direct naar inhoud van 3.2 Rijksbeleid
Plan: Kruisstraat 28a Rosmalen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002158-1501

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Flora- en faunawet

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving. Om deze reden is in augustus 2010 door Croonen Adviseurs een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De rapportage die op basis van dit onderzoek is opgesteld is als bijlage aan voorliggende ruimtelijke onderbouwing toegevoegd. Hierna zijn de conclusies en aanbevelingen uit deze rapportage weergegeven.

3.2.1.1 Beschermde natuurgebieden

Er zijn geen natuurgebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000, Beschermde Natuurmonumenten, wetlands) in de directe omgeving (binnen een straal van 3 km) van het plangebied aanwezig.

Er bevindt zich geen EHS of GHS binnen het plangebied. Van compensatie is alleen sprake bij directe aantasting van de EHS. Op 2 km ten zuiden van het plangebied liggen gebieden die aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Op ongeveer 2 km ten noorden van het plangebied ligt een waterloop die bestemd is als zoekgebied voor ecologische verbindingszone. Vanwege de afstand en de kleinschaligheid van de werkzaamheden is het niet aannemelijk dat er een negatief effect zal zijn op de aanwezige EHS-gebieden.

Er is geen noodzaak voor een voortoets of compensatieplan.

3.2.1.2 Beschermde soorten

Op basis van de beschikbare literatuurgegevens en het veldbezoek kan worden vastgesteld dat het terrein een potentiƫle habitat biedt voor enkele licht beschermde soorten (tabel 1-soorten). De realisatie van de (vrijstaande) woning zal naar verwachting leiden tot een beperkt verlies van leefgebied van enkele soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet. Dit heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten, omdat er voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft. Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Een ontheffing Flora- en faunawet is derhalve niet noodzakelijk. De zorgplicht blijft wel gelden.

In onderstaande tabel zijn de strikter beschermde soorten en/of soortgroepen opgenomen die mogelijkerwijs in het plangebied voorkomen. Daarbij zijn tevens de mogelijke effecten van de voorgenomen ingreep aangegeven en de eventuele noodzaak voor een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002158-1501_0005.jpg"

Tabel 1: Voorkomen van en effecten op beschermde soorten in het plangebied en de noodzaak voor ontheffing

3.2.1.2.1 Rugstreeppad

De aanwezigheid van rugstreeppadden in het onderzoeksgebied kan niet volledig worden uitgesloten. Het is echter niet noodzakelijk een vervolgonderzoek naar rugstreeppadden uit te laten voeren. Wanneer tijdens de uitvoering van de werkzaamheden onverhoeds een rugstreeppad wordt gevonden dan dient men de werkzaamheden direct stil te leggen en een deskundige in te schakelen die de rugstreeppad kan verplaatsen. Daarvoor is geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig.

3.2.1.3 Aanbevelingen
3.2.1.3.1 Vogels

Met broedvogels kan in het algemeen relatief eenvoudig rekening worden gehouden door eventuele kap- en sloopwerkzaamheden niet uit te voeren in de broedtijd (halverwege maart tot en met halverwege augustus) indien concreet broedgevallen aanwezig zijn. Op deze wijze zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde.

Wanneer de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden ingezet, maar de planning doorloopt tot in het broedseizoen (en dat niet kan worden aangepast) dan kan het verstoren van vogels voorkomen worden door continu door te werken en werkzaamheden niet langer dan enkele dagen stil leggen. Op deze manier wordt voorkomen dat vogels tot broeden komen in het gebied waar gewerkt wordt.

3.2.1.3.2 Vleermuizen

Alhoewel er geen verblijfplaatsen zijn aangetroffen, maken vleermuizen mogelijk wel gebruik van de omgeving in en nabij het plangebied, voornamelijk om te foerageren. Om te voorkomen dat vleermuizen tijdens de werkzaamheden worden verstoord, wordt aangeraden om het aanbrengen van verlichting zoveel mogelijk te beperken (ook tijdens de bouw). Nagenoeg alle vleermuissoorten zijn namelijk gevoelig voor lichtverstoring. Indien gewenst zou tevens in het toekomstige ontwerp rekening gehouden kunnen worden met vleermuizen door verlichting te gebruiken die minder verstorend is voor vleermuizen. Lage armaturen met wit licht die naar beneden uitstralen vormen geen belemmering voor vleermuizen en zouden gebruikt kunnen worden.

Daarnaast zijn er speciaal voor renovatie of nieuwbouw onderhoudsvrije vleermuizenkokers in de handel zijn die ingemetseld kunnen worden en zogenaamde vleermuiskwartieren die eenvoudig te bevestigen zijn aan muren. Deze positieve maatregelen zijn veelal eenvoudig en met geringe meerkosten in nieuwbouw in te passen.

3.2.1.3.3 Rugstreeppad

Uit literatuurstudie is naar voren gekomen dat de rugstreeppad in de omgeving is waargenomen. De rugstreeppad is een typische pioniersoort, die voorkomt in terreinen met een hoge natuurlijke of door mensen ingebrachte dynamiek. Als de rugstreeppad nog niet aanwezig is dan wordt het terrein mogelijk aantrekkelijk voor rugstreeppadden op het moment dat de werkzaamheden starten en de begroeiing verwijderd wordt.

Ter voorkoming van het in gebruik nemen van het plangebied door de rugstreeppad tijdens de bouw wordt aanbevolen om:

  • tijdig zandige omstandigheden weg te nemen of de bouw af te ronden voor eind augustus (vanaf eind augustus gaan rugstreeppadden op zoek naar vergraafbare grond om de winter door te brengen);
  • als de bouw langere tijd wordt stilgelegd in braakliggende toestand, of tijdens de bouw zelf, paddenschermen te plaatsen;
  • natte plekken af te dekken of te dempen.