Plan: | Bedrijventerreinen (Treurenburg, Maaspoort, Hambakenwetering, Brabantpoort, D... |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002178-1401 |
Ingevolge de gemeentelijke Inspraakverordening is voor het voorontwerpbestemmingsplan 'Bedrijventerreinen (Treurenburg, Maaspoort, Hambakenwetering, Brabantpoort, De Brand en De Herven)' een inspraakprocedure gevoerd. Met ingang van 17 september 2012 heeft het voorontwerp gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om binnen die periode op het plan te reageren. Daarnaast zijn op 2, 8 en 9 oktober 2012 (van 17.00 tot 18.30 uur) inloopmiddagen gehouden. Tijdens deze middagen was er de mogelijkheid om het plan in te zien, vragen te stellen en mondeling op het plan te reageren.
Naar aanleiding van het voorontwerpbestemmingsplan zijn 5 inspraakreacties ontvangen:
Hieronder zullen we daar nader op ingaan.
Reactie a, b, c: ingekomen inspraakreacties
Commentaar:
gemeentelijk commentaar
Reactie a:
Inspreker wijst erop dat in het voorontwerpbestemmingsplan aan zijn perceel de bestemming 'bedrijventerrein' is toegekend, waarbinnen categorie 3.1. en 3.2 zijn toegestaan. Op de milieuvergunning die het bedrijf al jaren heeft, staat echter dat het bedrijf is ingeschaald in categorie 4.1. Inspreker wil graag weten of dit verschil tussen bestemmingsplan en milieuvergunning een probleem is en zo ja wat men kan doen om dit op te lossen.
Commentaar:
In het bestemmingsplan is binnen de bestemming 'bedrijventerreinen' een milieuzonering opgenomen, om
ervoor te zorgen dat tussen gevoelige functies (o.a. woningen) en bedrijfsfuncties voldoende afstand blijft
bestaan. Dit zorgt ervoor dat hinder en gevaar voor gevoelige functies wordt voorkomen. Daarnaast biedt
het bedrijven voldoende zekerheid dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden
kunnen uitvoeren. Voor deze milieuzonering is gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie "Bedrijven en Milieuzonering". Via deze publicatie kunnen
bedrijven worden ingedeeld in de categorie 1 t/m 6. Indien de bedrijfsactiviteiten zwaarder zijn, wordt een
bedrijf ingedeeld in een hogere categorie en is de richtafstand tot gevoelige functies groter.
Het bedrijf van inspreker wordt volgens de VNG bedrijvenlijst (die als bijlage in de regels van het plan is
opgenomen) ingedeeld in categorie 3.1. Volgens het voorontwerpbestemmingsplan zijn op een deel van het
perceel van inspreker bedrijfsactiviteiten tot categorie 3.1 en op een deel bedrijfsactiviteiten tot
milieucategorie 3.2 toegestaan. Dat betekent de bedrijfsactiviteiten van inspreker passen binnen de
mogelijkheden van het bestemmingsplan.
De categorie 4.1 die in de aan inspreker verleende milieuvergunning wordt genoemd, is gebaseerd op
Bijlage 1 van het Inrichtingen - en vergunningenbesluit (per 1 oktober 2010 vervallen) en heeft geen enkele
relatie met de categorie-aanduiding volgens de VNG bedrijvenlijst. Het feit dat de bedrijfsactiviteiten van
inspreker behoren tot de betreffende categorie 4.1 van het Inrichtingen - en vergunningenbesluit betekent
dat deze activiteiten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en daarom milieuvergunningplichtig
zijn. Per 1 oktober 2010 is deze regeling opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het
bijbehorende Besluit omgevingsrecht.
Reactie a:
Inspreker is van mening dat het gestelde minimum van 1.000m2 winkelvloeroppervlakte nadelige gevolgen kan hebben voor de toekomst van de Bossche Woonboulevard (op de Herven). In het huidige perifere detailhandellandschap is deze minimale omvang achterhaald. Inspreker wijst op de slechte economische situatie waarin de meubelbranche verkeert. Om die reden komen meubel-, keuken-, sanitair- en slaapspeciaalzaken terug op grootschalige winkels.
Er is ook sprake van een structureel overaanbod van woonboulevards, waardoor eigenaren/beleggers op zoek gaan naar een andere invulling van leegstaande winkelpanden. Gemeentes kunnen functieverandering en transformatie mogelijk maken via het bestemmingsplan.
Daarnaast zijn er in de loop der jaren vele ontwikkelingen geweest. Woonboulevards hebben in loop der tijd een steeds breder aanbod qua assortiment gekregen, ook in combinatie met horeca. Ook de ontwikkeling op het gebied van internet speelt daarbij een rol, waardoor het steeds belangrijker wordt dat boulevards zich gaan ontwikkelen op 'sfeer' en 'beleving'. Dat betekent dat woonboulevards zich meer moeten kunnen differentiëren qua aanbod (branchering) en vloeroppervlak.
Tot slot wijst inspreker op de concurrerende perifere retail in de omgeving van de Bossche Woonboulevard en de verwachting/vrees dat winkels uitwijken naar locaties elders, indien er geen flexibelere normen komen qua branchering en oppervlaktes.
Samengevat verzoekt inspreker om de minimale winkelvloeroppervlakte per winkel in de Bossche Woonboulevard terug te brengen van 1.000m2 naar 500m2.
Commentaar:
’s-Hertogenbosch kent slechts één planmatig ontwikkeld, perifeer winkelgebied. Dit betreft de Bossche
Woonboulevard op bedrijventerrein De Herven. Hier zijn op dit moment alleen winkels toegestaan binnen
het thema wonen met een minimale grootte van 1.000m² winkelvloeroppervlak (voor zowel volumineuze als
niet-volumineuze artikelen binnen dit thema). Dit heeft te maken met het feit dat winkels met een dergelijk
ruimtebeslag en grote verkeersaantrekkende werking zich niet lenen voor vestiging in bestaande
winkelcentra, zoals de binnenstad.
In het gemeentelijk detailhandelsbeleid wordt wel degelijk rekening gehouden met omstandigheden en ontwikkelingen in de markt, met het doel de levensvatbaarheid van de Bossche Woonboulevard te behouden. Bij het vaststellen van de Nota Detailhandel 2011 is de minimale omvang van de winkels op de Bossche Woonboulevard teruggebracht van 1.500m2 naar 1.000m2 winkelvloeroppervlak. Daarmee is al ingespeeld op de door inspreker geconstateerde tendens naar kleinere winkeloppervlakten van bepaalde woonwinkels. Het is echter niet wenselijk om de minimale grootte verder te verlagen. Dit past niet bij het oorspronkelijke karakter van de woonboulevard, nl. het doelgericht winkelen. Bovendien zou ook afbreuk kunnen worden gedaan aan het functioneren van de binnenstad, waar juist het funshoppen en het recreatief winkelen plaatsvindt. Hier ligt het primaat voor grootschalige non food winkelformules, die voornamelijk niet volumineuze artikelen verkopen. Een belangrijk onderscheidend element tussen winkels in de binnenstad en die op de woonboulevard is de mix van groot- en kleinschalige winkels die funshoppen bevorderen en de grootschaligheid waarmee doelmatig (perifeer) winkelen gediend is.
Ook speelt de Nota Detailhandel 2011 in op de door inspreker genoemde (economische) ontwikkelingen op
het gebied van woonboulevards. De nota biedt mogelijkheden voor functionele uitbreiding met branches
buiten het huidige woonthema. Er wordt ruimte geboden aan de consumentenelektronica (wit-, bruin-,
grijsgoed), auto- en motoraccessoires, fietsaccessoires/fietsen en kampeerartikelen (megastores). Deze
artikelen worden veelal ook doelgericht gekocht en de bezoekfrequentie en –intensiteit ligt daarmee minder
hoog. Ze vormen op een perifere locatie dan ook geen substantiële bedreiging voor de positie van de
binnenstad en van de winkelconcentraties in de woonwijken. Aan de uitbreiding van de woonboulevard met
genoemde branches zijn wel grenzen gesteld. Zo bedraagt het minimale winkelvloeroppervlak per winkel
ook 1.000m² en is het totale winkelvloeroppervlak van megastores in deze branches op de woonboulevard
gelimiteerd tot maximaal 20.000m².
Tot slot biedt de Nota Detailhandel 2011 ook mogelijkheden om op de woonboulevard enige vorm van
beleving en comfort toe te voegen in de vorm van enkele horecazaken, gekoppeld aan de (openingstijden
van de) winkelfunctie. Ze werken bezoekduurverlengend en zijn ook in perifere winkelcentra vaste
elementen geworden, die de consumenten waarderen.
Bovengenoemde functionele uitbreidingsmogelijkheden (toevoeging megastores en horeca) zijn echter niet
rechtstreeks in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Dit heeft op de eerste plaats te maken met het feit
dat het hier in hoofdzaak een beheerbestemmingsplan betreft. Daarnaast is het pas op het moment dat zich
hiervoor concrete initiatieven aandienen, mogelijk de ruimtelijke consequenties en haalbaarheid daarvan
goed in beeld te brengen. Overigens is de gemeente momenteel met inspreker in gesprek over een initiatief
om de bestaande woonboulevard uit te breiden binnen de ruimte die de Nota Detailhandel 2011 biedt.
Daarvoor zal een afzonderlijke planologische procedure worden doorlopen.
Reactie a:
Inspreker geeft aan dat het Sportiom blijvend innovatief in de markt wil opereren. In dat verband worden met de gemeente gesprekken gevoerd over uitbreiding en vervanging van functies. Verzocht wordt om in het bestemmingsplan ruimte voor uitbreiding en vervanging van functies op te nemen.
Commentaar:
Het nieuwe bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een beheerplan in het kader van de
actualisatieverplichting op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In beginsel worden nieuwe planologische
ontwikkelingen niet meegenomen. Voor wat betreft het Sportiom komt daarbij dat de plannen voor
uitbreiding en vervanging van functies op dit moment nog niet voldoende concreet zijn en er dus ook geen
inzicht bestaat in mogelijk daarmee samenhangende ruimtelijke, planologische en financiële consequenties.
Daarmee is er ook geen duidelijkheid over de haalbaarheid van de plannen. Om die reden is het ook niet
opportuun om nu de mogelijkheden in het bestemmingsplan te verruimen.
Daarmee wordt overigens nog geen uitspraak gedaan over het wel of niet mee willen mee werken aan
plannen voor uitbreiding en vervanging van functies. Verdere planuitwerking in overleg met de gemeente zal
daar uitsluitsel over kunnen geven. Dat kan separaat van dit bestemmingsplan plaatsvinden en zonodig zal
daarvoor een afzonderlijke planologische procedure worden gevoerd.
Reactie a:
Inspreker geeft aan dat de gebruikelijke plantoelichtingen ontbreken, waardoor een beoordeling van de plannen op hun ruimtelijke aanvaardbaarheid feitelijk onmogelijk is. Daar waar legalisering van bestaande bedrijvigheid en zelfs toekomstige intensivering van meer milieubelastende bedrijvigheid en gebruiksmogelijkheden in algemene zin in het vooruitzicht wordt gesteld, stoelen deze niet op een aantoonbare feitelijke afweging van belangen. Dit kan ook niet verantwoord plaatsvinden zonder de plantoelichtingen. Inspreker dringt erop aan om onderzoek en rapportering van de uitkomsten alsnog te doen plaatsvinden, voordat tot toekomstige ontwikkelingen wordt overgegaan.
Commentaar:
Het voorontwerpbestemmingsplan is voorzien van een uitgebreide plantoelichting en heeft ook ter visie
gelegen. De reactie van inspreker dat deze toelichting ontbreekt, is dan ook onjuist. Verder wordt
opgemerkt dat het hier in hoofdzaak een beheersplan betreft. Het plan heeft niet tot doel grootschalige
nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken, maar biedt voor de betreffende bedrijventerreinen een actueel
juridisch toetsingskader, op basis van de bestaande situatie (qua bebouwing en gebruik) en recent
vastgestelde provinciale en gemeentelijke beleidsuitgangspunten.
Reactie a:
Inspreker wijst erop dat zijn bedrijf in het voorontwerpbestemmingsplan is opgenomen binnen de zone waar bedrijven in de categorie 2 t/m 3.2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein zijn toegestaan. Dit is voor het betreffende bedrijf niet toereikend, aangezien de huidige bedrijfsactiviteiten (vervaardigen metaalprodukten incl. straalwerkzaamheden) reeds binnen de categorie 4.1 vallen.
Daarnaast zijn op grond van het geldende bestemmingsplan ter plaatse ook reeds bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 2 t/m 4 toegestaan. De huidige bedrijfsactiviteiten passen derhalve binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan. Verzocht wordt om de toegestane milieucategorie te wijzigen in 4.2.
Commentaar:
Met de inspraakreactie kunnen wij instemmen. Nu op basis van het geldende bestemmingsplan ter plaatse
van het bedrijf van inspreker reeds bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 4 zijn toegestaan en er ook
daadwerkelijk bedrijfsactiviteiten in deze milieucategorie worden uitgevoerd, zullen wij het
ontwerpbestemmingsplan daarop aanpassen. De bestaande rechten op basis van het vigerende
bestemmingsplan zullen worden gerespecteerd.
Reactie b:
Inspreker wijst erop dat hij door het voorontwerpbestemmingsplan beperkt wordt in de bouwmogelijkheden, doordat is opgenomen dat de oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak maximaal 50m2 mag bedragen. Op dit moment ligt hier reeds een weegbrug met een oppervlakte van 70m2. Verzocht wordt om deze bepaling niet op te nemen of om de maximaal toegestane oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak te vergroten tot 70m2.
Commentaar:
Op dit moment is er op het bedrijfsperceel van inspreker reeds sprake van een bouwwerk geen gebouw
zijnde buiten het bouwvlak van ruim 60m2, te weten een weegbrug. Om dit bouwwerk juridisch te
verankeren is op de verbeelding op het bedrijfsperceel van inspreker een specifieke bouwaanduiding
opgenomen, die regelt dat de bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak maximaal 70m2
mogen bedragen.