaf 5.11 wordt ingegaan op de ligging van het plangebied binnen een boringsvrije zone en wordt geconcludeerd dat het plan niet in strijd met de verbodsbepalingen in dit gebied is.
Artikel 2.20 Verbod onconventionele koolwaterstofwinning diep grondwaterlichaam
Dit artikel bepaalt dat boven, in of onder een Diep grondwaterlichaam de onconventionele winning van koolwaterstoffen verboden is. Deze activiteit is niet aan de orde met voorliggend plan.
Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering van het landschap
Dit artikel bepaalt dat een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied, gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. In dit geval is er sprake van een ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied. Het betreft een uitbreiding met relatief extensieve functies.
Onderdeel van het plan is het realiseren van een natuurzone aan de westkant van het plangebied, die aansluit op de gebieden aan de noordwestkant en zuidkant van het plangebied, welke beide tot het Natuur Netwerk Brabant behoren. Deze nieuwe natuur is reeds in 2019 door de gemeente, in samenwerking met het Groen Ontwikkelingsfonds Brabant, aangelegd. Het betreft een gevarieerd bos met inheems materiaal. Het bos dient als genenbron voor natuurontwikkeling in de rest van het riviernatuurpark Diezemonding. In paragraaf 3.2 is beschreven hoe deze ontwikkeling past binnen de gemeentelijke visie op het gehele gebied.
Met het plan wordt aldus agrarische grond gewijzigd in een Natuurbestemming en er is een fysieke verbinding tot stand gebracht tussen twee natuurgebieden. Dit draagt tevens bij aan de in het vigerende bestemmingsplan opgenomen doelstelling tot verbetering van het leefgebied voor kwetsbare soorten. Instandhouding van de reeds gerealiseerde natuur is in de planregels geborgd. Met dit voornemen wordt voorzien in meer dan voldoende ruimtelijke kwaliteitsverbetering.
Voorts wordt de bestaande volkstuin landschappelijk ingepast. Het aanzicht vanaf de Engelsedijk wordt hiermee verbeterd.
Het plan is in overeenstemming met artikel 3.9.
Artikel 3.32 Landschappelijke waarden in de groenblauwe mantel
Een bestemmingsplan binnen groenblauwe mantel:
Zoals bovenstaand bij toetsing aan artikel 3.9 reeds is beschreven, wordt met het plan bijgedragen aan de ontwikkeling van landschappelijke en ecologische waarden in en rondom het plangebied en levert het plan hieraan een positieve bijdrage. Daarnaast worden de hydrologische waarden niet onevenredig aangetast, omdat er slechts beperkt verhard oppervlak wordt toegevoegd, het plangebied grotendeels onverhard blijft en extensief in gebruik blijft.
Het plan is derhalve in overeenstemming met artikel 3.32 en voorziet in passende bestemmingen binnen de groenblauwe mantel.
In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. De Ruimtelijke StructuurVisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar. De structuurvisie bestaat uit het Ruimtelijk Casco, een visie geformuleerd op het plangebied. Een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor deze visie. De visie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En worden locaties aangeduid waar deze ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen en intensiveringen aangewezen. Het 'ruimtelijk motto' van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.
Beoordeling
Het plangebied behoort volgens het ruimtelijk casco tot de hoofdgroenstructuur binnen de gemeente. Deze groenstructuur is het resultaat van eeuwenlange wisselwerking tussen abiotisch grondgebruik en stedelijke ontwikkeling. Het betreft voornamelijk natte natuur, ook rondom het plangebied, gekoppeld aan stromende beken en Rivieren, zoals de Dieze. De gemeente heeft het uitvoeringsplan 'Groene Delta' opgesteld met als doel om de huidige groenstructuur in en rondom de stad op te bouwen tot een robuuste en samenhangende groenblauwe structuur. Deze berust op vijf pijlers: natuur, water, landschap en cultuurhistorie, recreatie en landbouw. De Ertveldpolder waarin het plangebied ligt, is hierbij als natuurkern aangewezen. Het voorliggende plan voorziet in een combinatie van versterking van de extensieve recreatieve functie van het plangebied door middel van uitbreiding van het bestaande volkstuinencomplex en aanleg van een pluktuin. Daarnaast wordt een deel van de huidige agrarische gronden omgezet naar natuur ten behoeve van de ontwikkeling van een samenhangend netwerk van natte natuurgebieden. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan meerdere pijlers van het uitvoeringsplan voor de Groene Delta.
De Engelsedijk is aangemerkt als historische dijkstructuur. Deze blijft met het plan intact en herkenbaar.
Het plan is in overeenstemming met de Ruimtelijke structuurvisie.
Het Bomenbeleidsplan 's-Hertogenbosch is door de gemeenteraad vastgesteld op 29 september 2017. Bij de ruimtelijke procedure vindt een afweging plaats ten aanzien van verschillende functies waaronder groen. De gemeente stelt daarbij voorwaarden ten aanzien van groen. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij beleidsuitgangspunten uit het Bomenbeleidsplan, zoals het zoveel mogelijk behouden van bomen, het verplanten van bomen en herplant en compensatie van groen. Afspraken over velling, herplant en compensatie wordt bij het plan vastgelegd zodat hierbij aangesloten kan worden bij de uiteindelijke vergunningprocedure. Het kan zowel om behoud als om ontwikkeling van nieuw groen gaan.
Beoordeling
Met het plan worden geen bomen verwijderd. Nieuwe beplanting wordt aangeplant rondom de bestaande volkstuinen en de te ontwikkelen gronden. Het plan is in lijn met het Bomenbeleidsplan.
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. Tussen milieuaspecten en ruimtelijke ordening bestaat een duidelijke relatie. De milieukwaliteit vormt namelijk een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies (zoals woningen). Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende of hinderlijke situaties moeten voorkomen worden.
Milieuzonering zorgt voor voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te garanderen naast de zorg dat er voor bedrijven voldoende ruimte voorhanden is om de bedrijfsactiviteiten duurzaam en binnen aanvaardbare voorwaarden (normen) uit te kunnen voeren.
Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'. De VNG brochure is een richtlijn, vormt geen wettelijk kader, maar heeft als gevolg van jurisprudentie de status van pseudo-wetgeving gekregen. Deze richtlijn biedt kaders om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan minimale richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een 'gemiddeld' modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelgrens van het bedrijf waar de bedrijfsactiviteiten plaats kunnen vinden (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een 'rustige woonwijk'. De grootste van de vier VNG-richtafstanden (voor geur, stof, geluid of gevaar) is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieu-categorie. De milieucategorie van een bedrijf kan variëren van 1 (een licht bedrijf, met een hinderafstand van 10 meter) tot 6 (een zeer zwaar bedrijf, met een hinderafstand van 1500 meter).
Beoordeling
Het plangebied behoort tot het gebied 'rustig buitengebied'. De reguliere richtafstanden zijn van toepassing. Met het plan wordt voorzien in een volkstuinencomplex en een pluktuin. Dit betreft geen miliieugevoelige functies, gelet op de geringe mate van intensiteit van het gebruik. Anderzijds betreft het geen milieuhinderlijke functie, welke is opgenomen in de VNG-brochure. Het plangebied wordt omgeven door agrarische gronden, openbaar gebied, natuur, groen en water. De toekomstige functies verenigen zich met deze functies. Onevenredige overlast over en weer is niet aan de orde.
Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), op grond van een 'goed woon- en leefklimaat'. Het aspect geluid kent voor geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) afhankelijk van typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor geluidsgevoelige bestemmingen (als woningen) grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
Wettelijk kader
Langs alle wegen bevinden zich conform de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones, met uitzondering van wegen op woonerven en 30 km/uur-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) aan wettelijke normen te voldoen.
Plan
Binnen het plangebied worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. De normen uit de Wet geluidhinder zijn hierdoor formeel niet van toepassing.
Wettelijk kader
Langs alle spoorwegen bevinden zich conform de Wgh geluidszones. De breedte van de zone is afhankelijk van de hoogte van het geluidproductieplafond. De beoogde ontwikkeling ligt wel/niet in de zone. Als de ontwikkeling in de zone ligt, is de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting op de gevel (of bouwvlak als dat groter is) van de woning 55 dB. Er is (onder voorwaarden) een hogere geluidbelasting mogelijk tot 68 dB.
Plan
Binnen het plangebied worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt binnen de zone van het spoortraject 's-Hertogenbosch-Utrecht. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet relevant.
Geluidszonering
Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van industrieterreinen waarop (grote) lawaaimakers zijn gevestigd enerzijds en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds. De zonering van industrielawaai is vastgelegd in hoofdstuk V van de Wet geluidhinder 'Zones rond industrieterreinen' en hoofdstuk 2 van het Besluit geluidhinder.
Plan
In het plangebied is vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing. Daarnaast is het plangebied buiten de geluidzones van gezoneerde industrieterreinen gesitueerd.
Bij trillingen in het ruimtelijk spoor gaat het vrijwel altijd om bescherming tegen trillingshinder bij personen. In sommige gevallen kan er ook sprake zijn van verstoring van activiteiten door trillingen (bijvoorbeeld laboratoria of computercentra welke gevoelig zijn voor trillingen). Trillingen is een mee te nemen aspect in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening'.
Weg- of railverkeer en bepaalde industriële activiteiten kunnen trillingen in de bodem veroorzaken. De trilling verspreidt zich verder via de bodem naar gevoelige objecten. Hoewel de sterkte afneemt naarmate de afstand tot de bron groter wordt, kan de trilling ergens anders hinder opleveren. Wegverkeer over een oneffen wegdek veroorzaakt trillingen. De aard en heftigheid van deze trilling is afhankelijk van het type voertuig, de belading, snelheid en de oneffenheden waar het verkeer overheen rijdt. Ook treinverkeer kan zorgen voor trillingen. De snelheid en gewicht van treinen is hierbij een belangrijke factor bij het ontstaan van trillingen. Daarnaast zijn de eigenschappen van de trein (onder andere belading) en de interactie van de trein met de ondergrond van belang bij het ontstaan en doorgeven van trillingen naar de omgeving (de bodem).
Beoordeling
Het onderzoeksgebied van trillingen bij (spoor)wegen ligt vrijwel altijd binnen een afstand van ongeveer 100 meter vanaf de bron. Het plangebied ligt op ruim 300 meter afstand van de spoorlijn 's-Hertogenbosch-Utrecht en daarmee ruimschoots buiten het onderzoeksgebied. Dit aspect vormt geen belemmering in het kader van het plan.
Kunstmatige verlichting kan hinder geven. Er zijn veel functies met kunstmatige verlichting, zoals (autosnel)wegen, woonkernen, industrie- en bedrijventerreinen, glastuinbouwbedrijven en sportterreinen. Hinder door licht hangt af van de aard, intensiteit, duur en plaats van de verlichting. Maar ook door de kans op blootstelling.
Beoordeling
Bij onderhavig plan is lichthinder niet relevant te noemen, omdat er geen sprake is van nieuwe lichtbronnen.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's – met het voldoen aan normen – aanvaardbaar zijn en wanneer ze verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De aanvaardbare risico's zijn vast gelegd in diverse besluiten. De belangrijkste in de ruimtelijke ordening zijn:
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico wordt gedefinieerd als "de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en
onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke
stoffen bij een risicovolle activiteit". In Nederland heeft de overheid bepaald dat in principe nergens in Nederland iemand een groter plaatsgebonden risico mag lopen dan 1 op de 1 miljoen per jaar (10-6/jaar). Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen, scholen) geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen) geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een
bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht. Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
Activiteitenbesluit
Tot slot wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening ' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit (of vuurwerkbesluit).
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch
De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch, deel A t/m C, 2010). Hierin zijn aanvullende kaders gegeven voor de integrale aanpak van externe veiligheid. Voor ontwikkelingen bevat deze beleidsvisie ook een kleurenkaart van het gemeentelijk gebied, waarin met een kleur (groen, oranje of rood) is aangegeven welke objecten (kwetsbaar, beperkt kwetsbaar of extra kwetsbaar) juist wel (groen), niet (rood) of onder voorwaarden (oranje) toelaatbaar zijn op een bepaalde locatie.
Beoordeling
De beoogde ontwikkeling voorziet in uitbreiding van een volkstuinen complex, aanleg van een pluktuin en realisatie van natuur en groen. Er is zowel in de huidige als in de toekomstige situatie geen sprake van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten in het plangebied. Het aantal aanwezigen wijzigt voorts niet in relevante mate, gelet op de extensieve aard van het gebruik. Met betrekking tot het aspect externe veiligheid zijn er derhalve geen belemmeringen aan de orde.
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; PM2,5 fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. De grenswaarden voor luchtkwaliteit kunnen beperkend zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen en plannen. Uitgangspunt is dat een ruimtelijke plan (een project) niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.
Beoordeling
Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt vanaf 1 augustus 2009 op 1,2 ìg/m³. Om de bijdrage aan de luchtkwaliteit bij een kleiner ruimtelijk plan of verkeersplan vast te kunnen stellen, is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu een speciale rekentool ontwikkeld, genaamd de NIBM-tool. Met het invoeren van het extra aantal voertuigbewegingen en aandeel vrachtverkeer, bepaalt de NIBM-tool – uitgaande van worst-case omstandigheden – de bijdrage aan luchtkwaliteit en daarmee of een plan wel of niet NIBM is.
Het plan genereert in lijn met de CROW-kencijfers maximaal 4 motorverkeersbewegingen per etmaal (zie paragraaf 3.3). Op voorhand is duidelijk dat dit verkeer niet in betekenende mate bijdraagt bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarom hoeft onderhavig plan formeel niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Vanuit de wetgeving bestaat dan ook geen bezwaar tegen onderhavig plan.
Daarnaast worden er geen nieuwe luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) mogelijk gemaakt. Met behulp van de NSL-motitoringstool is vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening het achtergrondniveau voor de meest nabijgelegen rekenpunten bepaald, zie figuur 5.1. Hieruit blijkt dat de achtergrondwaarden voor fijnstof en NO2 onder de grenswaarden liggen. Ter plaatse van het plangebied is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
![]() |
Figuur 5.1: achtergrondwaarden luchtkwaliteit in omgeving plangebied, rekenjaar 2020 (bron: NSL-monitoringstool) |
Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
Bij plannen en ontwikkelingen, het daarvoor opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Derhalve dient de bodemkwaliteit binnen het plangebied bekend te zijn. Hiermee kan worden beoordeeld of de aanwezige bodemkwaliteit wel of niet geschikt is voor de toekomstige bestemming.
Beoordeling
Met dit plan wordt een uitbreiding van het bestaande volkstuinencompex ter plaatse van agrarische gronden mogelijk gemaakt. Er is geen sprake van een gevoelige bestemming waar permanent mensen verblijven. Wel is van belang dat de gronden geschikt zijn voor de beoogde functie. Daaorm is in het kader van een goede ruimtelijke ordening een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De onderzoeksrapportage is opgenomen als Bijlage 2.
De tussenwaarde voor nader onderzoek wordt voor geen van de onderzochte stoffen overschreden (niet in de mengmonsters en gezien de gehalten en\of de afwezigheid van zintuiglijke bijzonderheden is evenmin overschrijding in individuele grondmonsters aan de orde). De gemeten loodgehalten in de grond bevinden zich eveneens beneden de advieswaarde van de GGD voor de functie (grote) moestuin. Verder onderzoek naar de plaatselijk aangetroffen licht verhoogde concentraties aan stoffen in de grond en het grondwater is dan ook niet noodzakelijk. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is geschikt voor het beoogde gebruik.
Conclusie
De bodemkwaliteit is geschikt voor het beoogde gebruik. Vanuit perspectief van bodemkwaliteit is er geen bezwaar voor wat betreft de voorgenomen herziening van het bestemmingsplan en opvolgende ingebruikname van het terrein als volkstuincomplex met pluktuin.
Voor eventueel grondverzet (afvoer van grond van de locatie of toepassen van grond op de locatie) zijn de bepalingen van het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit van toepassing.
Veehouderijen veroorzaken in het algemeen geur vanwege de dierenverblijven en agrarische bedrijfsstoffen, zoals opslag van mest in mestbassins. Geur kan in de leefomgeving in meer of mindere mate hinder veroorzaken en kan om die reden ook gezondheidsrisico's met zich meebrengen. De geuremissie verspreidt zich via de lucht en op de woon- en leefomgeving wordt een geurbelasting veroorzaakt. Er dient een acceptabel woon- en leefklimaat aanwezig te zijn, maar tevens dienen omliggende bedrijven (veehouderijen) niet in hun bedrijfsontwikkeling(en) worden belemmerd.
Beoordeling
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geurhinder veroorzakende functies mogelijk gemaakt. Evenmin wordt een nieuw geurgevoelig object mogelijk gemaakt. Er is sprake van incidenteel verblijf door personen in het plangebied, maar in de meeste gevallen betreft dit geen langdurig verblijf. Nabij het plangebied zijn voorts geen inrichtingen, zoals veehouderijen, gelegen welke in het kader van het aspect geurhinder relevant zijn. Dergelijke inrichtingen bevinden zich op ruime afstand tot het plangebied.
Het aspect geurhinder vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van bovengrondse hoogspanningslijnen. Uit wetenschappelijk onderzoek zijn er aanwijzingen dat langdurig verblijf in de buurt van hoogspanningslijnen mogelijk invloed heeft op de gezondheid van kinderen, namelijk een verhoogde kans op het krijgen van leukemie. Het is overigens niet aangetoond dat de magneetvelden van hoogspanningslijnen hiervan écht de oorzaak zijn. Wél is er een advies van het Rijk uit 2005 over bovengrondse hoogspanningslijnen. Hierin staat dat het niet wenselijk is dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven binnen de magneetveldzones van hoogspanningslijnen. Via dit voorzorgsbeleid dient zo veel als mogelijk te worden vermeden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven binnen de magneetveldzones van bovengrondse hoogspanningslijnen. Dit voorzorgbeleid heeft betrekking op nieuwe objecten waarin kinderen langdurig verblijven, zoals nieuwe woningen, scholen, kinderdagverblijven en crèches. De magneetveldzone is het gebied waar het (jaargemiddeld) magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla.
Beoordeling
De gemeente 's-Hertogenbosch hanteert het Rijksadvies uit 2005 en houdt daarmee rekening met het genoemde voorzorgbeginsel bij nieuwe ontwikkelingen in de buurt van hoogspanningslijnen. Met onderhavig plan worden geen nieuwe objecten waarin kinderen langdurig verblijven mogelijk gemaakt. Derhalve is een verdere toetsing aan het voorzorgbeleid niet noodzakelijk en vormt dit aspect geen belemmering voor de planontwikkeling.
Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de 'Startovereenkomst Waterbeheer' door verschillende overheden, is de watertoets van toepassing op ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch vastgelegd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
De watertoets moet ingevuld worden als een procedure. Het omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd.
De beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan (2017). Hierin staat dat we in 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem willen creëren ook is hierin het hemelwaterbeleid vastgelegd. Dit is gebiedsspecifiek gedaan, kijkend naar de watersystemen en de uitgangspunten per wijk. Het hemelwaterbeleid is verankerd in de gemeentelijke Verordening Hemelwater en Grondwater 2017.
De doelen van het waterschap Aa en Maas zijn vastgelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021. De voorschriften in de Waterwet en in de Keur van het waterschap geven aan wat wel en niet mag en welke plichten er zijn.
De afspraken uit de watertoets worden in een waterparagraaf vastgelegd. In deze waterparagraaf is toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit bestemmingsplan. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.
Uitgangspunten voor integraal waterbeheer
De uitgangspunten bij het toetsen van ruimtelijke plannen zijn:
Daarnaast zien we water als kans voor meervoudig ruimtegebruik en vergroting van de beleving van water.
Deze uitgangspunten dragen bij aan een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem.
Aan de hand van deze waterparagraaf wordt toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit plan.
Afvalwater en hemelwater
Het plangebied is grotendeels onbebouwd en onverhard; er zijn enkel kleinschalige bouwwerken op het volktstuinencomplex aanwezig. Hemelwater wordt rechtstreeks van het beperkte dakoppervlak afgevoerd naar de bodem of kan in voorkomende gevallen worden opgevangen en gebruikt om de beplanting van water te voorzien, bijvoorbeeld door middel van een regenton.
In de huidige situatie zijn er geen voorzieningen voor vuilwaterafvoer aanwezig of benodigd.
In de toekomstige situatie vindt er geen wijziging ten aanzien van het bovenstaande plaats. Ter plaatse van de ca. 11 nieuwe volkstuinen kan maximaal 20 m² per perceel aan bebouwing worden toegevoegd, totaal maximaal 220 m². Daarnaast wordt aan de voorzijde van het complex, nabij de inrit, beperkt halfverharding toegevoegd. Gelet op de zeer beperkte toevoeging van verhard oppervlak en de mogelijkheden om hemelwater nuttig te hergebruiken, is extra compensatie niet aan de orde. Er zijn ook na de uitbreiding geen vuilwaterafvoervoorzieningen benodigd.
De planontwikkeling wordt hydrologisch neutraal uitgevoerd.
Oppervlaktewater
Het plangebied behoort tot een waterrijk gebied. Oppervlaktewater is echter uitsluitend aan de randen van het plangebied aanwezig (B-watergang Ploossche Wetering aan de noordkant). De hoeveelheid oppervlaktewater wijzigt met het plan niet. Daarnaast is er geen sprake van activiteiten of werkzaamheden, die negatieve effecten op het in de omgeving aanwezige oppervlaktewater hebben.
Grondwater en bodem
Het plangebied ligt niet binnen een grondwaterbeschermingsgebied. Wel ligt het plangebied binnen de boringsvrije zone rondom Heineken. Met het plan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die verboden of meldingsplichtig zijn in de boringsvrije zone. Dit vormt dan ook geen belemmering.
Het plangebied ligt in een waterrijk gebied en is relatief laag gelegen ten opzichte van de Engelsedijk. Er is geen sprake van activiteiten of werkzaamheden, die negatieve effecten op de bodem of het grondwater hebben.
Waterkeringen
Het plangebied grenst aan een regionale waterkering (Engelsedijk) en bevindt zich deels in de beschermingszone van deze kering. In deze zone gelden beperkingen ten aanzien van het realiseren van bebouwing en beplanting. In deze zone geldt onder andere voor beplanting en bebouwing dat een vergunning bij Waterschap Aa en Maas nodig is. Het plangebied ligt blijkens de Legger waterkeringen van het Waterschap gedeeltelijk binnen beschermingszone B. Het plaatsen, aanpassen en verwijderen van bouwwerken in beschermingszone B is toegestaan, mits de waterremmende werking van de aanwezige afdichtende bodemlagen niet wordt verminderd. Ook bouwwerken, obstakels of anderszins die zijn geprojecteerd zijn in de beschermingszone dienen aan het waterschap te worden voorgelegd om te kunnen toetsen of de afdichtende bodemlagen worden doorsneden.
We staan in Nederland voor ingewikkelde opgaven. Niet alleen moeten we steeds meer mensen huisvesten, ook hebben we rekening te houden met klimaatverandering en een toenemende schaarste aan energie en grondstoffen. Ook ontwrichten hoosbuien steeds vaker de openbare ruimte.
Op dit moment werken we intensief aan het verduurzamen van onze gemeente 's-Hertogenbosch. Hierbij is 'energie' een belangrijk speerpunt binnen onze gemeente. Enerzijds door het realiseren van duurzame energievormen (zoals windturbines, zonnepanelen, warmtepompen) en anderzijds door het energiezuinig (neutraal) laten bouwen. Ook oplossingen voor waterbeheer dragen bij aan de ontwikkeling van een duurzame (toekomstbestendige) gemeente.
Energie
Zoals gezegd is energiebeheer een belangrijk speerpunt binnen duurzaamheids-ambities van de gemeente 's-Hertogenbosch. De gemeente heeft doelen gesteld waaraan wordt gewerkt om te komen tot een klimaat neutrale gemeentelijke organisatie in 2020, een klimaatneutrale gebouwde omgeving in 2035 en 's-Hertogenbosch volledig klimaatneutraal in 2050. Deze ambities zijn fors te noemen, waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstelling betekent dat niet alleen de gemeente veel doet, maar ook de Bossche bedrijven, inwoners, ontwikkelaars, maatschappelijke groepen, woningcorporaties zullen hierin moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken. De gemeentelijke energie-ambitie en -doelstellingen zijn vastgelegd in het “Energie-transitieprogramma 's-Hertogenbosch 2016-2020”, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2017. Ook het recente bestuursakkoord (2018-2022) stelt dat we als gemeente een serieuze bijdrage leveren om de klimaatverandering tegen te gaan, bijvoorbeeld via het opwekken van duurzame energie en het energiezuinig laten bouwen in onze gemeente.
Klimaatverandering
Het klimaat verandert. In Nederland krijgen we volgens de meest recente KNMI-modellen in de toekomst te maken met meer extreme weersomstandigheden zoals langere droge periodes, heftigere buien (met mogelijk meer onweer, neerslag, hagel en wind) en gemiddeld zal de temperatuur stijgen. Door hierop tijdig te anticiperen en aanpassingen door te voeren aan de fysieke leefomgeving van de stad en adaptief gedrag van haar inwoners te ondersteunen, blijft de stad van de toekomst veilig en leefbaar.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan ziet op een uitbreiding van een bestaand volkstuinencomplex, de aanleg van een pluktuin en ontwikkeling van natuur. Het plangebied en de directe omgeving zijn nauwelijks versteend, maar ingericht met natuur, weilanden, groen en water. Het is zeer belangrijk om dit te behouden. Door de ontwikkeling van natuur en behoud en versterking van de groene randen rondom het volkstuinencomplex blijft het plangebied groen en klimaatadaptief. Dit past bij de gemeentelijke duurzaamheidsambities.
Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:
ad a.
In de bijlage bij het Besluit m.e.r. is opgenomen welke activiteiten m.e.r.-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Dit project kan evenmin aangeduid worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2), gelet op de aard en omvang van de functies (volktuin, pluktuin, natuur en agrarische gronden). Het doorlopen van een m.e.r.procedure of een m.e.r.-beoordelingsprocedure is daarom op deze grond niet aan de orde.
ad b.
Het plangebied ligt op circa 3 km van Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek. Overige Natura 2000-gebieden bevinden zich op nog grotere afstand.
De gewenste ontwikkelingen in het plangebied zullen geen significant negatief effect hebben op het Natura 2000-gebied. De tussenliggende afstand is hiervoor te groot en de externe factoren door de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard zijn dat geen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied zijn te verwachten. Zie nader de navolgende paragraaf 5.14 'Ecologie'. Een m.e.r.-(beoordelings-)plicht is derhalve ook op deze grond niet aan de orde.
Toetsingskader
De bescherming van de natuur is vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming (Wnb) geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wnb ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en gebieden de uitvoering van het plan niet in de weg staan. De provincie is bevoegd gezag voor de toetsing van handelingen met mogelijke gevolgen voor beschermde dier- en plantensoorten (de soortenbeschermingsbepalingen) én voor Natura 2000-gebieden (de gebiedenbeschermingsbepalingen). Alleen bij ruimtelijke ingrepen waarmee grote nationale belangen zijn gemoeid, blijft het Rijk bevoegd gezag.
Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ook in dit kader zijn de provincies het bevoegd gezag.
Gebiedsbescherming vanuit de Wet natuurbescherming
De Wet natuurbescherming, heeft voor wat betreft gebiedsbescherming, betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze bij de voorbereiding van een bestemmingsplan in kaart te worden gebracht en beoordeeld.
Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied kan alleen worden vastgesteld indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig.
Gebiedsbescherming vanuit provinciaal beleid
Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones met als doel natuurgebieden beter met elkaar en met het omringende agrarisch gebied te verbinden.
Conform artikel 1.12 van de Wet natuurbescherming dragen gedeputeerde staten in hun provincie zorg voor de totstandkoming en instandhouding van een samenhangend landelijk ecologisch netwerk, genaamd 'Natuurnetwerk Nederland'. Zij wijzen daartoe in hun provincie gebieden aan die tot dit netwerk behoren. De planologische begrenzing en beschermingsregimes van het Natuurnetwerk Nederland loopt via het traject van de provinciale ruimtelijke structuurvisies en verordeningen.
Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming onderscheidt beschermingsregimes voor soorten op grond van internationale verdragen, aangevuld met soorten die vanuit een nationaal oogpunt beschermd worden. Hierdoor zijn er in de Wet natuurbescherming drie verschillende verbodsartikelen per categorie soorten;
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. Volgens artikel 3.31 zijn de verboden, bedoeld in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10 niet van toepassing op handelingen die zijn beschreven in en aantoonbaar worden uitgevoerd overeenkomstig een door het Ministerie van Economische Zaken goedgekeurde gedragscode en die plaatsvinden in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, of ruimtelijke ontwikkeling of inrichting.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op circa 3 km van Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek. Overige Natura 2000-gebieden bevinden zich op nog grotere afstand. Het plan betreft en uitbreiding van het bestaande volkstuinencomplex met ca. 11 percelen, alsmede een pluktuin (ca. 1.500 m²). Deze gronden zijn thans agrarisch in gebruik. In de toekomstige situatie blijft er sprake van extensief gebruik van deze gronden. De verkeersaantrekkende werking is minimaal. De stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden ten gevolge van de wijzigingen bedraagt niet meer dan 0,00 mol/ha/jaar. Ook overige externe negatieve effecten op dergelijke gebieden kunnen op voorhand worden uitgesloten.
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN), maar grenst aan de noord- en zuidoostzijden wel aan het NNN. Gelet op de aard van het toekomstige gebruik, zijn externe negatieve effecten op deze gebieden echter uitgesloten. Een dergelijke volkstuin is doorgaans een functie waarbij geen activiteiten met hoge intensiteit aan licht, geluid of aanwezigheid van mensen plaatsvindt. Daarnaast is aansluitend reeds een volkstuin aanwezig welke over 100 meter breedte aansluit aan de NNB. Door deze ontwikkeling komt hier circa 50 meter bij. Vervolgonderzoek in het kader van het NNB wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Het plan voorziet tevens in ontwikkeling van natuur, welke een verbinding vormt tussen de NNN-gebieden ten noorden en ten zuiden van het plangebied. Daarmee wordt ernaar gestreefd om bij te dragen aan het creëren van een meer aaneengesloten netwerk van natuurgebieden.
Houtopstanden
Aangezien er geen (onderdelen van) houtopstanden verloren gaan, is toetsing aan het onderdeel houtopstanden conform de Wet natuurbescherming bij dit plan niet aan de orde.
Soortenbescherming
Het plan voorziet in het omzetten van agrarische gronden naar volkstuinen, een pluktuin en natuur. De agrarische gronden liggen in een gebied dat is aangewezen voor bescherming van kwetsbare soorten. Omdat negatieve effecten niet op voorhand uitgesloten zijn, is door middel van een quickscan flora en fauna onderzocht of de ingrepen tot overtreding van de Wnb kunnen leiden. De onderzoeksrapportage is opgenomen in Bijlage 1.
Uit het onderzoek blijkt dat negatieve effecten vanwege de voorgenomen ingrepen op beschermde soorten in beginsel uitgesloten zijn. In en rondom het gebied waar de ingrepen plaatsvinden komen mogelijk algemene vogelsoorten voor, die niet-jaarrond beschermd zijn. Bij de werkzaamheden kunnen nesten van dergelijke soorten verloren gaan. Voor de betreffende vogelsoorten geldt dat, indien het verwijderen van het opgaand groen buiten het broedseizoen wordt uitgevoerd, er redelijkerwijs geen overtredingen plaats zullen vinden met betrekking tot broedvogels. In de Wet natuurbescherming wordt geen vaste periode gehanteerd voor het broedseizoen. Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot half augustus worden aangehouden. Geldend is echter de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen. De voorgenomen plannen zullen geen afname van essentieel broedhabitat veroorzaken van een vogelsoort, inbreuk op de gunstige staat van instandhouding van lokale populaties is dan ook uitgesloten.
Daranaast is in het kader van alle werkzaamheden de algemene zorgplicht van toepassing.
Conclusie
De planontwikkeling heeft geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Daarnaast zijn negatieve effecten op beschermde soorten in principe uitgesloten. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met nesten van algemene vogelsoorten. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Toetsingskader
De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is op 15 juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen.
Onderzoek
In het plangebied geldt op basis van het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Een archeologisch onderzoek is vereist, voor zover er sprake is van bouwwerkzaamheden of andere ingrepen in de grond met een diepte van meer dan 0,5 meter over een oppervlakte van meer dan 100 m². De in het kader van de planontwikkeling uit te voeren grondbewerkingen zullen naar verwachting niet dieper dan 0,5 meter onder het maaiveld gaan. Ook zal er geen sprake zijn van diepwortelende beplanting. Een archeologisch onderzoek is daarom in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.
Op de verbeelding en in de planregels is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gehandhaafd. Hiermee wordt voldoende gewaarborgd dat in voorkomende gevallen alsnog tijdig een archeologisch onderzoek plaatsvindt.
In het plangebied zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig. De Engelsedijk, waaraan het plangebied ligt, betreft wél een cultuurhistorisch waardevolle structuur. Deze is in het landschap nog duidelijk herkenbaar. Het plan brengt hierin geen verandering. Er wordt gebruik gemaakt van de bestaande toegang tot deze weg. De nog aanwezige bomenrijen aan delen van de weg blijven gehandhaafd.
Conclusie
Met het plan vindt geen aantasting van archeologische en cultuurhistorische waarden plaats. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de planontwikkeling.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en de verbeelding tezamen bieden het juridische (bindende) kader. Voor de regels en de verbeelding is naast aansluiting bij de SVBP2012 ook aansluiting gezocht bij de gemeentelijke standaard. Dit betekent onder meer dat de opbouw van de regels (zoveel mogelijk) standaard is.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden in het plangebied aangegeven. In dit geval zijn de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - 3', 'Natuur' en 'Recreatie' opgenomen. Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. De bestemmingen worden in de volgende paragraaf nader toegelicht.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Inleidende regels
De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. De bepalingen, welke verplicht gesteld zijn en opgenomen in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012), zijn overgenomen in de regels. Daarnaast zijn in artikel 1 de begrippen overgenomen die ook worden gehanteerd in de Wet algemeen bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Verordening ruimte van de provincie. In artikel 2 is vastgelegd hoe bij toepassing van de regels er wordt gemeten.
Bestemmingsregels
De regels behorende bij de bestemmingen hebben een uniforme opbouw. Voor zover aanwezig zijn de regels als volgt opgebouwd:
In de bestemmingsomschrijving wordt beschreven waar de als zodanig aangewezen gronden voor zijn bestemd. De bouwregels en de specifieke en algemene gebruiksregels zijn gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving.
Het bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Natuur
Aan de westelijke rand van het uitgebreide volkstuinencomplex wordt, naast de pluktuin, een zone agrarische gronden omgezet naar natuurlijk ingerichte gronden. Aansluitend is tevens sprake van reeds door de gemeente gerealiseerde natuur. Deze gronden krijgen de bestemming 'Natuur' en zijn bestemd voor behoud, herstel en duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken, behoud en beheer van de reeds gerealiseerde natuur specifiek, alsmede voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, extensief recreatief medegebruik, onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen, alsmede bijbehorende ondergeschikte voorzieningen.
Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Recreatie
Ter plaatse van het uitgebreide volkstuinencomplex en de pluktuin is de bestemming 'Recreatie' opgenomen, met de functieaanduiding 'volkstuin'. Deze gronden zijn bestemd voor volkstuinen en een pluktuin, extensief recretief medegebruik, alsmede aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen.
Op het volkstuinencomplex mag gezamenlijk maximaal 20 m² aan gebouwen, zoals een kas of schuur, ten dienste van de bestemming worden opgericht, met een maximum van 5 m² per gebouwtje. Ondergronds bouwen is niet toegestaan. Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
Algemene regels
In de algemene regels komen de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels en de algemene afwijkingsregels aan de orde. Deze bepalingen gelden voor het gehele plangebied. In dit hoofdstuk is onder meer een regeling ten aanzien van het parkeren opgenomen en een aanduidingsregeling voor geluidszone-industrie uit het bestemmingsplan "Geluidszone Bedrijventerrein De Rietvelden - Ertveldplas" (NL.IMRO.079600002072.1401) vastgesteld op 13 september 2011. De aanduidingsregeling voor geluidszone - industrie is opgenomen ter bescherming van een te hoge geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten vanwege het industrieterrein De Rietvelden - Ertveldplas.
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk zijn tot slot de voor elk bestemmingsplan op te nemen overgangs- en slotregels opgenomen.
Op grond van afdeling 6.4 van de Wro geldt voor de gemeente de verplichting tot kostenverhaal in de gevallen die zijn aangewezen in het Bro. Het Bro stelt kostenverhaal verplicht in geval er sprake is van een van de volgende bouwplannen:
Dit bestemmingsplan voorziet niet in een bouwplan. Derhalve is er geen verplichting tot verhaal van kosten.
De economische uitvoerbaarheid is in voldoende mate aangetoond.
Over het plan wordt, gelet op de aard van het plan en de ligging van het plangebied, geen gelegenheid tot inspraak geboden. Bovendien heeft de initiatiefnemer een omgevingsdialoog gevoerd. Wel is het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gevoerd met diensten van het Rijk en de Provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties.
Omgevingsdialoog
Door de initiatiefnemer is, voorafgaand aan de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan een omgevingsdialoog gevoerd. Initiatiefnemer heeft hiertoe een uitnodiging bij de woningen Engelsedijk 1 t/m 5 (oneven) en 2 t/m 10 (even) in de bus gedaan. Dit betreft de woningen met een directe visuele rellatie met de uitbreidingslocatie van het volkstuincomplex. Vervolgens is een bezoek aan de omwonenden gebracht. een aantal omwonenden heeft positief gereageerd over het voornemen; overige bewoners waren niet te bereiken of hebben aangegeven geen behoefte aan een dialoog te hebben. Op basis van de omgevingsdialoog worden geen overwegende bezwaren verwacht. Er is geen reden tot aanpassing van het plan gevonden in de omgevingsdialoog. Het verslag van de omgevingsdialoog is opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting.
Vooroverleg
Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken overlegpartners in het kader van het vooroverleg. Door het waterschap en de provincie is een reactie ingediend.
De reactie van het waterschap heeft geleid tot toevoeging van de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterstaatkundige functie' in de planregels en op de verbeelding. Voorts is een tekstuele aanpassing in de toelichting doorgevoerd.
De reactie van de provincie heeft geleid tot verduidelijking in de plantoelichting ten aanzien van de inrichting van de natuurzone in het plangebied en de omgeving (toekomstig 'Riviernatuurpark Diezemonding') In de planregels is gewaarborgd dat de gerealiseerde natuurzone in stand gehouden. Voorts is in de toelichting ingegaan op de provinciale aanduidingen voor de waterwinning voor menselijke consumptie en diep grondwaterlichaam.
Ontwerp
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 28 september 2020 tot en met 9 november 2020 ter inzage gelegen. Er zijn gedurende de terinzagelegging geen zienswijzen ingediend. Wel heeft het waterschap een verzoek gedaan tot een tekstuele aanpassing van de paragraaf waterkeringen. Deze wijziging is als ambtshalve wijziging verwerkt in het bestemmingsplan.