Plan: | Buitengebied Maasdonk 2012, wijziging Coppensdijk 43 Vinkel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002401-1401 |
Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "Buitengebied Maasdonk 2012, wijziging Coppensdijk 43 Vinkel" van de gemeente 's-Hertogenbosch.
Initiatiefnemer is voornemens de bestaande boerderij aan Coppensdijk 43 te Vinkel te splitsen in 2 woningen. De realisatie van een extra woning is op basis van het geldend bestemmingsplan op dit perceel niet toegestaan. In de ter plaatse geldende bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen op basis waarvan, onder voorwaarden, de bestemming kan worden gewijzigd in 'Wonen' en de bestaande woning gesplitst kan worden. Om gebruik te kunnen maken van deze wijzigingsbevoegdheden dient aan alle voorwaarden te worden voldaan.
Middels dit wijzigingsplan wordt uitvoering gegeven aan de wijzigingsbevoegdheden en wordt de mogelijkheid voor realisatie van één extra woning in de monumentale boerderij juridisch-planologisch geregeld. Aangetoond zal worden dat de omzetting van de agrarische bestemming naar een woonbestemming alsmede de toevoeging van één woning in het plangebied vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is en voldoet aan alle voorwaarden van de betreffende wijzigingsbevoegdheden.
Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een actueel bestemmingsplan op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Het plan biedt de ruimte voor de verwachtingen in de komende tien jaar.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente 's-Hertogenbosch, sectie C, nummers 2682
De oppervlakte van het plangebied bedraagt ca. 4.100 m².
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied Maasdonk 2012", vastgesteld door de gemeenteraad op 29 januari 2013.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Het plangebied is gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'.
Het voorliggende wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels, en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het wijzigingsplan. De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlage(n) waarin de in dit kader relevante onderzoeksresultaten zijn opgenomen.
De toelichting van dit wijzigingsplan is opgebouwd uit negen hoofdstukken en enkele (separate) bijlagen.
Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Huidige situatie', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 worden ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend wijzigingsplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 6 wordt de juridische planopzet toegelicht. Hier wordt beschreven en verantwoord hoe hetgeen in voorliggend plan is beschreven juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 7 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit wijzigingsplan zal verslag worden gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.
Voorliggende locatie ligt in het buitengebied van Vinkel aan de Coppensdijk.
Het betreft een bestaande boerderij op een agrarisch bouwvlak. Er zijn in de huidige situatie geen agrarische activiteiten meer aanwezig.
Een deel van de boerderij is reeds in gebruik als woning. Aan de zuidkant van het bouwvlak is een bijgebouw aanwezig. Rondom de woning zijn aan de oost- en noordzijde agrarische gronden gelegen. Aan de overkant van de Coppensdijk is een geheel bebost perceel gelegen. Ten zuiden van het perceel ligt een voormalige agrarische bedrijfslocatie.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.
Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Conclusie
Het Barro is niet van toepassing op het plan.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING
Analyse
Het plangebied ligt binnen 'gemengd landelijk gebied', waarbinnen het beleid is gericht op multifunctioneel gebruik. Door het beëindigen van de agrarische bedrijfsvoering komen er bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen vrij. Binnen het gemengd landelijk gebied is de ontwikkeling van woon-, recreatie- en werkfuncties mogelijk waarbij rekening gehouden wordt met omliggende bestaande functies. Het plan bevat de splitsing van een cultuurhistorisch waardevolle woonboerderij in 2 woningen. Het plan past in het structuurvisiebeleid.
Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
De Verordening ruimte Noord-Brabant (geconsolideerde versie per 1 januari 2018) stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
De Verordening maakt onderscheid in structuren en aanduidingen. De Verordening kent vier structuren, die tezamen provinciedekkend zijn. Daarin is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden. Afhankelijk van de waarden in of kenmerken van een gebied kunnen er één of meerdere aanduidingen gelden. De Verordening bevat voorts algemene regels ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit.
Analyse
Het plangebied ligt binnen de structuur 'gemengd landelijk gebied'. Voorts gelden algemene regels ten aanzien van de 'bevordering van de ruimtelijke kwaliteit'.
Gemengd landelijk gebied
Conform artikel 7.7 van de verordening is het toevoegen van nieuwe woningen buiten het bestaand stedelijk gebied in principe niet toegestaan om verstening van het landschap tegen te gaan. In artikel 7.7.3.b is echter een afwijking op deze regel opgenomen. Wel is toegestaan: de splitsing in meerdere woonfuncties in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, indien dit is gericht op het behoud of herstel van deze bebouwing. Het plan omvat de splitsing van een cultuurhistorisch waardevolle boerderij waarbij geen extra bebouwing wordt gerealiseerd. Met de splitsing van de woonboerderij in twee woningen kan de karakteristieke boerderij behouden blijven.
Bevordering van de ruimtelijke kwaliteit
Bij ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied geldt ook het bepaalde ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in artikel 3.2 van de Verordening. In januari 2013 is het 'Regionaal afsprakenkader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied' vastgesteld. Hierin is een categorie-indeling opgenomen naar de mate van impact van de diverse ruimtelijke ontwikkelingen op het buitengebied. Daaraan is een 'tegenprestatie' gekoppeld. De splitsing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in meerdere wooneenheden wordt gezien als een ontwikkeling zonder impact op de omgeving (categorie 1). Er is geen tegenprestatie nodig.
De wijziging van agrarisch naar wonen betreft een categorie 2 ontwikkeling, omdat het bouwvlak maximaal 5.000 m2 groot is en niet wijzigt en de oppervlakte van bijgebouwen kleiner dan 500 m2 is . Hiervoor geldt de vereiste van een goede landschappelijke inpassing. Daarvoor is een erfbeplantingsplan opgesteld (zie paragraaf 4.3).
Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale Verordening ruimte.
Binnen de Algemene wijzigingsregels van het bestemmingsplan zijn in artikel 31.2 en 31.3 twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor burgemeester en wethouders, om voormalige bedrijfswoningen te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en een bestaande woning met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' in twee zelfstandige woningen te splitsen. Hieraan is een aantal voorwaarden verbonden, welke hierna puntsgewijs worden benoemd en getoetst:
Artikel 31.2 Wonen
ter plaatse van het plangebied is deze aanduiding niet opgenomen.
bij verbouw van de woning en/of realisatie van bijgebouwen zal voldaan worden aan de regels van artikel 20 'Wonen'.
binnen het plangebied zijn twee bijgebouwen aanwezig. Het noordelijke (kleine) bijgebouw zal gesloopt worden. Het andere bijgebouw van ruim 300 m2 zal als garage/schuur behouden blijven voor de twee woningen.
De bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd. De aanwezige milieuvergunning zal worden ingetrokken.
Voor de verbouwing van de woning wordt overleg gevoerd met de monumentencommissie. De verschijningsvorm als boerderij wordt niet aangetast.
idem e.
In paragraaf 5.2 wordt aangetoond dat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsactiviteiten worden gehinderd.
In paragraaf 5.2 wordt aangetoond dat omliggende agrarische bedrijven geen onaanvaardbare geurhinder veroorzaken.
In paragraaf 5.4 wordt aangetoond dat er een akoestisch goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. Er dient een hogere waarde te worden vastgesteld.
In paragraaf 5.1 wordt aangetoond dat de bodem geschikt is voor de functie 'Wonen'.
Het aantal woningen bij wijziging van de bestemming blijft gelijk.
Middels onderstaande 2e wijzigingsbevoegdheid zal de boerderij gesplitst worden. Hieraan is een aantal voorwaarden verbonden, welke hierna puntsgewijs worden benoemd en getoetst:
31.3 Splitsen van woningen
ter plaatse van de boerderij is de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' opgenomen.
door de splitsing van de boerderij in 2 woningen is het financieel haalbaar de boerderij te behouden en te renoveren.
In paragraaf 5.2 wordt aangetoond dat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsactiviteiten worden gehinderd.
In paragraaf 5.2 wordt aangetoond dat omliggende agrarische bedrijven geen onaanvaardbare geurhinder veroorzaken.
In paragraaf 5.4 wordt aangetoond dat er een akoestisch goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. Er dient een hogere grenswaarde te worden vastgesteld.
In paragraaf 5.1 wordt aangetoond dat de bodem geschikt is voor de functie 'Wonen'.
de woning wordt van 1 woonboerderij in 2 woningen gesplitst.
binnen het plangebied zijn twee bijgebouwen aanwezig. Het noordelijke (kleine ca. 50 m2) bijgebouw zal gesloopt worden. Het andere bijgebouw zal als garage/schuur (ca. 320 m2) behouden blijven. Deze garage/schuur wordt ook gesplitst ten behoeve van beide woningen. Na sloop van het kleine bijgebouw blijft per woning minder dan 200 m2 aan bijgebouwen behouden.
De ontwikkeling past binnen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheden. In dit wijzigingsplan is het omzetten van de bestemming van Agrarisch naar Wonen en het splitsen van de boerderij toegelicht en op de noodzakelijke punten onderbouwd.
De gemeenteraad van 's-Hertogenbosch heeft op 12 juli 2016 het “Beleidskader voormalige agrarische bedrijfslocaties” vastgesteld. Het beleidskader dient voor het beoordelen van verzoeken voor hergebruik van voormalige agrarische bedrijfslocaties. Het aantal verzoeken hiervoor neemt de komende jaren alleen maar toe, omdat meer agrarische bedrijven stoppen met hun bedrijfsvoering. In het beleidskader staan de aspecten waaraan wordt getoetst. Centraal in de afweging staat de 'per saldo kwaliteitsverbetering'; een nieuwe functie is mogelijk mits voldoende kwaliteitswinst wordt geleverd in de vorm van onder andere de sloop van opstallen, het inleveren van een milieuvergunning, een goede landschappelijke inpassing en bijvoorbeeld bijzondere aandacht voor architectuur.
Coppensdijk 43 is geen locatie waarvan het wenselijk is de agrarische functie te behouden. Het omzetten van de agrarische bestemming naar een woonfunctie past volledig in de uitgangspunten van dit beleidskader.
Op 11 september 2012 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Nota Wonen 2012 vastgesteld. Conform deze nota streeft de gemeente naar een evenwichtige woningmarkt met voldoende, goede, betaalbare en passende woningen, nu en in de toekomst, en naar sterke en leefbare buurten waar mensen zich thuis voelen. In het licht van de economische omstandigheden ten tijde van de vaststelling en de verwachte groei van het inwonertal is de ambitie geformuleerd om de positie van 's-Hertogenbosch als één van de aantrekkelijkste woonsteden te behouden. Tot 2030 moeten nog zo'n 9.800 woningen worden toegevoegd. De problemen op de woningmarkt ten tijde van de vaststelling van de nota kunnen alleen gezamenlijk worden aangepakt, samen met bouwbedrijven, woningcorporaties, maatschappelijke organisaties en met inwoners en bedrijven uit de stad: het belangrijkste uitgangspunt van de Nota. In de nota zijn vier speerpunten geformuleerd: voldoende woningen bouwen, inzetten op betaalbaar wonen én op passend wonen en het maken van sterke en leefbare buurten. De vier speerpunten zijn vertaald in een aantal concrete doelen, waaronder:
Conclusie
De realisatie van één woning door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid is niet in strijd met het beleid zoals vastgelegd in de Nota Wonen.
Het doel van het Waterplan "Waterstad 's-Hertogenbosch" (14 juli 2009) is het bereiken van een veilig en een duurzaam watersysteem in en om 's-Hertogenbosch, waarbij zo goed mogelijk aan de wensen van alle belanghebbenden tegemoet wordt gekomen. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater.
Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. Dit gemeenschappelijke beleid moet leiden tot een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem in de Groene Delta. De bijdrage aan energiebesparing vanuit het watersysteem zijn verkend met het oog op de doelstelling om in 2050 als stad klimaatneutraal te zijn. Ambities zijn hierbij verwoord naar beleid op hoofdlijnen. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGrp) is het beleid ten aanzien van afvalwater, regenwater en grondwater verder uitgewerkt.
In hoofdstuk 6 'Waterparagraaf' worden de belangrijkste beleidsuitgangspunten voor het plangebied genoemd. Ook wordt hier ingegaan op de wijze waarop met water wordt omgegaan op de ontwikkelingslocatie.
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.
Woningsplitsing
De woning betreft een cultuurhistorisch waardevolle boerderij die is beschermd als een gemeentelijk monument (monumentnummer SOM 0759). Het bouwplan betreft de splitsing van de bestaande boerderij aan de Coppensdijk 43 te Vinkel in twee woningen. De cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wordt hiermee behouden en in het zuidelijk deel wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Er vindt geen uitbreiding van de hoofdmassa plaats. Het pand dient echter wel gerenoveerd te worden om het te behouden voor de toekomst.
Om het financieel ook mogelijk te maken deze cultuurhistorisch waardevolle boerderij op te knappen wordt het pand gesplitst in 2 woningen. Het noordelijk deel van de boerderij is reeds in gebruik als woning en zal intern verbouwd worden. Het zuidelijk deel wordt intern verbouwd en hier zullen ook de gevels in de oude stijl worden aangepast zodat de woonfuncties hier een plek kunnen krijgen. De interne verbouwingen en aanpassing van de gevels zijn met de monumentencommissie besproken en worden door hen beoordeeld. De renovatie c.q. aanpassing van de boerderij wordt in nauw overleg met monumenten zorg uitgevoerd. Voor deze verbouwing zal een omgevingsvergunning worden aangevraagd.
Binnen het plangebied (vigerend agrarisch bouwvlak) worden de gronden heringericht ten behoeve van het nieuwe gebruik van de boerderij, bestaande schuur en omliggende gronden. In onderstaande afbeelding is een globale indeling van het plangebied zichtbaar.
De boerderij en de schuur worden gesplitst. Waarbij een deel van de schuur in gebruik blijft als schuur bij woning 2 en het andere deel als schuur/stal in gebruik wordt genomen bij woning 1.
GLOBALE INDELING PERCELEN EN LANDSCHAPPELIJKE INPASSING
De toevoeging van 1 woning leidt tot een zeer beperkte toename van de verkeersaantrekkende werking (circa 6 motorvoertuigen per etmaal). De capaciteit van de omliggende wegen is toereikend.
Ten noorden van de boerderij zal een tweede inrit worden gerealiseerd ten behoeve van twee parkeerplaatsen en de bereikbaarheid van het achterterrein en schuur.
Per woning moeten ten minste twee parkeerplaatsen op het eigen terrein worden aangelegd. Op het terrein is naast/achter de bestaande boerderij voldoende ruimte aanwezig op het erf om de twee extra parkeerplaatsen te realiseren.
Binnen het plangebied zal een deel van de terreinverharding en een bijgebouw worden verwijderd ten behoeve van de achtertuinen bij de woningen.
Landschappelijke inpassing
De landschappelijke inpassing binnen het plangebied bestaat uit het aanbrengen van een afschermende haag op de perceelgrens (zowel aan de straat als rondom de verharding) en als tuinafscheiding achter en tussen de nieuwe tuinen. Daarnaast worden nog enkele solitaire bomen toegevoegd. Deze kunnen in verband met de directe aansluiting op de paardenwei niet vruchtdragend zijn, omdat dit slecht is voor de gezondheid van de paarden. Tezamen met de renovatie van de boerderij leidt het een en ander tot verdere kwaliteitsverbetering van het landschap aan de westzijde van Vinkel.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Lankelma een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend en aanvullend bodemonderzoek
Coppensdijk 43 te Vinkel" (7 februari 2018, 1702482). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 1. Hierna zijn de conclusies van het onderzoek beschreven.
Algemene bevindingen veldwerkzaamheden
De bodem op de locatie bestaat tot de verkende diepte van 3,0 m-mv overwegend uit matig fijn siltig zand. Met name de bovengrond is humushoudend. In de uitkomende grond zijn geen waarnemingen gedaan die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de bodem. Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden is geen aanvullende informatie naar voren gekomen welke tot een aanpassing van de boorstrategie heeft geleid.
Grond
In de grondmengmonsters zijn analytisch geen van de onderzochte parameters in verhoogde mate aangetoond. Allen liggen onder de achtergrondwaarden.
Grondwater
In het grondwater zijn analytisch geen verhoogde gehalten aangetoond.
Asbest in grond
In de grond ter plaatse van de asbestgaten ABG1 t/m ABG3 (ABGMM1) is geen gehalte aan asbest aangetroffen die de norm voor het uitvoeren van een nader bodemonderzoek overschrijdt. In de grond ter plaatse van de asbestgaten ABG4 t/m ABG8 (ABGMM2) overschrijdt het aangetroffen gehalte aan asbest de norm voor het uitvoeren van een nader onderzoek (lees: 0,5 x interventiewaarde/maximale samenstellingswaarde).
Nader bodemonderzoek
Op basis van voornoemde samenvatting en conclusies is nader bodemonderzoek vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien aan de orde met betrekking tot de parameter asbest. Het betreft de deellocatie ter plaatse van de schuur.
Resumé en aanbevelingen
Middels onderhavig bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater vastgelegd. Op basis van de bevindingen uit onderhavig bodemonderzoek is nader bodemonderzoek vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien aan de orde met betrekking tot de parameter asbest. Wat betreft de overige onderzochte parameters is ons inziens geen nader onderzoek noodzakelijk.
Wanneer men (graaf)werkzaamheden en/of wijzigingen uit gaat voeren, dient men rekening te houden met de volgende zaken:
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan. Wel wordt opgemerkt dat er voldoende financiële dekking dient te zijn om een eventuele sanering uit te voeren.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een rustig buitengebied.
Invloed plan op de omgeving
De nieuwe functie waarin dit plan voorziet, de functie 'wonen', is niet milieubelastend voor de omgeving. Er is geen sprake van een aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Voorliggend wijzigingsplan voorziet in de wijziging van de bestemming van agrarisch naar wonen, maar het pand is reeds lange tijd (deels) in gebruik als woning.
In de omgeving van het plan zijn geen niet-agrarische bedrijven aanwezig.
In de omgeving van het plangebied zijn één grondgebonden agrarisch bedrijf en drie geurhinderveroorzakende veehouderijen aanwezig.
geur
Een woning is een geurgevoelig object. Om de boerderij tot woningen te bestemmen is daarom de geurbelasting van omliggende bedrijven op het plangebied beoordeeld. Tegelijkertijd is beoordeeld of herbestemming van de boerderij omliggende agrarische bedrijven in hun belangen schaadt.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor inrichtingen, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient tussen een emissiepunt van een dierenverblijf waarin melkkoeien en/of vrouwelijk jongvee worden gehouden en een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom een afstand van 100 meter en buiten de bebouwde kom een afstand van 50 meter te worden aangehouden. Voor de overige dieren welke binnen de inrichting worden gehouden, is in de Wet geurhinder en veehouderij een geurnorm opgenomen. Voor voorliggende locatie geldt de afstandsnorm van 50 meter.
Geurhinderveroorzakende bedrijven in de omgeving:
Afstand tot plangebied | |
Nieuwekampen 34, Vinkel | > 800 m |
Coppensdijk 41, Vinkel | ca. 85 m |
Werststeeg 79, Berlicum | ca. 80 m |
Alle drie de bedrijven liggen op voldoende afstand (meer dan 50 meter) zodat er geen geurhinder wordt verwacht.
Gezien het vorenstaande kan er redelijkerwijs vanuit worden gegaan dat ter plaatse van de nieuwe woning een goed woon- en leefklimaat valt te realiseren. Andersom worden de bedrijven niet belemmerd door de toevoeging van deze woning omdat het pand reeds (deels) in gebruik is als woning.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).
Op de Risicokaart is te zien dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.
Verkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de Coppensdijk. Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft DPA Cauberg-Huygen een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Wijziging boerderij Coppensdijk 43 te Vinkel;
akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai" (12 oktober 2017, 03481-22441-01). Het onderzoeksrapport is als bijlage 2 bijgevoegd.
DPA Cauberg-Huygen concludeert dat:
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat de toevoeging van 1 woning en en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan alle relevante luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht. De afstand van de woning tot aan de rijksweg A59 bedraagt meer dan 2 km. Dit is voldoende om geen hinder van te ondervinden. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2015, 2020 en 2030 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan.
Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
De voormalige gemeente Maasdonk heeft een archeologische verwachtingenkaart opgesteld. Op basis van deze kaart heeft de gemeenteraad een groot aantal gebieden, met een lage verwachting, vrijgesteld van verder onderzoek.
Deze archeologische waarden zijn in het "Buitengebied Maasdonk 2012" vertaald naar dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie'. Ter plaatse van het plangebied is alleen in het meest zuidelijke deel (ter plaatse van de bestaande schuur) een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie hoge verwachting' opgenomen. Binnen het plangebied zijn echter geen nieuwe bodemverstorende activiteiten voorzien.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
De gemeente streeft naar behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. De betreffende panden zijn reeds door de gemeente aangewezen(gemeentelijke monumenten) en de bescherming is geregeld in de Erfgoedverordening gemeente Maasdonk 2010 of van rijkswege (rijksmonumenten) geregeld in de Rijksmonumentenwet.
Daarnaast is het pand nu ook in de monumentenverordening van de gemeente 's-Hertogenbosch als gemeentelijk monument geregistreerd.
Artikel 2.2 van de Wabo bepaalt dat het verboden is zonder een omgevingsver-
gunning een krachtens een verordening aangewezen monument te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen of te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waarop het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht. De erfgoedverordening en de rijksregelgeving bevatten het inhoudelijke toetsingskader waar eventuele verzoeken tot aanpassing van het monument aan worden getoetst. De bouwmogelijkheden uit het bestemmingsplan kunnen niet zonder meer worden verleend voor panden die onder de Erfgoedverordening of de Rijksmonumentenwet vallen.
De bescherming van de monumenten is daarmee afdoende geregeld.
Voor de woonboerderij Coppensdijk 43 is in het bestemmingsplan een aanduiding cultuurhistorische waarden opgenomen. Het bestemmingsplan "Buitengebied Maasdonk 2012" voorziet in deze situaties in de mogelijkheid tot splitsing van het cultuurhistorisch waardevolle gebouw in meerdere wooneenheden (waaronder karakteristieke boerderijen) voor zover dit nog niet heeft plaatsgevonden.
Voorwaarde hierbij is wel dat met deze vestiging of splitsing het belang van het behoud of herstel van deze waardevolle bebouwing gediend is. Deze regelgeving voor de betreffende gebouwen geldt, mits rekening wordt gehouden met het inhoudelijke toetsingskader uit de Erfgoedverordening en de rijksregelgeving.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een splitsing van een woonboerderij die als cultureel waardevol is aangeduid. Met deze splitsing wordt het financieel mogelijk de woonboerderij te renoveren. Over de wijze waarop wordt overlegd met de monumenten- en welstandscommissie.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ontwikkeling van het initiatief kunnen natuurwaarden in het gebied verstoord worden. Middels een Quickscan Wet Natuurbescherming kan te worden onderzocht of er een belemmering is voor voorliggende ontwikkeling. Een Quickscan geeft inzicht in de mogelijke knelpunten in het kader van natuurwetgeving en -beleid en mogelijke effecten als gevolg van het project.
Faunaconsult heeft het onderzoek "Quickscan natuurwetgeving Coppensdijk in Vinkel" (19 oktober 2017) uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 3 bijgevoegd.
Faunaconsult concludeert dat:
Vanwege de lokale aard van de werkzaamheden en de grote afstand tussen het plangebied en Natura 2000-gebieden, zijn er geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden te verwachten. Hierdoor is er geen vergunning nodig op grond van de Wn.
Omdat er geen negatieve effecten op het NNB zijn te verwachten, zijn er op dit punt geen bezwaren vanuit het provinciale natuurbeleid.
Algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën
In het plangebied komen mogelijk zoogdieren en amfibieën voor, die onder de Wn zijn beschermd. Het gaat om algemeen voorkomende soorten (zogenaamde A-soorten), waarvoor in Noord-Brabant een vrijstelling geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en beheer en onderhoud. Dit houdt in dat deze soorten verstoord mogen worden, zonder dat daar vooraf een ontheffing voor is verkregen. Wel geldt altijd de Zorgplicht (artikel 1.11 Wn): deze houdt in dat nadelige gevolgen voor dieren en planten altijd zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Om aan de algemene zorgplicht te voldoen, moeten tijdens het werk worden aangetroffen dieren zo snel mogelijk naar een aangrenzende locatie buiten het plangebied worden verplaatst.
Vogels
Vernietiging van vogelnesten is te vermijden, door struiken buiten de periode 15 maart – 15 juli (het broedseizoen van de meeste vogels) uit te voeren. Verstoring of vernietiging van eieren of jongen van de winterkoning is te voorkomen, door de openingen onder de ramen in de voormalige koeienstal in de boerderij dicht te maken, zodat de winterkoning de stal niet meer in kan.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Andere activiteiten zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
Het plan valt onder de activiteit D11.2 zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Omdat de omvang van het plan ruimschoots onder de drempelwaarde voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten ligt en gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Een asbestinventarisatie is een publiekrechtelijke verplichting op grond van het Asbestverwijderingsbesluit (2005) en het Bouwbesluit 2012. Het Asbestverwijderingsbesluit (2005) schrijft voor dat, alvorens een gebouw, bouwwerk of object wordt gesloopt, gerenoveerd of in geval van calamiteit het vrij dient te zijn van asbest. Het verwijderen van asbesthoudende materialen is uitsluitend toegestaan aan een asbest-verwijderingsbedrijf dat is gecertificeerd voor het proces asbestverwijderingsbedrijf.
De asbestinventarisatie wordt uitgevoerd voorafgaand aan de asbestverwijdering om de aanwezigheid van asbest in een bouwwerk, object of gebied te onderzoeken en in kaart te brengen.
Öko-Care B.V. heeft in januari 2018 een asbestinventarisatie uitgevoerd van de 'Woonboerderij, garage (incl. afdak) en schuur' op de locatie Coppensdijk 43 te Vinkel (kenmerk RP1801030A, 26 januari 2018). Het asbestinventarisatierapport is geschikt voor renovatie zonder de bouwkundige integriteit aan te tasten.
Hieronder zijn de relevante uitkomsten van de asbestinventarisatie puntsgewijs samengevat.
De resultaten van de inventarisatie geven geen aanleiding voor het uitvoeren van aanvullend onderzoek op het/de onderzochte gebouw(en)/object(en).
Volledigheidshalve wordt het volgende opgenomen: de volgende onderzochte objecten zijn niet asbestverdacht:
Voor aanvang van de sloop en/of renovatie dient een sloopmelding via www.omgevingsloket.nl gedaan te worden waarvan het asbestinventarisatierapport onderdeel zal uitmaken. De asbesthoudende bronnen (indien aanwezig) dienen te worden verwijderd door een gespecialiseerd en gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf. Als niet al het asbesthoudend materiaal uit een gebouw wordt verwijderd, dient de gebouweigenaar het risico van de asbestbronnen voor de gebruikers (huurders, werknemers, onderhoudspersoneel, bezoekers) te laten beoordelen.
Het aspect asbest in de gebouwen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de 'Startovereenkomst Waterbeheer' door verschillende overheden, is de watertoets van toepassing op ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch vastgelegd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
De watertoets moet ingevuld worden als een procedure. Het omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd.
De beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan (2017). Hierin staat dat we in 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem willen creëren ook is hierin het hemelwaterbeleid vastgelegd. Dit is gebiedsspecifiek gedaan, kijkend naar de watersystemen en de uitgangspunten per wijk. Het hemelwaterbeleid is verankerd in de gemeentelijke Verordening Hemelwater en Grondwater 2017.
De doelen van het waterschap Aa en Maas zijn vastgelegd in de Keur (2015).
De afspraken uit de watertoets worden in een waterparagraaf vastgelegd. In deze waterparagraaf is toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit wijzigingsplan. Deze waterparagraaf is tot stand gekomen na overlegmomenten tussen waterschap en gemeente. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.
Uitgangspunten voor integraal waterbeheer
De uitgangspunten bij het toetsen van ruimtelijke plannen zijn:
Daarnaast zien we water als kans voor meervoudig ruimtegebruik en vergroting van de beleving van water.
Deze uitgangspunten dragen bij aan een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem.
Aan de hand van deze waterparagraaf wordt toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit bestemmingsplan.
Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 4.100 m² en is reeds voor een groot deel verhard. Momenteel infiltreert het hemelwater rechtstreeks in de bodem.
Het vuile afvalwater wordt op de riolering in de Coppensdijk geloosd.
Op het perceel zelf zijn geen sloten of vijvers aanwezig.
Het project omvat vooral een interne verbouwing van een bestaand gebouw. Er worden geen gebouwen toegevoegd, maar er wordt een bijgebouw gesloopt. Een groot deel van de terreinverharding wordt verwijderd ten behoeve van de aanleg van een tuin. Wel wordt een er een extra inrit in halfverharding aangelegd. De precieze inrichting van het plangebied is nog niet bekend, maar in totaal zal de waterhuishoudkundige situatie in positieve zin veranderen en het totale oppervlak aan verharding afnemen.
Er zal ca. 700 m2 inrit in halfverharding naar de paardenbak en achterste deel van de schuur aangelegd worden. Dit is vervanging van de geheel verharde achterplaats en het bijgebouw achter de boerderij die als tuin worden ingericht.
De waterbergingsopgave door vervangend verhard oppervlak (norm 15 mm) (m3) bedraagt (700 x 0,015) 10,5 m3 bij geheel verhard oppervlak. Omdat ook halfverharding gebruikt zal worden zal een groot deel van het hemelwater direct ter plaatse geïnfiltreerd worden.
Volgens de Wateratlas van de provincie Noord-Brabant bestaat de bodem van het plangebied uit leemarm en zwak lemig fijn zand en wordt deze geclassificeerd als een hoge zwarte Beekeerdgrond. Voor het plangebied geldt grondwatertrap IV. Voor deze trap geldt een Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) van meer dan 40 cm onder maaiveld en een Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) van meer dan 80- 120 cm onder maaiveld. De bodem is hierdoor geschikt voor infiltratie.
Het water van de gebouwen en de verharding zal in de tuin en de gronden rondom het plangebied (die ook in eigendom zijn van de initiatiefnemers) geïnfiltreerd worden middels oppervlakkige infiltratie via een zaksloot aan de noordzijde van het perceel en aan de oostzijde tussen het pad en de paardenwei.
Er zullen geen wijzigingen in de grondwatersituatie en maaiveldhoogte plaatsvinden.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Coppensdijk geloosd worden.
Uit zorg voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater wordt bij de bouw afgezien van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (zoals zink en koper) in daken, gevels, verhardingen en regenwatervoorzieningen zoals goten en leidingen.
Het aspect Water vormt geen planologische belemmering voor het plan. In deze waterparagraaf is de waterbergingsopgave van het plangebied bepaald en ingevuld met een passend ontwerp voor hemelwater, grondwater en afvalwater.
Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden de artikelen voor Wonen en Archeologie opgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit artikel is een aantal algemene bouw-, gebruiks- en afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Hier zijn de overgangsregels voor bouwen en gebruik opgenomen.
Slotregel
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
De kosten voor de gemeente 's-Hertogenbosch worden verhaald via de legesverordening. In een overeenkomst is vastgelegd dat de initiatiefnemer eventuele planschade voor zijn rekening neemt. Het kostenverhaal is hiermee verzekerd waardoor het plan economisch uitvoerbaar is.
Initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. De planologische ontwikkeling leidt tot een waardevermeerdering van de grond. De kosten die initiatiefnemer maakt zijn een investering ten einde de waardevermeerdering te kunnen realiseren. Wanneer de kosten en opbrengsten naast elkaar worden gelegd is er sprake van een positief saldo. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Wel wordt opgemerkt dat er voldoende financiële dekking dient te zijn om een eventuele asbestsanering uit te voeren.
Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
Er is voor gekozen om af te zien van een inspraakprocedure omdat in dit geval reeds een omgevingsdialoog met de omgeving is gevoerd. De direct betrokkenen hebben aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de voorgenomen ontwikkeling. In bijlage 5 zijn de verklaringen van de omwonenden opgenomen.
Op basis van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (wettelijk vooroverleg) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de vooroverlegpartners.
Waterschap Aa en Maas heeft op 6 juni 2018 schriftelijk laten weten dat er geen waterschapsbelangen van toepassing zijn en ze dan ook geen op- en of aanmerkingen hebben m.b.t. het wateraspect. Provincie Noord-Brabant heeft via het daarvoor bedoelde formulier op 20 april 2018 laten weten dat de in het voorontwerp betrokken ruimtelijke aspecten geen aanleiding geven tot het maken van opmerkingen.
Het vooroverleg is afgerond.
Op het besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan is artikel 3.8, derde lid Wro van overeenkomstige toepassing. Het ontwerpplan heeft vanaf 11 juni tot 23 juli 2018 ter inzage gelegen. Gedurende de ter inzage legging van het ontwerpplan zijn geen zienswijzen op het plan kenbaar gemaakt.
Gezien voorgaande kan de conclusie getrokken worden dat het plan maatschappelijk haalbaar is.
Uit voorgaande hoofdstukken blijkt dat het plan ruimtelijk aanvaardbaar en maatschappelijk en financieel haalbaar is. Het plan voldoet daarmee aan de wettelijke vereisten die gesteld worden aan een goede ruimtelijke ordening.