direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerreinen (Treurenburg, Maaspoort, Hambakenwetering, Brabantpoort, D...
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002178-1401

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1': bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.2': bedrijven in de categorieën 2 tot en met 3.2 van de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.1': bedrijven in de categorieën 2 tot en met 4.1 van de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.2': bedrijven in de categorieën 2 tot en met 4.2 van de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - codering a': tevens de met de codering corresponderende bedrijfsactiviteiten in de bijbehorende categorie, zoals opgenomen in de bij deze regels als Bijlage 2 behorende "Staat van positief bestemde bedrijfsactiviteiten”;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - codering b': tevens de met de codering corresponderende bedrijfsactiviteiten in de bijbehorende categorie, zoals opgenomen in de bij deze regels als Bijlage 2 behorende "Staat van positief bestemde bedrijfsactiviteiten”;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - codering c': tevens de met de codering corresponderende bedrijfsactiviteiten in de bijbehorende categorie, zoals opgenomen in de bij deze regels als Bijlage 2 behorende "Staat van positief bestemde bedrijfsactiviteiten”;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - codering d': tevens de met de codering corresponderende bedrijfsactiviteiten in de bijbehorende categorie, zoals opgenomen in de bij deze regels als Bijlage 2 behorende "Staat van positief bestemde bedrijfsactiviteiten”;
  • i. internetwinkels /postorderbedrijven;
  • j. productiegebonden detailhandel;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - abc': tevens detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, banden, (landbouw)werktuigen en machines;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - meubels': tevens detailhandel in meubelen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': horecabedrijven in de categorie 2 en tevens bedrijfsondersteunende activiteiten, zoals o.a. het organiseren van congressen, meetings, vergaderingen, seminars, presentaties e.d.;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met aan huis verbonden bedrijfs- en beroepsactiviteiten;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'water': tevens de aanleg en instandhouding van water, waterberging, ontwateringssloten en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer': tevens voor wegverkeer en verkeers- en verblijfsvoorzieningen met daaraan ondergeschikte voorzieningen zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, standplaatsen en terrassen en dergelijke.
  • r. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.

met inachtneming van het volgende:

  • s. inrichtingen als bedoeld in de bijlage onderdelen C en D van het Besluit milieueffectrapportage, zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan, zijn niet toegestaan;
  • t. geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi-inrichtingen' zijn bevi-inrichtingen toegestaan, mits de contour van het plaatsgebonden risico van de inrichting van 10–6 per jaar binnen het eigen bedrijfsperceel en/of binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'veiligheidszone - bevi' blijft;
  • v. in aanvulling op sub t is de nieuwvestiging van een bevi-inrichting slechts direct toelaatbaar binnen de gebiedsaanduiding 'De Brand', mits de contour van het plaatsgebonden risico van de inrichting van 10–6 per jaar, binnen het eigen bedrijfsperceel blijft én de grens van het invloedsgebied binnen de gebiedsaanduiding 'De Brand' blijft.
  • w. binnen de contour van het plaatsgebonden risico van bevi-inrichtingen van 10–6 per jaar mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten van derden worden gevestigd.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  • b. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd.
5.2.2 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de maximale bouwhoogte zoals op de verbeelding is aangeduid;
  • c. de bouwhoogte mag niet minder bedragen dan de minimale bouwhoogte zoals op de verbeelding is aangeduid;
  • d. voor percelen waarop bedrijfswoningen zijn toegelaten geldt dat:
    • 1. per bouwperceel slechts één bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. de goothoogte van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 6 meter;
    • 3. de bouwhoogte van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 10 meter;
    • 4. bij een bedrijfswoning bijgebouwen ten dienste van de woonfunctie mogen worden gerealiseerd tot een totale oppervlakte van 50m2 met een maximale goothoogte van 3 meter en maximale bouwhoogte van 4,5 meter.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder a. is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling' een (fietsen)stalling toegestaan, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 meter.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 50m2.
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan de maximale bouwhoogte zoals op de verbeelding is aangeduid;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b. en c. mogen terrein- en erfafscheidingen van af de voet gemeten maximaal 1 meter hoog zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 3 meter bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b. en c. mag de bouwhoogte van kunstobjecten, vlaggenmasten en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van verlichting en beveiliging niet meer bedragen dan 10 meter. De bouwhoogte van een reclamezuil mag maximaal 4 meter bedragen.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1', de oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan maximaal 70m2.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de situering van het laden en lossen op het perceel.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken met betrekking tot gebouwen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder a. en toestaan dat gebouwen van ondergeschikte aard, zoals bijvoorbeeld een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd of dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 50m2 bedraagt;
  • b. de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 6. de situering van het laden en lossen op het perceel.
5.4.2 Afwijking van bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder c. en toestaan dat de minimale bouwhoogte voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals aangegeven op de verbeelding, met maximaal 4 meter wordt verlaagd.

5.4.3 Afwijken van bouwhoogte erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder d. en toestaan dat de hoogte van terrein- en erfafscheidingen geplaats voor de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedraagt, mits:

  • a. de terrein- en erfafscheiding een open constructie heeft;
  • b. geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4.4 Afwijken met betrekking tot parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b., mits:

  • a. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien; en
  • b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
5.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  • b. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van:
    • 1. bedrijven, anders dan de bedrijven die zijn genoemd in artikel 5.1;
    • 2. een seksinrichting;
    • 3. horeca, anders dan bedoeld in artikel 5.1;
    • 4. detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 5.1;
    • 5. kantoren, anders dan bedoeld in artikel 5.1;
    • 6. bewoning, anders dan bedoeld in artikel 5.1.
  • c. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
  • d. Gebruik van ruimten binnen een bedrijfswoning en in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. vergunningplichtige activiteiten ingevolge de wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    • 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5 ten behoeve van:
    • 1. detailhandel in stoffen en goederen waarvan de verkoop in winkelcentra niet past in verband met de verstoring van het aldaar gewenste milieu, zoals de verkoop van brand- en explosiegevaarlijke of andere milieubelastende stoffen en goederen;
    • 2. een bedrijf dat niet is genoemd in de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein, maar die naar aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met de op grond van de artikel 5.1 toegelaten categorieën bedrijven, mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen en inrichtingen als bedoeld in de bijlage onderdelen C en D van het Besluit milieueffectrapportage betreffen;
    • 3. een bevi-inrichting buiten de gebiedsaanduiding 'De Brand', mits de contour van het plaatsgebonden risico van de inrichting van 10-6 per jaar en het invloedsgebied van de inrichting binnen het eigen bedrijfsperceel of binnen de aan het bedrijfsperceel grenzende bestemmingen 'groen' en 'verkeer' blijft; daarnaast mogen binnen de contour van het plaatsgebonden risico van de inrichting geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn;
    • 4. een bevi-inrichting binnen de gebiedsaanduiding 'De Brand', waarbij de contour van het plaatsgebonden risico van de inrichting van 10–6 per jaar buiten het eigen bedrijfsperceel en/of buiten de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' ligt, maar binnen deze contour geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten van derden aanwezig zijn en de grens van het invloedsgebied van de inrichting binnen de gebiedsaanduiding 'De Brand' blijft;
    • 5. een bevi-inrichting binnen de gebiedsaanduiding 'De Brand', waarbij de grens van het invloedsgebied van de inrichting buiten de gebiedsaanduiding 'De Brand' komt te liggen, mits de aanvaardbaarheid van het groepsrisico middels een goede verantwoording wordt aangetoond.
    • 6. bedrijfsactiviteiten in de categorie 3.2 van de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'afwijkingsbevoegdheid milieucategorie', onder de voorwaarde dat gegarandeerd kan worden dat deze bedrijfsactiviteiten fysiek gesitueerd blijven binnen de begrenzing van de gebiedsaanduiding, zodat het woon- en leefklimaat van de (woon)omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in artikel 5.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1', wijzigen in de bestemming 'bedrijventerrein' met de aanduiding 'kantoor' met in achtneming van de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage, zoals aangeduid op de verbeelding, mag niet worden overschreden;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  • c. er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden gerealiseerd.