direct naar inhoud van 8.1 Vooroverleg
Plan: Bedrijventerreinen (Treurenburg, Maaspoort, Hambakenwetering, Brabantpoort, D...
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002178-1401

8.1 Vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:

  • Provincie Noord-Brabant
  • Waterschap Aa en Maas
  • Rijkswaterstaat
  • N.V. Nederlandse Gasunie
  • TenneT
  • Prorail

Er zijn schriftelijke reacties ontvangen van de Provincie Noord Brabant, waterschap Aa en Maas, N.V. Nederlandse Gasunie en TenneT. Hieronder zullen we daar nader op ingaan.

Reactie a, b, c: ingekomen reacties vooroverleg
Commentaar: gemeentelijk commentaar

  • 1. Provincie Noord Brabant (brief d.d.18 oktober 2012)


Reactie a:
De provincie is van mening dat het bij deze actualisering van de vigerende bestemmingsplannen gaat om bedrijventerreinen met middelzware en zware bedrijvigheid. Men ziet in het opgestelde bestemmingsplan een strijdigheid met de provinciale Verordening Ruimte, aangezien categorie 1 en 2 bedrijven zijn toegelaten. Men verzoekt om uitsluitend de bestaande categorie 1 en 2 bedrijven specifiek te bestemmen en in het plan een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, waarin wordt geregeld dat bij de beëindiging van de bedrijfsvoering van deze bedrijven uitsluitend hogere milieucategorieën zijn toegestaan.
Daarnaast constateert men strijdigheid vanwege het in stand laten van de mogelijkheid om nieuwe bedrijfswoningen te realiseren.
Commentaar:
In de Verordening Ruimte zijn in artikel 3.6 regels geformuleerd voor aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen. Daarin staat dat voor middelzware en zware bedrijventerreinen oneigenlijk gebruik van deze terreinen moet worden tegengegaan. Onder oneigenlijk gebruik wordt verstaan bedrijfswoningen, bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, leisure voorzieningen en bedrijven behorend tot milieucategorie 1 en 2 (m.u.v. van bedrijven op een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5.000m2).
In artikel 3.7 van de Verordening staan regels voor bestaande bedrijventerreinen. Daarin staat dat de toelichting van het plan een verantwoording bevat over de mogelijkheden voor herstructurering en zorgvuldig ruimtegebruik en over de vraag in hoeverre het in stand houden van de geldende bestemming, rekening houdende met de regels inzake het tegengaan van oneigenlijk ruimtegebruik als bedoeld in artikel 3.6 van de Verordening, zich verhoudt tot de afspraken die in het regionaal ruimtelijk overleg zijn gemaakt over de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen.

Wij hebben begrip voor het provinciaal beleid om zorgvuldig ruimtegebruik op bedrijventerreinen te bevorderen. In dit bestemmingsplan wordt daarom in beginsel ook de nieuwvestiging van andere dan bedrijfsfuncties, zoals kantoren, detailhandel, bedrijfswoningen e.d., onmogelijk gemaakt. Uitsluitend reeds bestaande niet-bedrijfsfuncties worden positief bestemd. Dit is ook conform het door onze gemeenteraad vastgestelde beleid. Met betrekking tot de bedrijfswoningen kan, naar aanleiding van de opmerking van de provincie, daarbij nog worden opgemerkt, dat ook uitsluitend reeds bestaande bedrijfswoningen positief bestemd worden. De mogelijkheden die de vigerende bestemmingsplannen thans nog bieden om nieuwe bedrijfswoningen te realiseren, zijn in dit bestemmingsplan niet overgenomen. Wellicht heeft de opmerking in paragraaf 5.4 van de toelichting, dat ook bestaande rechten voor bedrijfswoningen positief worden bestemd, voor verwarring op dit onderdeel gezorgd. In de toelichting is deze betreffende passage verwijderd.

Daarnaast zijn wij echter van mening dat de in het kader van dit bestemmingsplan gemaakte opmerking om uitsluitend de reeds bestaande categorie 1 en 2 bedrijven positief te bestemmen te ver gaat en niet leidt tot een zorgvuldiger gebruik van de ruimte. Het gaat bij dit bestemmingsplan om bestaande bedrijventerreinen. Deze bedrijventerreinen zijn allemaal opgezet als gemengde bedrijventerreinen. Dat betekent dat zich bedrijven in diverse milieucategorieën mogen vestigen (daarbij uiteraard rekening houdende met de milieuzonering) en dat gekozen is voor een grote diversiteit in kavelgrootte. Met name bij kleinere kavels ligt een invulling met bedrijfsactiviteiten in de lagere milieucategorieën voor de hand, hetgeen in de praktijk terug te zien is. Gelet op deze reeds bestaande opzet van de bedrijventerreinen is er ook geen sprake van terreinen waar geheel of in overwegende mate de bedrijfsmatige uitoefening van middelzware en zware industriële activiteiten en grootschalige logistieke activiteiten plaatsvinden. Daarbij speelt uiteraard ook nog de ligging van de betreffende bedrijventerreinen een rol. Zo zijn bedrijventerreinen Maaspoort, De Hambakenwetering en De Herven gelegen in de directe nabijheid van een woonomgeving.

Het uitsluiten van de lagere bedrijfscategorieën op de in dit bestemmingsplan opgenomen bedrijventerreinen draagt naar onze mening dan ook niet bij aan het bereiken van de provinciale beleidsdoelstelling. Dit zou er eerder voor zorgen dat met name de kleinere bedrijfskavels en de bedrijfskavels in de directe nabijheid van een woonomgeving moeilijker invulbaar worden. Dit doet afbreuk aan de destijds gekozen planopzet en beperkt ook onnodig bestaande rechten van eigenaren van bedrijven op deze gronden.

Tot slot merken wij nog op dat in het regionaal ruimtelijk overleg, waarover artikel 3.7 van de Verordening Ruimte spreekt, te weten de op 4 april 2012 vastgestelde 'Agenda Bedrijventerreinen Noordoost Brabant', ook geen afspraken zijn gemaakt over het uitsluiten van de lagere milieucategorieën op bestaande bedrijventerreinen.

Gelet op het bovenstaande hebben wij er in de belangenafweging bij dit bestemmingsplan dan ook niet voor gekozen om de lagere milieucategorieën die nu reeds zijn toegestaan, uit te sluiten. Artikel 3.7 van de Verordening Ruimte biedt ook ruimte voor een dergelijke afweging, zodat er van strijdigheid met deze verordening ook geen sprake kan zijn.

  • 2. Waterschap Aa en Maas (brief d.d. 15 oktober 2012)


Reactie a:
Op verbeelding 9 is een waterpartij aan de rand van bedrijventerrein De Brand, opgenomen binnen de bestemming 'water', waarbij in de bestemmingsomschrijving 'waterberging' bevat. Desondanks spreekt men de voorkeur uit om ter plekke de dubbelbestemming 'waterstaat - waterbergingsgebied' op te nemen, om de bijzondere status van het gebied te benadrukken.
Commentaar:
Zoals het waterschap ook constateert is de betreffende waterpartij bestemd tot 'water'. In de doeleindenomschrijving is aangegeven dat de functie waterberging hier onder valt. Op inhoudelijke gronden is er dan ook geen reden om hier een dubbelbestemming op te nemen. Dat zullen wij dan ook niet doen. Wel zal in paragraaf 4.5.2. van de toelichting bij bedrijventerrein De Brand worden aangevuld dat de betreffende waterpartij valt onder het regionaal waterbergingsgebied.

Reactie b:
Op verbeelding 9 en 10 ontbreken de regionale waterkeringen.
Commentaar:
De betreffende waterkeringen zullen als dubbelbestemming (Waterstaat - waterkering) alsnog op de verbeelding worden opgenomen.

Reactie c:
Op verbeelding 1 en 2 is een deel van de leggerwatergangen niet als bestemming 'water' opgenomen. Het is opgenomen binnen de bestemming 'Verkeer'. Verzocht wordt dit water te bestemmen tot 'water', zoals ook elders in het plangebied is gebeurd.
Commentaar:
Het betreft hier een deel van de waterlopen langs beide zijden van de spoorlijn 's-Hertogenbosch - Utrecht, tussen bedrijventerreinen Treurenburg en Maaspoort. Een deel van de waterlopen is opgenomen binnen de bestemming 'Verkeer - railverkeer'. Dit heeft te maken met de mogelijkheid om hier te zijner tijd een station te kunnen realiseren (deze mogelijkheid is ook reeds opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Treurenburg). Op de verbeelding is hiervoor de aanduiding 'openbaar vervoersstation' opgenomen.
Aangezien een te realiseren station zowel vanuit Maaspoort als vanuit Treurenburg te bereiken moet zijn, zijn delen van de waterlopen opgenomen binnen de bestemming 'Verkeer - railverkeer' en de aanduiding 'openbaar vervoersstation'. Wel is vanwege het belang van de waterlopen, voor het deel dat is gelegen binnen de bestemming 'Verkeer - railverkeer', de aanduiding 'water' opgenomen. Daarmee wordt de aanleg en instandhouding van water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen veilig gesteld.

Reactie d: (aanvulling bij brief d.d. 25 oktober 2012)
Aangegeven is dat in het eerder advies nog geen rekening is gehouden met de door het dagelijks bestuur vastgestelde Legger Regionale Waterkeringen. Er wordt verzocht om de waterkering inclusief de in de legger opgenomen beschermingszones op te nemen op de verbeelding (kaart 1, 2, 9 en 10). Deze zouden moeten worden bestemd tot 'Waterstaat - waterkering'.
Commentaar:
Op 15 november 2012 is dit onderdeel met het waterschap besproken. Daarbij is afgesproken om uitsluitend de waterkering zelf als dubbelbestemming op de verbeelding op te nemen, als een signaleringsfunctie. De beschermingszones worden niet onder de gemeentelijke regeling (bestemmingsplan) gebracht.
Het betreft hier een waterschapsbevoegdheid. Voor de belangen die het waterschap hier nastreeft, staan hen eigen instrumenten (Keur en Legger) ter beschikking. De gemeente acht een dubbele regeling op dit gebied niet wenselijk.
Daarbij speelt ook nog een rol dat de betreffende Legger Regionale Waterkeringen, in tegenstelling tot hetgeen het waterschap aangeeft, nog niet is vastgesteld. De procedure hiervoor loopt nog.
In de toelichting van het bestemmingsplan zal wel expliciet aandacht worden besteed aan de in procedure zijnde Legger Regionale Waterkeringen. Daarbij zal er worden gewezen dat voor graafwerkzaamheden in en op de waterkering en binnen de beschermingszones een vergunning bij het waterschap moet worden aangevraagd.

  • 3. N.V. Nederlandse Gasunie (brief d.d. 4 oktober 2012)


Reactie a:
De in het plangebied gelegen aardgastransportleidingen en de bijbehorende belemmeringenstroken zijn correct opgenomen op de verbeelding
Commentaar:
De reactie is voor kennisgeving aangenomen.

Reactie b:
De Gasunie verzoekt om het gasontvangststation, dat in het voorontwerpbestemmingsplan is bestemd tot 'Bedrijf - nutsvoorziening' te bestemmen tot 'Bedrijf - Gasontvangststation'. Dit vanwege hun beleid om de gasontvangststations op een eenduidige en uniforme wijze te bestemmen.
Commentaar:
Voor alle in het plangebied voorkomende nutsvoorzieningen is de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' opgenomen. Een gasontvangststation past binnen deze bestemming, zodat er inhoudelijk geen reden is om hiervoor een afzonderlijke bestemming op te nemen.

  • 4. TenneT (brief d.d. 26 september 2012)


Reactie a:

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan zijn meerdere hoogspanningsverbindingen opgenomen. Verzocht wordt om de in artikel 15.6.1 opgenomen vergunningplicht aan te vullen met de volgende leden:
'5. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.'
Commentaar:
Binnen de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' is een vergunningplicht opgenomen voor werkzaamheden, die de veiligheid kunnen schaden en de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen (artikel 15.6.1). Hieronder valt:

  • 1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen.
  • 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter.
  • 3. het opslaan van materialen of stoffen, die gevaar van brand of explosie kunnen opleveren.
  • 4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen van maaiveld -en weghoogte.


Uit telefonisch contact met TenneT op 21 november 2012 (dhr. Crauwels) is gebleken dat de door hen gewenste aanvulling verband houd met de mogelijke wijziging van het verschil in hoogte tussen de ondergrond en de hoogte van de geleiders. Feitelijk valt deze aanvulling derhalve al onder punt 4, zodat het betreffende artikel geen aanpassing behoeft.