direct naar inhoud van 5.9 Ecologie
Plan: Sport- en jeugdcluster Engelen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002083-1501

5.9 Ecologie

De bescherming van de natuur in Nederland vindt plaats door Europese en nationale wetgeving. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen soortbescherming en gebiedsbescherming. Deze staan los van elkaar en hebben ieder hun eigen werking.

Het natuur en soortenbeleid krijgt via twee sporen vorm, te weten via de Wet ruimtelijke ordening en via de Flora en faunawet. De Nota Ruimte stelt dat ruimtelijke ingrepen in bepaalde beleidsmatig vastgestelde gebiedscategorieën moeten worden getoetst op mogelijke negatieve effecten voor aanwezige natuur- en landschapswaarden. Deze toetsing volgens het "nee-tenzij principe" is uitgewerkt in de Notitie toepassing compensatiebeginsel Noord-Brabant 1997, en is verder aangescherpt in de Beleidsregel Natuurcompensatie. Hoofduitgangspunt daarbij is dat er per saldo geen verlies aan natuur- en landschapswaarden mag plaatsvinden.

De Flora en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Hierin is vastgelegd welke planten en diersoorten in Nederland beschermd zijn. De Flora- en faunawet verdeelt de beschermde soorten planten en dieren in vier categorieën waarvoor verschillende beschermingsregimes gelden. De "zwaarte" van de voorgeschreven toetsing is afhankelijk van de geplande werkzaamheden en het beschermingsregime van de aangetroffen soorten.

Ten behoeve van een beoordeling voor de flora- en faunawet is een quick scan5 uitgevoerd naar de natuurwaarden van het plangebied. De conclusies van deze scan natuurwaarden zijn:

  • er zijn ten aanzien van de natuurbeschermingswet- en het natuurbeleid geen consequenties in verband met Natura -2000, beschermde natuurmonumenten, EHS en/ of GHS te verwachten;
  • er gaat een klein gedeelte van de bestemming Bos – randzone (Br) en Natuurgebied – rietland met boskavels (Nr) verloren;
  • in het plangebied komen geen beschermde planten, vogels, amfibieën en reptielen of insecten voor;
  • Het is niet uit te sluiten dat in de aanwezige sloot beschermde vissoorten voorkomen (Bittervoorn, Bermpje en de Kleine modderkruiper). Er is geen sprake van negatieve effecten op Bittervoorn en Bermpje. Om het doden of verwonden van de Kleine Modderkruiper te voorkomen, dient gewerkt te worden volgens de gedragscode van de Unie van Waterschappen. Er hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden;
  • Mogelijk worden de aanwezige lanen en houtsingels gebruikt door vleermuizen als migratieroute. Aangezien deze elementen behouden blijven, is er geen sprake van negatieve effecten op vleermuizen, Nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen is niet nodig;
  • werkzaamheden dienen plaats te vinden buiten het broedseizoen van vogels. Het broedseizoen loopt van 15 maart tot en met 15 juli.