direct naar inhoud van Hoofdstuk 7 Waterparagraaf
Plan: Gewande 9a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002148-1401

Hoofdstuk 7 Waterparagraaf

Het plangebied ligt in de Rosmalense Polder en heeft vroeger gediend als overstromingsvlakte voor de Maas. De maaiveldhoogte varieert van 2.25-2.50m +NAP in het onbebouwde deel van het plangebied tot ca. 3.25m +NAP bij het bebouwde deel. In de praktijk liggen de peilen in de buurt van de Eerste Hoefsteeg 6 op respectievelijk 1,45 en 1,75m NAP. De bodem van het plangebied bestaat uit klei op fijn zand. De bodem is matig geschikt voor infiltratie.

Het plangebied valt binnen het beheergebied van waterschap Aa en Maas. In het waterbeheerplan beschrijft het Waterschap de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk 2027. Van belang zijn de beleidsuitgangspunten en -principes ten aanzien van het duurzaam omgaan met water:

1. Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater

Het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse kan een compromis gesloten worden, waarbij de minimale inzet (in bestaand bebouwd gebied) is om het vuile en het schone water gescheiden aan te bieden op het (reeds aanwezige) gemengde rioolstelsel. Het waterschap zal echter niet akkoord gaan met de aanleg van nieuwe gemengde rioolstelsels.

2. Doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer'

In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer' (afgeleid van de trits 'vasthouden -bergen - afvoeren') doorlopen. Hergebruik van hemelwater wordt voornamelijk overwogen bij grootschalige voorzieningen als scholen, kantoorgebouwen en dergelijke. Voor particuliere woningen wordt dit niet gestimuleerd.

3. Hydrologisch neutraal bouwen

Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Er geldt dat eventuele toename van verharding gecompenseerd zal moeten worden. Hierbij mag de natuurlijke GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) niet verlaagd worden en mag bijvoorbeeld bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied de oorspronkelijke landelijke afvoer in de normale situatie niet overschreden worden. Het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden en in poldergebieden worden seizoensfluctuaties toegestaan.

4. Water als kans

'Water' wordt vaak benaderd als een probleem: 'er moet ook ruimte voor water gecreëerd worden en m2 zijn duur'. Dat is erg jammer, want 'water' kan ook een meerwaarde geven aan het plan. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water. Zo is 'wonen aan het water' erg gewild. Een mooie waterpartij met bijbehorend groen wordt door veel inwoners gewaardeerd.

5. Meervoudig ruimtegebruik

'Er moet ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur'. Maar door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor twee of meer doeleinden te gebruiken, is het 'verlies' van m2 als gevolg van de toegenomen ruimtevraag vanuit water te beperken. Zo is het in bepaalde gevallen mogelijk om het flauwe taluds ook te gebruiken als onderhoudsstrook. Flauwe taluds geven veel ruimte voor buffering van water, maar zijn ook te gebruiken voor recreatieve doeleinden (een fietspad dat af en toe niet te gebruiken is).

6. Voorkomen van vervuiling

Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Vanuit zijn wettelijke taak ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer streeft het waterschap ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Deze bronaanpak is ook verwoord in het Emissiebeheersplan. Het waterschap besteedt hier reeds aandacht aan in de fase van de watertoets, zodat dit aspect als randvoorwaarde kan worden meegenomen in het verdere ontwerpproces. Eén van de aspecten die hierbij wordt nagestreefd, is om ervoor te zorgen dat regenwater niet meer direct via het riool wordt afgevoerd (afkoppeling verhard oppervlak). Tevens moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van niet uitloogbare bouwmaterialen.

7. Wateroverlastvrij bestemmen

Het doel is hierbij om locaties aan te wijzen waarbij met een nieuwe functie het gebied nog blijft voldoen aan de NBW-normen. Wanneer een gebiedsfunctie veranderd van landbouw naar stedelijk, hoort hier een kleinere kans op inundatie bij volgens de NBW-normen. Het is daarbij efficiënt om de locaties voor nieuwe ontwikkelingen zo te kiezen dat ook met een nieuwe functie het gebied blijft voldoen.

8. Waterschapsbelangen

Overige waterschapsbelangen, zoals ecologische verbindingzones, stankzones rondom riooloverstorten en de zones die vanwege de Keur (2011) een beschermde status hebben. Het bouwplan is in vooroverleg met het waterschap besproken. Daarbij zijn de volgende aandachtspunten naar voren gekomen.

-De huidige fundatiediepte van de momenteel op het perceel aanwezige schuur dient nog (nader) te worden aangetoond.

Middels constructie- en funderingstekening(en) van de huidige schuur. Dit zou 4,65 m +Nap kunnen zijn. Dit is bepalend voor de toegestane funderingsdiepte;

-Wanneer de IBA buiten gebruik wordt gesteld dient deze ook te worden verwijderd;

-Grondaanvullingen dienen te geschieden met dezelfde grond(slag) als op de locatie aanwezig is;

-Het aanleggen van een vijver is toegestaan op het maaiveld buiten de invloedzones van de waterkering;

-Kabels en- leidingen dienen conform de vigerende landelijk geldende leidraden te worden ontworpen / aangelegd, te weten NEN 3650 en NEN 3651;

-Met betrekking tot de realisatie van een aardwarmtesysteem: hiervan hebben wij aangegeven dat de mogelijkheden voor wat betreft de waterkering te zijner tijd nader dienen te worden onderzocht / aangetoond.
Op voorhand dient e.a. buiten de invloedszones van de waterkering te worden gerealiseerd. Nadere randvoorwaarden zijn afhankelijk van het door u te realiseren systeem.

Daarnaast is de Provincie Noord-Brabant in de meeste gevallen het bevoegde gezag. In die gevallen geldt een vergunningplicht vanuit de provincie.

Ten behoeve van d aanvrage van een watervergunning zullen detailtekeningen worden voorgelegd.

Inpassing beleid in ruimtelijk plan

In het gebied (buitengebied) ligt geen riolering. Het vuilwater kan daarom afgevoerd worden naar het mestdepot dat bij agrarische bedrijven en woningen doorgaans wordt gebruikt ter verwerking van het vuile water. Het hemelwater moet vastgehouden worden in het plangebied. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van berging op de daken (groene daken), onder de woning of verharding of in een wadi of vijver. Ook is het mogelijk om het hemelwater te gebruiken als proceswater of spoelwater.

De voorgenomen ontwikkeling waarvoor een tweede bedrijfswoning wordt gerealiseerd, heeft ten opzichte van de huidige situatie een toename van 150m2 verhard oppervlak tot gevolg. Om het watersysteem in de regio niet meer te belasten, is volgens het hydrologisch neutraal bouwen-principe een bergingsvoorziening van ca. 7m3binnen het plangebied nodig. Dit zorgt voor een toegestane peilstijging van 0,3m voor een T = 10 situatie. (T = 10 betekent extreme buien die met een kans van eens per 10 jaar plaatsvinden). Om een peilstijging van 0,4m te bewerkstelligen (T=100) bij de genoemde verhardingstoename is een bergingsvoorziening van ca. 10m3benodigd. Het waterschap eist een berging van hemelwater in een T=10 situatie. Afvoer van hemelwater vindt alleen plaats wanneer de bergingsvoorziening de hoeveelheid water niet aan kan, bijvoorbeeld via een noodoverloop op een greppel of sloot. Dit zal bij neerslaggebeurtenissen voorkomen met een grotere herhalingstijd dan eens per 100 jaar.

Om verontreiniging van grondwater te voorkomen worden enkel duurzame (niet-uitlogende of gecoate) materialen toegepast. Tevens wordt aangeraden om terughoudend te zijn met bestrijdingsmiddelen en strooizout. In het plangebied wordt geen wateroverlast vanuit oppervlaktewater verwacht. Het plangebied grenst niet aan een legger- of schouwsloot, waardoor andere belangen van het waterschap afwezig zijn.