direct naar inhoud van 9.1 Inspraak
Plan: Tuincentrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002179-1401

9.1 Inspraak

9.1.1 Algemeen

Ter uitvoering van de inspraakverordening is gelegenheid geboden voor inspraak. In dat kader heeft het voorontwerp bestemmingsplan 'Tuincentrum' met ingang van 14 januari 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft iedereen de mogelijkheid gekregen om schriftelijk of mondeling een zienswijze kenbaar te maken. Van het vorenstaande is melding gemaakt in een publicatie in De Bossche Omroep van 13 januari 2013. De publicatie is tevens op 13 januari 2013 op de gemeentelijke website geplaatst.

9.1.2 Zienswijzen

Naar aanleiding van de terinzagelegging is één zienswijze op het voorontwerp bestemmingsplan ingediend. De zienswijze d.d. 25 februari 2013 is van de heer mr. M. de Jong van Van de Wouw Advocaten (Postbus 3445, 5203 DK 's-Hertogenbosch) namens Empelse Polder B.V. h.o.d.n. Intratuin Rosmalen (Empelseweg 9, 5241 NA Rosmalen).

Samenvatting zienswijze:

  • 1. Reclamant merkt op dat de stelling dat het 'verlies' van de noordwestelijke hoek van het terrein van Intratuin gecompenseerd is met een strook aan de oostzijde niet juist is, Weliswaar blijkt het ontwerp bestemmingsplan 'Kanaalpark' dat er voornemen bestaat om deze compensatie te doen plaatsvinden, maar dit voornemen vooralsnog niet is uitgevoerd.
  • 2. Uit de plantoelichting blijkt dat het plan een beheersplan is, waarin de bestaande legale functies worden vastgelegd. Deze vastlegging is echter niet in alle gevallen juist tot stand gekomen. Reclamant verzoekt daarom het plan op de volgende punten in overeenstemming te brengen met de feitelijk aanwezige toestand:
    • a. Het bedrijfsgebouw is aan de achterzijde groter dan het bouwvlak.
    • b. De luifel aan de voorzijde van het bedrijfsgebouw valt binnen het vlak van de wijzigingsbevoegdheid. De luifel dient positief te worden bestemd en in het bouwvlak te worden opgenomen.
    • c. De groenstrook langs de westzijde van het plangebied is in werkelijkheid veel smaller dan op de verbeelding is aangegeven. In werkelijkheid zijn binnen die strook parkeerplaatsen aanwezig.
    • d. Op het terrein staan lichtmasten met een hoogte van 10 meter. Op grond van artikel 3.2.4, sub c van de planregels mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, slechts 5 meter hoog zijn.
    • e. De aanwezige reclamemast is bijna 30 meter hoog, terwijl artikel 3.2.4, sub b slechts een hoogte van 20 meter toestaat.
    • f. Rondom het terrein zijn erfafscheidingen aanwezig, die gedeeltelijk in de bestemming 'Groen' zijn gelegen. Binnen die bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, slechts 2 meter hoog zijn, terwijl de aanwezige erfafscheidingen om veiligheidsredenen ten minste 4 meter hoog zijn.
    • g. De hoogspanningsmast, die voorheen binnen het plangebied aanwezig was, is in 2012 verplaatst naar het oostelijk gelegen terrein.
    • h. Aan de westzijde van het terrein is een omheinde traforuimte met een oppervlakte van 10 bij 4 meter.
    • i. Aan de westzijde van het terrein is een overdekte fietsenstalling gelegen met een oppervlakte van 48 m² en een hoogte van 2,50 meter.
    • j. In de noordrand is een gebouw aanwezig voor bronnering en waterbehandeling met een oppervlakte van ca. 25 m², een goothoogte van 3 meter en een bouwhoogte van 5 meter.
    • k. De aanwezige en positief bestemde bedrijfswoning is gelegen op een terp. Uitgangspunt is dat het peil gemeten wordt direct aansluitend aan het gebouw, dus bovenop de terp. Als dat het geval is, voldoet de bedrijfswoning aan de opgenomen bedrijfsvoering. Toch wenst reclamant daarover een expliciete stellingname opdat discussie in de toekomst bij eventuele verbouwplannen voorkomen wordt.
  • 3. Het plangebied is vrijwel geheel ingekapseld door het bestemmingsplan 'Kanaalpark' dat ook nog in procedure is. In dat bestemmingsplan wordt aan de gronden rondom het tuincentrum in belangrijke mate een recreatief karakter gegeven. In dat kader is het reclamant niet duidelijk waarom de in het tuincentrum aanwezige horeca een ondersteunende functie moet hebben. Naar de mening van reclamant zou ook zelfstandige horecafunctie binnen het gebied passen. Doordat op grond van artikel 1.21 van de planregels de openingstijden van de horeca gekoppeld moeten zijn aan de openingstijden van de detailhandel, kan in het recreatief gebruikte park rondom het tuincentrum bijvoorbeeld op zondag geen consumptie worden genuttigd. Voor reclamant is niet duidelijk welk ruimtelijk argument zich tegen zelfstandige horeca op deze locatie verzet. Reclamant meent derhalve dat een zelfstandige horecafunctie geenszins strijdig zou zijn met een goede ruimtelijke ordening. Een beperking in oppervlakte is daarbij naar de mening van reclamant overbodig, een beperking naar de aard van de horeca-inrichting acht hij wel aanbevelenswaardig.
  • 4. Ten aanzien van de bestemming 'Detailhandel' is reclamant in de eerste plaats verheugd dat de brancheverbreding die al jaren niet meer te stoppen is in tuincentra van Nederland, nu een positieve bestemming heeft verkregen in dit plan. Toch mist reclamant nog een aantal artikelgroepen:
    • a. Tuinmeubelen, barbecues en whirlpools zijn in artikel 1.27 van de planregels niet expliciet benoemd. Reclamant legt de vraag voor of deze artikelen wellicht bedoeld zijn te vallen onder de 'tuininrichtingsartikelen', die wel in de planregel vernoemd zijn.
    • b. Zowel in de entreehal als buiten staan met een zekere regelmaat marktkramen of verkoopwagens waar bijvoorbeeld seizoens- of streekgebonden artikelen worden verkocht. Deze standplaatsen, waar ambulante handel wordt gedreven, ziet reclamant niet terug in de bestemming 'Detailhandel'. In de bestemming 'Verkeer' daarentegen zijn wel standplaatsen opgenomen.
    • c. Intratuin verkoopt eveneens al sinds jaar en dag net als ieder ander tuincentrum in Nederland boeken, die betrekking hebben op branches, waarin zij actief is. Het betreft derhalve boeken op het gebied van tuin- en interieurinrichting, -architectuur, -onderhoud, buitenbeleving, gezondheid en voedsel. Reclamant zou, om daarover discussie in de toekomst te voorkomen, graag een positieve bestemming van deze activiteit in het plan zien.
    • d. Binnen Intratuin is het zogenaamde tuintheater gelegen (ter plaatse aangeduid als 'Tuintejater'). Deze ruimte wordt gebruikt voor educatieve doeleinden voor kinderen en volwassenen in de zin dat er workshops, en voor consumenten vakgerelateerde bijeenkomsten -waaronder demonstraties, lezingen en praktijksessies bloemsierkunst e.d.- worden georganiseerd met als onderwerpen natuur, milieu en tuininrichting. Ook het tuintheater valt naar de mening van reclamant niet onder de thans opgenomen bestemming.
  • 5. Binnen de gronden met de bestemming 'Detailhandel' is een strook grond als ontheffingsgebied aangeduid, waarbinnen een tweede bedrijfswoning is toegestaan. Reclamant is niet duidelijk waarom de mogelijkheid om een tweede bedrijfswoning te bouwen, is beperkt tot die strook.
  • 6. In de planregels is opgenomen dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning een maximale bouwhoogte van 3 meter mogen hebben. Dat betekent in feite dat deze bijgebouwen een plat dak zullen moeten hebben, omdat een normale dakhelling binnen die bouwhoogte niet gerealiseerd kan worden. Reclamant acht een verplichting om bijgebouwen met een plat dak uit te voeren niet bevorderlijk voor de ruimtelijke uitstraling van het gebied en verzoekt daarom zodanige goot- en bouwhoogten op te nemen dat bijgebouwen met schuine dakvlakken mogelijk zijn.
  • 7. In paragraaf 6.3 van de plantoelichting staat dat een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor een uitbreiding van het hoofdgebouw met een oppervlakte van 1.1.20 m². Om onduidelijkheid te voorkomen verzoekt reclamant dat getal te corrigeren in de 1120 m², die het zou moeten zijn.
  • 8. Intratuin heeft de ambitie om aan de oostzijde van het terrein, in het kader van het stadsbreed evenement 'Bosch Paradijs' een modeltuinenproject aan te leggen. In dat kader is het gewenst om één of enkele werkruimten in de vorm van bijvoorbeeld blokhutten, te plaatsen. De oppervlakte daarvan is per blokhut maximaal 25 m², de goothoogte ca. 2,50 meter en de bouwhoogte 4 meter. Deze modules worden landschappelijk ingepast c.q. maken onderdeel uit van het landschap. Vooruitlopend op de concrete planvorming verzoekt reclamant in het bestemmingsplan mogelijkheden te scheppen voor dit project en de toegestane oppervlakte aan bebouwing op het buitenterrein dienovereenkomstig te vergroten.
  • 9. Intratuin verzoekt u haar op de hoogte te houden van de verdere procedure en behoudt zich het recht voor haar bezwaren tegen het plan in een later stadium aan te vullen.

Beoordeling zienswijze:

  • 1. Voordat ons college nader ingaat op dit bezwaar, willen wij benadrukken dat de compensatie betrekking heeft op het bestemmingsplan 'Kanaalpark' en niet op het voorliggende plan 'Tuincentrum'. De reden om de compensatie in de plantoelichting 'Tuincentrum' te beschrijven, is inzicht te bieden in ontwikkelingen in directe omgeving van Intratuin. Aan de compensatie als gevolg van de aanleg van de Zuid-Willemsvaart en de Rosmalense Aa is een publiekrechtelijke en een privaatrechtelijke aspect te onderscheiden. Publiekrechtelijk is de mogelijkheid tot compensatie vastgelegd in het (ontwerp) bestemmingsplan 'Kanaalpark'. Het privaatrechtelijke aspect is nog niet afgerond. Daar doelt reclamant op. Met de eigenaar van het perceel, dat ten oosten van het perceel van Intratuin ligt, wordt onderhandeld over de aankoop ervan, zodat fysieke compensatie mogelijk is. Overleg met Intratuin aangaande de invulling van deze compensatie is lopende.
  • 2. Bij het opstellen van het voorontwerp bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de bij de gemeente beschikbare informatie. Voorbeelden hiervan zijn het geldende bestemmingsplan 'Tuincentrum' uit 1992, (lucht-, panorama- en oubliek)foto's, de Grootschalige Basiskaart 's-Hertogenbosch en verleende vergunningen. Naar aanleiding van de zienswijze is geconstateerd dat de feitelijke situatie op het terrein van Intratuin gedeeltelijk niet overeenkwam met de bij gemeente beschikbare informatie. Om die reden is op 9 april en 17 april 2013 een nieuw bezoek gebracht aan Intratuin. Tijdens dat tweede bezoek is een aantal gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ingemeten. De beide bezoeken hebben mede geleid tot onderstaande beoordeling.
    • a. De achterzijde van het bedrijfsgebouw, waarvoor in 2002 een bouwvergunning is verleend. lag inderdaad buiten het bouwvlak. Het bouwvlak is aan de noordzijde zodanig vergroot dat ook de achterzijde van het bedrijfsgebouw in het bouwvlak ligt. De vergroting van het bouwvlak heeft geen gevolgen voor de bouwmogelijkheden voor gebouwen buiten het bouwvlak. Bij de berekening van de bouwmogelijkheden op basis van de vigerende planologische rechten en de feitelijke situatie was daarmee reeds rekening gehouden. Dit was echter niet goed 'vertaald' in het voorontwerp bestemmingsplan.
    • b. De luifel, waarvoor in 2001 bouwvergunning is verleend, aan de voorzijde van het bedrijfsgebouw lag inderdaad buiten het bouwvlak. Het bouwvlak is aan de zuidzijde zodanig vergroot dat ook de luifel aan de voorzijde van het bedrijfsgebouw in het bouwvlak ligt. De vergroting van het bouwvlak heeft tot gevolg dat de bouwmogelijkheden voor gebouwen buiten het bouwvlak zijn afgenomen. Omwille van de bedrijfsvoering zijn de bouwmogelijkheden voor gebouwen en overkappingen -met uitzondering van de bestaande boogkassen (2x) en bedrijfswoning- flexibeler gemaakt. Dit houdt in dat de wijzigingsbevoegdheid voor een eventuele uitbreiding van het bedrijfsgebouw in zuidelijke richting is komen te vervallen in de bestemming 'Detailhandel'. Daarvoor in de plaats is gekomen een regeling (in de bouwregels) voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak. De regeling houdt in dat met een afwijkingsbevoegdheid een oppervlakte van 660 m² aan gebouwen en overkappingen is toegestaan. Door een afwijkingsbevoegdheid op te nemen in plaats van een directe bouwtitel heeft ons college de bevoegdheid om onder andere de situering van nieuwe gebouwen en overkappingen te kunnen afwegen.
    • c. De westelijke groenstrook met de bestemming 'Groen' is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'Tuincentrum' (aanduiding 'Groen') uit 1992. In het vigerende bestemmingsplan is vermeld dat 'in verband met een acceptabele inpassing in het landschap het wenselijk is dat de bestemming zoveel mogelijk wordt omringd door een groenbeplanting zoals door middel van een aanduiding op de plankaart is aangegeven'. De in de westelijke groenstrook gerealiseerde parkeerplaatsen zijn niet in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan. Ons college hecht nog steeds waarde aan deze landschappelijke inpassing. Wij vinden het dan ook niet wenselijk deze groenstrook met de bestemming 'Groen' te versmallen zodat de parkeerplaatsen binnen de bestemming 'Detailhandel' komen te liggen.
    • d. Het voorontwerp bestemmingsplan 'Tuincentrum' maakt binnen de bestemming 'Detailhandel' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 5 meter mogelijk. Onder dergelijke bouwwerken worden mede lichtmasten verstaan. Volgens reclamant staan op het terrein lichtmasten met een hoogte van tot 10 meter. De lichtmasten zijn geplaatst ten behoeve van de beveiliging van het bedrijf. Bij de inmeting is gebleken dat de bouwhoogte van de lichtmasten varieert tussen de 10 en 12,50 meter. Artikel 3.2.4 van de planregels is zodanig aangepast dat lichtmasten met een bouwhoogte van maximaal 12,50 meter mogelijk zijn.
    • e. Het vigerende bestemmingsplan 'Tuincentrum' uit 1992 maakt een reclamemast met een bouwhoogte van maximaal 20 meter mogelijk. Volgens reclamant is de lichtmast bijna 30 meter hoog. De mast wordt niet alleen gebruikt voor reclamedoeleinden maar ook voor outdoor-activiteiten (bijvoorbeeld abseilen vanaf het laagste platform). Bij de inmeting is gebleken dat de mast een bouwhoogte van 37 meter heeft. Ons college vindt dat een reclamemast, die hoger is dan 20 meter, ruimtelijk en commercieel geen meerwaarde heeft. Om die reden blijft de maximale bouwhoogte voor een reclamemast op 20 meter gehandhaafd.
    • f. De bedoelde erfafscheiding ligt in de groenstrook -met de bestemming 'Groen'- aan de noordzijde van het terrein van Intratuin. Binnen die bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter hoog zijn. Om veiligheidsredenen zijn de aanwezige erfafscheidingen ten minste 4 meter hoog. Bij de inmeting van deze erfafscheiding is gebleken dat een klein deel ervan 3 meter hoog is en het grootste deel ervan 1,50 tot 1,55 meter hoog is. Verder is gebleken dat het gedeelte met een bouwhoogte van 3 meter buiten het plangebied ligt. Vanwege dit laatste blijft de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de bestemming 'Groen' gehandhaafd op 2 meter.
    • g. De aanwezige hoogspanningsmast is in 2012 vanwege de aanleg van de Zuid-Willemsvaart inderdaad verplaatst naar het oostelijk gelegen terrein.
    • h. De omheining en de daarbinnen gelegen traforuimte liggen in de westelijke groenstrook met de bestemming 'Groen'. De oppervlakte van de strook grond met de omheining, waarbinnen de traforuimte is gelegen, bedraagt 40 m² (10 x 4 meter). De oppervlakte van de traforuimte is beduidend kleiner. Het is niet de bedoeling dat een bebouwd oppervlak van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van maximaal 40 m² wordt opgenomen conform de ruimte / oppervlakte binnen de omheining. Voor de traforuimte zijn de bouwregels van de bestemming 'Groen' aangepast. De aanwezige omheining is in overeenstemming met het (voor)ontwerp bestemmingsplan 'Tuincentrum'.
    • i. De overdekte fietsenstalling is in de loop van 2012 gerealiseerd in de westelijke groenstrook met de bestemming 'Groen'. De fietsenstalling is niet in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan 'Tuincentrum' uit 1992. Zoals ons college onder 2c reeds heeft aangegeven, vinden wij een landschappelijke inpassing van het bedrijf belangrijk. De plaatsing van deze fietsenstalling in de westelijke groenstrook doet daaraan afbreuk. Bovendien is elders op het terrein voldoende ruimte voor deze fietsenstalling en kan het daar in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan worden gebouwd. Gelet op het voorgaande heeft ons college het ontwerp bestemmingsplan niet aangepast om de fietsenstalling mogelijk te maken.
    • j. In de bestemming 'Groen' van het (voor)ontwerp bestemmingsplan zijn bouwregels voor één gebouw opgenomen (maximale oppervlakte 30 m² en maximale bouwhoogte 5 meter). Deze maatvoering is toereikend voor het bestaande gebouwtje voor bronnering en waterbehandeling, die ligt in de noordelijke groenstrook met de bestemming 'Groen'.
    • k. In artikel 2.9 peil is beschreven wat moet worden verstaan onder peil. De redenering van reclamant met betrekking tot de bedrijfswoning op de terp dat 'het peil wordt gemeten direct aansluitend aan het gebouw, dus bovenop de terp', is juist.
  • 3. In het bedrijfsgebouw bevindt zich een horecagelegenheid van ondersteunende aard. De aanwezigheid van deze horecagelegenheid vloeit voort uit de aanwezigheid (van de detailhandel) van het tuincentrum. De horecagelegenheid is ter ondersteuning (van de detailhandel) van het tuincentrum. Vanwege deze functionele relatie zijn de openingstijden van de horecagelegenheid gekoppeld aan de openingstijden van de detailhandel. Gelet hierop zien wij geen noodzaak voor zelfstandige horeca.
  • 4. Voordat ons college ingaat op de vier elementen van dit bezwaar willen wij eerst de omschrijving van het begrip 'tuincentrum' uit de planregels toelichten. De begripsomschrijving, bestaande uit drie delen, is cruciaal omdat het bepaalt welk assortiment aan producten en diensten is toegestaan. Het eerste deel (sub a) van de begripsomschrijving is ontleend aan de Verordening Ruimte 2012. Voor het tweede en derde deel (sub b en c) van de begripsomschrijving is gekeken naar de Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011, een inventarisatie uit het voorjaar van 2009 en het huidige assortiment (op basis van de website van Intratuin Rosmalen). De begripsomschrijving is bewust globaal gehouden. Indien er sprake zou zijn van een (zeer) gedetailleerde begripsomschrijving -dat wil zeggen het toegestane assortiment aan producten en diensten wordt tot in detail beschreven- dan bestaat het risico dat een product of dienst dat niet expliciet is benoemd, niet is toegestaan. Dit risico zal zich voordoen wanneer derden een handhavingsverzoek bij de gemeente indienen.
    • a. Tuinmeubelen, barbecues en whirlpools vallen inderdaad onder tuininrichtingsartikelen als bedoeld in artikel 1.27.a van de planregels.
    • b. Het is ruimtelijk aanvaardbaar om standplaatsen voor ambulante handel in de bestemming 'Detailhandel' op te nemen. De planregels zijn hierop aangepast.
    • c. De opsomming van de soorten boeken door reclamant is gedetailleerd. Die detaillering kan voor bepaalde soorten boeken leiden tot discussie, wat wij niet gewenst vinden. De door reclamant genoemde boeken vindt ons college passen binnen de begripsomschrijving (artikel 1.27 van de planregels).
    • d. Het tuintheater / 'Tuintejater' heeft ons college aangemerkt als dienstverlening bedoeld in artikel 1.27.c van de planregels.
  • 5. De Verordening ruimte 2012 laat de bouw van een tweede bedrijfswoning niet toe. Daarnaast is er ruimtelijk en bedrijfsmatig geen aanleiding om een tweede bedrijfswoning toe te staan. Gelet op het voorgaande schrapt ons college de afwijkingsbevoegdheid voor de bouw van een tweede bedrijfswoning.
  • 6. Het voorzien van vrijstaande gebouwen met kappen -bij de bedrijfswoning- vindt ons college ruimtelijk aanvaardbaar. Om die reden is een maximale bouwhoogte van 4,50 meter opgenomen in de bouwregels van de bestemming 'Detailhandel'. Omdat wij een verdere verruiming van de bouwmogelijkheden voor vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning niet acceptabel vinden, blijft de maximale inhoud van een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning gehandhaafd op 150 m³.
  • 7. In 2b heeft ons college uiteengezet op welke wijze de bouwmogelijkheden zijn herschikt. Een onderdeel van die herschikking is het vervallen van de wijzigingsbevoegdheid voor de eventuele uitbreiding van het hoofd-/bedrijfsgebouw.
  • 8. De blokhutten maken onderdeel uit van een groter toekomstplan van Intratuin. Dit grotere plan voorziet in de herinrichting van het oostelijk gelegen perceel én de buitenruimte op het huidige perceel / terrein van Intratuin. De kracht van dit grotere plan is het integrale karakter. Om die reden willen wij het grotere plan integraal kunnen afwegen. Het is dan ook niet logisch onderdelen uit het grotere plan te halen en die op te nemen in het actualisatieplan 'Tuincentrum'.
  • 9. Nadat ons college een besluit heeft genomen over de resultaten van het vooroverleg en de inspraak, wordt reclamant daarover schriftelijk geïnformeerd. In het verlengde daarvan is en blijft het de verantwoordelijkheid van reclamant om de officiële bekendmakingen in de Bossche Omroep en de Staatscourant nauwlettend in de gaten te houden. Reclamant stelt zich op het standpunt 'zich het recht voor te behouden zijn bezwaren tegen het plan in een later stadium aan te vullen'. Wij veronderstellen dat reclamant daarmee bedoelt dat zijn eventuele zienswijze op het ontwerp bestemmingsplan aanvullende bezwaren bevat. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat reclamant zijn zienswijze op het voorontwerp bestemmingsplan (in het kader van de inspraak) aanvult met (nieuwe) bezwaren en verwacht dat ons college daarover een nieuw c.q. aanvullend besluit neemt (een soort 'verlengde' inspraak).

Na de termijn van terinzagelegging heeft op verzoek van de heer Berkelmans van Intratuin Rosmalen een overleg op 5 april 2013 plaatsgevonden. Tijdens dat overleg heeft de heer Berkelmans het onderwerp 'assortimentsverbreding' aan de orde gesteld. De door de heer Berkelmans gewenste assortimentsverbreding heeft betrekking op:

  • a. de verkoop van dieren, dierbenodigdheden en diervoeders (dibevo);
  • b. de verkoop van woonaccessoires, cadeau- en sfeerartikelen;
  • c. de verkoop van streekproducten op het gebied van food, agro en natuurbeleving.

In vervolg op het overleg van 5 april 2013 heeft de heer Berkelmans op 26 april 2013 een brief gezonden. Deze brief is ter verduidelijking en bevestiging van de zienswijze van 25 februari 2013 en het overleg van 5 april 2013. De brief van 26 april 2013 is betrokken bij de beantwoording van de zienswijze van de heer Berkelmans.

Onze beoordeling van de wens van de heer Berkelmans inzake de assortimentsverbreding ter aanvulling op de zienswijze is als volgt:

  • a. Ten aanzien van de verkoop van dibevo volgt ons college de besluitvorming van de raad (onder andere de Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011). Dit betekent dat de verkoop van dibevo niet wordt toegestaan behoudens dibevo gerelateerd aan vijvers.
  • b. In de Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch (blz. 29) is vermeld dat het huidige branchevreemde assortiment op het gebied van sfeer-, cadeau- en wooninrichtingsartikelen zal worden gelegaliseerd. Tijdens het bezoek op 9 april 2013 is geconstateerd dat ongeveer 1.500 m² verkoopvloeroppervlak in gebruik is voor de verkoop van woonaccessoires, cadeau- en sfeerartikelen. Gelet op deze oppervlakte en de snelle ontwikkelingen binnen de branche van tuincentra heeft ons college het maximale verkoopvloeroppervlak voor woonaccessoires, cadeau- en sfeerartikelen verruimd naar 2.000 m². Deze beperkte verruiming biedt Intratuin voor de komende jaren voldoende mogelijkheden. Door het opnemen van een maximaal verkoopvloeroppervlak voor het branchevreemde assortiment op het gebied van sfeer-, cadeau- en wooninrichtingsartikelen blijft het ondergeschikt aan het assortiment 'plant en tuin' zoals bepaald in de Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011 (blz. 29).
  • c. De verkoop van streekproducten op het gebied van food, agro en natuurbeleving past naar de mening van ons college in de algemene duurzaamheidstrend. Daarom is de verkoop van streekproducten op het gebied van food, agro en natuurbeleving als mogelijkheid opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan. Aan de verkoop is een maximum verkoopvloeroppervlak van 250 m² verbonden zodat het een ondergeschikt element blijft.