direct naar inhoud van Artikel 15 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Plan: Bedrijventerreinen (Treurenburg, Maaspoort, Hambakenwetering, Brabantpoort, D...
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002178-1401

Artikel 15 Leiding - Hoogspanningsverbinding

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoofdtransportleidingen, met een strook van 25 meter ter weerszijden van de aangeduide leiding.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

15.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de medebestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding worden gebouwd, zoals hoogspanningsmasten;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b. mag de bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer bedragen dan 45 meter.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2 onder a. en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het doelmatig functioneren van de bovengrondse hoofdtransportleiding mag niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de veiligheid met betrekking tot de hoogspanningsverbinding mag niet worden geschaad;
  • c. het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de leidingbeheerder;
  • d. de bouwwerken dienen te voldoen aan de bouwregels opgenomen binnen de basisbestemming.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 15.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

15.6 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
15.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de tot Leiding - Hoogspanningsverbinding bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:

    • 1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
    • 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
    • 3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
    • 4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld -en weghoogte.
    • 5. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
15.6.2 Uitzondering vergunningplicht

Het in artikel 15.6.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. welke het normale onderhoud en beheer van de hoogspanningsverbinding betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
15.6.3 Toetsingscriteria
  • a. De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 15.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en er geen onevenredige aantasting van de energievoorziening kan ontstaan.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 15.6.1 wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder / directeur van het energiebedrijf.