direct naar inhoud van Artikel 4 Centrum
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002067-1401

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Begane grond en kelder

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. kantoren;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;
  • f. een bedrijf zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage 3 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging” onder de categorieën A, B of C, waarbij categorie C uitsluitend is toegestaan indien het bedrijf een directe ontsluiting heeft op de hoofdinfrastructuur;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Bedrijf van categorie D2' tevens voor een bedrijf, genoemd onder categorie D2 van de bij deze regels als bijlage 3 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging”;
  • h. wonen, waarbij uitsluitend woningen zijn toegestaan en de vloeroppervlakte per woning ten minste 50 m2 moet bedragen, met dien verstande dat hiervan ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan afwijkende bestaande woonsituaties tevens zijn toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' tevens voor een horecabedrijf categorie 1;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' tevens voor een horecabedrijf categorie 2;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2" tevens voor een horecabedrijf categorie 1 en 2;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' tevens voor een horecabedrijf categorie 2 en 3, met dien verstande dat ten aanzien van het gebouwencomplex Burgemeester Loeffplein /Pastoor de Kroonstraat geldt, dat in dit complex één horecavoorziening is toegelaten;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4a' tevens voor een horecabedrijf categorie 2, 3 en 4a;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4b' tevens voor een horecabedrijf categorie 4b;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca -horeca in kelder- tevens zijn bestemd voor een horecabedrijf categorie 2 en 3 in de kelder;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting' tevens voor een seksinrichting;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'binnendieze' tevens voor de overkluisde waterloop van de Binnendieze en Dieze, waarbij voor de waterloop van toepassing zijn de bepalingen onder de leden a t/m e en h van artikel 15.1 Bestemmingsomschrijving''Water' ;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' voor een ondergrondse parkeergarage, inclusief fietsenstalling;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend voor parkeervoorzieningen;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling' voor een ondergrondse fietsenstalling;
  • u. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies in de vorm van functieondersteunende horeca 2, verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven.

Tweede en hogere bouwlagen

op de tweede en hogere bouwlagen voor wonen, waarbij uitsluitend woningen zijn toegestaan en de vloeroppervlakte per woning ten minste 50 m2 moet bedragen en in de kap geen zelfstandige woningen zijn toegestaan, met dien verstande dat hiervan- ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan- afwijkende bestaande woonsituaties tevens zijn toegestaan; ingeval van woonruimte in de kap moet deze deel uitmaken van de woning op de ondergelegen verdieping;

met dien verstande dat voor alle lagen geldt, dat:

1. de gronden zijn bestemd voor bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;

2. de functies die ten tijde van het in werking treden van dit plan reeds bestonden, tevens zijn toegestaan; 3. ter plaatse van de aanduiding kantoren tevens kantoren en dienstverlening zijn toegestaan op de verdieping.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Er worden in verband met de realisering van deze bestemming geen extra parkeerplaatsen geëist boven het aantal binnen deze bestemming aanwezige parkeerplaatsen, welke dienen te worden gehandhaafd.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel van de hoofdgebouwen in de voorste begrenzing van het bouwvlak moet worden geplaatst en dat binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' de bestaande achtergevel als bouwgrens aan de achterzijde geldt, welke niet mag worden overschreden;
  • b. bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van de sub a omschreven situaties, waarin de bestaande achtergevel als bouwgrens aan de achterzijde geldt, welke niet mag worden overschreden;
  • c. met betrekking tot de maatvoering van de gebouwen geldt, dat: 1. de maximale goothoogte, de maximale hoogte en het maximum aantal bouwlagen als aangegeven in een bij deze voorschriften behorende bijlagenr. 1 "Lijst van gebouwen binnenstad met hoogtematen en aantal bouwlagen" niet mogen worden overschreden;

2. de minimale hoogte van de begane grondlaag hoger moet zijn dan de hoogte van de daarboven gelegen verdieping; 3. hoofdgebouwen met een plat dak uitsluitend mogen worden verhoogd tot de aangegeven maximum hoogte om het hoofdgebouw te kunnen voorzien van een kap, dakschild of attiek;

  • d. maatvoeringen, die ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan reeds bestaan en afwijken van het bepaalde onder c zijn tevens toegestaan;
  • e. de bestaande parcellering en breedte van het hoofdgebouw moet worden gehandhaafd;
  • f. het maximaal aantal -ten tijde van de in werkingtreding van dit plan aanwezige- parkeerlagen van parkeergarages mag niet worden vergroot;.
  • g. samenvoeging van panden en doorbraken in zijmuren tussen panden is niet toegestaan en bestaande zijmuren dienen te worden gehandhaafd, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is voor de bebouwing aan het Burgemeester Loeffplein, Pastoor de Kroonstraat en Tolbrugstraat;
  • h. de bestaande kapvorm en nokrichting mag niet worden gewijzigd;
  • i. ingeval geen kap aanwezig is, mogen hoofdgebouwen worden voorzien van een kap,dakschild of attiek;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding terras' de aanwezige winterterrassen worden gehandhaafd en verbouwd of herbouwd met inachtneming van de huidige maatvoering;
  • k. de gronden met de aanduiding 'onderdoorgang' mogen uitsluitend worden bebouwd indien een onderdoorgang wordt gerealiseerd met een minimale breedte en een minimale hoogte gelijk aan de bestaande hoogte ten tijde van de in werking treding van het plan;
  • l. de binnen de bestemming aanwezige niet-afgesloten stegen, aangegeven als "steeg toegankelijk" in de bij deze regels behorende bijlage 2 mogen niet worden niet worden afgesloten door middel van bebouwing of bouwwerken;
  • m. kelders zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze aanwezig zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan; bestaande kelders mogen niet worden vergroot;
  • n. voor bestaande dakterrassen geldt –met uitzondering van de locatie met de specifieke bouwaanduiding “dakterrassen uitgesloten” - , dat deze zijn toegestaan, zoals deze aanwezig waren ten tijde van inwerkingtreding van dit plan; voor nieuwe dakterrassen geldt, dat deze zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1. de dakterrassen mogen niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg; 2. de hoogte van afscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 meter, gemeten ten opzichte van de vloer waarop wordt gebouwd en worden uitgevoerd in een open transparante constructie; 3. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van cultuurhistorische waarden. o. balkons en erkers aan de voorgevel zijn uitsluitend zijn toegestaan, ingeval en voor zover deze aanwezig zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan van het plan; p. de bestaande hoofdtoegang van (boven)woningen dient te worden gehandhaafd; ingeval geen bestaande hoofdtoegang aanwezig is en realisering daarvan wordt gewenst, dient deze de in de voor- of zijgevel te worden gesitueerd, zulks met een minimale breedte van 1 m.

4.2.3 Aan- en bijgebouwen

Binnen deze bestemming mogen, mits passend binnen het toegelaten bebouwingspercentage, aan- en bijgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

Bijgebouwen mogen in de vorm van aan- of uitbouwen van het hoofdgebouw of in de vorm van vrijstaande bijgebouwen op het erf worden opgericht. Aan- en bijgebouwen zijn tevens mogelijk binnen de bouwvlakken, met dien verstande, dat binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' geen nieuwe aan- of uitbouwen aan de achtergevel zijn toegestaan. Daarnaast gelden de volgende bepalingen:

  • a. het erf mag, tenzij anders is aangegeven in de bestemming, voor 100 % worden bebouwd met aan- en bijgebouwen;
  • b. de hoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,50 m; indien met hellende dakvlakken wordt gebouwd, mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3,50 m, de hoogte niet meer dan 4,50 m en de dakhelling niet meer dan 600 ten opzichte van het horizontale vlak;
  • c. de hoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag; indien met hellende dakvlakken wordt gebouwd mag de goothoogte niet meer bedragen dan de begane grondlaag en hoogte niet meer dan 4,50 meter en de dakhelling niet meer dan 60° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • d. de binnen de bestemming aanwezige niet afgesloten stegen, aangegeven als "steeg toegankelijk" in de bij deze regels behorende bijlage 2 mogen niet worden afgesloten door middel van bebouwing of bouwwerken;
  • e. voor dakterrassen en kelders geldt het hiervoor bepaalde onder 4.2.2 onder n en m.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a. met uitzondering van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3,00 meter bedragen; b. voor bouwwerken met een dak geldt, dat het bebouwingspercentage als hiervoor genoemd onder 4.2.3 onder b in acht dient te worden genomen; c. voor dakterrassen geldt het hiervoor bepaalde onder n; d. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting mogen maximaal 5 meter hoog zijn; e. de binnen de bestemming aanwezige niet afgesloten stegen, aangegeven in bijlage 2 mogen niet worden afgesloten door middel van bebouwing of bouwwerken.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van:

  • a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • b. de cultuurhistorische en archeologische waarde;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • i. de situering van het laden en lossen op het perceel.
4.4 Afwijken van de bouwregels

a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2.2, 4.2.3 en 4.2.4 , waarbij wordt toegestaan dat:

  • 1. gebouwd wordt ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de aangegeven categorieën van de bij deze bestemmingsregels als bijlage 3 behorende behorende Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging", mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen en inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen betreft;
  • 2. de maximale goot- en bouwhoogte wordt vergroot met maximaal 1,50 meter;
  • 3. voor het toestaan van (een) zelfstandige woning(en) in de kap, mits geen sprake is van een monument of een bouwhistorisch waardevolle kap;
  • 4. panden worden samengevoegd, wordt afgeweken van bestaande breedte van panden en doorbraken worden gemaakt in zijmuren , mits de parcellering gehandhaafd blijft en de structuur van de panden zichtbaar blijft;
  • 5. binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' hoofdgebouwen worden uitgebreid tot aan de grens van de bouwvlakken of aanbouwen plaatsvinden aan de bestaande achtergevel ;
  • 6. in het verleden samengevoegde panden worden opgedeeld;
  • 7. de dakhelling wordt gewijzigd ten behoeve van het realiseren van een andere kapvorm;
  • 8. de kaprichting en kapvorm wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande kappenstructuur;
  • 9. kelders worden aangelegd dan wel uitgebreid;
  • 10. erkers worden gebouwd waarbij de voor-, zij- en achtergevel van de hoofdgebouwen met maximaal 1,25 meter mogen worden overschreden;
  • 11. de minimale hoogte van de begane grondlaag lager mag zijn;
  • 12. verspringingen in de voorgevel worden aangebracht;
  • 13. stegen worden overbouwd waarbij de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de aangrenzende gebouwen;
  • 14. hekken in stegen worden gebouwd teneinde deze voor publiek af te sluiten indien sprake is van een voortdurende onaanvaardbare overlast, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten is gewaarborgd; b. er vindt geen beperking van de functionele waarde (schakel in de stedelijke structuur) plaats;

een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor een andere situering van de hoofdtoegang van (boven)woningen dan is bepaald in 4.2.2 onder p, mits:

  • situering als bepaald in 4.2.2 onder p. op redelijke wijze niet geëist kan worden;
  • een andere situering van de hoofdtoegang op redelijke wijze aansluiting vindt bij het openbaar gebied, waarbij de afstand tot het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 30m;
  • de brandveiligheid kan blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
  • de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.

c. Binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' wordt geen toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld onder a sub 2 t/m 12 dan nadat de aanvrager een door een deskundige opgesteld rapport heeft overgelegd, waarbij naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de betrokken bouwwerken in voldoende mate is vastgesteld of ingeval naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het overleggen van voornoemd door een deskundige opgesteld rapport niet nodig is. In het belang van handhaving van bouwhistorische waarden kan het verzoek om af te wijken worden geweigerd of nadere voorwaarden in het belang van handhaving en onderzoek/documentatie van bouwhistorische zaken aan een afwijking worden verbonden. Hierbij kunnen onder meer voorschriften worden opgelegd als hierna genoemd in artikel 4.7.4 onder 2.

4.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  • b. Tenzij onder 4.1 een specifieke bestemming voor horeca in een kelder is aangegeven, mag een kelder niet worden gebruikt als publieksruimte voor horeca; voor het overige geldt, dat gebruik van de kelder ten dienste dient te staan en onderdeel dient te zijn van de functie van de begane grond en/of van de verdieping(en);
  • c. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "dakterrassen uitgesloten" is het gebruik als dakterras verboden;
  • d. Gebruik van ruimten binnen woningen en bij de woningen behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet publieksaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, die vergunningsplichtig zijn volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
    • 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.

e. Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van ruimten binnen woningen en bij woningen behorende bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteiten.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5 onder a en toestaan dat de functies als bedoeld in lid 4.1 op de tweede en hogere bouwlagen worden toegelaten indien de instandhouding van het pand in het gedrang komt en vestiging van genoemde functies een wezenlijke bijdrage levert aan die instandhouding, dan wel indien gebleken is dat de mogelijkheden inzake de haalbaarheid van wonen voor het betreffende bouwperceel of onderdeel daarvan geheel is uitgeput.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5 onder a en toestaan, dat bedrijven worden toegelaten, die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de aangegeven categorieën van de bij deze bestemmingsregels als bijlage 3 behorende Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging", mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen en inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen betreft.
  • c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 4.5 onder e. ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
    • 5. inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, die vergunningsplichtig zijn volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
    • 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop, ondergeschikt aan en in verband met de activiteit.
  • d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5 onder b. voor het vestigen van een zelfstandige - op de begane grond toegelaten - functie in een kelderruimte onafhankelijk van de beganegrondfunctie, mits de kelderruimte over een zelfstandige toegang beschikt, kan worden voldaan aan het Bouwbesluit en geen sprake is van een horecafunctie.
  • e. Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 4.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

4.7.1 Vergunningplicht

Binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

4.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. waarvoor reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub f of artikel 2.2, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is vereist (rijks- of gemeentelijk monument).
4.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bouwhistorische waarden van de gronden en opstallen .

4.7.4 Onderzoeksplicht en voorwaarden omgevingsvergunning

1. De onder 4.7.1 Vergunningplicht genoemde vergunning kan slechts worden verleend nadat:

  • a. bij de aanvrage een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
  • b. naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken in andere beschikbare informatie afdoende zijn vastgesteld, in welk geval het sub a. genoemde rapport niet nodig is.

2. In de omgevingsvergunning kunnen nadere voorschriften worden opgenomen in het belang van handhaving van en onderzoek/documentatie bouwhistorische zaken. Hiertoe kunnen in ieder geval de volgende voorschriften behoren: a. het opleggen van de verplichting tot het toestaan van het verrichten, door of van gemeentewege, van nader bouwhistorisch onderzoek tijdens de uitvoering van de vergunning; b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de bouwhistorische waarden kunnen worden behouden; c. de verplichting de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkend bouwhistoricus; d. voorschriften in het belang van handhaving van en/óf onderzoek van documentatie bouwhistorische zaken, indien na afweging van belangen bouwhistorisch belangrijke elementen moeten verdwijnen.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor zover dit betrekking heeft op het verwijderen van de functieaanduiding als bedoeld in lid 4.1 onder h t/m o, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.